TOTUS TUUS, MARIA !

In opdracht van de Meesteres van alle zielen leg ik ter inleiding op dit wonderbaar geschrift het getuigenis af, dat dit manifest, evenals de later ontstane teksten van het menupunt God en de dieren, de uiteindelijke vruchten zijn van een groot aantal visioenen en private openbaringen via dewelke Maria mij reeds verscheidene jaren vóór het schrijven van De Beekjes van het Heil begon voor te bereiden, alsook van een opmerkelijk aantal ongewone ervaringen met dieren in mijn privaat leven.
De Koningin des Hemels verklaarde op zeker ogenblik dat Zijzelf aan de basis van deze ervaringen lag omdat Zij in mijn eigen leven bewijzen wilde stellen voor de buitengewone doch uiterst onderschatte rol van dieren als kanalen van Gods Liefde en als werktuigen tot vorming van het spirituele leven van mensenzielen.
Met dit getuigenis biedt de Moeder Gods een eerste aanzet tot bezinning voor zielen die ten prooi zouden vallen aan de bekoring, te menen dat spirituele manifesten in verband met de immense rol van dieren en de omgang van mensenzielen met dieren in het kader van de vervulling van de Goddelijke Wet van de Ware Liefde, en wel met het oog op de bestrijding van alle duisternis, ellende en ongeluk in de wereld, niet ernstig hoeven te worden genomen.
Ik sta daarom met mijn hele leven borg voor de authentiek Hemelse Bron van al deze inspiraties.
Myriam, in dienst van Maria, de Meesteres van alle zielen.

DE BEEKJES VAN HET HEIL

Manifest geïnspireerd door de Allerheiligste Maagd Maria

aan Myriam van Nazareth

over de waarde en de rol van de dieren binnen Gods Heilsplan,
als mystieke motivering voor de noodzaak van een
onvoorwaardelijk liefdevolle omgang met de dieren

Inhoudsopgave

Inleiding

1. Het systeem van de Schepping

2. Waarom heeft God de dieren geschapen?
    2.1. Redenen voor de schepping van de dieren
    2.2. Over de veelzijdige gevolgen van de schepping van de dieren

3. Het diepere wezen van het dier. Het eigene van de natuur van het dier

4. De verantwoordelijkheid van de mens jegens het dier
    4.1. De mensenziel als beheerster van de Schepping
    4.2. De relaties binnen de Schepping
    4.3. De herontdekking van de Liefde
    4.4. De relatie tussen mens en dier

5. Spirituele evaluatie van het leed aan dieren aangedaan
    5.1. Het alomvattende bewustzijn van God en van de Moeder Gods
    5.2. Door de satan geïnspireerde benadering van dieren
    5.3. Categorieën van door de satan geïnspireerde benadering van dieren
    5.3.1. Mishandeling in de ware zin van het woord
    5.3.2. Verwaarlozing
    5.3.3. Benadering van, en omgang met, dieren als handelswaar
    5.3.4. Het doden van dieren voor consumptie of als ritueel
    5.3.5. Jacht
    5.3.6. Bedreiging van dieren in hun natuurlijk leefmilieu
    5.4. Spirituele achtergrond van onheilzame omgang met dieren
    5.5. Spirituele strijd tegen onheilzame omgang met dieren

6. De omgang met 'afschuwwekkende' of 'lastige' dieren
    6.1. Omgang met 'afschuwwekkende' of 'angstwekkende' dieren
    6.2. Omgang met 'lastige' dieren

7. Spirituele omlijsting van de dood van een dier
    7.1. Motivatie voor het gebod "gij zult niet doden"
    7.2. Wat gebeurt bij de dood van een dier?

8. Ontsluiting van de Beekjes van het Heil
    8.1. De Beekjes – Essentiële overwegingen
    8.2. Hemelse adviezen voor een totale vernieuwing van de houding
van de mens jegens de dieren

Slotbeschouwing

Inleiding

Dit geschrift is een liefdesverklaring. Het is geschreven in antwoord op een grote genade die de Hemelse Koningin na vele jaren gebed naar Haar Myriam toe heeft laten vloeien. Op grond van een aangeboren diepe Liefde voor de dieren bad ik sedert jaren om een gelegenheid, eerherstel te brengen voor de vele pijnlijke gebreken in de Liefde binnen de omgang van vele mensenzielen met dieren. De verhoring van deze gebeden is nu gekomen, in de vorm van een buitengewone inspiratie vanwege de Meesteres van alle zielen voor dit geschrift, waarin Zij op een unieke wijze inzichten verschaft in een luik van kennis over de werkingen van Gods Heilsplan, dat totnogtoe grotendeels gesloten was.

Dit geschrift is bedoeld als een liefdesverklaring aan God, de Schepper van al wat leeft en de Bron van alle Liefde, en aan alle dieren als bouwwerken van God en kleine verborgen helpers in onze spirituele ontwikkeling. In dit geschrift worden de dieren aan de zielen voorgesteld als beekjes van het Heil. Gods Plan van Heil voor de mensenzielen is volledig gebaseerd op de stroming van Zijn Liefde, de essentie van het Goddelijk Leven. De Heilige Maagd laat aantonen dat ook de dieren een flink onderschatte, zelfs in grote trekken onbekende rol spelen als knooppuntjes in de circulatie van de Liefde doorheen de Schepping, en dat de omgang van de mensenzielen met de dieren een belangrijk aandeel vormt in de mate waarin Gods Werken binnen de Schepping verwezenlijkt worden, daar op dat gebied de stroming van de Liefde veelvuldig blokkeert. Vele zielen snijden zich hierdoor af van de volheid van het Heil, verlagen hierdoor eveneens de staat van genade van de mensheid als geheel, en dragen bij tot de groei van het onevenwicht waaronder de Schepping lijdt op grond van de zondelast die de mensheid doorheen de eeuwen heeft verzameld en waarvan een groot aandeel nooit is uitgeboet noch goedgemaakt.

Ik draag dit geschrift op aan de Meesteres van alle zielen met de intentie, dat door Haar tussenkomst in mensenzielen alle dieren op deze wereld de Liefde mogen ontvangen die zij als bouwwerken van Gods Liefde verdienen.

Doordat Maria hier aan de zielen de dieren openbaart als beekjes doorheen dewelke op ongemerkte wijze veel Heil naar de mensenzielen toe kan stromen, en het Heil zich uitsluitend ontwikkelt en uitwerkt op het fundament van de Ware Liefde, heeft dit geschrift zich tevens ontwikkeld als een diepe verkenning van de Ware Liefde zelf. Mede hierdoor vormt deze nieuwe vrucht van de Wetenschap van het Goddelijk Leven een grote uiting van Gods Liefde, Barmhartigheid en Genade voor de zielen.

Dit geschrift is, zoals alle andere onderdelen in Maria’s Wetenschap van het Goddelijk Leven, een vrucht van mystieke openbaring. Het is hierdoor drager van kenniselementen die, zoals dit met alle mystieke geschriften het geval is, ten dele een aanvulling vormen op de kennis die totnogtoe over dit luik van Gods Heilsplan algemeen is erkend. Bepaalde van deze door de Hemelse Koningin geschonken inzichten zullen, ondanks hun Hemelse oorsprong en dus hun waarheid, aanleiding geven tot onbegrip bij sommige zielen, temeer daar de aanvaarding van deze inzichten voor deze zielen de noodzaak met zich mee zal brengen, dat zij bepaalde elementen van hun gedrag en hun levensvisie grondig zouden moeten wijzigen. Niettemin heb ik mij in deze verkondiging, zoals steeds, niet laten leiden door enige menselijke overweging, doch louter en alleen door de Liefde en door de gehoorzaamheid aan Diegene jegens Wie ik geloften heb afgelegd: De Meesteres van alle zielen verkondigt geen enkel woord dat niet uit de Bron van Gods Waarheid ontspringt. Haar Myriam heeft jegens Haar de gelofte afgelegd, deze verkondiging jegens de zielen onvoorwaardelijk ten uitvoer te brengen.

Zo verkondig ik bij deze de dieren als kleine beekjes doorheen dewelke God een aanzienlijke stroom van Zijn Liefde stuurt, en als kanaaltjes die de zielen helpen drenken aan de Bronnen van het Heil, en nodig ik in Maria’s naam de zielen die het met sommige elementen van dit geschrift eventueel wat moeilijker zouden hebben, ertoe uit dat zij niet de Meesteres van alle zielen noch Haar Myriam voor deze moeilijkheid verantwoordelijk zouden maken, doch zich met Gods genade zouden aansluiten bij Maria’s Ketting van Licht in gebed voor fundamentele veranderingen in onze samenleving en in het menselijk denken, die doorheen de eeuwen steeds verder van Gods opvattingen en Zijn Wet zijn afgeweken, en die daardoor als enigen verantwoordelijk zijn voor het feit dat precies datgene wat rechtstreeks uit Gods Hart in de zielen wordt gelegd, vaak tot de grootste bron van innerlijke strijd wordt. Deze strijd kan en moet voor de hele menselijke samenleving aanzet worden tot een terugkeer naar de Bron: Gods Hart. Dit was reeds de essentie van de stelling waarvoor Jezus in de wereld is gekomen en de Dood aan het Kruis heeft aanvaard.

Op ieder van ons, als door God bedoelde kroon op Zijn Scheppingswerk, rust de heilige plicht, door een heilig leven, denken en voelen de harmonie binnen de Schepping te helpen herstellen. Wij kunnen daartoe het beste beginnen bij de contacten met alle medeschepselen die Gods Voorzienigheid op onze levensweg toelaat: medemensen en dieren. Wat de contacten met deze laatste categorie betreft, wil de Moeder Gods in dit geschrift de deur openen naar een volkomen nieuwe beleving en toepassing van de Ware Liefde.

In Liefde, en ten dienste van de Meesteres van alle zielen,

Myriam – september 2011

Hoofdstuk 1

Het systeem van de Schepping

God is de Schepper van al het levende en al het niet levende. Van het niet levende om ons heen komt veel uit de hand van mensen. Desondanks is de mens nooit schepper, doch hooguit vormgever van dingen. De wezenskern van al het niet levende bestaat uit mineralen en grondstoffen die uitsluitend door God zijn voorzien. Ook het levende bestaat uit mineralen en grondstoffen, doch is tevens doordrongen van een unieke, niet tastbare factor: de bezieling, datgene wat leven geeft. De wezenskern van al het levende wordt hierdoor tot een diep mysterie.

De eerste levende wezens die door God werden geschapen, waren de engelen. Zij hebben geen stoffelijke, tastbare component, zij bestaan louter uit niet tastbare geest. Zij zijn louter ziel zonder stoffelijk lichaam. De mens was het eerste wezen dat in wezen ziel is, doch bekleed is met een stoffelijk lichaam door hetwelk de mens zich op aarde moest kunnen bewegen. De mensenziel zou op aarde een leven leiden dat ook een stoffelijk niveau zou bevatten.

God had in Zijn Scheppingsplan ook de dieren en planten voorzien, die eveneens deze ontastbare factor die 'leven' heet, in zich zouden dragen. In de mens zou God het Wonderwerk van de Schepping voltooien, door in de mens het leven een extra dimensie te geven: de ziel in al haar complexiteit, die deze van alle dieren en planten zou overtreffen. De aard van het leven verschilt in hoge mate in complexiteit naargelang de soorten levende wezens. Reeds minder complex dan de natuur van de mens is de natuur van het dier, en ook tussen de ontelbare verschillende diersoorten varieert deze complexiteit in talrijke trappen van hoger naar lager. In de plantenwereld ligt de complexiteit van het leven nog wat lager, eveneens met onderlinge gradaties.

Wat de mens binnen de Schepping uniek maakt, is het feit dat hij als enige onder de levende wezens in de ware zin van het woord een ziel heeft. Dieren en planten hebben niet in de ware zin van het woord een ziel, doch een 'levensprincipe', dat bij de dieren, vooral bij de hogere diersoorten zoals onder meer de ons bekende huisdieren, complexer is dan bij de planten. Het belangrijkste verschil tussen de menselijke ziel en het levensprincipe van het dier, ligt hierin, dat de mensenziel draagster is van de richtlijnen en voorschriften om Gods Wet actief na te leven, en van de kiem van de heiligheid. Voor alle duidelijkheid: Gods Wet is het geheel van de Goddelijke beschikkingen en raadsbesluiten die de hele Schepping regelen en erop gericht zijn dat Gods Plannen en Werken tot voltooiing kunnen worden gebracht.

De Meesteres van alle zielen definieert de kiem van de heiligheid als:

  • het bouwplan van het Goddelijk Leven in de ziel: het programma voor de mogelijke ervaring en de mogelijke ontwikkeling van het Goddelijk Leven in de ziel;

  • het vruchtbeginsel van datgene wat de ziel kan laten uitgroeien tot Gods beeld en gelijkenis;

  • het zaadje van God Zelf dat de Schepper in elke ziel heeft gelegd.

Deze definities staan niet los van elkaar, integendeel: Zij vullen elkaar aan, omdat zij precies hetzelfde beschrijven, doch slechts bekeken vanuit verschillende hoeken.

Het unieke van de mensenziel bestaat dus hierin, dat zij voorzien is van het vermogen om geheiligd te worden. Heiliging is het ontwikkelingsproces waardoor de ziel door al haar innerlijke gesteldheden en alles wat van haar uitgaat, in een steeds hogere mate rechtstreeks Gods Werken kan helpen bevorderen en de voltooiing van Zijn Plannen kan helpen bespoedigen. Anders uitgedrukt: Heiliging is het proces waarbij de mens in zijn beleving, in zijn gevoels- en denkwereld in overeenstemming wordt gebracht met Gods verwachtingen en met de kern van Zijn Wezen. Ook hier wordt tweemaal hetzelfde uitgedrukt, slechts vanuit een verschillende hoek bekeken.

Het dier en de plant kunnen niet geheiligd worden. Zij hebben niet het voorrecht gekregen, uit te groeien tot beeld en gelijkenis van God, en kunnen hierdoor ook niet rechtstreeks Gods Werken en Plannen helpen bevorderen. Zij, en dan vooral de dieren, kunnen dit wel op onrechtstreekse wijze, via de mensenziel. Dit gegeven vormt de kern van dit geschrift, zoals gaandeweg zal blijken.

Een eveneens unieke component van de mensenziel is het geweten. De Meesteres van alle zielen definieert het geweten als het systeem dat de mens in staat stelt om berouw te voelen over zijn overtredingen tegen Gods Wetten, het verlangen te krijgen om deze overtredingen weer goed te maken (boetvaardigheid), en voortaan deze overtredingen te vermijden. Het geweten is het stuurmechanisme voor alle gedragingen en innerlijke gesteldheden van de ziel, het waarschuwingssysteem dat God de ziel heeft geschonken en waardoor de ziel op elk ogenblik geïnformeerd kan worden over de staat waarin zij zich in Gods ogen bevindt en over de mate waarin haar toestand beantwoordt aan Gods verwachtingen.

De dieren en planten zijn niet uitgerust met dit regelmechanisme. De hogere diersoorten bezitten weliswaar het vermogen om uit hun gedragingen en ervaringen te leren, doch dit vermogen gaat niet gepaard met een vermogen tot heiliging, en ook niet met enig zondebesef. Anders uitgedrukt: Dieren dragen niet, zoals dit bij de mensenziel wel het geval is, het vermogen om aan te voelen of hun gedragingen al dan niet in overeenstemming zijn met Gods Wetten van heiliging. Dit alles betekent meteen ook, dat dieren en planten niet kunnen zondigen. Zondigen, kan uitsluitend de mensenziel, omdat zij Gods Wet in zich draagt en wordt geacht, deze in alles toe te passen. Zondigen, is precies het overtreden van Gods Wet, en veronderstelt een vermogen om te weten of iets in Gods ogen verkeerd is of niet.

Even concreet gesteld: Een dier zondigt bijvoorbeeld niet wanneer het een ander dier of een mens doodt of schade berokkent; de mens daarentegen, die een medeschepsel doodt of schade toebrengt, zondigt wel. Wij kunnen het ook zo beschouwen: God verlangt slechts van de mensenziel een leven in volkomen overeenstemming met Zijn Wet, omdat slechts de mensenziel het vermogen heeft gekregen om Zijn Wet te kennen, en het verschil te kennen tussen het goede (alles wat de verwezenlijking van Gods Werken bevordert) en het kwade (alles wat de verwezenlijking van Gods Werken tegenwerkt). Hierover later meer.

God voorzag Zijn Schepping als een systeem binnen hetwelk de diverse soorten van levende wezens in volkomen harmonie met elkaar zouden leven. Samen vormen al deze vele miljarden levende wezens op aarde een reusachtig onzichtbaar netwerk, waarvan elk levend wezen een knooppunt vormt, en alle knooppunten onderling verbonden zijn.

Doorheen dit netwerk stuurt God ononderbroken stromen van Liefde. De Goddelijke Liefde is de essentie, het diepe wezen en de brandstof van alle leven. Tussen de talrijke levenssoorten verschilt het vermogen om de Goddelijke Liefde in zich op te nemen, in zich te laten rijpen, en te laten verder stromen. De mensenziel bezit hiertoe het grootste vermogen. Om deze reden stuurt God de stromen van Zijn Liefde allereerst doorheen de mensenzielen. Zij hebben de opdracht gekregen, de 'dragers' van het netwerk van de Schepping te zijn. Op de mensenzielen rust echter de heilige verplichting, deze liefdesstromen:

  • ongeremd in zich op te nemen;

  • in zich tot rijping (tot ontplooiing) te brengen, dit wil zeggen: deze zodanig te verwerken dat zij de ziel naar steeds hogere trappen van heiliging kunnen verheffen, of anders gezegd: dat de ziel zich zodanig met de Goddelijke Liefde zou voeden dat zij haar levensopdracht, het Wezen van God en Zijn Goddelijk Leven steeds méér te benaderen, kan vervullen;

  • te laten doorstromen naar alle andere levende wezens waarmee zij op welke wijze dan ook op haar levensweg in contact komt.

Het feit dat God Zijn Liefde in de eerste plaats naar de mensenzielen laat stromen, betekent niet dat Hij de mensenzielen 'méér liefheeft' dan de dieren of planten: Gods Liefdegave is steeds volkomen, Hij verzwakt deze in geen enkel geval en houdt nooit iets terug. De Meesteres van alle zielen drukt dit zo uit: De Goddelijke Liefde is één en ondeelbaar. Zij wordt steeds in haar volheid geschonken, alleen kan het vermogen om haar op te nemen, van schepsel tot schepsel in zeer hoge mate verschillen. Daarom kan de mate waarin God Zijn Liefde geeft, niet 'gemeten' worden in 'meer' en 'minder'. Het feit dat God Zijn Liefde in de eerste plaats naar de mensenzielen toe laat stromen, betekent wel, dat Hij de mensenzielen met een 'hogere' rol als rechtstreekse deelnemers in Zijn Heilsplan heeft bedacht.

Doordat op aarde alleen de mensenzielen het vermogen tot heiliging bezitten en eveneens de enige schepselen zijn die kunnen zondigen, zijn zij de enige rechtstreekse deelnemers aan Gods Heilsplan.

Ter herinnering: Het Heilsplan is het Plan van God dat hieruit bestaat, dat alle zielen de kans krijgen om zich te heiligen en daardoor, ondanks de erfzonde, de Eeuwige Gelukzaligheid te verwerven en ieder op zich bij te dragen tot het verheffen van de hele mensheid naar een steeds hoger niveau van Heil. De uiteindelijke doelstelling van Gods Heilsplan is de grondvesting van Gods Rijk op aarde. De ontwikkeling van het Heilsplan wordt volledig door het gedrag van alle mensenzielen van alle tijden gedragen. De andere levende wezens spelen in de ontwikkeling van het Heilsplan slechts een onrechtstreekse rol. In deze onderrichting wil de Meesteres van alle zielen precies aantonen hoe groot deze onrechtstreekse rol is. Omdat slechts de mensenzielen de rechtstreekse acteurs in de ontwikkeling van dit grote Goddelijke Plan zijn, stroomt Gods Liefde in de eerste plaats naar de zielen toe, en dragen zij de verantwoordelijkheid om mogelijk te helpen maken dat deze essence van het Goddelijk Leven optimaal in de Schepping wordt ingebouwd.

God laat Zijn Liefde weliswaar ook rechtstreeks naar dieren en planten stromen (anders zou in deze wezens geen leven mogelijk zijn), doch een groot gedeelte van Zijn Liefde laat Hij doorheen de mensenzielen naar dieren en planten stromen, zodat wij kunnen zeggen dat deze laatsten Gods Liefde zowel rechtstreeks van God als onrechtstreeks (via de mensenzielen) ontvangen.

Dit is wat het betekent wanneer de Meesteres van alle zielen zegt dat de mensenziel God naar de hele Schepping toe moet helpen vertegenwoordigen, en daarom de verplichting heeft om ervoor te zorgen dat zij daartoe in staat is, door een zo groot mogelijke zuiverheid. De waarde van elk mensenleven voor Gods Werken en Plannen wordt daarom door God bij het levensoordeel over elke ziel mede afgemeten volgens de mate waarin deze ziel Zijn Liefde aan de hele Schepping, in het bijzonder aan de dieren, heeft doorgegeven. Verder in dit geschrift zal blijken dat deze stelling van de Koningin des Hemels van essentieel belang is.

God verlangt dat elk contact tussen levende wezens getekend zou zijn door een volkomen, onvoorwaardelijke Liefde. Deze Liefde is immers de draagster van alle Leven, en zonder Goddelijk Leven kan Gods Rijk niet op aarde komen. Dit betekent dat de levende wezens de Goddelijke Liefde die zij van God ontvangen als brandstof en bouwstof voor het leven, in niet verontreinigde vorm moeten laten stromen. Het is belangrijk, er hier reeds op te wijzen dat de stroom van de Goddelijke Liefde slechts door de mensenziel verontreinigd kan worden, omdat de dieren en planten niet het vermogen tot heiliging bezitten, geen geweten bezitten, en derhalve ook niet kunnen zondigen. Dit betekent meteen dat

de verantwoordelijkheid voor een vlotte stroming van de Ware Liefde
doorheen de Schepping uitsluitend rust op de mensenziel.

De stroming van de Goddelijke Liefde doorheen het netwerk van de Schepping wordt bestuurd door de Goddelijke Intelligentie.

De Ware Liefde stroomt dus vanuit Gods Hart in de eerste plaats naar de mensenzielen toe, en deze laatsten dragen de verantwoordelijkheid om deze Liefde in te bouwen in hun werken, woorden, gedachten, gevoelens en verlangens. Het enige dat de mate bepaalt waarin de zielen de Liefde in zich inbouwen, is het gebruik van de vrije wil door elke mensenziel. Het juiste gebruik van de vrije wil, dit wil zeggen het gebruik ervan ten gunste van Gods Werken en met het oog op de vervulling van Gods Wil, is in de mensenziel aangetast sedert de erfzonde.

De verminderde opname van de Goddelijke Liefde in steeds méér mensenzielen heeft zware gevolgen: De stroming van de Goddelijke Liefde doorheen de Schepping wordt hierdoor steeds zwakker, zodat Gods Tegenwoordigheid in de Schepping steeds minder duidelijk wordt. Dit is de rechtstreekse oorzaak van alle ellende, van alle lijden en zelfs van de natuurrampen op deze wereld. De hele Schepping (mensenzielen, dieren, planten en natuurelementen) lijdt hieronder, doordat de verzwakking van de stroming van Gods Liefde en de talloze onderbrekingen ervan in ontelbare knooppunten binnen het netwerk van de Schepping voor zware verstoringen van het evenwicht binnen het gehele systeem van de Schepping zorgt. De ontelbare zielen die Gods Liefde niet of onvoldoende in zich opnemen, zijn steeds minder in staat om het heiligingsproces in zich te voltrekken. Hun daden, gedachten, gevoelens en verlangens worden steeds minder vruchtbaar voor Gods Werken en Plannen, en zij zijn steeds minder in staat om hun vrije wil in dienst te stellen van Gods Wil, die de motor is van alle Leven binnen de Schepping.

De Schepping kan slechts worden hersteld, en alle ellende slechts van de aardbodem verdwijnen, in de mate waarin méér zielen de Ware Liefde naar méér medeschepselen (mensen en dieren, en zelfs de plantenwereld) brengen.

De werking en ontwikkeling van het systeem van de Schepping in overeenstemming met Gods Wet berust volledig op de onderlinge uitwisseling van Liefde, zorgzaamheid en hulp. Vooral de mensenziel draagt de verantwoordelijkheid voor de instandhouding van de levenskracht in alle medeschepselen die op haar pad komen.

Door Liefde in al haar uiteenlopende uitingen uit te stralen, versterkt de ziel in haar medeschepsel het contact met God Zelf. De ziel vertegenwoordigt daarbij als het ware God Zelf jegens haar medeschepsel. Elke handeling, woord, gedachte of gevoel van oprechte Liefde jegens een medeschepsel – mens of dier – versterkt de stroming van Gods Liefde doorheen de Schepping, en verzwakt de duisternis.

Voor een juist begrip van dit geschrift is het van groot belang, dit hele systeem ononderbroken heel goed voor ogen te houden.

Hoofdstuk 2

Waarom heeft God de dieren geschapen?

2.1. Redenen voor de schepping van de dieren

God doet niets 'zomaar'. Alles heeft een zin, die doorgaans veel dieper reikt dan het menselijk verstand kan bevatten. Wanneer wij vaststellen hoeveel diersoorten er bestaan (over de hele wereld zijn momenteel een kleine twee miljoen diersoorten bekend, en jaarlijks worden duizenden nieuwe – dit wil zeggen: voordien onbekende – soorten voor het eerst geregistreerd, zodat wordt aangenomen dat het ware aantal verscheidene miljoenen soorten bedraagt), moeten wij wel vermoeden dat God met het bestaan van de dieren, en van elke diersoort op zich, welbepaalde bedoelingen moet hebben. De vraag waarom God de dieren heeft geschapen, wordt door de Meesteres van alle zielen als volgt beantwoord. God heeft de dieren geschapen:

     1. omdat Hij er behagen in schiep, een grote verscheidenheid aan levensvormen te scheppen. De mens mag dan zichzelf als het centrum van de Schepping beschouwen, niettemin vormt hij slechts één onder zeer vele soorten schepselen. God voorzag van meet af aan het bestaan van zeer veel uiteenlopende diersoorten, en Gods Wet bepaalde dat deze niet onafhankelijk van elkaar zouden leven, doch samen een complex systeem zouden vormen, waarvan de ontelbare componenten (miljarden mensen en nog veel méér dieren) samen een netwerk van Liefde in stand zouden houden. Dit netwerk bestaat uit ontelbare kanalen langsheen dewelke de Goddelijke Liefde doorheen de Schepping moet stromen. Het hele netwerk met al zijn onderlinge verbindingen moet uiteindelijk Gods Plannen dienen. Zolang het systeem in evenwicht is, bevordert het de verwezenlijking van Gods grote Heilsplan voor de hele Schepping. Het gevolg daarvan is Geluk onder de mensenzielen, wat tot uitdrukking komt in een grote innerlijke Vrede, en daardoor in een geringe zondelast, want de Meesteres van alle zielen wijst er met klem op, dat de zonde toeneemt naarmate meer zielen in grotere innerlijke onvrede verkeren, en afneemt naarmate meer zielen in grotere innerlijke Vrede verkeren.

In dit groot netwerk van de Goddelijke Liefde vormt elk levend wezen een knooppunt, doorheen hetwelk Liefde moet stromen in diverse richtingen. Zo is de hele Schepping een systeem dat volledig op de Goddelijke Liefde is gebouwd. Niet slechts elke mensenziel, doch ook elk dier vormt een dergelijk knooppunt. De grootte van elk knooppunt wordt hoofdzakelijk bepaald door de spirituele ontwikkeling van het betreffende levende wezen, en door diens roeping, respectievelijk de rol waartoe het door God is geroepen, of nog anders uitgedrukt: de opdracht die dit schepsel heeft gekregen om gedurende zijn leven op aarde te vervullen. Zo vormt een lid van de zogenaamde hogere diersoorten (hond, kat, paard...) een groter knooppunt dan bijvoorbeeld een lid van de lagere diersoorten (insecten enzovoort).

     2. omdat Hij de mensenziel de ontmoeting met wezens van de meest uiteenlopende aard wilde laten ervaren. In deze bedoeling schuilt Gods grote Liefde voor de mens. De Liefde is een Goddelijk verschijnsel, en zoals alles wat Goddelijk is, kan het zich in oneindig vele uiteenlopende vormen manifesteren. De Meesteres van alle zielen drukte het ooit zo uit: Alles wat Goddelijk is, blijft zich eindeloos ontdubbelen, zoals een roos waarvan de blaadjes zich eindeloos lijken te ontvouwen, laag na laag. In de oneindige verscheidenheid van de wijzen waarop de Liefde zich kan vertonen, ligt de grootste bron van de Eeuwige Gelukzaligheid in de Hemel. Anders uitgedrukt: Voor de ziel bestaat de toestand van gelukzaligheid in wezen hierin, dat zij met eindeloze ervaringen van een oneindige verscheidenheid aan verrukkingen wordt geconfronteerd. Welnu, God had het leven van de mensenziel op aarde ook reeds bedoeld als een toestand van verrukkingen (het Aards Paradijs). De ervaring van het contact met zeer vele verschillende levensvormen zou voor de mensenziel bijdragen tot de toestand van verrukkingen.

Elk levend wezen is voorzien van uiteenlopende vermogens om Liefde in zich op te nemen en door te geven. Het getuigt van Gods almacht en grootheid, dat er verscheidene miljoenen verschillende diersoorten bestaan, dat elk van die soorten vele soortgebonden eigenschappen, kenmerken en gedragspatronen vertonen, en dat tussen de afzonderlijke individuen binnen eenzelfde diersoort nog eens vele verschillen bestaan (net zoals dit tussen alle mensen op deze wereld het geval is). Deze enorme verscheidenheid zorgt ervoor, dat de ontelbare miljarden dieren op deze wereld in Gods netwerk van Liefde knooppunten vormen die onderling totaal verschillend geaard zijn en doorheen dewelke Gods Liefde in ontelbare verschillende uitingen kan stromen.

Waarom die enorme verscheidenheid? Dit mysterie ligt in Gods Hart geborgen, doch in het licht van het feit dat de hele Schepping uiteindelijk in de eerste plaats is bedoeld om de mensenziel te ondersteunen op haar weg naar de heiliging, de spirituele vervolmaking, moet God de diversiteit van de Schepping hebben bedoeld als een veelzijdige uitdaging voor de mensenziel om met liefdesstromen van de meest uiteenlopende aard te leren omgaan.

God heeft de dieren geschapen als geschenken van Liefde voor de mensenzielen. Elk dier is een wezen dat in staat is om Liefde te ervaren – al naargelang de diersoort is dit vermogen sterker of minder nadrukkelijk aanwezig – en Gods Liefde te laten doorstromen. De mensenziel is zo geschapen dat het hart (het zijnsniveau van de ziel waarop de gevoelens worden ervaren en verwerkt) in staat is om met zeer uiteenlopende emoties te reageren op waarnemingen (bijvoorbeeld op deze van de oneindige verscheidenheid aan dieren en hun ontelbare prachtige kenmerken en eigenheden) en op al datgene wat op niet waarneembare wijze van alle medeschepselen uitgaat.

In de mate waarin een mensenziel zuiverder op Gods Tegenwoordigheid is gericht, kunnen deze waarnemingen intenser en scherper zijn. Elk van deze ontelbare kenmerken, die verschillen van soort tot soort en van schepsel tot schepsel, heeft binnen Gods Heilsplan een specifieke betekenis. Elke diersoort heeft ontelbare specifieke kenmerken, binnen elke diersoort heeft elk individu op zijn beurt nog eens zeer vele eigen kenmerken. In waarheid vormt elk dier een wereld op zich, die echter met al die ontelbare andere 'werelden' in verbinding staat. Dit alles samen wordt bestuurd en bewaakt door Gods Intelligentie, Wijsheid en Voorzienigheid.

     3. omdat Hij voor elk individueel schepsel, dier zowel als mensenziel, een heel specifieke rol heeft voorzien. De heiliging van de mensenziel is een heel complex proces, dat uit heel veel stappen bestaat. De ziel is als een Goddelijk bouwwerk dat uit zeer vele kamertjes is opgebouwd, in dewelke zich de ontwikkeling van vele vermogens en deugden voltrekt. Zij kan derhalve via vele uiteenlopende kanalen worden gereinigd, dit wil zeggen: tot beeld en gelijkenis van God worden opgepoetst. Om deze reden kan de ziel door de meest uiteenlopende indrukken worden geraakt, zowel positief als negatief. Afhankelijk van de ontwikkelingen die een ziel doormaakt, en de ervaringen die zij gedurende haar leven in zich heeft ingebouwd, kan zij hetzij door invloed A, of door invloed B, C, D enzovoort, het beste in haar wezenskern worden geraakt. Zo kan elk dier op een verschillende wijze een mensenziel beïnvloeden. Naargelang de specifieke eigenheid van een welbepaald dier kan het precies in de zieke plekken van een welbepaalde mensenziel inhaken, enzovoort. God heeft dit alles voorzien. Dit is één van de redenen waarom Hij zoveel diversiteit in Zijn Schepping heeft gebracht.

Precies omdat geen mensenziel de rol van elk dier kan kennen, begrijpen en in verbinding kan brengen met de rol van elk ander schepsel, komt het de mensenziel niet toe, over leven en dood van specifieke dieren te beslissen. Deze Hemelse stelling is van zeer groot belang voor een juiste inschatting van het gedrag van de mens ten aanzien van de dieren. God heeft elke diersoort – en binnen elke soort elk individu – heel specifieke kenmerken, eigenschappen, neigingen en gedragspatronen meegegeven, precies omdat al deze variatie ook uiteenlopende benaderingen vanwege de medeschepselen, bijvoorbeeld de mens, noodzakelijk maken.

Elk schepsel heeft zijn 'eigenheden' omdat het deze nodig heeft voor de vervulling van zijn specifieke rol binnen de Schepping. Voor bepaalde dieren ligt deze rol grotendeels in bepaalde taken in de natuur (denken wij bijvoorbeeld aan de bodemdieren, die vaak een grote rol spelen bij de instandhouding en verbetering van de vruchtbaarheid van de grond), voor andere dieren ligt deze rol in hoge mate in hun aandeel in relaties met mensenzielen (denken wij aan de huisdieren, die door Gods Intelligentie zijn voorbereid op het samenleven met mensen, waardoor zij het karakter en de spirituele gesteldheden van deze zielen kunnen helpen vormen).

     4. omdat Hij de mensenzielen helpers wilde geven voor hun leven op aarde. De Schepper schiep eerst de dieren, doch bekroonde Zijn Scheppingswerk met de mensenziel, van wie Hij het verlangen koesterde dat deze een leven zou leiden naar Zijn beeld en gelijkenis, en Hem naar de hele Schepping toe zou vertegenwoordigen, met andere woorden: Zijn Tegenwoordigheid en de heiligheid van Zijn Wezen naar de Schepping toe voelbaar zou maken. God voorzag de dieren in bepaalde opzichten als helpers voor de mens. Zij zouden hem door bepaalde eigenschappen van dienst kunnen zijn, bijvoorbeeld door hun lichaamskracht. Hiervan heeft de mens inderdaad ruim gebruik gemaakt, vooral door bepaalde dieren als rijdier of als hulpkracht in de landbouw in te zetten.

Deze vierde reden was niet Gods voornaamste bedoeling. Er moet op gewezen worden dat God de dieren niet onvoorwaardelijk als helpers aan de mens heeft toevertrouwd. De altijd geldende voorwaarde was, dat de mens het dier niet zou uitbuiten noch op enige wijze zou behandelen die in strijd is met Gods Wet van Liefde, doch met het dier een samenwerkingsrelatie kon aangaan, waarbij de ziel de verplichting op zich zou nemen, het dier met Liefde, zachtheid en consideratie in haar activiteiten in te schakelen. Dit zou dan niet ten koste van wat dan ook gebeuren, doch in een gesteldheid van gezonde samenwerking met inachtneming van de behoeften en het welzijn van het dier.

Vergeten wij niet, dat God de dieren aan de mensenziel toevertrouwde vóór de eerste zielen de erfzonde bedreven. Sedert de erfzonde verkeert de mensenziel niet meer 'automatisch en spontaan' in een gesteldheid van Ware Liefde. Om deze reden worden in deze wereld dieren slechts zelden in een samenwerkingsverband met de mens ingeschakeld volgens de voorwaarden die God hieraan heeft gesteld.

God heeft eveneens voorzien dat dieren op grond van bepaalde eigenschappen het lichamelijk welzijn van de mens kunnen helpen verbeteren. Vele diersoorten kunnen tot leveranciers van geneeskrachtige stoffen worden. Een voorbeeld is de olie die wordt gewonnen uit de lever van haaien of van bepaalde vissoorten. Een ander voorbeeld is het gif van bepaalde soorten slangen en spinnen, dat volgens homeopathische principes zodanig wordt verdund en 'gepotentieerd' dat dit gif in het menselijk lichaam niet meer werkt als gif, doch als een uiterst milde prikkel op een levensniveau dat hoger ligt dan het stoffelijke, zodat welbepaalde genezingsmechanismen in het lichaam zelf hierdoor worden opgewekt.

Hier geldt dezelfde voorwaarde: De mens mag dergelijke stoffen uit het lichaam van deze dieren afnemen, op strikte voorwaarde dat de dieren hiervoor niet worden gedood, niet op welke wijze dan ook worden mishandeld, dat zij van de 'ingreep' op geen enkele wijze (noch lichamelijk noch geestelijk) schade ondervinden, en dat deze 'ingreep' strikt gebeurt volgens een procedé dat in overeenstemming is met de Wet van de Liefde. Indien ook maar één van deze voorwaarden niet wordt vervuld, wordt deze inschakeling van dieren voor de bevordering van het menselijk welzijn door God verworpen. Later kom ik hierop terug.

God voorzag de dieren ook als helpers voor de mensenzielen in de zin van bruggen naar geestelijke en spirituele genezing. Ook daarop kom ik nog terug.

2.2. Over de veelzijdige gevolgen van de schepping van de dieren

Het feit dat God de dieren heeft geschapen, heeft voor de mensenzielen gevolgen, die zeer veel groter zijn dan de zielen gewoonlijk beseffen. De dieren spelen ongemerkt een belangrijke onrechtstreekse rol in Gods Heilsplan. Laten wij enkele stellingen van de Meesteres van alle zielen beschouwen om dit duidelijk te maken:

     1. Het behoort tot de grote levensopgaven van elke mensenziel, Gods Liefde te leren herkennen en tot de stroming ervan bij te dragen. De dieren vertegenwoordigen in de Schepping in vele opzichten de eenvoud. Naarmate de menselijke samenleving zich doorheen de geschiedenis verder ontwikkelde, vielen steeds méér mensenzielen ten prooi aan de verblinding, dat de wetenschap en de technologie God kunnen vervangen, en dat het menselijk verstand de wereld kan regeren. Deze visie heeft het systeem van de Schepping zware schade toegebracht, en deze schade blijft zich in onze tijd sneller dan ooit uitbreiden. De mens heeft zich in wetenschap en technologie en in vele denksystemen afgoden gebouwd, en de ene ware God terzijde geschoven. Talloze mensenzielen hebben hierdoor de kostbaarste schat verloren: het aanvoelen van Gods Tegenwoordigheid, Zijn Liefde, en de effecten van Zijn Werken.

Doorheen de dieren echter, wil God de zielen de grote les leren, dat zij met God, Zijn Mysteries, de Ware Liefde en het Ware Geluk geen aansluiting kunnen vinden via de verworvenheden van de moderne wetenschap en technologie noch door de vele menselijke denksystemen, doch louter en alleen via hun eigen hart: God heeft oneindig veel schatten van Zijn Liefde verborgen in de 'onmondige' schepselen (de hele dieren- en plantenwereld), die echter door vele mensenzielen worden miskend en zelfs geminacht. In vele mensenzielen is de Liefde zozeer afgezwakt dat zij de waarde van alles om zich heen uitsluitend afmeten aan de materiële opbrengst (geld, bezittingen) die het hen in dit leven kan opleveren. Dit alles wordt dan niet benaderd vanuit de liefdesstroom in het hart, doch vanuit een rekenende geest. Om deze reden worden de dieren op grote schaal miskend of vaak minstens vanuit een houding van liefdeloosheid en onverschilligheid benaderd.

De Meesteres van alle zielen roept de mensenzielen op tot een grondige herwaardering van de natuur, in het bijzonder van de dieren die op hun levensweg komen, want zij vormen allemaal in de meest uiteenlopende graden en vormen schatkamers van Gods Liefde. Wij hoeven slechts een dier met aandacht te bekijken, om te kunnen vaststellen met welke Intelligentie en Liefde het is gemaakt: Elk dier heeft zijn eigen bouw, kenmerken, schoonheden, gedragingen... een verzameling van talloze elementen die aantonen dat het is gemaakt met een volmaakte zorg die slechts God alleen kan opbrengen. Later kom ik terug op de diersoorten die door de mens gewoonlijk negatief worden benaderd.

Elke mensenziel kan Gods Aanwezigheid in de natuur leren ontdekken. Wanneer U in een rustig natuurgebied, langsheen een wandelweg of in een bos wandelt, en U komt helemaal tot rust, heeft dit effect niet louter een biologische (verse lucht) of psychologische oorzaak (minder stress), doch wijst dit in de eerste plaats op een opening van Uw ziel, die Gods aanraking doorheen al het ongedwongen natuurlijke leven om U heen heeft gevoeld. In een ziel met een voldoende openheid naar het bovenwereldse toe, kan dit effect des te dieper inwerken naarmate de omgeving natuurlijker is, dit wil zeggen: naarmate zij vrijer is van menselijke invloeden en factoren. Onder 'menselijke invloeden en factoren' moet U daarbij gebouwen, verkeer en menselijke activiteit verstaan, die allemaal van de onrust en onvrede van het wereldse zijn doordrenkt.

Het ongedwongen natuurlijke leven is het geheel van de zijnstoestand, de groei en bloei, de ontwikkeling en de activiteiten van planten en dieren in de mate waarin deze vrij zijn van menselijke inmenging en daardoor louter de uitwerking vertonen van Gods Plan en Intelligentie die in hen werkzaam zijn. Dit Plan en deze Intelligentie zijn volledig doordrenkt van de Goddelijke Liefde. Deze is het, die U in de natuur tot rust, Vrede en 'herbronning' brengt. 'Herbronning' betekent in de diepte niets anders dan 'terugkeer naar de ware Bron: God en Zijn Liefde'.

     2. De dieren spelen een grote en veelzijdige rol in de spirituele vorming van de mensenziel. De Verlossing en de zonde werken zich slechts uit in de mensenziel, doch elk dier speelt een rol in de onrechtstreekse effecten van het Verlossingsmysterie. De spirituele vorming van elke mensenziel wordt mede bepaald door de dieren die deze ziel op haar levensweg ontmoet, niet alleen tijdens langdurige herhaalde contacten met welbepaalde dieren (bijvoorbeeld huisdieren), doch ook bij kortstondige ontmoetingen met dieren die eerder 'toevallig' de levensweg van de ziel kruisen. Een klein voorbeeld: Een mensenziel kan plots aangegrepen worden bij de aanblik van een dood dier langsheen de wegrand, of door de kortstondige waarneming van een scène waarin een dier een daad van duidelijke liefde stelt jegens een ander dier of een mens. Ik kom hier in het volgende punt op terug.

De wijze waarop de mensenziel omgaat met alle dieren die zij op haar levensweg ontmoet, draagt bij tot de staat van heiligheid, van genade, van verdiensten of van schuld die de ziel zich tegenover God verwerft. God heeft de dieren aan de mens toevertrouwd opdat deze laatste de dieren zou behoeden, als het ware 'op plaatsvervangende wijze' voor God. Wij zouden het zo kunnen beschouwen, dat de hele Schepping voor God is zoals Zijn persoonlijk domein, een reuzegroot park waarover Hij de mensenzielen als opzichters heeft aangesteld.

God oordeelt de mensenziel daarom volgens de wijze waarop zij omgaat met haar medemensen, maar ook met de dieren. De dieren zijn aan de mens toevertrouwd opdat de mens de dieren zou benaderen en behandelen zoals God Zelf dit zou doen. Daarom tracht God de mensenzielen oneindig uiteenlopende lessen te leren via vele verschillende contacten met dieren, waarbij de ziel zich telkens met een totaal anders geaard wezen geconfronteerd weet. Wie een aantal verschillende poezen of honden als huisdier heeft gehad, weet heel goed hoezeer deze in gedragingen en gesteldheden van elkaar kunnen afwijken. Gods Voorzienigheid brengt hen op de levensweg van de mensenziel teneinde deze laatste een zo groot mogelijke diversiteit aan oefening in de deugden te waarborgen.

De mensenziel vertegenwoordigt als het ware God Zelf jegens de dieren, want de mens is Gods ambassadeur jegens de hele Schepping. Wanneer God zei dat de mens over de dieren zou heersen, bedoelde Hij niets minder dan dit: dat de mensenziel de dieren zou behoeden en Gods Liefde en Licht naar de dieren uit zou stralen. Zoals in God Zelf geen duisternis is, zo moet de mensenziel betrachten, een zodanige spiegel van Gods Hart te zijn dat van haar uit naar de dieren geen duisternis zou stromen. Op de mensenziel berust de heilige plicht, God jegens de hele Schepping te vertegenwoordigen. Dit betekent, dat van de mens wordt verlangd dat hij jegens de dieren datgene uitstraalt wat God Zelf kenmerkt: Liefde, zorgzaamheid, tederheid, geborgenheid, geduld, inleving in de eigenheid van het dier, enzovoort, met andere woorden een zo groot mogelijke zuiverheid op alle niveaus van zijn wezen. Zuiverheid betekent automatisch, dat de ziel geen duisternis in zich laat bloeien, noch duisternis om zich heen verspreidt.

Ik moet daarom reeds op dit punt melden dat elke handeling van een mens jegens dieren, waardoor deze laatsten ontwaardigd worden, door God als een zonde wordt aangerekend, omdat elke dergelijke handeling een overtreding op Zijn Wet van Liefde vormt. Elke liefdeloosheid vanwege een mensenziel is dus niet alleen een zonde indien zij jegens een medemens wordt bedreven, doch evenzeer jegens een dier.

Ik citeer hier de Meesteres van alle zielen in een openbaring op 11 juni 2007:

"Ik benadruk de betekenis van de wijze waarop de mensenziel met de haar toevertrouwde dieren omgaat. God vertrouwt dieren toe aan de mens opdat zij de mens zouden helpen vormen in zijn groei naar de heiliging. De wijze waarop de mensenziel hiermee omgaat, is voor God van groot belang. Het is via deze complexe weg dat een dier van een hoger ontwikkelde soort [op grond van de beelden die mij inwendig worden vertoond, blijkt dat Maria hier in de eerste plaats, doch niet uitsluitend, verwijst naar honden en katten, en bijvoorbeeld ook paarden] op onrechtstreekse wijze een rol van betekenis kan spelen in het groot Heilsplan van God, dat in feite alleen de mensenziel betreft".

     3. Gods Voorzienigheid brengt mens en dier samen. De mensenziel geeft er zich gewoonlijk geen rekenschap van, maar contacten tussen een ziel en een dier worden niet zelden geregeld door Gods Voorzienigheid, precies omdat God een ziel doorheen dit contact iets wil leren, haar iets wil laten ervaren. Zo wordt een huisdier door Gods Voorzienigheid aan bepaalde mensenzielen toevertrouwd omdat een eerder langdurig contact tussen dat specifieke dier en de specifieke zielen deze laatsten kan helpen vormen, hun ontwikkeling kan helpen bevorderen, dus iets concreets kan betekenen binnen het welbepaald plan dat God voor de levensweg van deze zielen heeft voorzien omdat zij welbepaalde ervaringen nodig hebben, die hen door dit welbepaald dier kunnen worden gegeven.

Om deze reden kan een huisdier heel dicht bij de mens staan, op voorwaarde dat de mens deze toenadering toelaat. Mensenzielen en huisdieren worden als het ware door Gods Wijsheid voor elkaar uitgekozen, omdat de beide partijen bij de aldus ontstane relatie baat kunnen hebben. Wij mogen nooit uit het oog verliezen dat alles wat op deze wereld gebeurt, uiteindelijk slechts één enkele diepe zin heeft: Het moet Gods Werken helpen volbrengen en de verwezenlijking van Zijn grote Heilsplan voor de hele Schepping helpen bespoedigen. Indien de ziel de haar geboden relatie met het welbepaalde dier op de juiste wijze benadert, kan zij daaruit veel leren, en kan zij ook de zuiverheid van Gods Liefde leren aanvoelen.

Geen enkel contact tussen een mensenziel en een dier voltrekt zich louter toevallig. De ziel kent doorgaans niet de ware betekenis, noch kan zij de achtergronden of Gods bedoelingen ooit volledig kennen, doch zij moet zich ervan bewust zijn, dat Gods Voorzienigheid voortdurend situaties voorbereidt die zij voor haar spirituele groei en bloei nodig heeft. Een paard komt niet toevallig naar de afsluiting om een weide heen gestapt om een voorbijgaande mensenziel te begroeten; de reden voor deze handeling gaat veel dieper dan 'bedelen om voedsel', zoals de mens doorgaans meent. Een wandelaar ziet niet toevallig een vogeltje op een tak dansen. Enkele voorbeelden uit mijn eigen leven (en de lijst is verre van volledig):

  • Een paar jaar geleden kwam uitgerekend op de avond vóór Witte Donderdag een vlekkeloos wit lammetje op mij toe gehuppeld, op een grasperk waar normaal gesproken nooit dieren staan. Het liet zich strelen, bleef mij volgen, likte mijn hand, en raakte mijn hart buitengewoon diep. Uit dit diertje straalde een Liefde die mij tot tranen toe bewoog. Diezelfde avond zei de Meesteres van alle zielen mij: "Het Paaslam Christus heeft je vanavond begroet". Naar Zij mij verklaarde, bestond Haar bedoeling blijkbaar hierin, mij via deze unieke weg in de laatste fase van de sfeer van de Passie onder te dompelen.

  • Eveneens een paar jaar geleden werd ik een hele winter lang elke ochtend, tijdens het voederen van vogels in de tuin, door hetzelfde roodborstje begroet. Dit diertje naderde mij ongewoon dicht, en stelde gedragingen die ik van een vogel nooit eerder had gezien. De Meesteres van alle zielen vergunde mij in tegenwoordigheid van dit diertje buitengewone mystieke ervaringen, en verklaarde mij op zekere dag dat deze dagelijkse ontmoetingen door Haar waren geregeld omdat deze in die dagen gunstig waren voor mijn dagelijkse vorming in Haar dienst.

  • Diverse huisdieren zijn op ongewone wijzen op mijn levensweg gekomen, via buitengewone ontmoetingen in de natuur. Maria bevestigde ook in deze gevallen de werking van Gods Voorzienigheid omdat deze dieren "hun levensweg vanaf dat ogenblik met mij moesten delen".

Maria bevestigde mij sedert mijn roeping bij herhaling, dat welbepaalde huisdieren door Gods Voorzienigheid aan welbepaalde mensenzielen worden toegewezen, en wel omdat de zielen via de relatie met die welbepaalde dieren welbepaalde lessen kunnen leren of zich op welbepaalde wijzen in bepaalde deugden kunnen oefenen en vervolmaken. Om deze reden noemt Maria de relatie tussen een mensenziel en een huisdier een 'verbond', een ongeschreven contract waarbij de ziel er zich jegens God toe verbindt, voor dit dier te zorgen via een liefdevolle relatie. De ziel die deze regel niet naleeft, haar huisdier niet volgens de Wet van de Liefde behandelt, of zelfs het dier lichtvaardig in de steek laat (denken wij aan de vele huisdieren die worden uitgezet opdat de eigenaars ongestoord op vakantie zouden kunnen gaan) maakt zich jegens God schuldig aan 'contractbreuk' (het breken van het verbond van zorgzaamheid jegens het dier).

     4. Elk wezen, niet slechts een medemens doch ook een dier, kan een ziel dichter bij haar eindbestemming (de volkomen heiliging) brengen. God wil de mensenziel hieraan voortdurend herinneren, opdat zij zich er rekenschap van zou geven dat elk contact op haar levensweg – ook met een dier – een gebeurtenis is die zich afspeelt binnen het liefdesnetwerk van de hele Schepping. Elk dier kan door God worden gebruikt om jegens de mensenziel Zijn Waarheid te bevestigen door tekenen van Liefde en door de ziel steeds weer aan te tonen hoe uniek Gods Wijsheid en Intelligentie is, die het mogelijk maakt dat een dier welbepaalde gedragingen stelt, die vaak zelfs intelligenter en eveneens vaak liefdevoller zijn dan deze van mensenzielen. Het dier is vaak de zuiverste boodschapper van tekenen, want het beredeneert zijn gedragingen niet, zodat datgene wat het dier vaak vanuit een natuurlijke aandrift doet, niet door de duisternis van het denken wordt beïnvloed.

Zielen gaan vaak onachtzaam aan opvallende gedragingen van hun huisdieren voorbij, met andere woorden: Zij vergeten ze vlug en staan er niet bij stil. Niet zelden stelt Gods Voorzienigheid echter tekenen via dieren. De mens beschouwt dieren heel gemakkelijk onterecht als onmondige, onwetende voorwerpen. Hierdoor negeren zij in wezen vaak kanalen waarvan God Zich bedient om de ontwikkeling van zielen richting te helpen geven. De zielen moeten leren dat dieren bouwwerken zijn van God, die te allen tijde door hun Schepper gebruikt kunnen worden om mensenzielen tot bepaalde gedragingen, bevindingen of gevoelens aan te sporen en hen lessen te leren.

Ooit mocht ik in de laatste levensdagen van een huisdier getuige zijn van vele hoogst ongewone gedragingen, waarvan Maria verklaarde dat het tekenen waren doorheen dewelke God wilde aantonen hoezeer een stervend dier in overgave aan Gods Plan verkeert. Deze reeks van tekenen werd als het ware bekroond door het stervensuur van dit dier: Het overleed klokslag om middernacht na Vaderdag, een dag die in wezen geldt als feestdag van de Eeuwige Vader, alsof God wilde tonen hoe het dier tot het laatste ogenblik in Zijn dienst had gestaan.

     5. Via hun omgang met de dieren kunnen zielen in hoge mate hun Geluk op deze wereld helpen bevorderen. De Meesteres van alle zielen zei ooit dat:

indien de zielen een veel groter respect en een veel diepere Liefde voor de dieren mochten opbrengen, daardoor alleen reeds de berg van ellende op deze wereld aanzienlijk zou verkleinen.

Wij moeten dit zo begrijpen: Er is zoveel gebrek aan Liefde in de omgang met de dieren dat de liefdesstroom doorheen de Schepping hierdoor op ontelbare plaatsen volledig of grotendeels tot stilstand is gekomen. Elke dag voltrekken zich op deze wereld miljarden contacten tussen mensen en dieren. In een overgroot gedeelte daarvan heerst in uiteenlopende mate een gebrek aan Liefde. Gebrek aan Liefde komt tot uiting in allerlei tekenen van vijandigheid, mishandeling en uitbuiting ten aanzien van dieren, doch ook in onverschilligheid ten aanzien van dieren.

Dit betekent dat het Goddelijk Leven op ontelbare plaatsen uit het netwerk van de Schepping wegvloeit, zodat de totale levenskracht binnen de Schepping als geheel aanzienlijk vermindert. Dit betekent dat de genadewerking vermindert, en dat bijgevolg de tekenen van Gods Tegenwoordigheid minder sterk worden. De Schepping drijft steeds verder van het door God ingestelde evenwicht weg, dat volkomen op de liefdesstroming is gebouwd. Wij stellen het volgende vast:

  • alle mensenzielen en dieren reageren hierop door sterk wisselende graden van innerlijke onvrede, die tot uiting kan komen in agressie, depressiviteit, gebrek aan levenslust, angsten, en vele andere tekenen van verlies van het Ware Leven en van toenemende overheersing door duisternis;

  • de natuur reageert hierop door ongewone verschijnselen, gaande tot ware natuurrampen, die allerminst louter door meteorologische en geologische wetten kunnen noch mogen worden verklaard;

  • de plantenwereld reageert hierop door afwijkingen in de groei en bloei. Bekend zijn de vele zogenaamde mutaties, waarbij plantensoorten (ook bij dieren komt dit steeds weer voor) andere kenmerken beginnen te vertonen. De Moeder Gods wijst erop dat dit verschijnsel niet alleen biologische doch ook spirituele oorzaken heeft, die uiteindelijk toe te schrijven zijn aan de zondelast die de mensenzielen hebben verzameld. Wat de wetenschap geregeld als 'natuurlijke evolutie' bestempelt, is in werkelijkheid heel vaak een uiting van afwijkingen ten aanzien van Gods Groeiwetten, waardoor de ontwikkeling als het ware een eigen leven begint te leiden. Dergelijke ontregelingen doen hun intrede door de zonde, omdat zonde een overtreding is op de Wet van de Liefde, en de Goddelijke Liefde de essentie en het onontbeerlijk voedsel van alle leven is.

Het geheel levert chaos en ellende in de meest uiteenlopende vormen. Ik wijs op deze plaats reeds op de stelling van de Koningin des Hemels dat:

de mensenzielen nooit het Ware Geluk op aarde zullen vinden zolang zij de dieren en de natuur niet benaderen vanuit de hen door God toebedeelde rol van waardige vertegenwoordigers van Gods Liefde, dus in overeenstemming met Gods Wet van Liefde.

     6. Dieren kunnen als dragers van de Liefde de mensenziel helpen genezen. Dieren worden vaak als minderwaardig beschouwd. Niettemin bezitten zij een uitgesproken vermogen om Liefde te laten stromen. Dit geldt in het bijzonder voor de hoger ontwikkelde diersoorten, waartoe onder andere de gebruikelijke huisdieren, doch ook bijvoorbeeld de dolfijn behoren. Deze dieren zijn ertoe in staat om een oprechte Liefde en een grote Vrede in de mensenziel binnen te leiden en hierdoor de ziel te helpen genezen van allerlei trauma’s en blokkades in de liefdesstroom. Door hun gedrag en tegenwoordigheid vermogen deze dieren vaak wat geen medemens vermag: de ontsluiting van een mensenziel die nauwelijks of niet meer toegankelijk is voor de Liefde, en zich ofwel in zichzelf heeft teruggetrokken, zich in depressiviteit heeft gehuld of juist agressief is geworden doordat zij niet meer in de Liefde gelooft.

Vele dieren stralen een ongedwongenheid, een spontaneïteit, een onschuld, een oprechtheid, een ongereserveerdheid, een onvoorwaardelijke genegenheid uit, waardoor zij in een mensenziel daadwerkelijk een geblokkeerde liefdesstroom opnieuw in beweging kunnen brengen en daardoor de last van vele beklemmende emoties kunnen wegspoelen. Het dier spreekt niet, doch een mensenhart dat voldoende gevoelig is voor de sfeer van oprechte Liefde, kan zich door bepaalde gedragingen van dieren 'begrepen voelen' en zich plots opnieuw in de stroom van de Goddelijke Liefde opgenomen voelen.

Hebt U wel eens opgemerkt hoe bepaalde dieren een mens kunnen bekijken terwijl deze weent, of terwijl deze bidt? Mij zijn tevens wonderbare getuigenissen gegeven over het gedrag van mijn huisdieren in mijn nabijheid terwijl mij door de Allerheiligste Maagd Maria een diepe vervoering werd vergund. Uit deze gedragingen bleek dat deze dieren een opmerkelijke gevoeligheid voor bijzondere zielsgesteldheden in de mensenziel in hun nabijheid moeten bezitten. Ik heb bij mijn huisdieren zelfs gedragingen vastgesteld die op ondubbelzinnige wijze blijk gaven van een zeer grote gevoeligheid voor het bovennatuurlijke, terwijl de Tegenwoordigheid van de Heilige Maagd in de kamer zeer nadrukkelijk waarneembaar was. God stelt zonder de geringste twijfel tekenen doorheen de dieren.

De vaststelling dat dieren in staat kunnen zijn om mensenzielen te helpen ontsluiten voor de Liefde, voor het Licht, en dus kunnen bijdragen tot hun genezing, is essentieel tot ondersteuning van de stelling van de Meesteres van alle zielen, dat dieren een belangrijke onrechtstreekse rol binnen Gods Heilsplan kunnen spelen. Wanneer een ziel zich afsluit voor de stroming van de Liefde, kan zij de door God voor haar voorziene functie niet meer naar behoren vervullen, wat betekent dat zij haar eigen spirituele ontwikkeling evenals haar bijdrage tot de verwezenlijking van Gods Heilsplan lam legt. De ziel vervult dan niet langer de opdracht waartoe zij in de wereld is geboren. Het feit dat dieren deze blokkade kunnen helpen opheffen, onderstreept het feit dat God hen eveneens de rol heeft toebedacht, de mensenziel te helpen op haar weg naar de heiliging. Bedenken wij hierbij tevens dat ware genezing in lichaam, geest en emoties slechts op duurzame wijze mogelijk is in de mate waarin de ziel waarlijk gezond is. Welnu, dieren kunnen een ware brug vormen naar diepe genezing in de ziel. Wanneer een dier waarlijk een mens raakt, gebeurt dit steeds op de hogere niveaus van het zielsleven, op het niveau waarop de ziel Gods Tegenwoordigheid kan waarnemen.

Een dier kan dus een bijzonder waardevolle brug van Gods Werken ten gunste van de mensenziel zijn. Het is dan ook een zeer onverstandige opvatting, zelfs een belediging aan God, om over een dier te spreken als "het is toch maar een stom dier". God verwacht van elke ziel respect voor Zijn werktuigen, in welke vorm Hij deze ook wil inzetten. God gebruikt inderdaad eveneens de dieren als werktuigen.

De mensenziel moet met elk medeschepsel omgaan in een gesteldheid van vlekkeloos respect in het bewustzijn van het feit dat elk schepsel (mens en dier) Gods handtekening in zich draagt, en dat derhalve elke uiting van liefdeloosheid jegens een medeschepsel uiteindelijk neerkomt op een agressie jegens God Zelf.

De mensenziel draagt ook in dit opzicht een bijzondere verantwoordelijkheid. Het vermogen van het dier om de Liefde te laten stromen en hierdoor zielen te helpen ontsluiten voor de Liefde en hen in de diepte te helpen genezen, wordt in hoge mate beïnvloed door de aard van de levenservaringen die dit dier heeft opgedaan, respectievelijk nog steeds opdoet. In een dier dat – bijvoorbeeld door mensenhand – voortdurend traumatiserende ervaringen opdoet, kan de liefdesstroming geleidelijk verminderen. Het dier kan angstig, wantrouwig, in zich teruggetrokken of agressief worden, en wordt hierdoor als actief knooppunt in het netwerk van de Goddelijke Liefde uitgeschakeld. Ik zou het kunnen uitdrukken in de woorden van de Meesteres van alle zielen in één van Haar openbaringen uit 2007:

"De Liefde van het dier kan, enigszins vergelijkbaar met deze van een mensenziel, in zekere mate verontreinigd raken onder invloed van levenservaringen".

Hieruit blijkt eens te meer hoe groot de verantwoordelijkheid is, die een mensenziel op zich laadt wanneer zij zich bijvoorbeeld overgeeft aan mishandeling van dieren.

Ter bekrachtiging van het feit dat dieren wel degelijk door Gods Voorzienigheid worden ingezet als werktuigen tot uitvoering van Zijn Werken, geef ik op dit punt graag nog de volgende woorden van de Meesteres van alle zielen mee, uit Haar openbaring van 11 september 2007:

"Omdat alle gesteldheden van alle schepselen Mij bekend zijn, kan Ik beoordelen welk nut schepselen voor elkaar kunnen hebben, dit alles met het oog op de verwezenlijking van Gods Heilsplan voor de zielen".

In het licht van deze woorden is gemakkelijk te begrijpen dat dieren en mensenzielen met elkaar in contact worden gebracht omdat God hiervan iets verwacht, in de eerste plaats voor de bloei van de ziel en haar vermogen om positieve bijdragen te leveren tot de verwezenlijking van Zijn Werken.

Hoofdstuk 3

Het diepere wezen van het dier. Het eigene van de natuur van het dier

De dieren hebben niet in de ware zin van het woord een ziel, zij zijn dragers van wat de Meesteres van alle zielen een 'levensprincipe' noemt, een kiem die drager is van het leven van het hele wezen, ook van het lichaam waarin het dier zich op de wereld beweegt. Maria vergelijkt deze kiem met een bloem waarvan de blaadjes in een aantal opeenvolgende cirkels ingeplant zijn. Naarmate het dier tot een hoger ontwikkelde soort behoort, bestaat deze zogenaamde zielenbloem uit een groter aantal cirkels en is die bloem dus als het ware complexer. Deze bloem is niets anders dan een geniaal bouwwerk van Gods Liefde, en bestaat in wezen uit niets anders dan Liefde, want het is de Liefde die de essentie is van alle levenskracht, in alle schepselen. Zo verklaarde de Meesteres van alle zielen in juni 2007.

Ik wees er eerder reeds op, dat dieren niet zelf kunnen zondigen. Wanneer in de relatie tussen mens en dier iets niet verloopt in overeenstemming met Gods Wet, namelijk wanneer deze relatie van de mens uit naar het dier toe niet gekenmerkt is door oprechte Liefde, is het niet het dier doch de mens die hiervoor jegens God verantwoording verschuldigd is. Indien de zielen zich sneller rekenschap zouden geven van de draagwijdte die al hun daden en zelfs hun gedachten en gevoelens binnen Gods Heilsplan en voor hun eigen Eeuwig Geluk hebben, én indien een groter zondebesef onder de zielen mocht heersen, dan zouden heel veel dingen die nu achteloos gebeuren in het kader van de omgang van mensen met dieren, niet gebeuren. Precies in deze achteloosheid, deze onnadenkendheid, deze onverschilligheid ook, schuilt een rijke voedingsbodem voor zonde. Dagelijks worden op de wereld door mensenzielen jegens dieren ontelbare daden gesteld, die niet als zonde worden herkend, doch die in Gods ogen wel degelijk zonden zijn. Het feit dat het dier niet in de werkelijke zin van het woord een ziel bezit, betekent absoluut niet dat God elk gedrag van de mensenziel jegens het dier goedkeurt. Ik kom daarop verder uitvoeriger terug.

In een openbaring van 11 juni 2007 wees de Meesteres van alle zielen erop, dat de liefde van een dier doorgaans zuiverder raakpunten met de Goddelijke Liefde bewaart dan de Liefde van een mensenziel, doordat het dier in het geven van zijn liefde niet wordt gehinderd door de talloze invloeden van het verstandelijk redeneren, zoals dit bij de mensenziel wel het geval is.

Het kenmerkt namelijk de dieren, dat zij veel meer vanuit het hart leven dan vanuit het denken. Bij de mensenziel was dit aanvankelijk eveneens het geval, doch dit vermogen is sedert de erfzonde bij zeer veel zielen in hoge mate verdrongen.

Bedenken wij hoezeer de menselijke samenleving 'gerationaliseerd' is: Wetenschap, technologie en vele denkstromingen hebben het menselijk verstand verheven tot een god die alles kan regeren en de ene ware God overbodig maakt. De overweldigende successen in wetenschap en techniek, evenals diverse politieke wereldbeschouwingen, hebben de mensenziel ertoe verleid, te menen dat gevoelens de mens onwaardig zijn, hem verzwakken en de 'vooruitgang' van de wereld tegenwerken.

Het verstand van het dier is niet toegerust met ons vermogen om te analyseren en beredeneren, het dier leeft vrijwel volledig vanuit zijn gevoelens en vanuit intuïtieve reacties op de waarnemingen die via zijn zintuigen binnenstromen. Vooral de hogere diersoorten bezitten daardoor een grote gevoeligheid en een hart dat sterk geopend is, en hierdoor zowel positieve als negatieve indrukken heel intens kan aanvoelen. Wanneer nu een dier met veel oprechte Liefde wordt behandeld, zal het in zijn gedrag zo open zijn dat de mensenziel die daarvoor gevoelig is, door dit gedrag en de hele atmosfeer die om het dier heen hangt, diep kan worden geraakt. Let wel: Dit betekent niet dat een dier dat weinig of geen Liefde ontvangt, niet in staat zou zijn om een mensenziel te openen. Het betekent slechts dat een dier dat met Liefde wordt omringd, deze Liefde voelbaar met zich meedraagt omdat zijn levensprincipe hierdoor openbloeit.

Eén van de redenen waarom God dieren heeft geschapen die de mens tot huisdier kunnen dienen, is deze, dat deze dieren een genezende invloed kunnen krijgen op een gewond mensenhart. Een mensenziel die het moeilijk heeft om Gods Liefde te vinden, kan voor deze ervaring geopend worden door zich door de openheid van de liefde van het huisdier te laten raken. Wanneer het levenspad van een welbepaald dier het levenspad van een welbepaalde mens kruist, moeten wij ervan uitgaan dat Gods Voorzienigheid met deze ontmoeting een bedoeling heeft. Dat geldt zelfs voor de kortere contacten. Ook contacten van heel korte duur kunnen een mensenziel soms geheel onbewust langdurig beïnvloeden. Wanneer een dier langere tijd op de levensweg van een mensenziel komt, zodat het dier en de ziel méér ervaringen met elkaar beginnen te delen, mag de ziel ervan overtuigd zijn dat dit geen toeval is doch dat God hier een welomlijnd plan nastreeft.

Wanneer een mensenziel een bepaald dier als huisdier in haar leven opneemt, sluit zij in werkelijkheid met dit dier een verbond waarvoor zij ooit jegens God verantwoording zal moeten afleggen: De mensenziel neemt jegens elk dier dat zij op meer duurzame wijze in haar leven opneemt, de verplichting op zich, dit dier verzorging, oprechte Liefde, beschutting, hulp en bijstand te geven. De mensenziel legt in wezen met betrekking tot elk dier op haar levensweg jegens God de gelofte af, dat zij zich jegens dit dier zal gedragen zoals God Zelf dit zou doen.

Wanneer een mensenziel en een dier elkaar hebben gevonden en een meer intense relatie met elkaar aangaan, sluiten zij hierdoor inderdaad één of andere vorm van verbond. Concreet betekent dit, dat de mensenziel zich er jegens God toe verbindt om voor dit dier een kanaal van geborgenheid, zorg en Liefde te worden, dus de verantwoordelijkheden na te komen die met deze relatie gepaard gaan, evenals de verplichtingen die Gods Plannen kunnen helpen bevorderen. De ziel die een relatie aangaat met een ander schepsel, neemt hierdoor de verplichting op zich om God te vertegenwoordigen naar dit andere schepsel toe. Dit betekent in de eerste plaats dat naar dit andere schepsel Liefde en elke bouwstof voor vertrouwen en geborgenheid moet stromen, opdat alle wezens die deel hebben aan die relatie, hun taak binnen Gods Plan ten volle zouden kunnen volbrengen.

Dat is precies de diepe betekenis van elke relatie tussen een mens en een dier, om het even of deze relatie kortstondig of van lange duur is: De deelnemers aan de relatie zijn elkaar door God gegeven met de bedoeling, elkaar te ondersteunen in het volbrengen van hun respectieve levensopdracht.

Zelfs in een ontmoeting die slechts enkele ogenblikken duurt, draagt de mens jegens God de verplichting om het dier liefdevol te behandelen. Maria inspireert mij sedert jaren om tegenover elk dier dat ik ontmoet, ongeacht of het gaat om een kleine mees op een tak, een muis onder een struik, een zwervende poes enzovoort, vanuit mijn hart in stilte te zeggen 'ik heb je lief!'. Zij verzekerde mij dat dit dier dit signaal opvangt en in zich inbouwt als een kleine straal van nieuwe levenskracht, en dat dit kleine verborgen geschenkje van Liefde een straal van Licht doorheen de Schepping stuurt.

Het dier kan een heel zuiver kanaal van Gods Voorzienigheid zijn, doordat het niet wordt gehinderd door de barrières die de mensenziel zo vaak in zichzelf moet overwinnen om Gods Tegenwoordigheid te voelen:

  • het verstandelijk redeneren

  • het vasthouden aan elk detail uit het verleden

  • het menselijk opzicht

  • het ongeloof in de Goddelijke Mysteries en Gods werking in alle details van het leven

  • het najagen van materiële winst en bezit.

Het huisdier heeft deze hinderpalen in veel mindere mate, enkele ervan zijn het dier zelfs volkomen vreemd. Daardoor staat het huisdier in vele opzichten dichter bij God dan de mensenziel met haar veelvuldige invloeden en haar verstandelijke reacties ertegenover. De Hemelse Koningin toonde mij doorheen enkele eigen ervaringen hoe zelfs een vreemd dier vanop een afstand oprechte Liefde voelt en daarop reageert. In één van deze gevallen kwam een enigszins schuchtere poes die zich ongeveer twintig meter van mij vandaan op een wandelpad bevond, nadat ik intens doch in mijzelf (dus onhoorbaar) 'ik heb je lief!' had gezegd, heel plots op mij af en begon zich tegen mij aan te vleien. Het vertrouwen bleek plotseling compleet.

Maria verklaarde na dit opmerkelijk gebeuren:

"Een dier herkent in een ingesteldheid van oprechte Liefde spontaan de natuurlijke toestand zoals God deze in Zijn Schepping heeft voorzien", en wat later: "Dieren van een hoger ontwikkelde soort zijn heel gevoelig voor de essentie van het leven en van Gods Aanwezigheid – de Liefde – en bezitten het vermogen om deze ongeremd te laten stromen zodra zij ervaren dat het wezen dat zij ontmoeten, deze kracht in zich draagt".

Dieren zijn zeer gevoelig voor gevoelens, stemmingswisselingen, Liefde alsook negatieve gesteldheden of bedoelingen die van een mensenziel uitgaan. Ik heb ervaren hoe poezen en honden de neiging vertonen, zich tegen een wenende mensenziel aan te vleien of deze langdurig bewegingloos aan te kijken. Ik heb ook bij herhaling huisdieren heel dartel zien reageren wanneer een mensenziel vreugde uitstraalt.

Het feit dat een dier niet kan spreken, maakt het niet automatisch ongeschikt voor de uitwisseling van emoties: Precies doordat een dier niet spreekt, kunnen zijn emoties, die net zoals bij de mens uit het hart stromen, niet door woorden worden bevlekt. Ware, niet verontreinigde Liefde stroomt namelijk steeds rechtstreeks tussen harten, en wordt heel gemakkelijk 'afgebogen' wanneer de mond zich in dit proces inschakelt. De mensenziel wordt vaak onder meer op dit punt gehinderd om inwendig aansluiting met Gods Tegenwoordigheid te krijgen: Zij spreekt te veel, en belemmert haar eigen hart om God te vinden. Spreken, onderbreekt vaak het innerlijke leven om plaats te maken voor zintuiglijke indrukken, die doorgaans van God wegleiden. Bij het dier ontbreekt dit mechanisme, en mede hierdoor voelt het nog scherper de Ware Liefde of het gebrek daaraan, dan vele mensenzielen dit voelen.

Dieren zijn vaak het beste in staat om gesloten, gewonde harten te openen: Zij denken niet, doch leven vanuit het gevoelsniveau. Daarom slagen dieren er vaak het best in om oprechte Liefde om zich heen te verspreiden en gevoelens van echte Liefde in de mens naar boven te halen. Een hart dat (opnieuw) in staat wordt gesteld om Liefde te voelen, opent zich, en kan opnieuw in de stroom van Gods Liefde en het Goddelijk Leven worden ingeschakeld.

Ik heb er eerder in dit geschrift op gewezen dat de aard van de ervaringen die een dier opdoet, mede bepaalt hoe doeltreffend het dier zijn rol als knooppunt in het netwerk van de Liefde kan vervullen. Ook de hogere diersoorten beschikken over een gevoelssysteem dat kan functioneren zoals een deur naar de diepe kern van het wezen: Indrukken die als positief worden ervaren, openen de deur; indrukken die als negatief worden ervaren, sluiten haar. Wanneer een schepsel veelvuldig bloot staat aan negatieve indrukken, kan deze deur zelfs langdurig worden vergrendeld. In dit laatste geval ontstaat het risico dat het wezen zich uit angst voor verwondingen steeds dieper in zichzelf terugtrekt, zich zelfs ook voor de Ware Liefde begint af te sluiten, en hierdoor het Ware Leven uit zich laat wegvloeien. Het is dan niet meer in staat om datgene te doen waartoe God het heeft bestemd. Precies hier ligt de tragedie van elk gebrek aan Ware Liefde in het leven van een schepsel – mensenziel en dier.

Doordat een dier hoofdzakelijk leeft vanuit gevoelens, niet vanuit verstandelijk redeneren, is het veel beter in staat om het hart van een mens te peilen dan de gemiddelde mens in staat is om het hart van het dier te peilen. Vóór de erfzonde was de mensenziel automatisch in staat om te communiceren zoals de engelen dit doen: van hart tot hart. Dit betekent dat de mens 'het hart van zijn medeschepselen kon lezen'. Door de zondeval is dit vermogen verborgen, dit wil zeggen: De ziel moet het opnieuw leren ontsluiten. In onze tijd geldt het derhalve als een mystieke gave wanneer een ziel precies kan voelen wat in een medeschepsel (medemens of dier) omgaat.

De zondeval was een breuk in de beleving van de Ware Liefde jegens God. De ziel werd hierdoor zwaar verwond. Wij kunnen het als een 'natuurlijk uitvloeisel' van de erfzonde beschouwen, dat het hart van de mensenziel als kanaal van Gods Liefde voortaan verontreinigd zou zijn. Een verontreinigd kanaal kan geen zuivere waarnemingen meer doen wanneer het om de ware diepte van een medeschepsel gaat. De dieren echter, kunnen niet zondigen. Het vermogen dat zij bij hun schepping hebben gekregen, om vanuit het hart te leven, is daarom intact gebleven.

Het dier bezit dit vermogen om vanuit gevoelens te leven op basis van zijn openheid voor Gods werking. Een dier is vaak ontvankelijker voor Gods werking dan de mensenziel dit is. Daarom zal een dier van een meer ontwikkelde soort, zoals een huisdier, heel gevoelig zijn voor oprechte Liefde, Licht, geborgenheid, blijheid, zachtmoedigheid, innerlijke Vrede, geduld, begrip en zorgzaamheid, en wanneer het deze gesteldheden in een mens ervaart, zal het zijnerzijds een volkomen oprechte wederliefde geven, want in deze ziel ervaart het een spiegel van Gods Tegenwoordigheid, die het dier uit zichzelf intuïtief als de Bron van zijn leven ervaart.

Het dier ervaart dit volkomen onberedeneerd en dus totaal onbewust. Het stelt zich namelijk geen vragen, in tegenstelling tot de mensenziel, en wordt hierdoor ook niet zo gemakkelijk bekoord tot dwaling en duisternis in de innerlijke gesteldheden, als dit bij de mens het geval is. Houden wij er steeds rekening mee, dat de dieren schepselen van God zijn, die meestal zelfs fijngevoeliger zijn dan de mensenziel in verband met datgene, wat met Gods Wet verenigbaar is en wat niet.

Onbewust leeft het dier tevens in grotere overgave aan Gods Wet dan de gemiddelde mensenziel. De Meesteres van alle zielen zei mij ooit dat een lijdend dier zijn lijden geheel anders draagt dan de meeste lijdende mensen dit doen. De mens laat zich gemakkelijk zodanig door zijn verstand leiden, dat zijn eigen geestesprocessen spoedig tot zijn ergste vijand worden: Zijn leed wordt vele malen zwaarder doordat hij erover piekert of het begint te analyseren en zich allerlei toekomstbeelden in het hoofd begint te halen. Het dier daarentegen laat zich met Gods Hart verbinden, zomaar, zonder meer. Het lijdt, daadwerkelijk, doch gaat hier volkomen anders mee om, zodat het lijden als het ware een heel andere zin krijgt.

Men zou in zekere zin kunnen zeggen, dat het dier onbewust en ongeweten zijn lijden van harte aan God toewijdt, eenvoudig door zijn hele innerlijke gesteldheid. Ik wees er reeds eerder op, dat Maria mij ooit tijdens een ziekte van een huisdier verzekerde, dat in een dier geen protest tegen zijn lijden voorkomt: Het ondergaat en draagt, omdat dit de natuurlijke toestand van het levensprincipe is. Zo zou het in de mensenziel eveneens moeten zijn, doch integendeel verzet de mens zich heel vaak tegen zijn lijden en beproevingen omdat de redenerende geest deze niet aanvaardt en de ziel voortdurend door duistere inspiraties in opstand wordt gebracht tegen elk kruis, precies omdat aanvaard en toegewijd menselijk leed een medeverlossende waarde bezit. Bij het dier is dit medeverlossende element niet aanwezig, doch God geeft de mensenziel ook op dit punt onderrichtingen doorheen de dieren om haar heen.

Hoofdstuk 4

De verantwoordelijkheid van de mens jegens het dier

4.1. De mensenziel als beheerster van de Schepping

God heeft de mensenziel voorzien als kroon op Zijn Schepping. Dat schept verantwoordelijkheden. De mens zou jegens God beheerder van alles zijn. Dit brengt voor de mensenziel de verantwoordelijkheid met zich mee, de dieren en planten met respect te benaderen, want zij zijn Gods eigendom: Hij heeft hen met Liefde gemaakt, blijft hen met Zijn Liefde voeden, en heeft schatten van Leven en genezing voor de zielen in hen verborgen. De mensenziel mag dan wel 'eigenaar' van een huisdier worden genoemd, de landbouwer 'eigenaar' van runderen, varkens, schapen, enzovoort, in werkelijkheid is de ziel dit echter slechts in de context van het werelds leven. Elk dier is en blijft in werkelijkheid Gods eigendom, de mens is op aarde nooit méér dan behoeder, huurder, beheerder van wat dan ook. Jegens dieren is de mensenziel diegene die voor God een heilig verbond van zorgzaamheid en Liefde sluit.

De Meesteres van alle zielen wijst erop, dat de mensenziel in het uur van haar levensoordeel mede volgens haar gedrag jegens de dieren en jegens de natuur wordt beoordeeld. Een goed beheerder behandelt datgene wat hem vanwege de eigenaar is toevertrouwd, met onberispelijke zorg. Deze zorg is de mens dus in de eerste plaats verschuldigd jegens elke medemens en elk dier die door Gods Voorzienigheid onder zijn hoede worden gesteld. De mens is op deze wereld inderdaad van niets de eigenaar, doch de beheerder of, zo men het zo wil noemen, de huurder. Elke ziel, elk dier en elke plant blijft slechts Gods eigendom.

Omdat onze huisdieren God alleen toebehoren, en wij niets anders zijn dan hun behoeders, is de zorg voor hen in werkelijkheid een dienst aan God.

Omdat elk schepsel Gods eigendom is, is de behandeling van een dier met respect en Liefde in wezen een groot eerbetoon aan God.

Heel vaak wordt met dieren heel onverschillig omgegaan: De ziel geeft zich dan geen rekenschap van het bijzondere van elk levend wezen. De waarde en waardigheid van een dier erkennen, betekent erkennen dat dit dier een bouwwerk van God is, niet een voorwerp zonder gevoelens of zonder echt leven, dat slechts zou zijn gemaakt om onze behoeften op welke wijze dan ook te bevredigen. Bedenken wij steeds, dat de waardigheid van een medeschepsel – ook van een dier – verdedigen, in wezen betekent: Gods Liefde verdedigen tegen alle oneerbiedigheid. De Ware Liefde is de essentie uit Gods Hart, en moet derhalve als heilig worden beschouwd. Zij vormt immers het wezen, de bouwstof en de kracht van alle Leven, en derhalve van het grootste Mysterie dat het bestaan en de werking van God vertegenwoordigt.

4.2. De relaties binnen de Schepping

Ik heb er reeds moeten op wijzen: Onder de schepselen kan slechts de mensenziel zondigen. Toen de beide eerste mensenzielen de erfzonde begingen, werd de relatie tussen de mens en God zwaar verstoord: De erfzonde schond het verbond waardoor de mensenziel zich jegens God tot gehoorzaamheid, volgzaamheid en dienstbaarheid verplichtte. De dienstbaarheid van de mensenziel jegens God betekent in de eerste plaats haar bereidheid om zich met heel haar leven op aarde in te zetten voor de verwezenlijking van Zijn groot Heilsplan. Omdat de mensenziel tot beheerster en behoedster van de hele Schepping was aangesteld, leed meteen de hele Schepping onder de erfzonde, want de beheerster had hierdoor haar heiligheid verloren en vertegenwoordigde niet meer spontaan God.

De Meesteres van alle zielen wees er vroeger reeds op, dat door de erfzonde het evenwicht binnen het netwerk van de Schepping zwaar verstoord is. Dit is gemakkelijker te begrijpen wanneer wij ons voor ogen houden dat dit netwerk als het ware een reusachtig geheel van kanalen vormt doorheen dewelke Gods Liefde tussen alle schepselen stroomt, en dat elke zonde een overtreding tegen de Liefde is. Aangezien de erfzonde de eerste van alle zonden was, de eigenlijke verbreking van het verbond van heiligheid, moest zij onvermijdelijk een onderbreking van de liefdesstroom met zich meebrengen: God laat de hoofdstroom van Zijn Liefde naar de mensenzielen stromen, en andere stromen naar de andere schepselen. Vanuit de hoofdstroom moeten zich doorheen de mensenzielen vele vertakkingen vormen naar alle schepselen met dewelke de zielen in aanraking komen.

Doorheen zeer vele van deze ontelbare vertakkingen stroomt sedert de erfzonde geen zuivere Liefde meer. Deze verstoring heeft ontelbare relaties tussen alle schepselen zwaar uit evenwicht gebracht. De zonde is immers de tegenpool van de Liefde, en de Liefde is de brandstof van alle leven.

Door elke zonde die een mensenziel bedrijft, wordt als het ware een lek geslagen in het netwerk van de Schepping. Daar dagelijks miljarden zonden worden bedreven, vloeit dagelijks op miljarden punten in het netwerk een bepaalde hoeveelheid Goddelijke Liefde weg: Deze blijft onbenut, en gaat dus verloren voor opbouw, herstel en genezing van de Schepping.

Dit eeuwenlang, massaal verlies aan Liefde is ervoor verantwoordelijk dat de wederzijdse relaties tussen de levende wezens en tussen de soorten volledig verwrongen is geraakt. Precies hieruit zijn de toestanden tussen de wilde dieren, tussen de soorten onderling, en de schuwheid van de dieren naar de mensen toe, de roofzucht in de natuur, de agressie tussen de levende wezens enzovoort, ontstaan. God heeft dus deze toestanden niet geschapen, de zonde van de mensenzielen heeft ze opgewekt.

De mensenziel gaat met veel levende wezens om zoals zij het nu eenmaal doet, omdat zij het Plan dat God met Zijn Schepping heeft, niet kan begrijpen en evenmin kan doorgronden. De omgang met de dieren behoort tot een enorm groot domein van onwetendheid, op hetwelk de mensenziel sedert de erfzonde tastend haar weg zoekt. Om deze reden is deze omgang in vele opzichten in een zodanige mate door de duisternis getekend, dat deze veel meer tot alle ellende in de wereld heeft bijgedragen dan de meeste zielen zouden geloven.

Omdat de vele ontwrichtingen binnen de relaties tussen alle schepselen uiteindelijk aan de erfzonde en de daarop volgende ongebreidelde zonden van de mensheid toe te schrijven zijn, rust ook bij de mensenzielen de verantwoordelijkheid om deze relaties opnieuw te helpen herstellen.

Daartoe behoort elke ziel zich allereerst bewust te worden en te blijven van de Goddelijke oorsprong van alle leven, en behoort zij elk schepsel – dier zowel als medemens – te behandelen in diens hoedanigheid als Gods werk en eigendom.

Het is voor elke mensenziel bijvoorbeeld goed, zich constant deze waarheid voor ogen te houden:

Door de waardigheid van een schepsel te verdedigen, verheerlijkt men de Schepper ervan, van Wie dit schepsel zijn eigenheid, zijn specifieke kenmerken en eigenschappen, heeft ontvangen. De duisternis heeft zich van in den beginne tot doel gesteld, Gods Werken te ondermijnen en de schepselen in de meest uiteenlopende vormen van ellende onder te dompelen. Daartoe heeft de satan al zijn listen ingezet om de Liefde in de mensenzielen te verzwakken en waar mogelijk te doden, wetende dat hierdoor de hele Schepping ontwricht zou worden en de mensenziel bijgevolg nog een tweede schokgolf aan duisternis over zich heen zou krijgen, die haar de genadeslag kan geven. Elk gebrek aan Liefde bij een mensenziel in haar innerlijke gesteldheden en haar gedrag werkt als een boemerang van duisternis: De ziel slingert door haar zondige en ondeugdzame ingesteldheden en gedragingen als het ware duisternis om zich heen, en deze valt via de hierdoor verstoorde Schepping op de ziel terug, zodat zij tweemaal slachtoffer wordt:

  • door de stijgende onvrede in haar eigen geweten;

  • doordat zij oogst wat zij om zich heen zaait.

Het gevolg is duidelijk: De mensenzielen zijn verantwoordelijk voor alle onevenwichten in de Schepping, die zich uiten in de natuur, in het weer, in agressief en/of schuchter gedrag van de dieren, en in ontelbare andere tekenen van ontregeling en gebrek aan overeenstemming met Gods Wetten.

De satan heeft de mensenziel verleid tot een verloochening van de Liefde, met talloze zware, voortdurende gevolgen die als een sneeuwbaleffect blijven aangroeien. Elk gebrek aan Liefde wekt duisternis op, en derhalve ellende voor de hele Schepping. Waar Liefde ontbreekt, wordt God als het ware onwerkzaam gemaakt, omdat Hij de zielen nooit Zijn voorkeur opdringt: Kiest de ziel voor duisternis, dan zal zij duisternis oogsten, ondanks alle Licht dat God haar zozeer wil geven. De mensenziel in al haar verblinding echter, ziet haar eigen gebreken in de Liefde niet als de bronnen van alle ellende in de wereld, graaft op haar zoektocht naar 'oplossingen' voor de wereldproblemen steeds dieper in het wereldse, en vindt dus vanzelfsprekend slechts 'oplossingen' die geen Licht in zich dragen en hierdoor niets anders baren dan kinderen van de duisternis.

Daar de wereld met al zijn verlokkingen en valse beloften de ziel in zijn ban weet te houden, wordt God, de grote Tegenpool van al het wereldse en de grote struikelblok naar een onbelemmerde bevrediging van alle wereldse schijnbehoeften, als de schuldige voor alle ellende aangewezen. De ziel laat zich door de dwaalredeneringen van haar verstand verleiden tot de mening dat God Zijn Schepping volkomen in de steek heeft gelaten, en als logische volgende stap tot de overtuiging dat er eenvoudig geen God kan bestaan. Wij zien dus de geboorte en snelle bloei van de goddeloosheid.

Er is een weg terug: Zodra de mensenzielen op grote schaal al hun medeschepselen – dieren zowel als mensen – behandelen met respect en oprechte Liefde, en geen van hen nog vernederen, zal het opzet van de duisternis om Gods Werken te ondermijnen en in de meest uiteenlopende ellende onder te dompelen, volledig worden gebroken. Zo eenvoudig is het, want dit is de meest elementaire Goddelijke Wet: Liefde brengt Licht en Vrede, gebrek aan Liefde brengt duisternis en onvrede in al haar vormen.

Het erkennen en verdedigen van de waardigheid van een medeschepsel, betekent: zo handelen, dat voor alle schepselen, en voor God Zelf, zichtbaar is dat men dit medeschepsel beschouwt als iets waardevols, en dat men de tegenwoordigheid ervan op de eigen levensweg (hetzij kortstondig hetzij langdurig, al naargelang de beschikkingen der Voorzienigheid) waardeert. De enige natuurlijke ingesteldheid die bij de mensenziel past – want zij heeft deze, geen andere, door God ingestort gekregen – is deze, dat zij elk medeschepsel, ook elk dier, herkent als een geschenk van God en erover vertederd is. Laten wij nooit vergeten dat ook elk dier op onze levensweg een knooppunt vormt in dat reusachtig netwerk van de Schepping doorheen hetwelk God Zijn Liefde, en dus het Ware Leven stuurt.

De gouden regel voor elke relatie die een mensenziel met een medeschepsel – mens of dier – onderhoudt, en voor elk contact vanwege een mensenziel met een medeschepsel, is deze:

God verwacht van de ziel, dat deze haar medeschepsel benadert vanuit een hart dat in geen enkel opzicht eigen voordeel zoekt, doch er slechts om bekommerd is, voor het medeschepsel iets positiefs te betekenen. De ziel moet elk medeschepsel zo behandelen dat zij naar eer en geweten kan zeggen dat zij voor het leven van dit medeschepsel een positief verschil heeft gemaakt, hoe gering ook.

Anders uitgedrukt: De balans van elke relatie met een medeschepsel moet positief zijn. Dit betekent automatisch ook, dat alles wat de ziel ooit jegens een bepaald medeschepsel verkeerd doet, zegt, denkt of voelt, moet worden goedgemaakt. Indien deze goedmaking niet daadwerkelijk kan geschieden, bijvoorbeeld omdat het medeschepsel niet meer leeft of verder contact op één of andere wijze onmogelijk is geworden, moet deze oprecht vanuit het hart geschieden, via gebed, toewijding van de relatie aan de Allerheiligste Maagd, en zo mogelijk via eerherstellende offers die speciaal als handelingen van Liefde worden opgedragen.

4.3. De herontdekking van de Liefde

Uit het voorgaande punt vloeit op logische wijze voort, dat de mensenziel opnieuw moet leren, Gods Liefde te ontdekken, die zich in zovele dingen op haar levensweg bemerkbaar maakt, zelfs in de kleinste bloem, in een zwervende hond, in een huiskat, in een dartele vlinder, in een vogeltje op een twijg, enzovoort...

Een ziel die zich rijkelijk voedt aan Gods Liefde, begint meer en meer de Schepping te bekijken zoals God Zelf deze bekijkt. Zij verkrijgt een steeds dieper inzicht in het ware wezen van elke medemens, elk dier, elke plant, elke bloem, en ziet in dat alles wat God ziet: werken van Zijn Liefde. Deze ziel voelt hierdoor een steeds diepere Liefde voor elk medeschepsel. De satan weet dit alles evenzeer, en heeft er om die reden alles aan gedaan om zoveel mogelijk mensenharten te sluiten. Naarmate de mens méér vanuit het redenerend verstand leeft, meet hij in zijn leefwereld de waarde van alles nog slechts volgens de mate waarin het zijn materiële behoeften bevredigt. Binnen een dergelijke denkwereld is geen plaats meer voor de Liefde, want Liefde brengt geen geld, geen bezit, geen eigendom op, en zodra ook levende wezens met geld en bezit worden verbonden, wordt het doodsvonnis van de Liefde jegens deze wezens meteen ook getekend. Om deze reden is bijvoorbeeld een Ware Liefde tot dieren niet gemakkelijk verenigbaar met het kweken van dieren voor slacht en verkoop of voor wedstrijdsport.

De Meesteres van alle zielen wees er in Haar openbaring van 11 juni 2007 op, hoe ontzagwekkend de betekenis is van een vlekkeloze harmonie tussen mensenzielen en dieren en van de doorstroming van de Liefde tussen hen, en Zij laat in dit verband opmerken dat de wereld bevolkt is met vele miljarden dieren, en dat de levensweg van zeer vele miljoenen mensenzielen wordt gekruist door deze van huisdieren.

Tussen mensenzielen en huisdieren alleen reeds, voltrekken zich op deze wereld dagelijks vele miljarden contacten. Het maakt voor de stand van genade van de mensheid als geheel een aanzienlijk verschil uit, welke Liefde er bij deze ontelbare contacten al dan niet stroomt.

Op 13 augustus 2007 sprak de Hemelse Koningin woorden die zo opzienbarend zijn, dat ik hen hier letterlijk moet herhalen:

"Zeg aan de zielen dat elke handeling, gedraging en woord van oprechte Liefde jegens dieren bijdraagt tot het herstel van het evenwicht in de zo zwaar verstoorde Schepping, ja dat ook de Liefde jegens dieren de komst van Gods Rijk op aarde bespoedigt, omdat God hierin de oorspronkelijke harmonie terugvindt die Hij in de Schepping heeft gelegd en die met de erfzonde verloren is gegaan".

Het geeft te denken, dat de mensheid, die in de jongste eeuwen haar kennis van wetenschap en technologie zozeer heeft uitgebreid, ondanks – ja precies vanwege – deze kennisuitbreiding zo weinig voeling heeft gekregen met de wezenskern en de onmetelijke betekenis en waarde van de Liefde.

Het is daarom absoluut geen toeval dat de Hemelse Koningin uitgerekend in deze tijd de Wetenschap van het Goddelijk Leven onderricht, die de zielen in wezen uiteindelijk de kunst komt leren om met Gods Liefde om te gaan en haar volkomen vruchtbaar te maken voor het eigen Heil en voor de voltooiing van Gods Werken.

De ziel die haar hart sluit voor haar medeschepselen (mens en dier), vergeet spoedig dat deze medeschepselen, net als zijzelf, gevoelens of ten minste gewaarwordingen hebben, en evenzeer behoefte hebben aan Liefde. Wanneer de ziel haar medeschepselen liefdeloos of met alle gebrek aan eerbied behandelt, zondigt zij op grove wijze tegen de Grondwet van God Die het zo heeft voorzien dat elk levend wezen Liefde nodig heeft als voedsel om zijn rol binnen Gods Heilsplan te kunnen vervullen, en dat elke ziel daarom de plicht draagt, de liefdesstroom die zij van God ontvangt, in zich te verwerken en onbelemmerd te laten doorstromen naar al haar medeschepselen.

De Liefde heeft vele gezichten. Anders uitgedrukt: De Liefde komt langs heel veel verschillende wegen tot uitdrukking. Reeds meermaals vergeleek de Meesteres van alle zielen het geheel van alle deugden met een boom, waarvan de Liefde de stam is en alle andere deugden de takken zijn. Dit beeld betekent concreet dat alle deugden worden gevoed vanuit de Liefde, dat zij allemaal met de Liefde verbonden zijn en zelfs uit haar voortkomen. Wanneer wij dus het Hemels voorschrift bekijken, dat zegt dat de mensenziel de dieren op haar levensweg moet benaderen vanuit een oprechte Liefde, betekent dit concreet dat de mensenziel zich jegens elk dier kan en moet oefenen in alle deugden. Daarom behelst de door God gewilde omgang met dieren de beoefening van behulpzaamheid, zorgzaamheid, zachtmoedigheid, geduld, verdraagzaamheid, respect, enzovoort.

Elk dier vervult een eigen opdracht binnen het groot Plan van God. Door een dier te verzorgen, het met Liefde te omringen, het voedsel of een onderkomen te verschaffen, draagt de mensenziel bij tot het scheppen van een nieuw evenwicht binnen de zwaar verstoorde Schepping, want zij laat op grond van deze benaderingswijze de Ware Liefde vlotter doorstromen. Maria wijst er met klem op, dat elke mensenziel de verplichting draagt, Gods Liefde te vertegenwoordigen, niet slechts naar haar medemensen, doch ook naar de dieren toe.

Het behoort tot de voornaamste levenstaken van elke ziel, haar medeschepsel (mens en dier) te hulp te komen in de bevrediging van diens noden. Hoe groot is het in Gods ogen wanneer een ziel een andere ziel behulpzaam is, zelfs in kleine dingen. Even groot, in bepaalde gevallen zelfs nog groter, is het in Gods ogen wanneer een mensenziel zichzelf verloochent opdat een dier het beter zou hebben. De reden hiervoor is niet alleen het feit dat dit dier hierdoor in staat wordt gesteld om zijn levenstaak te vervullen, doch ook dat de zorg vanwege een mensenziel voor een dier getuigt van een Liefde die nog méér zelfverloochening in zich draagt dan de zorg jegens een medemens:

  • Jegens de medemens kan immers menselijk opzicht heersen (men stelt een bepaalde handeling omdat men bepaalde reacties, commentaren of negatieve gedachten wil vermijden) of men kan de medemens een dienst bewijzen uit eigenbelang, omdat deze dan wellicht iets terug doet, enzovoort.

  • Jegens een dier is echter geen sprake van vrees voor negatieve commentaren, voor gezichtsverlies, of om iets tastbaars terug te kunnen krijgen, dus wanneer men jegens een dier iets positiefs doet, is de kans groter dat men het doet uit belangeloze Liefde.

De mensenziel moet belangstelling koesteren voor de behoeften van elk medeschepsel. Wanneer zij haar medeschepsel – mens of dier – op een gezonde wijze observeert (dit wil zeggen: vrij van ziekelijke nieuwsgierigheid voor wereldse dingen) kan zij leren zien hoe diens gedrag op bepaalde noden wijst, waaraan de ziel dan kan trachten tegemoet te komen. Belangstelling hebben voor de behoeften van een medeschepsel, betekent bijvoorbeeld: er rekening mee houden dat dieren buiten in de winter extra voedsel nodig hebben, dat dieren in alle omstandigheden vers water nodig hebben, maar bijvoorbeeld ook dat dieren niet slechts van voedsel en water leven, doch te allen tijde Liefde nodig hebben. Hoe vaak menen mensenzielen dat hun huisdier niets tekort komt wanneer het over een gevulde voederbak beschikt, terwijl het echter het belangrijkste moet ontberen: Liefde, aandacht, het gevoel dat het gewaardeerd wordt en ten volle deel uitmaakt van het leven van de ziel aan wie het is toevertrouwd.

De ziel die de bevrediging van de eigen behoeften tot hoofddoel van haar leven en handelen maakt, beschouwt haar medeschepselen gemakkelijk als concurrenten of als voorwerpen die slechts dienen om haar te verrijken of haar behoeften te bevredigen. Deze ziel wordt gevoelloos of liefdeloos. Helaas heerst op deze wereld deze ingesteldheid op grote schaal jegens de dieren. Dit komt onder andere tot uitdrukking in de wereldwijde bloei van industrieën waarin dieren worden verhandeld voor de voedselketen, voor kleding, voor sportdoeleinden en voor zoveel andere doeleinden. Dieren worden in deze wereld op grote schaal beschouwd als handelswaar, louter bestemd als voedsel en als bronnen van inkomsten.

4.4. De relatie tussen mens en dier

God heeft Zijn Schepping voorzien als een globaal systeem, dit wil zeggen: als een georganiseerd geheel binnen hetwelk alle elementen met elkaar in verband staan, en waarin de samenwerking tussen alle onderdelen bepaalt hoe efficiënt het geheel werkt. 'Hoe efficiënt het geheel werkt', moet hier worden begrepen als 'in welke mate het geheel de uiteindelijke doelstelling waartoe het in het leven is geroepen, daadwerkelijk kan verwezenlijken'. In de dieren- en de plantenwereld volgt alles van nature de richtlijnen van Gods Intelligentie, die in elk levend wezen zijn ingebouwd. Dit betekent dat de dieren en planten op zichzelf beantwoorden aan Gods bedoelingen. Talloze afwijkingen in groei, gedragspatronen enzovoort, zijn uiteindelijk toe te schrijven aan menselijke tussenkomst:

  • hetzij rechtstreeks: Denken wij daarbij hoofdzakelijk aan ontbossing, milieuverontreiniging met alle gevolgen vandien, genetische manipulatie, regelloze jacht en visvangst, dierkwekerij voor commerciële doeleinden, uitroeiing van hele diersoorten, grootscheepse verstedelijking en industrialisatie enzovoort;

  • hetzij onrechtstreeks: Het is weinig bekend, respectievelijk er wordt zelden rekening mee gehouden, maar alle afwijkingen in groei, bloei, ontwikkeling, verandering van soorten enzovoort, die zich in de planten- en dierenwereld vertonen, werken zich uiteraard wel uit volgens patronen en in tussenstappen die herkenbaar zijn in de sfeer van de biologie en de fysica, doch hun allereerste wortels, hun absoluut eerste oorzaak, is van spirituele aard. De Hemelse Koningin heeft dit totnogtoe in diverse geschriften laten aantonen, en beklemtoont dit hier nogmaals.

In al deze gevallen is sprake van het buitenspel zetten van Gods Intelligentie door menselijk ingrijpen. Gods Wetten krijgen sedert de erfzonde nauwelijks nog de kans om zich in de natuur op onvervalste, niet verontreinigde wijze uit te werken. Zolang de mensenziel de volheid van Gods Liefde aanvaardt, functioneert de ziel zelf als een reine spiegel van deze Liefde naar de hele Schepping toe. De Goddelijke Liefde, en dus het Goddelijk Leven, stroomt dan ongehinderd doorheen de Schepping, en alle schepselen worden met de kracht van de Ware Liefde gevoed. Zolang deze kracht de sturende kracht binnen elk schepsel en tussen alle schepselen blijft, leeft elk organisme strikt volgens Gods Intelligentie en Wijsheid, en voltrekken zich ook alle contacten en relaties tussen alle schepselen strikt volgens die Intelligentie en Wijsheid. Door de erfzonde echter, verloor de mensenziel haar vermogen om spontaan de volheid van de Ware Liefde te laten doorstromen.

De groei-, bloei- en ontwikkelingsprocessen in en tussen alle levende wezens hebben hiervan schade ondervonden, doordat zij niet langer de volheid van de Goddelijke Liefde in zich konden inbouwen. Hierdoor hebben afwijkingen in alle levensprocessen de kans gekregen om zich te ontwikkelen. De meest uiteenlopende afwijkingen alsook ziekten zijn daardoor in het leven geroepen. Datgene wat de evolutieleer in de biologie ons voorhoudt als 'natuurlijke ontwikkeling', zijn in werkelijkheid de effecten van de zonde. Indien de levende wezens de kans hadden gekregen om strikt volgens Gods Intelligentie te blijven leven, zou in de natuur geen enkele 'evolutie' zijn voorgekomen, want Gods Intelligentie is volmaakt en van alle tijden, zodat door God voor geen enkel proces in en tussen de levende wezens enige verandering was voorzien. De vrije wil van de mensenzielen, meer bepaald het verkeerd gebruik van deze vrije wil door de keuze voor de zonde boven Gods Liefde, heeft deze veranderingen in het leven geroepen. Wij weten intussen dat God geen inbreuk pleegt op de vrije wil van de mensenzielen.

Dieren en planten overtreden niet uit zichzelf Gods Wet, voor deze overtredingen is uitsluitend en alleen de mens verantwoordelijk. Deze overtredingen van Gods Wet zijn niets anders dan zonden. Ik citeer hier graag de volgende definitie van 'zonde', zoals de Moeder Gods mij deze liet optekenen in deel 3 van de Stormschriften:

"Een zonde is elke handeling, woord, gedachte, verlangen of nalatigheid waardoor de mensenziel Gods Plan met de Schepping tegenwerkt en de harmonie en goede werking binnen de Schepping verstoort. God heeft Zijn Schepping geordend met een welbepaalde harmonie, die geregeld wordt door de Goddelijke Wet van de Liefde. Elke afwijking van die Wet van Liefde wordt zonde genoemd, want elke zonde is een bepaalde soort overtreding tegenover de Liefde".

Deze definitie toont onomstotelijk aan dat het een drogredenering is, te menen dat zielen slechts kunnen zondigen in het kader van gedragingen jegens hun medemensen. Elke handeling die de goede werking of de harmonie binnen Gods Schepping verstoort, en waardoor Gods Plan met de Schepping wordt tegengewerkt, is een zonde, want een dergelijke handeling vormt een overtreding tegen de Liefde. Dit betekent heel concreet dat de mens die een dier of zelfs de natuur niet behandelt overeenkomstig Gods bedoelingen en Zijn Wet van Liefde, in staat van zonde verkeert. De Meesteres van alle zielen laat deze stelling met de grootste nadruk verkondigen, omdat deze de kijk op het verschijnsel 'zonde' veel breder maakt dan deze, welke door de meeste zielen wordt gehanteerd.

God heeft de Schepping bedoeld als een in zich gesloten systeem. Zoals aangetoond, draagt de mensenziel de volle verantwoordelijkheid voor elke storing binnen dit systeem. De zielen hebben het systeem op ontelbare wijzen verstoord. De voornaamste wegen zijn:

  • de erfzonde: Dit was de eenmalige overtreding waardoor de eerste mensenzielen Gods Wet van Liefde hebben geschonden en het verbond van hun gehoorzaamheid en dienstbaarheid jegens Zijn Plannen en Werken hebben verbroken. Sedertdien is de mensenziel niet meer 'automatisch' in staat om God jegens de Schepping te vertegenwoordigen, dit wil zeggen: spiegel van Zijn Liefde te zijn en Zijn liefdesstromen ongehinderd naar hun medeschepselen te laten doorstromen;

  • de dagelijkse zonden: Ik heb er in vroegere geschriften reeds meermaals mogen op wijzen, hoezeer de zonden van de mensheid de 'gedragingen' van de natuur beïnvloeden. Dit is toe te schrijven aan het feit dat door elke zonde een kanaaltje binnen de liefdesstroom, die doorheen de Schepping vloeit, wordt afgesneden of tijdelijk buiten werking wordt gesteld.

  • elk rechtstreeks ingrijpen van de mens op de 'natuurlijke ontwikkelingen' in de natuur. Ik herhaal mijn – vanzelfsprekend onvolledige – opsomming: ontbossing, milieuverontreiniging met alle gevolgen vandien, genetische manipulatie, regelloze jacht en visvangst, dierkwekerij voor commerciële doeleinden, uitroeiing van hele diersoorten, grootscheepse verstedelijking en industrialisatie, enzovoort.

Ik heb er meermaals moeten op wijzen dat ook het gedrag van dieren onderling (agressie, roofzucht...) niet de natuurlijke aard was die God voor hen had voorzien, doch dat ook deze gedrags- en reactiepatronen toe te schrijven zijn aan de talloze gevallen waarin mensenzielen sedert de erfzonde Gods Wet van Liefde hebben overtreden en dit nog dagelijks doen.

De mensenziel alleen – dus niet God, en evenmin de dieren – is verantwoordelijk voor elke afwijking jegens de Wet van Liefde, die binnen de natuur merkbaar is, dus ook voor alle agressie en roofzucht in de dierenwereld.

Op de mensenziel rust de verplichting, de harmonie binnen de Schepping te herstellen. Dat is slechts mogelijk in de mate waarin grotere aantallen zielen een steeds heiliger leven leiden. Ik herinner eraan dat 'heiligheid' in wezen betekent: "in een gesteldheid verkerend, in dewelke de ziel door al haar gedragingen, woorden, gedachten, gevoelens, verlangens en bestrevingen Heil over de hele Schepping brengt". Het belang van liefdevolle relaties tussen elke mensenziel en alle dieren kan daarbij onmogelijk overschat worden.

God heeft het zo beschikt dat er diersoorten zouden zijn, die buitengewoon geschikt zijn voor een samenleven met de mensenzielen. Deze diersoorten heeft Hij van gedragspatronen voorzien, door dewelke zij kunnen bijdragen tot de ontplooiing van de deugdzaamheid van de mensenzielen met wie zij in aanraking komen of met wie zij hun kleine levensweg zullen delen.

God heeft ontelbare diersoorten geschapen. De mens kent zelfs nu nog niet elke soort. Een paar miljoenen soorten zijn officieel te boek gesteld, doch jaarlijks worden er een paar duizend voor het eerst ontdekt. Daarbij heeft alles wat door God is geschapen, een welomlijnde rol binnen het geheel te vervullen. Om deze reden moest de mensenziel, die – dit moeten wij constant voor ogen houden – door God als Zijn vertegenwoordigster naar de Schepping toe is bedoeld, zich in de omgang met de dieren naar twee grondregels richten:

     1. Elke mensenziel afzonderlijk geldt tegenover alle dieren als een vertegenwoordigster van God. Dit betekent dat zij in haar omgang met elk dier Gods eigenschappen tot uitdrukking moet brengen: onvoorwaardelijke Liefde, mildheid, tolerantie, geduld, zachtmoedigheid, zorgzaamheid, begrip, en in principe alle deugden. Daarbij is belangrijk, erop te wijzen dat elk gebrek aan begrip voor de eigenheid van een dier de stroming van de Liefde tussen schepselen blokkeert of in wisselende mate afremt. De ziel die zich in een medemens of in een dier kan inleven, leert als het ware doorheen de ogen van dit medeschepsel naar diens leefwereld te kijken, en begrijpt zo veel beter waarom dit schepsel zich op een bepaalde wijze gedraagt. Het is belangrijk dat de mens zich steeds voor ogen houdt dat elk dier zich zo en niet anders gedraagt om twee redenen, die de twee hoofdfactoren vormen die op elkaar inwerken:

  • omdat het zijn gedragspatronen door God ingeprent heeft gekregen: Hij heeft deze in elke diersoort afzonderlijk ingeprent, en heeft bovendien oneindige individuele variaties voorzien van dier tot dier binnen elke soort;

  • omdat deze van nature voorziene patronen door allerlei factoren van rechtstreekse en onrechtstreekse menselijke tussenkomst (zie eerder in dit punt) beïnvloed zijn.

     2. God blijft de Meester van Zijn Schepping. De mensenziel is slechts beheerder. Ik herinner aan het eerder geschetste beeld, waarin de Schepping wordt beschouwd als een park, of een natuurreservaat, waarin God de Eigenaar is, en de mensenziel parkwachter, opzichter of 'ranger', die tot taak heeft, ervoor te zorgen dat alles vlekkeloos in stand wordt gehouden, dat het voortbestaan van het park of reservaat verzekerd wordt, en wel in de best denkbare omstandigheden (in dit verband betekent dit: volledig in overeenstemming met Gods Wetten). In principe bezit de mensenziel de dieren niet, zij mag over hen beschikken, en wel uitsluitend zoals God het wil, dit wil zeggen, met het oog op de verwezenlijking van Zijn Heilsplan. Dit betekent concreet, dat de mensenziel niet over het leven van een levend wezen mag beschikken, en het geen leed of schade onder om het even welke vorm mag toebrengen, doch ervoor moet zorgen dat elk wezen binnen de Schepping in alle omstandigheden Gods Tegenwoordigheid kan voelen. Dit kan alleen in een atmosfeer van oprechte Liefde. Het is de mensenziel die deze atmosfeer moet scheppen, door een hart dat volledig op het ritme van Gods Hart klopt.

In elk geval waarin een mensenziel een dier doodt, is God alleen Rechter over de hartsgesteldheid vanuit dewelke deze handeling is gesteld. In elk geval waarin een mensenziel een dier leed berokkent, wordt zij eveneens door God geoordeeld, Die de bijdrage van elke ziel tot de volbrenging van Zijn Werken afmeet volgens de mate van Liefde die deze ziel bij elke handeling, in elk woord, in elk gevoel en in elke gedachte heeft opgebracht of heeft nagelaten, of zelfs heeft verloochend. Er zijn gevallen denkbaar, waarin God de mensenziel niet streng zal oordelen wegens het doden van een dier. De Moeder Gods gaf mij de volgende nuance als voorbeeld:

Wordt een mensenziel in oerwoud of savanne door een slang belaagd, en is er geen enkele andere uitweg, dan zal God het haar niet als zonde aanrekenen wanneer zij dit dier doodt. Belangrijk is de hartsgesteldheid: Doodt men de slang uit louter zelfverdediging, dan wordt dit zonder meer vergeven. Doodt men de slang vanuit de gesteldheid van 'jager op wild', dan is de daad verontreinigd door onzuiverheid van hart (een ondeugd). Ik zou het zo kunnen verduidelijken: Zolang de slang geen tekenen vertoont dat zij de mens zal aanvallen, mag de mens – indien hij voor God volmaakt zuiver wil staan – haar niet zonder meer doden, noch haar provoceren zodat zij misschien toch aanvalt. In alle gevallen geldt dat God Rechter is volgens de hartsgesteldheid van de ziel tijdens de confrontatie. Maria wijst er ook op, dat het feit dat een ziel door een dier wordt aangevallen, op zich geen afdoende reden vormt om het dier te doden. Het moet daartoe wel om een uitzonderingstoestand gaan, en bovendien met een gevaarlijk en/of onberekenbaar dier.

Bedenken wij bij dit alles, dat de mensenziel de kennis van Gods Wet van Liefde in zich gestort heeft gekregen. Om deze kennis in zich 'toegankelijk' of 'actief' te houden, is het noodzakelijk dat de ziel zich zuiver houdt. Zuiverheid betekent: handelen, denken, spreken, voelen en willen zoals God dit van elke ziel verwacht, en aldus alles vermijden wat de ziel vervuilt en haar van de toestand van heiligheid verwijdert. Dit alles betekent meteen, dat elke mensenziel zich voor de grote opgave gesteld ziet, een zo groot mogelijke zuiverheid te betrachten opdat zij in staat zou zijn, in alle omstandigheden te onderscheiden tussen datgene wat God behaagt, en wat niet, en in zich het verlangen zou bewaren om steeds niets dan Liefde te verspreiden. Slechts in deze gesteldheid kan de mensenziel daadwerkelijk God tegenwoordig stellen in elk contact met haar medeschepselen.

De mensenziel hoort tegenover de dieren het ideaal te betrachten, een spiegel van Gods Tegenwoordigheid te zijn, zodat de dieren in aanwezigheid van de mensenziel God Zelf nabij weten. Concreet moet men zich daaronder een gedrag en ingesteldheid voorstellen, die door de volgende elementen getekend zijn:

De componenten van de spiegel van Gods Tegenwoordigheid:
  • onvoorwaardelijke Liefde
  • zorgzaamheid – belangstelling voor de ware behoeften van het medeschepsel, gepaard met vooruitziendheid
  • zachtheid, tederheid
  • geduld
  • verdraagzaamheid
  • warmte – geborgenheid schenken
  • Licht – het medeschepsel in een globaal positieve levensatmosfeer hullen
  • hulpvaardigheid
  • gevoel en tact
  • alle angst en onrust wegnemen
  • de levenslust bevorderen
  • moed, hoop en troost geven
  • een genezende balsem voor het hart zijn
  • begrip en respect voor het medeschepsel en diens eigenheid
  • verdediging van de waardigheid van het medeschepsel

Deze componenten zijn tevens de componenten van de Ware Liefde, want God = de Ware Liefde. Ik zal dit overzicht verder nog nader toelichten.

Mens en dier voelen onbewust sterk de nabijheid van Gods Liefde wanneer een ziel met hen omgaat of in hun nabijheid verschijnt, in wie de voormelde ingesteldheden ten volle werkzaam zijn.

God heeft de dieren geschapen uit Liefde voor de mens, opdat de mens vreugde aan de dieren zou hebben, en opdat de dieren als anders geaarde levende wezens de mens zouden dienen tot bron van onderricht in de deugden. De ziel kan de bovenvermelde ingesteldheden in zeer hoge mate in zich tot ontwikkeling brengen via de omgang met dieren. Maria zegt dit op niet mis te verstane wijze. Dit betekent zonder meer dat de mens die zich aan dieren vergrijpt, voor zijn gedrag ter verantwoording zal worden geroepen voor het Aanschijn van de Goddelijke Rechter, Die hem tot hoeder van de Schepping, dus ook van de dieren, heeft aangesteld. Begrijpen wij heel goed, dat dieren op ons pad worden gebracht omdat Gods Voorzienigheid ons ook via hen doorheen een proces van heiliging wil leiden. Doordat de mensenziel vaak een grotere barrière moet overwinnen om zich helemaal te geven voor de noden van dieren dan voor medemensen, vormt het gedrag van een ziel jegens dieren voor God vaak de beste graadmeter voor de stand van ontwikkeling van die ziel in de Liefde.

De verantwoordelijkheid van de mensenziel voor alles wat in de Schepping, zelfs in de dierenwereld, verkeerd loopt, gaat heel ver. Bedenken wij slechts de volgende punten, en houden wij ons daarbij voor ogen dat deze opsomming verre van volledig is:

  • vanwege de zonden der mensen zijn bepaalde dieren agressief. Dit geldt zowel voor de invloed van de zonden vanwege de hele mensheid van alle tijden op het gedrag van vele wilde dieren, als voor de invloed van de weinig liefdevolle ingesteldheid van individuele zielen jegens hun huisdieren. Elk gebrek aan Liefde wekt de duisternis. Een wezen dat liefdeloos wordt behandeld, wordt hierdoor geleidelijk – soms ineens – onwerkzaam in het kader van zijn levensopdracht voor God;

  • vanwege de zonden der mensen bestaat onder dieren in het wild roofzucht. De wetenschap beschouwt dit als 'instinct'. Dit is slechts één element van de waarheid: De Hemelse Koningin wijst erop, dat in het gedrag van dieren onvermoed veel is veranderd door de ontwrichtende invloed van de erfzonde en de vreselijke zondelast van de hele mensheid sedertdien;

  • vanwege de zonden der mensen is de verhouding tussen mensen en dieren zo zwaar verstoord dat vele dieren geen vertrouwen in de mens hebben, dat zij vluchten wanneer zij door een mens worden benaderd, enzovoort. Wanneer wij bedenken dat de mensenziel door God is aangesteld als behoedster van de Schepping, als vertegenwoordigster van Zijn Aanwezigheid en Werken jegens alle schepselen, is deze vaststelling een ware blaam aan de mensheid: Geen enkel levend wezen is door God zo geprogrammeerd dat het in Tegenwoordigheid van de Ware Liefde op de vlucht zou slaan;

  • vanwege de zonden der mensen eten vele diersoorten slechts, of overwegend, vlees. Het eten van vlees was oorspronkelijk voor geen enkel schepsel voorzien. God heeft elk schepsel voorzien van een lichaam als instrument door middel waarvan het ware levensprincipe – voor de mens is dit de ziel in de strikte zin van het woord – zich doorheen Zijn Schepping zou kunnen verplaatsen. Hij heeft het nooit zo bedoeld dat het lichaam van een welbepaald schepsel door een ander schepsel gegeten zou worden. Ik verwijs in dit verband ook naar Brief 435, waarin de spirituele motieven tegen het eten van vlees klaar en duidelijk worden uiteengezet.

Uit het hele betoog van dit manifest tot op dit punt moet nu reeds duidelijk zijn, dat de relatie tussen mens en dier voor de Hemel buitengewoon belangrijk is, en dat de betrekkingen tussen mens en dier voor de ontwikkelingen van Gods Heilsplan veel belangrijker zijn dan de meeste mensen denken. Reeds de profeet Jesaja sprak over het Messiaans Tijdperk waarin de hele Schepping de volle harmonie terug zal vinden. Deze harmonie was er, tot de erfzonde werd bedreven.

Er is slechts één weg terug naar een volkomen harmonie tussen alle schepselen: deze naar een volle bloei van de Ware Liefde in elke mensenziel.

In wezen is deze bloei de hele inzet van de strijd van het Licht tegen de duisternis. De drijvende kracht achter de erfzonde en alle latere zonden is de satan. Hij is het, die doorheen al zijn werken de Liefde tracht te ondermijnen. Daarom is de strijd tegen de duisternis in wezen een strijd voor de vervolmaking van de Liefde in zoveel mogelijk zielen.

Maria roept de mensheid op tot een volkomen nieuw, onvoorwaardelijk en totaal liefdevol gedrag tegenover de dieren, en Zij beklemtoont steeds weer hoezeer de levenssfeer op aarde in de gunstige zin zou veranderen indien de mensenzielen tegenover de dieren daadwerkelijk God zouden vertegenwoordigen zoals Hij werkelijk is. Geen mensenziel kan op aarde een vlekkeloze spiegel van God zijn, maar het is wel elke ziel gegeven, een hoge graad van bloei in de Ware Liefde te verwezenlijken. Precies om dit te kunnen, zijn ons de geheimen van de totale toewijding aan Maria, de Meesteres van alle zielen toevertrouwd. Het komt er dus op aan dat de zielen kanalen van zuivere Liefde worden.

Het is nu werkelijk de hoogste tijd dat de mensheid zich erover zou bezinnen welke schade zij de effecten van de Goddelijke Liefde berokkent door met de dieren om te gaan zoals dit nu gebeurt (commercieel, doch ook maar al te vaak in de sfeer van het private leven). De Liefde is de brandstof van het Ware Leven. De ziel die deze versmaadt of in haar eigen gedrag verloochent, kan dit in Gods ogen niet rechtvaardigen. Alles wat door God is geschapen, draagt elementen van Zijn Liefde in zich. In vele schepselen worden deze elementen verlamd, onwerkzaam gemaakt, op de meest uiteenlopende wijzen onderdrukt, of gedood. Wee de ziel die Werken van God poogt te verminken. Aldus luidt Gods Wet.

Hoofdstuk 5

Spirituele evaluatie van het leed aan dieren aangedaan

5.1. Het alomvattend bewustzijn van God en van de Moeder Gods

Laten wij vertrekken van het uitgangspunt dat de hele stellingname van God ten aanzien van de omgang van de mensenzielen met de dieren begrijpelijk maakt: God verlangt van elke mensenziel dat deze Zijn Liefde, Zijn Aanwezigheid en Zijn Werken jegens de dieren vertegenwoordigt. Dit betekent dat de mensenziel met een dier zo moet omgaan, dat het dier in de nabijheid van de ziel het gevoel heeft alsof God Zelf tegenwoordig zou zijn. God verlangt van de mensenziel dat zij de dieren beschouwt als dragers van gevoelens, als bezit en eigendom van God, en als volwaardige kanalen door dewelke God aan de vormgeving van de ziel werkt. Om deze redenen is het in Gods ogen een zonde, in bepaalde omstandigheden een zware zonde, wanneer een mensenziel met een dier niet omgaat zoals Hij het Zelf zou doen, wanneer zij een dier van zijn waardigheid berooft, het niet onvoorwaardelijk liefdevol behandelt, en het niet als datgene eert, wat het in werkelijkheid is: een geschenk en een werktuig van God.

Het is heel belangrijk, ons constant voor ogen te houden dat elk dier in de Schepping een rol heeft te spelen, dat het om deze reden voor God belangrijk is, en dat elk gebrek aan Liefde vanwege een mensenziel jegens een dier de stroming van de Liefde en dus ook van het Goddelijk Leven doorheen de Schepping op een bepaald punt verandert.

Wanneer men dit alles beschouwt, begrijpt men hoe het komt dat Jezus en Maria alle Liefde maar eveneens alle leed van de hele Schepping onbeperkt kunnen aanvoelen. Alle leed dat mensenzielen elkaar en dieren aandoen, vormt immers samen het eeuwigdurend Lijden van Jezus en Maria.

Jezus en Maria dragen ononderbroken het geheel van de gevoelens van elk schepsel in hart en lichaam in Zich mee. De belangrijkste redenen waarom dit zo is, zijn de volgende:

     1. God zou anders niet de precieze staat van genade en ongenade van elke ziel kunnen vaststellen en evalueren. Inderdaad, voor de evaluatie van de precieze staat van genade of ongenade van een ziel is het belangrijk dat God tot in alle bijzonderheden:

  • exact alles kan voelen wat de mens lichamelijk, geestelijk en moreel lijdt: anders zou de verlossende waarde van zijn lijden en beproevingen nooit kunnen worden bepaald, en zou de ziel God kunnen bedriegen door lijden voor te wenden. In dit geval zou God de ontwikkeling van Zijn Heilsplan zelfs laten afhangen van eventuele huichelarij van mensenzielen;

  • exact alles kan voelen wat een medemens of een dier wordt aangedaan.

Dit verschijnsel kunnen wij aanduiden als het
alomvattend Bewustzijn van God.

     2. Jezus en Maria blijven tot het einde der tijden volledig ingeschakeld in de 'kringloop' van de Verlossing. Zij zouden nooit onderdeel van dit systeem kunnen zijn, indien Zij niet volledig aan de effecten van de wederzijdse relaties tussen alle schepselen deel zouden hebben, respectievelijk indien Zij deze effecten niet in Hun eigen Wezen konden aanvoelen.

In die zin zijn ook de volgende woorden te begrijpen, die zeggen dat Jezus Zijn Kruis voor alle tijden draagt, en dat Maria voor alle tijden over de mensheid weent.

Nog preciezer uitgedrukt: Jezus en Maria voelen elke pijn, elk hartenleed, elke vermoeidheid, elke ziekte, de effecten van elke beproeving op elk menselijk lichaam, elk menselijk hart, elke menselijke geest en elke menselijke ziel, omdat Zij met het oog op de voltooiing van de Verlossing volledig met elk levend wezen zijn verbonden.

Door een Goddelijk Mysterie kunnen Jezus en Maria elke lichamelijke, geestelijke en morele gewaarwording van elk levend wezen tezelfdertijd in hun eigen Wezen aanvoelen. Dit betekent meteen dat Zij niet slechts aanvoelen wat in alle mensen omgaat, doch ook wat in alle dieren omgaat. Dit bevestigt de volmaaktheid van de Goddelijke bekwaamheid om elke mensenziel op onfeilbare wijze te oordelen. Inderdaad, het geheel aan verdiensten, aan heiligheid, aan misstappen en aan onvolmaaktheden van elke ziel wordt ook bepaald door de wijze waarop zij met de dieren op haar levensweg omgaat. De meeste zielen weten niet, respectievelijk houden er geen rekening mee, hoe belangrijk in Gods ogen de omgang met de dieren op hun levensweg is.

Ik heb er reeds op gewezen dat elk medeschepsel – mens en dier – Gods handtekening in zich draagt. Alles is van God uitgegaan. Elk schepsel is een wonderwerk van Zijn Liefde. Miskenning van de waardigheid van een medeschepsel – mens of dier – minacht en miskent derhalve de Bron van de Liefde en het Leven zelf. De ziel die een medemens of een dier kwaad berokkent, berokkent God kwaad. Slaat men een medeschepsel, dan slaat men God. Dit geldt net zo goed wanneer het slachtoffer een dier is, als wanneer het een mens is.

Wie zijn medeschepsel – mens of dier – behandelt met zachtheid en tederheid, kleedt dit schepsel in wol. Wie zijn medeschepsel behandelt met gevoelloosheid en ruwheid, drijft een spijker in het hart van dit medeschepsel, een andere in het Hart van God, en een derde in zijn eigen hart, want wat men een medeschepsel aandoet (goed zowel als slecht), doet men God aan, en (doordat de Schepper en alle schepselen onderling met elkaar verbonden zijn), uiteindelijk ook zichzelf. Het kan niet te veel beklemtoond worden: De mens stelt geen enkele handeling voor zichzelf alleen, spreekt geen enkel woord voor zich alleen, koestert geen enkele gedachte of gevoel voor zich alleen. Alles heeft een weerslag op de Schepping als geheel, op de ontwikkeling van Gods Heilsplan, en op de staat van genade of ongenade van de mensheid als geheel, en ontplooit een boemerangeffect: Het keert naar de bron terug. De ziel die Liefde zaait, oogst Liefde, zij die duisternis en leed zaait, oogst duisternis en leed, dit alles in bepaalde gevallen en onder bepaalde vormen reeds hier op aarde, maar in zekerheid na dit leven, bij Gods Gerechtigheid.

5.2. Door de satan geïnspireerde benadering van dieren

Ik heb reeds uitvoerig gewezen op de voornaamste motieven waarom God de dieren heeft geschapen en op het spiritueel belang van de aanwezigheid van de dieren in de Schepping. Het is dus niet slechts ter wille van Gods Wet van Liefde dat de mensenziel liefdevol met de dieren behoort om te gaan: Een liefdevolle omgang met de dieren is elke ziel tevens van nature ingeprent. Niettemin lijden vele dieren door de hand van mensen. Dit is een ware gruwel in Gods ogen: Dieren als geschenken van Zijn Liefde, worden veracht. De Meesteres van alle zielen wijst er met de grootste nadruk op, dat elke liefdeloze omgang met dieren op God overkomt alsof een geschenk van Zijn Liefde Hem op een hatelijke wijze in het Aangezicht teruggeslingerd wordt. De mensenzielen geven zich er gewoonlijk geen rekenschap van, dat elke verkeerde behandeling van een dier in wezen neerkomt op een verkeerde behandeling van God Zelf, doordat in een verkeerd behandeld dier een Werk van Gods Liefde wordt mishandeld, en doordat God op grond van Zijn alomvattend Bewustzijn (zie punt 5.1) alles voelt wat elk schepsel voelt en wordt aangedaan.

De wijze waarop een ziel met dieren omgaat, toont God in welke mate deze ziel ontwikkeld is in de Liefde. Wij mogen nooit uit het oog verliezen dat de mensenziel na dit leven wordt geoordeeld op grond van de LIEFDE die zij heeft opgebracht! Dit geldt niet slechts voor de Liefde tot God en de Liefde tot de naaste (in de zin van de medemens) doch eveneens voor de Liefde tot de dieren.

Ik heb er in vele vroegere geschriften reeds moeten op wijzen dat de satan zich tot doel heeft gesteld, Gods Werken te ontwrichten en onwerkzaam te maken. Aangezien de hele Schepping is gebaseerd op de stroming van de Liefde, voert hij zijn verwoestingswerken precies uit door de zielen te inspireren tot de meest uiteenlopende afwijkingen van de Liefde. Elke zonde is daarom een afwijking van de Liefde: Om het even welke deugd wordt overtreden, uiteindelijk komt elke overtreding neer op een overtreding van de Liefde, want alle deugden zijn takken van de boomstam die 'Liefde' heet. Zo inspireert de satan de mensheid elke dag tot vele miljoenen liefdeloze handelingen naar dieren toe. Dit betekent concreet, dat de zondelast die op de mensheid als geheel drukt, door de overtredingen tegen de Liefde jegens de dieren alleen reeds van dag tot dag aanzienlijk vergroot.

De drijvende kracht achter elke verkeerde omgang met dieren is dus, zoals dit bij elke ondeugd en zonde het geval is, de satan. Men zou zich de vraag kunnen stellen, wat de satan erbij te winnen heeft dat dieren lijden door mensenhand, wanneer de dieren op zich hem eigenlijk niet interesseren? Uiteindelijk gaat het hem louter om mensenzielen. Het antwoord laat zich gemakkelijk raden tegen de achtergrond van alles wat in dit geschrift reeds is aangetoond: De mens kan via zijn gedrag jegens dieren veelvuldig zondigen zonder zich ervan bewust te worden dat hij aan het zondigen is, want 'het is toch maar een dier'. Vergeten wij daarenboven nooit dat elk dier een punt in het netwerk van de Schepping vormt, doorheen hetwelk Gods liefdesstroom moet verder vloeien.

Elke liefdeloze gedraging jegens een dier verstoort een knooppuntje in dit netwerk van de Liefde. Wat zijn de gevolgen van een dergelijke handeling?

  • zij speelt de plannen en werken der duisternis in de kaart

  • zij blokkeert op vele punten gelijktijdig de Werken van het Licht

  • zij verstoort op grote schaal de relaties tussen Gods schepselen.

Elke ontwrichting in de stroming van Gods Liefde tussen de schepselen brengt de satan dichter bij zijn uiteindelijk doel (de verwoesting van de fundamenten van Gods Rijk op aarde en de val van mensenzielen) en stelt de verwezenlijking van Gods uiteindelijk doel uit (de grondvesting van Zijn Rijk van volmaakte Liefde en Vrede op aarde). Elke liefdeloze handeling van een mensenziel jegens een dier trekt nieuwe ellende over de wereld.

Welke waarde heeft het lijden der dieren?

Het lijden van dieren heeft op zich geen verlossende waarde, omdat de dieren op zich buiten het Goddelijk Heilsplan staan, maar... de dieren worden op de levensweg van mensen gebracht opdat de mensenzielen door hun omgang met dieren vele dingen zouden leren, die hen naar de volmaaktheid, de volledige ontplooiing als ziel, moeten helpen leiden. Ik herinner aan de componenten van de spiegel van Gods Tegenwoordigheid, opgesomd in punt 4.4. Daar God elke mensenziel tot taak heeft gegeven, spiegel van Zijn Tegenwoordigheid te worden jegens de hele Schepping, moet elke ziel ook in haar omgang met dieren elk van de componenten van die spiegel in zich tot ontplooiing zien te brengen. Het lijden van dieren is op zich volslagen zinloos zolang het niet door mensenzielen wordt toegewijd. De Hemelse Koningin roept er met klem toe op, dat alle dierenleed door zoveel mogelijk mensenzielen vurig aan Haar zou worden toegewijd. Gebeurt dit niet, dan brengt het slechts duisternis over de wereld. Gebeurt dit wel, dan wordt deze duisternis gecompenseerd en kan zelfs de genade worden afgekocht dat zielen die zich overgeven aan het toebrengen van leed aan dieren, tot bekering komen.

5.3. Categorieën van door de satan geïnspireerde benadering van dieren

De mensenziel kan een dier op verschillende wijzen verkeerd benaderen. Het gaat hierbij steeds om onvolkomenheden die ten minste tot de sfeer van de ondeugden, in vele gevallen tot de sfeer van de zonden behoren. Ik herinner volledigheidshalve aan de definitie die de Meesteres van alle zielen geeft aan ondeugd en zonde:

Ondeugd = elke gesteldheid of handeling, die de vruchtbaarheid van de ziel voor Gods Werken en voor het Goddelijk Heilsplan vermindert.

Zonde = elke handeling, woord, gedachte, verlangen of nalatigheid waardoor de ziel Gods Plan met de Schepping tegenwerkt en de harmonie en goede werking binnen de Schepping verstoort. God heeft Zijn Schepping geordend met een welbepaalde harmonie, die geregeld wordt door de Goddelijke Wet van de Liefde. Elke afwijking van die Wet van Liefde wordt zonde genoemd. Een ziel begaat een zonde wanneer zij ingaat op een duistere influistering, op grond van dewelke zij tot een afwijking van Gods Wet wordt aangezet.

Bij de eerste twee van de volgende categorieën hebben wij te maken met ware zonden die rechtstreeks ten nadele van bepaalde dieren worden bedreven:

5.3.1. mishandeling in de ware zin van het woord

Wij kennen mishandeling in uiteenlopende vormen: agressie, foltering, lichamelijke en geestelijke kwelling, enzovoort. Ik geef geen concrete voorbeelden, vanwege de stelling die de Meesteres van alle zielen ooit naar voor bracht en die luidt, dat gedetailleerde opsommingen van werken van duisternis, kunnen neerkomen op een verheerlijking van deze werken.

De Meesteres van alle zielen definieert mishandeling als "elke gedraging of elk effect van een gedraging vanwege een mensenziel jegens een medeschepsel, die afwijkt van Gods Wet van Liefde, en waarbij één of meer van de volgende elementen van toepassing zijn:
  • het wezen van dit medeschepsel wordt gebruikt voor een doel waartoe God het niet heeft bestemd;

  • het wezen van het medeschepsel wordt behandeld op een wijze die beoogt dat lijden zou ontstaan of waarvan de mensenziel moet weten dat het bij het medeschepsel lijden kan verwekken;

  • aan het medeschepsel wordt fysieke, morele, geestelijke of spirituele schade toegebracht, of de gedraging kan dergelijke schade tot gevolg hebben;

  • het medeschepsel wordt in zijn waardigheid als schepsel van God geschonden;

  • het medeschepsel wordt gehinderd bij de vervulling van de rol die God voor hem binnen het groot Plan van Zijn Schepping heeft voorzien".

De satan inspireert mensenzielen tot mishandeling, zowel van dieren als van medemensen, met de bedoeling, dat:

  • de Wet van de Liefde zou worden geschonden, zodat Gods Werken ondermijnd en de grondvesting van Zijn Rijk op aarde uitgesteld zou worden;

  • de schuldige ziel schade zou toebrengen aan haar eigen staat van genade;

  • het mishandelde schepsel zou worden geschokt in haar geloof in de Ware Liefde;

  • het mishandelde schepsel de opdracht waartoe het in de wereld is, niet meer onbelemmerd en/of niet meer in een zuivere gesteldheid zou kunnen volbrengen.

Laten wij de definitie van mishandeling even analyseren, teneinde te zien hoe diep dit verschijnsel gaat:

  • Gedraging of effect van gedraging: Onder 'effect van gedraging' moeten wij de gevallen verstaan, waarbij de zondige behandeling ook haar uitwerkingen kan krijgen zonder dat de mensenziel fysiek bij het medeschepsel aanwezig is. Een klein voorbeeld: Er bestaat systemen waardoor een dier, bijvoorbeeld een hond, ertoe gedwongen wordt om lichamelijk vrijwel roerloos te liggen, doordat het dier bij elke beweging een elektrische stroomstoot toegediend krijgt. Een ander voorbeeld is stroperij, waarbij dieren zwaar leed wordt aangedaan via toestellen waarin deze dieren gevangen worden zonder dat op dat ogenblik een mensenziel fysiek aanwezig hoeft te zijn.

  • Gedraging die afwijkt van Gods Wet van Liefde: Wij mogen stellen dat Gods Wet van Liefde wordt belichaamd door het geheel van de componenten van de spiegel van Gods Tegenwoordigheid, zoals opgesomd in punt 4.4. In de mishandeling is van deze componenten niets terug te vinden, omdat in de mishandeling de satan zijn werken van duisternis ten volle ten uitvoer brengt. Ik kom hierop straks nog uitvoeriger terug.

  • Een doel waartoe God het medeschepsel niet heeft bestemd: Hier kunnen wij in de eerste plaats denken aan situaties waarin dieren lichamelijk worden uitgeput om menselijke noden te dekken of behoeften te bevredigen. Dieren kunnen weliswaar op een ook door God gedoogde wijze voor hulp in bepaalde werken worden ingezet, doch louter en alleen indien zij daarbij door de mens worden behandeld met naleving van de zogenaamde componenten van de spiegel van Gods Tegenwoordigheid, en in geen geval volgens een regime dat hen lichamelijk uitput.

  • Behandeling op een wijze die beoogt dat lijden zou ontstaan: Hier bevinden wij ons op het terrein van het puur sadisme, met foltering, lichamelijke en/of geestelijke kwelling. De mensenziel onderwerpt het medeschepsel hier aan handelingen die door de satan zijn geïnspireerd, zodat zij volledig indruisen tegen alle Liefde, en gericht zijn op ondermijning en zelfs vernietiging naar lichaam, geest, ziel of emotioneel evenwicht. Er worden effecten beoogd met als componenten: lijden, pijnen, angsten, het totaal breken van de eigenheid van het schepsel, het doven van alle Licht in het schepsel en het breken van al diens geloof in de Liefde vanwege God of zijn medeschepselen en in Gods bestaan, Tegenwoordigheid of werking. De satan inspireert hier tot behandelingen die gebruik maken van de kennis van alle zwakheden van het levende wezen op lichamelijk en/of geestelijk gebied om dit wezen te ondermijnen, van God weg te trekken en te vernietigen. In bepaalde gevallen heeft de mensenziel in deze gedragingen jegens het medeschepsel geen duidelijke doelstelling voor ogen, en handelt zij uit een onbedwingbare neiging om innerlijke ontevredenheid af te reageren. Hierbij is vaak een onbewuste neiging werkzaam om deze ontevredenheid te compenseren door:

    • de aanblik van een medeschepsel dat van alle Geluk en alle innerlijke Vrede wordt beroofd. Men zou het zo kunnen uitdrukken, dat de mishandelende ziel van de stelling uitgaat: 'Indien het mij niet goed gaat, dan zorg ik ervoor dat het jou nog slechter vergaat'. Zo lijkt de mishandelende ziel zich (bewust of onbewust) in alle omstandigheden boven haar slachtoffer te willen plaatsen, alsof zij zichzelf wil verheffen tot een soort almachtige god, doch met gebruikmaking van alle middelen van de satan, en volledig door hem geïnspireerd;

    • het gevoel dat men dit medeschepsel ongeremd kan manipuleren.

De Meesteres van alle zielen wijst erop, dat de mishandelende ziel zich hetzij op duurzame wijze hetzij tijdens de fase van de bekoring die haar tot haar gedrag brengt, zo totaal van God verwijderd voelt, dat zij zichzelf jegens haar slachtoffer opwerpt als een straffende god. In werkelijkheid is zij tijdens de mishandeling volkomen werktuig van de satan in de volle uitwerking van zijn plan tot verwoesting van de Liefde en tot beschaming van God. Het is daarbij alsof de mishandelende ziel zich een eigen wereld bouwt, volgens haar eigen 'gerechtigheid', en waarin zijzelf de almachtige god is. Zij doet dit opdat zij haar frustraties, haar ontevredenheid en teleurstellingen over de loop van haar leven, vrij en onbelemmerd zou kunnen compenseren door de aanblik van een wezen dat volgens haar vrije beschikking onder haar 'gerechtigheid' valt en in wie zij niet zelden God Zelf wil treffen. God is immers Diegene Die haar 'zoveel onrecht heeft aangedaan'.
  • Handeling waarvan de mensenziel moet weten dat het bij het medeschepsel lijden kan verwekken: Ook al zou het medeschepsel tijdens de handeling geen uitgesproken leed ervaren, dan wordt de mishandelende ziel niettemin door God beschouwd alsof zij leed heeft toegebracht, omdat de bedoeling om leed te veroorzaken, aanwezig was. De Meesteres van alle zielen wees er vroeger reeds op, dat God oordeelt volgens de hartsgesteldheid en de bedoeling die in een ziel aanwezig zijn, zowel in het goede als in het kwade.

  • Er wordt fysieke, morele, geestelijke of spirituele schade toegebracht, of de gedraging kan dergelijke schade tot gevolg hebben: Kenmerkend voor mishandeling is het feit dat de handeling bij het medeschepsel verwonding of beschadiging toebrengt aan lichaamsdelen, lichaamsfuncties belemmert of ontwricht, het medeschepsel geestelijk en/of emotioneel in onevenwicht brengt en vaak in de kern van zijn wezen (de ziel voor de medemens, het levensprincipe bij het dier) ondermijnt. Er is reeds sprake van mishandeling wanneer de bedoeling bestaat, het medeschepsel in zijn wezen, hetzij stoffelijk hetzij niet stoffelijk, te schaden.

  • Het medeschepsel wordt in zijn waardigheid als schepsel van God geschonden: Mishandeling vernedert het medeschepsel, en gebeurt in bepaalde gevallen zelfs bewust met de bedoeling, het medeschepsel te vernederen. Ik herinner eraan dat vernedering steeds één van de hoofdmotieven in de strategie van de satan is geweest. Het is van meet af aan zijn bedoeling geweest, Gods handtekening uit alle schepselen uit te wissen, ze onherkenbaar te maken in hun hoedanigheid als werken van Gods Liefde. Precies daarom verleidt hij ononderbroken mensenzielen tot zonde – omdat de zonde een ziel vervormt – en zoekt hij mensenzielen ertoe te brengen, dieren te mishandelen, opdat de zielen hierdoor zouden zondigen, de dieren eronder zouden lijden, en de stroming van de Liefde onderbroken zou worden. Hoe kan de satan Gods Werken beter ondermijnen dan door schepselen tegen elkaar op te zetten, zodat zij elkaar onderling van de Liefde beroven en onwerkzaam maken? Deze duivelse verwoestingslist wordt door de mensheid zelden herkend.

  • Het medeschepsel wordt gehinderd bij de vervulling van de rol die God voor hem binnen het groot Plan van Zijn Schepping heeft voorzien: Mishandeling kan de levensloop van een schepsel grondig veranderen. Niet alleen wordt vaak het lichaam van het schepsel gebruikt op een wijze waarop het niet is berekend, en wordt het schepsel vaak geestelijk ontwricht en moreel ontmoedigd, zodat de hele persoonlijkheid kan veranderen, doch mishandeling laat meestal sporen na die het schepsel in de kern van zijn wezen raken: Heel vaak vermindert in het schepsel stap voor stap het vermogen om lief te hebben, om Liefde in zich op te nemen, om Liefde aan te nemen, om in oprechte Liefde te geloven. Het schepsel dooft geleidelijk – in bepaalde gevallen heel plotseling – uit als lichtje en als knooppunt in Gods liefdesstroom.

    Het gevolg van elke mishandeling van een schepsel door een mensenziel is een blokkade ergens in de stroom van Liefde die God doorheen de Schepping stuurt. De mishandelende ziel zit zelf hetzij kortstondig en voorbijgaand, hetzij langdurig, gevangen in duisternis, en dooft via haar handelingen het Licht en het Vuur in het mishandelde medeschepsel uit, zodat een baan van duisternis ontstaat waar God een baan van Licht had bedoeld. Doordat het medeschepsel op deze toestand gewoonlijk met gevoelens van duisternis reageert, en op zijn beurt steeds minder in staat is om Licht en Liefde om zich heen te verspreiden, wordt hier in vele gevallen spoedig een veelzijdige blokkade in de liefdesstroom gevormd.
    Zo bouwt de satan aan zijn ketting van duisternis.

Wij kunnen ons de vraag stellen: Wat brengt een mensenziel tot mishandeling?

Zoals ik reeds heb aangestipt: over het algemeen gevoelens van ontevredenheid, van minderwaardigheid, van haat, in het algemeen van onzuiverheid in het hart. Een ziel die waarlijk liefheeft en die waarlijk gelooft in het bestaan van God en in de realiteit van Zijn Heilswerken doorheen de beproevingen van het leven, zal niet tot mishandeling komen. Een ziel die vast geworteld zit in werelds denken, zal vroeg of laat door de wereld worden teleurgesteld, en kan daarop reageren door bepaalde vormen van agressie, sadistische neigingen, een zekere verwoestingsdrang. Een ziel die vast in God gelooft en in dewelke de Liefde waarlijk wordt opgenomen en verwerkt, reageert zich niet op haar medeschepselen af, en wordt gedreven door de betrachting, Liefde te verspreiden: Zij leeft dan vanuit de hartslag van God Zelf, Die niet verwoest en niet kwelt, doch liefheeft, koestert en verzorgt.

De mishandelende ziel lijkt alle besef te hebben verloren van het feit dat haar medeschepselen levende wezens zijn die, evenals zij, doorheen de beproevingen van elke dag hun levensopdracht tot voltooiing moeten brengen, of – wat nog erger is, en op een nog grotere verblinding wijst – staan hier volkomen onverschillig tegenover. Dit laatste wijst op de dood of een zware ziekte van de Liefde in de ziel. Zij gaat daardoor namelijk met haar medeschepsel om alsof het een voorwerp zonder gevoelens zou zijn.

Om beter de aard van de zonde te bevatten, die in mishandeling vervat zit, en ook beter de handtekening van de satan erin te herkennen, voer ik U even terug naar de componenten van de spiegel van Gods Tegenwoordigheid, ook genoemd de componenten van de Ware Liefde, ditmaal in vergelijking met hun tegenhangers:

componenten van de spiegel van
Gods Tegenwoordigheid
componenten van de
tegenwoordigheid van de satan

onvoorwaardelijke Liefde

alles wat de ziel doet en nastreeft, heeft uitsluitend tot doel, Gods Werken en het welzijn van het medeschepsel te bevorderen

liefdeloosheid

alles wat de ziel doet en nastreeft, heeft uitsluitend tot doel, Gods Werken te ondermijnen, het medeschepsel van zijn Geluk te beroven en het van het geloof in Gods Liefde af te snijden

zorgzaamheid – belangstelling voor de ware behoeften van het medeschepsel, gepaard met vooruitziendheid

de ziel heeft belangstelling voor het medeschepsel met als enige bedoeling, het optimaal te leren dienen. Zij wil achterhalen hoe het in elkaar zit en wat zijn zwakheden zijn, teneinde het op een optimale wijze te kunnen helpen optillen en tot bloei te helpen brengen



 

de behoeften van het medeschepsel misbruiken als zwakheden die het kwetsbaar maken

de ziel neigt ertoe, naar de zwakheden van het medeschepsel te zoeken teneinde het maximaal te kunnen kwetsen, volledig onwerkzaam te maken of het op elk niveau te breken – hierop berust o.a. het hele concept van het folteren en van de behandeling van gevangenen in totalitaire regimes, teneinde het regime onaantastbaar te maken voor zijn tegenstanders en tezelfdertijd onderliggende frustraties van zijn aanhangers via een eigen systeem van 'gerechtigheid' te kunnen compenseren

zachtheid – tederheid

de ziel gaat spontaan met het medeschepsel om als met een breekbaar wezen dat zij tot elke prijs in stand wil houden, omdat zij het beschouwt als Gods Werk en eigendom

ruwheid in de omgang

de ziel behandelt het medeschepsel op een brutale wijze, alsof het een levenloos voorwerp was, zonder enige consideratie en zonder enige inleving in het hart van het medeschepsel

geduld

de ziel gunt het medeschepsel de tijd om zich bij haar aan te passen, en zoekt samen met het medeschepsel naar omgangswijzen waarin beide zich goed voelen en spontaan 'helemaal op elkaar ingespeeld raken'. De ziel beveelt niet, zij nodigt uit.

ongeduld

de ziel legt het medeschepsel bepaalde regels op, die alleen haar persoonlijk passen, en duldt niet dat deze niet onmiddellijk volgens haar verwachtingen opgevolgd worden. Door haar gespannenheid wurgt zij het medeschepsel in de kern van diens wezen

verdraagzaamheid

de ziel kan ermee leven dat het mede-schepsel niet in alles is of reageert zoals zijzelf, en zoekt liefdevol naar de beste basis voor een samen-leven, omdat zij het medeschepsel respecteert zoals het is

 

onverdraagzaamheid

elk vastgesteld verschil tussen de ziel en het medeschepsel wekt bij de ziel protest op, zodat tussen beide een onzichtbare muur groeit. De eigenheid van de ander wordt verantwoordelijk gesteld voor elke stroefheid in de relatie en wordt aangewezen als de bron van de 'ellende' tussen de beide partijen.

warmte – geborgenheid schenken

elke tegenwoordigheid van de ziel lijkt het medeschepsel in een warme mantel te hullen, zodat dit laatste zich bij de ziel waarlijk goed, veilig en ontspannen voelt

 

 

kilte, onbehaaglijke gevoelens om zich heen verspreiden

elke tegenwoordigheid van de ziel vervult het medeschepsel met onbehagen, waardoor het zich niet echt veilig voelt en elke spontane liefdesstroom tot stilstand lijkt te komen. Het medeschepsel voelt zich in tegenwoordigheid van de ziel geblokkeerd

Licht – het medeschepsel in een globaal positieve levensatmosfeer hullen

de ziel lijkt Licht om zich heen uit te stralen, zodat het medeschepsel zich bij haar helemaal op zijn gemak voelt doordat een sfeer van volledige openheid de relatie beheerst: Er blijkt voor het medeschepsel geen enkele reden voor onrust of vrees

duisternis – het medeschepsel het gevoel geven dat het in een duistere wolk wordt gehuld, die beklemt

de aanwezigheid van de ziel wekt in het medeschepsel gevoelens van onwel-zijn, ongemak of spanning in ziel en/of lichaam op; de ziel heeft op het medeschepsel het effect alsof zij het van God scheidt, en het alle vreugde en Hoop ontneemt

hulpvaardigheid

de ziel ziet het als een plicht van Liefde, zich helemaal voor haar medeschepsel te geven, het in alle omstandigheden bij te staan, zodat het zijn eigen levensopdracht ten volle kan uitvoeren

zelfzucht en onverschilligheid

de ziel heeft geen enkele belangstelling voor de noden en behoeften van het medeschepsel. Dit laatste moet zichzelf behelpen en kan niet op inleving vanwege de ziel rekenen

gevoel en tact

de ziel houdt constant rekening met de gevoelens van haar medeschepsel, behandelt het behoedzaam zodat het op zijn tijd met de ziel vertrouwd kan worden. Bijvoorbeeld: De ziel steekt een dier heel rustig de hand toe, zodat dit het gevoel krijgt dat een toegestoken hand slechts iets goeds betekent

gevoelloosheid, tactloosheid

de ziel houdt geen rekening met de gevoelens van het medeschepsel, zodat dit laatste heel licht gekwetst wordt en jegens de ziel weinig of geen vertrouwen krijgt. De ziel handelt hierdoor zonder enige remming, zodat ook mishandeling door de ziel zelf niet als dusdanig wordt herkend

alle angst en onrust wegnemen

het is voor de ziel belangrijk dat het medeschepsel bij haar ontspannen is. Zij spreekt bijvoorbeeld heel zacht tot elk dier op haar weg, om de liefdesstroom intact te houden en te zorgen dat het dier spontaan zichzelf durft te zijn en haar als vriend beschouwt

angst en onrust opwekken

de ziel gedraagt zich – vaak bewust – angstwekkend, vaak als een uiting van geldingsdrang, zodat het medeschepsel het liefste haar aanwezigheid ontvlucht. Er is haar niets aan gelegen dat het medeschepsel haar niet als vriend kan beschouwen

de levenslust bevorderen

de tegenwoordigheid van de ziel wekt in het medeschepsel nieuwe levenslust, nieuwe kracht. De ziel slaagt er hierdoor in, het medeschepsel ondanks beproevingen in staat te stellen om zijn levensweg op de best mogelijke wijze verder te zetten. Hierdoor wordt de liefdesstroom in het medeschepsel aangewakkerd

alle levenslust ontnemen

het gedrag van de ziel, eventueel zelfs reeds haar tegenwoordigheid, heeft op het medeschepsel een verlammend effect, alsof in dit laatste alle leven tot stilstand komt. Het medeschepsel krijgt het hierdoor moeilijk om zijn levenstaak te volbrengen, want het is alsof het spoedig niet meer echt leeft, doch mechanisch doorheen de tijd wordt gesleept

moed, Hoop en troost geven

de ziel betracht, het medeschepsel in alle omstandigheden te bemoedigen en het in alles het Licht te helpen vinden

ontmoedigen, alle hoop op Geluk ontnemen

de ziel is er in handelen en spreken op gericht, in het medeschepsel negatieve verwachtingen te wekken en het ervan te overtuigen dat een uitzichtloze duisternis alles beheerst

een genezende balsem voor het hart zijn

de ziel gedraagt zich zodanig dat in het medeschepsel kwetsuren, trauma’s, verdriet en hartenpijn veel sneller genezen, doordat zij het medeschepsel helemaal opent voor de Liefde en het helemaal in Liefde onderdompelt, zodat het voelt dat het gewaardeerd wordt

verdriet, smart en hartenpijn berokkenen

de ziel veroorzaakt in het medeschepsel verdriet of kwetsuren. Dit kan door vele uiteenlopende gedragingen of woorden, gebrek aan tact, of opzettelijke belediging.

 

respect voor het medeschepsel en diens eigenheid

de ziel behandelt het medeschepsel als een wezen dat uit Gods hand komt en Liefde nodig heeft, ongeacht zijn uiterlijk, eigenschappen, kenmerken, zodat dit schepsel zich niet bekeken of beoordeeld voelt volgens de soort waartoe het behoort.

het medeschepsel ontwaardigen en vernederen

de ziel laat het medeschepsel minachting, spot of enig ander negatief gevoel of ingesteldheid merken op grond van het feit dat dit bepaalde kenmerken heeft. Bijvoorbeeld de merkbaar negatieve houding jegens een medemens van een ander ras of jegens bepaalde diersoorten (varken, hond met ongewoon uiterlijk, enz.)

Hoe kan een mensenziel jegens DIEREN God,
of integendeel de satan tegenwoordig stellen?

Vullen wij dezelfde tabel nu in met enkele concrete voorbeelden, louter ter verduidelijking (er kunnen oneindig veel voorbeelden worden bedacht):

componenten van de spiegel van Gods Tegenwoordigheid componenten van de tegenwoordigheid van de satan

onvoorwaardelijke Liefde

voorbeeld: elke gedraging of handeling die voortkomt uit de houding of ingesteldheid waarbij de mens nog liever zichzelf totaal terzijde schuift dan toe te laten dat een dier ook maar iets tekort zou komen

liefdeloosheid

voorbeeld: elke gedraging waarbij een dier wordt behandeld op een wijze die blijk geeft van onverschilligheid en van gebrek aan besef dat een dier geen levenloos, gevoelloos voorwerp is

zorgzaamheid – belangstelling voor de ware behoeften van het medeschepsel, gepaard met vooruitziendheid

voorbeeld: voedsel voorzien voor vogels of zwerfdieren in de winterkoude. Deze dieren hangen in hoge mate af van de mens die bereid is, datgene wat hij heeft, met hen te delen of wat van zijn financiële middelen te besteden aan voedsel voor hen

ander voorbeeld: de bereidheid om een gewond dier verzorging toe te dienen, zelfs al komt men het op straat of in de natuur tegen, en heeft men dus geen persoonlijk belang bij inzet voor dit dier

ander voorbeeld: ware belangstelling voor typische gedragingen van elk individueel dier waarmee men frequenter contact heeft, zodat men erop kan inpikken, bijvoorbeeld: Er zijn dieren die een mens strak aankijken wanneer zij om voedsel vragen... Slechts wanneer men deze typische eigenheden kent, kan men het dier van dienst zijn

de behoeften van het medeschepsel misbruiken als zwakheden die het kwetsbaar maken

voorbeeld: elk gedrag dat neerkomt op bewuste en opzettelijke kwelling of foltering van een dier

ander voorbeeld: een dier tot volgzaamheid trachten te dwingen door het afhankelijk te maken, bijv. door dingen aan het dier te onttrekken die het nodig heeft (voedsel, drank enz.)

ander voorbeeld: voedsel gebruiken als lokaas om dieren in een val te lokken (zoals o.a. bij stroperij); de Moeder Gods wijst erop dat het plaatsen van vallen die doden of verwonden, bijvoorbeeld voor muizen, in de Hemel betreurd wordt



 

 

zachtheid – tederheid

voorbeeld: een dier zacht strelen ; wanneer men het aan de leiband voert, dit zodanig doen dat het dier niet het gevoel krijgt dat de mens zich volkomen tegen hem opstelt

 

 

 

ruwheid in de omgang

voorbeeld: een dier slaan of schoppen, ertegen schreeuwen, hardhandig met de leiband omgaan enz. Maria wijst erop dat het schoppen van een medeschepsel (mens of dier) in Gods ogen geldt als een grote vernedering van dit schepsel, waardoor de dader zich tevens schuldig maakt aan een akt van zelfverheffing en van diepe minachting jegens een Werk van God

geduld

voorbeeld: begripvol en rustig tot een dier spreken of er zacht mee omgaan, ook nadat het niet heeft gereageerd zoals verlangd

ongeduld

voorbeeld: meteen tegen een dier schreeuwen of het pijn doen wanneer het zich niet onmiddellijk gedraagt zoals verlangd

verdraagzaamheid

voorbeeld: verdragen dat een dier handelt volgens zijn aangeboren instinct, ook al is dit soms lastig, bijvoorbeeld het blaffen van een hond

 

onverdraagzaamheid

voorbeeld: liefdeloos tegen een dier optreden nadat het iets heeft bevuild of beschadigd ; onzacht tegen een hond spreken nadat deze heeft geblaft ; knorrig zijn omdat men ’s ochtends door vogelgezang is gewekt ; op vogels schieten omdat deze in de tuin neerstrijken...

warmte – geborgenheid schenken

voorbeeld: een dier oprecht met Liefde omhullen, bij gelegenheid zelfs een zachte omhelzing geven, zodat het een duidelijke doorstroming van Liefde en warmte kan voelen. Wanneer een dier zich bij een mens geborgen voelt, zoekt het bij onrust of gevaar ook de nabijheid van deze mens op, omdat hij dan bescherming belichaamt

kilte, onbehaaglijke gevoelens om zich heen verspreiden

voorbeeld: elk gedrag, elke spreektoon, elke gelaatsuitdrukking waardoor men in een dier gevoelens van bedreiging of vijandschap kan laten opkomen; met afkeer of andere negatieve gevoelens vóór een dier gaan staan, het aanspreken of het aankijken

Licht – het medeschepsel in een globaal positieve levensatmosfeer hullen

voorbeeld: dieren steeds opnieuw vanuit een zodanige hartsgesteldheid benaderen dat deze zich in tegenwoordigheid van de betreffende ziel als het ware automatisch veilig, rustig en geliefd voelen

 

duisternis – het medeschepsel het gevoel geven dat het in een duistere wolk gehuld wordt, die beklemt

voorbeeld: elke ingesteldheid waardoor het bovenstaande onveranderd voorkomt, zoals een vast gedragspatroon of een vaste houding naar de dieren toe, waardoor deze de aanwezigheid van de betreffende mensenziel automatisch als bedreigend en vijandig ervaren

hulpvaardigheid

voorbeeld: een hand toesteken wanneer men merkt dat een dier het met iets moeilijk heeft, bijvoorbeeld voedsel of water dicht bij een verzwakt dier plaatsen; een dier dat ergens vast zit, helpen bevrijden

zelfzucht en onverschilligheid

voorbeeld: een eigen huisdier in extreme weersomstandigheden buiten laten liggen terwijl men slechts aan de eigen noden denkt; vergeten, een eigen huisdier tijdig en voldoende te eten te geven of tijdig zijn drinkwater te verversen

gevoel en tact

voorbeeld: een dier heel voorzichtig aan de eigen persoon laten wennen door het heel zacht te benaderen en heel voorzichtig een hand toe te steken, het in staat te stellen om rustig te snuffelen (vele dieren slaan via geuren informatie over hun medeschepsel op, zodat ze dit nadien sneller herkennen), het uitsluitend heel zacht aan te raken, en niet luid te spreken

gevoelloosheid, tactloosheid

voorbeeld: een dier zodanig benaderen dat het zich automatisch bedreigd voelt, bijvoorbeeld door onstuimig gedrag, luid spreken of lawaai, onverhoedse bewegingen, een dier iets te eten voorzetten dat door dit dier niet als voedsel wordt herkend of voor dit dier gewoonlijk niet als voedsel geldt of waarvan het ziek kan worden

alle angst en onrust wegnemen

voorbeeld: een dier op zachte toon of door strelingen gerust stellen wanneer het zich bedreigd of angstig voelt bij vuurwerk, zwaar onweer enz.

 

 

 

 

 

 

 

angst en onrust opwekken

voorbeeld: een dier dat in een kooi zit, en dat dus tegen de betreffende mens wellicht geen verweer heeft, opjutten, door lawaai of ongewoon gedrag enz. bang maken, het dier of zijn behuizing met voorwerpen bekogelen...

ander voorbeeld: in de nabijheid van een dier bewegingen maken die het niet verwacht, of luid schreeuwen, explosieven tot ontploffing brengen, vuurwerk afschieten

ander voorbeeld: misbruik maken van de aangeboren neiging van een hond om op dieren te jagen, door hem op te hitsen tegen een ander dier (wild tijdens de jacht, muizen enz...)

de levenslust bevorderen

voorbeeld: nu en dan eens een eenvoudig spelletje met een huisdier spelen, in alle zachtheid, zodat het zich helemaal opgenomen voelt en voelt dat men er belangstelling voor heeft

 

alle levenslust ontnemen

voorbeeld: een dier zo intens en/of zo langdurig en herhaald kwellen dat dit alle vertrouwen in de mens verliest en langzaam wegkwijnt: het kan de eetlust verliezen, apathisch worden, ongeïnteresseerd worden, zich als het ware in een eigen wereld terugtrekken

moed, Hoop en troost geven

voorbeeld: een dier ook bij ziekte of verwonding laten voelen dat men om hem geeft, zonder opdringerigheid (het dier moet steeds het gevoel van een zekere vrijheid en ademruimte bewaren).

ontmoedigen, alle hoop op geluk ontnemen

voorbeeld: een dier langdurig opsluiten of het zodanig behandelen dat het in U nooit een bron van Liefde, geborgenheid en Licht kan zien; een huisdier zodanig uitsluiten dat het nooit echt deel van Uw leven wordt (huisdieren kunnen moreel daaronder lijden)

een genezende balsem voor het hart zijn

voorbeeld: een dier dat door langdurig liefdeloze behandeling neerslachtig of apathisch is geworden, met zoveel zachtheid, tedere en oprechte Liefde in woord en daad benaderen, dat in dit dier het vertrouwen in de Liefde en in de mensenziel langzaam hersteld kan worden

verdriet, smart en hartenpijn berokkenen

voorbeeld: voor de ogen van een hongerig dier eten en geen enkele aandacht schenken aan de tekenen van zijn behoefte aan voedsel. Het dier kan zich hierdoor waarlijk van Uw hart losgesneden voelen

 

respect voor het medeschepsel en diens eigenheid

voorbeeld: zich jegens een dier zo gedragen dat het zich aanvaard voelt zoals het is (het dier voelt dan bij de mens een totale openheid, en zal dan gemakkelijker volledig vertrouwen krijgen)

het medeschepsel ontwaardigen en vernederen

voorbeeld: bij een dier aan de staart of aan een poot trekken enz.; een dier uitlachen vanwege zijn uiterlijk (wanneer dit waarlijk de vorm van spot aanneemt, voelen vele dieren dit!)

De gouden regel luidt in wezen eenvoudig als volgt: De mensenziel behoort zich jegens elk dier zo te gedragen, en het met een zodanige hartsgesteldheid te benaderen, dat het dier de ziel onvoorwaardelijk kan aanvoelen en beschouwen als een vriend.

Het is van het grootste belang, erop te wijzen dat mishandeling van een dier de mishandelende ziel in Gods ogen niet alleen schuldig maakt ten aanzien van dit specifieke dier, doch ook ten opzichte van Gods hele Heilsplan. Door mishandeling kan een dier apathisch, angstig, agressief, depressief, onzeker, neurotisch of levensmoe worden, blijvend lichamelijk lijden, enzovoort. Hierdoor verliest het zijn kracht als lichtpunt in het netwerk van de Schepping, doorheen hetwelk Gods Liefde stroomt. Het dier beïnvloedt hierdoor ongewild op negatieve wijze alle contacten die het nog heeft en zal hebben met andere dieren en mensen. Een mishandeld dier kan zijn vertrouwen jegens alle mensenzielen kwijt raken. Doordat dit ene lichtpunt door toedoen van een mensenziel is uitgedoofd of langzaam verzwakt, kan het in honderden of duizenden contacten verhinderd worden om de Liefde te laten doorstromen.

Wanneer wij dit bekijken op wereldvlak, wordt duidelijk wat het voor de Schepping betekent wanneer systematisch miljoenen dieren dagelijks niet volkomen in overeenstemming met de Wet van Gods Liefde worden behandeld. Mishandeling schept aldus niet slechts een individuele schuld, doch ook steeds een collectieve schuld: Op onrechtstreekse wijze lijdt de hele Schepping eronder.

De mensenziel mag nooit de fout begaan, te vergeten dat vooral de leden van de hogere diersoorten doorgaans heel gevoelig zijn voor wat in de mens omgaat, voor zijn uitstraling, zijn voorkomen, de bewegingen van zijn hart, het gehalte aan Licht of duisternis in zijn gevoelens en gedachten, de oprechtheid of onoprechtheid van zijn gedrag, enzovoort.

Hoe kan mishandeling worden tegengegaan of voorkomen?

In feite kan mishandeling pas echt uit de wereld worden geholpen in de mate waarin méér mensenzielen zich van hun neiging tot innerlijke onvrede en frustratie bevrijden, en een ware, oprechte, onzelfzuchtige Liefde méér harten beheerst. Een mensenziel kan eveneens van neigingen tot het mishandelen van een medeschepsel genezen wanneer zij erin slaagt:

  • zich voor te stellen dat zij diegene is die op het punt staat, mishandeld te worden, en dan te bedenken wat er in haar hart breekt wegens de ervaring van liefdeloosheid vanwege een medeschepsel;

  • te bedenken dat mishandeling op een medeschepsel het effect heeft van een schreeuw met als inhoud: "Ik wil jou niet, ik hecht aan jou geen waarde". Door mishandeling wordt in werkelijkheid de Goddelijke kiem in het medeschepsel mishandeld, en wordt jegens God de boodschap gegeven dat Zijn Liefde niet gewenst en niet gewaardeerd wordt, want elk schepsel is door God bedoeld als een geschenk van Liefde aan de andere schepselen;

  • te bedenken dat mishandeling op een medeschepsel het effect heeft van grote vereenzaming. Het mishandelde medeschepsel voelt zich volledig van de Liefde losgerukt, alsof een muur tussen het schepsel en God wordt opgetrokken en het wordt overgeleverd aan een uitzichtloze hulpeloosheid. De mishandelende ziel moet tot het besef komen dat alle schepselen op deze wereld zwakheden hebben en zij elkaar nodig hebben om het Ware Geluk te vinden, en dat ook zij op zeker ogenblik hulp en geborgenheid van een medeschepsel nodig kan hebben. Door mishandeling van een medeschepsel snijdt de ziel zichzelf af van een houvast dat haar door God uit Liefde was geschonken;

  • te bedenken hoe zijzelf door haar medemens behandeld zou willen worden, en waarom;

  • te bedenken hoezeer zij zelf naar Liefde, geborgenheid en begrip in tegenwoordigheid van haar medemens verlangt;

  • te bedenken dat zij door mishandeling in Gods ogen en in de ogen van haar medeschepsel tot een bron van ellende wordt;

  • te bedenken dat deze wereld precies tot een dal van ellende is geworden doordat mensenzielen de stem der duisternis in hun hart volgen, en dat zij op het punt staat om daartoe bij te dragen;

  • te bedenken dat zij handelt uit innerlijke onvrede, en dat zij van deze onvrede slechts bevrijd kan worden wanneer zij actief bijdraagt tot een liefdevolle Schepping, door zelf niets dan Liefde om zich heen te stralen;

  • te bedenken dat zij, door aan deze bekoring toe te geven, zichzelf door de duivel laat vernederen, want dat zij, zodra zij aan deze bekoring toegeeft, tot zijn slaaf wordt. Mishandeling is een zonde, en alle zonde berooft de mensenziel van haar innerlijke vrijheid. Vele mishandelende zielen zouden hun gedrag prompt veranderen indien zij mochten beseffen hoezeer zij in dit gedrag door de satan worden bespeeld, want dit zou hen verraden dat zij door een medeschepsel te mishandelen, niet machtig zijn doch integendeel totaal gemanipuleerd worden;

  • te bedenken dat de mens zijn eigen Geluk zelf vermoordt door elke gedraging waardoor hij de Liefde in een medeschepsel ontwricht, verlamt of vermoordt, wat in hoge mate gebeurt door mishandeling.

Mishandeling van een medeschepsel, hetzij medemens of dier, behoort tot de zwaarste beledigingen die een ziel God kan aandoen, omdat in deze handeling een veelzijdig geschenk van Gods Liefde wordt verwoest of beschadigd, de ziel openlijk kiest voor dienst aan het groot plan van de satan (de ondermijning, belemmering of verwoesting van Gods Werken en Plannen) en zij het Geluk en de innerlijke Vrede van één of meer medeschepselen in het gedrang brengt. Geluk en innerlijke Vrede zijn gesteldheden die een schepsel zich vaak heel moeizaam verwerft of die heel moeilijk in stand worden gehouden doordat zij door ontelbare factoren van het leven de wereld negatief kunnen worden beïnvloed. Geluk en innerlijke Vrede zijn in wezen de duidelijkste tekenen van de werking van God in een schepsel. Deze in een medeschepsel verwoesten of beschadigen, komt in feite hierop neer, dat men God Zelf uit het medeschepsel wil verjagen. Deze stelling sluit aan bij de eerder in dit punt verkondigde stelling, dat de mishandelende ziel zichzelf jegens haar slachtoffer tot god maakt, en het aan een eigen wet en 'gerechtigheid' onderwerpt.

5.3.2. verwaarlozing

De Meesteres van alle zielen definieert verwaarlozing als elke nalatigheid van een ziel aan wier hoede een medeschepsel is toevertrouwd, om één of meer behoeften van dit medeschepsel te bevredigen, waardoor dit schepsel fysiek, moreel, geestelijk of spiritueel schade kan lijden. In zekere zin zou men verwaarlozing kunnen beschouwen als passieve mishandeling.

Een veel voorkomend voorbeeld van verwaarlozing bestaat hierin, dat men dieren waarover men de hoede heeft, in de vrieskou of andere barre weersomstandigheden, of bij grote hitte, buiten laat zitten, liggen of staan zonder een toereikende voorraad aan verse voeding, verse drank of afdoende beschutting tegen de effecten van deze weersinvloeden.

De opvallendste component van verwaarlozing is eigenlijk onverschilligheid over het lot van het medeschepsel. De ziel sluit het medeschepsel, waarover het nochtans de hoede heeft, in een zodanige mate uit haar eigen leven uit, dat zij niet stilstaat bij de noden van dit schepsel. Hooguit wordt het van elementair voedsel voorzien, doch vaak in ontoereikende mate of volkomen onaangepast bij de ware behoeften van diens lichaam. Liefde begint waar elementaire plicht eindigt, en daar ligt precies het wezen van de verwaarlozing: De grens van het plichtsgevoel wordt niet overschreden, zodat de ziel niet tot de beleving van echte Liefde komt. De tragedie bestaat hieruit, dat vele zielen ervan uitgaan dat, zodra zij hun elementaire 'plicht' hebben vervuld, zij hun deel van het verbond zijn nagekomen. In waarheid levert elementaire plichtvervulling echter geen enkele verdienste op (Jezus zou zeggen: "Dat doen de heidenen ook"). Elementaire plichtvervulling is in Gods ogen niets méér dan berekening.

In de beide laatst behandelde categorieën – mishandeling en verwaarlozing – is sprake van gedrag dat rechtstreeks en heel gericht het dier schaadt. Er zijn ook vormen van door de satan geïnspireerde benaderingen van dieren, waardoor deze laatsten eveneens schade lijden en niet de kans krijgen om het leven te leiden waartoe zij door God zijn gemaakt, doch waarbij de behandeling vaak enigszins 'minder persoonlijk' tegen een welbepaald dier is gericht. Ook in deze gevallen grijpt de mens op Gods Plan in, doch hoofdzakelijk met eigen voordeel op het oog, wat bij de beide vorige categorieën vaak niet of weinig het geval is. In bepaalde gevallen zijn echter de beide componenten samen aanwezig: de jacht op eigen voordeel plus 'persoonlijke' mishandeling. De Koningin van Hemel en aarde laat de volgende categorieën verkondigen: benadering van dieren als handelswaar, jacht, en bedreiging van dieren in hun natuurlijk leefmilieu.

5.3.3. benadering van, en omgang met, dieren als handelswaar

God sprak bij de Schepping dat de mens zou heersen over de dieren. Ik heb er in hoofdstuk 2 reeds op gewezen dat God hiermee niet bedoelde dat de mens het recht zou hebben om de dieren naar eigen goeddunken te behandelen – te 'gebruiken' – op wijzen die in strijd zouden zijn met Gods bedoelingen en vooral met de Wet van de Liefde. God geeft telkens weer via de Meesteres van alle zielen, in de Wetenschap van het Goddelijk Leven, Zijn verlangen te kennen dat de mensenziel naar steeds hogere graden van vergeestelijking zou streven. Nooit heeft Hij enige vorm van commerciële excessen goedgekeurd, want zodra het commerciële denken en handelen in het leven op de voorgrond treedt, komt de ziel vroeg of laat met haar hele gedrag en al haar bestrevingen in de dienst van de satan te staan. De Meesteres van alle zielen wees er reeds uitvoerig op, hoezeer de commercialisering van de samenleving verantwoordelijk is voor het verval van alle heiligheid in de zielen en voor het feit dat de wereld in steeds hogere mate onder de heerschappij van de satan is geraakt.

De mensenziel wordt geacht, jegens de dieren spiegel van Gods Tegenwoordigheid, van Zijn Werken en van Zijn Liefde te zijn. De ziel kan dit nooit waarmaken wanneer zij medeschepselen reduceert tot handelswaar, en hen schaamteloos uitbuit. Het tart elke Liefde wanneer een mensenziel, voorbestemd om kroon van de Schepping en spiegel van God te zijn, dieren begint te 'gebruiken' om eigen behoeften te bevredigen, en wel in overvloed, en uit louter winstbejag dieren doodt, mishandelt, volgens volkomen gevoelloze procedés fokt en hen aldus in reusachtige aantallen verhindert om hun eigen rol binnen Gods Schepping te voltooien in overeenstemming met de Goddelijke Intelligentie die zich in en doorheen deze dieren tracht uit te werken. Welke gruwel is dit toch in Gods ogen:

→ de mens, het schepsel dat Hij had bedoeld om Hem jegens de Schepping
te vertegenwoordigen,

→ laat zich volledig leiden door het verlangen, zijn eigen behoeften te
bevredigen en zelfs ver boven deze behoeften uit, zich te verrijken,

→ door het stoffelijk wezen van zijn medeschepselen, in dit geval dieren,

→ te gebruiken op wijzen die volkomen in strijd zijn met Gods Wet van
de volmaakte Liefde en deze van de volmaakte Wijsheid,

→ en hierdoor de waardigheid van deze schepselen als Werken van Gods
Liefde volledig prijs te geven aan de eigen zelfzucht.

Werken van God (de dieren), worden op grote schaal, wereldwijd en dagelijks ontelbare malen, verminkt en/of gedood om werken van de satan (materialisme, zelfzucht, liefdeloosheid) te dienen. De Liefde, de essentie van alle Leven, wordt op grote schaal gedood in medeschepselen. De mensheid geeft toe aan de koorts van het verlangen naar rijkdom of naar genot in een vergankelijk leven, en ontsluit daarbij twee reusachtige bronnen van duisternis voor de wereld, want elke individuele ziel die actief deze gedragingen stelt en deze ingesteldheid koestert:

  • legt een hypotheek op haar kansen op de Eeuwige Gelukzaligheid,

  • draagt bij tot de verlamming van de stroom van de Liefde, zodat de Schepping in steeds hogere mate ten prooi valt aan allerlei bronnen van ellende.

Het gewicht van deze zonde op de hele mensheid is niet te schatten.

Waar de mensenziel het dier beschouwt en behandelt als handelswaar of als een consumptiegoed, is meteen sprake van uitbuiting: Het lichamelijke wezen van het dier, bepaalde eigenschappen en eventueel aangeboren neigingen ervan, worden volledig in dienst gesteld van de mens, zijn behoeften en zijn mogelijkheden om materieel gewin en welstand te behalen en/of een zekere genotzucht te bevredigen, terwijl tijdens dit hele proces de Wet van de Liefde, het respect voor het dier en alle overwegingen over de ware rol van het dier binnen de Schepping, buiten werking worden gesteld.

Deze definitie maakt meteen duidelijk dat er gevallen zijn waarin van de diensten van een dier gebruik wordt gemaakt zonder dat er sprake is van uitbuiting. Dit hangt af van de behandeling van het dier, en van de doelstelling van de behandeling. Wordt het dier ingezet met Liefde, zorgzaamheid, met inachtneming van zijn aangeboren eigenschappen en niet uitsluitend voor materiële doeleinden, dan is er niet noodzakelijk sprake van uitbuiting. Dit kan in gunstige omstandigheden bijvoorbeeld het geval zijn in de landbouw. In bepaalde gevallen heerst tussen een landbouwer en een dier op veld of akker een relatie van liefdevolle, zorgzame omgang vol consideratie. In dat geval is sprake van een samenwerkingsrelatie tussen de mensenziel en het dier, niet van uitbuiting.

Een terrein waarop dieren op grote schaal worden uitgebuit voor de bevrediging van materiële behoeften van mensen, is dat van bepaalde wedstrijdsporten die helemaal rond dieren geconcentreerd zijn, zoals paardenwedrennen, wedrennen met honden, hanengevechten en dergelijke. Deze hebben met elkaar gemeen, dat gebruik wordt gemaakt van specifieke eigenschappen en ten dele ook aangeboren instincten van bepaalde diersoorten, om deze dieren tegen elkaar uit te spelen. Deze dieren worden vaak op de meest harteloze wijzen op deze wedstrijden voorbereid, waarbij zij in die zin van hun waardigheid worden beroofd, dat zij nog slechts leven om hun bezitters materieel te verrijken en het prestige van deze laatsten in het oog van hun medemensen te verhogen. In dat geval heeft de betreffende mensenziel ook doorgaans geen gezonde belangstelling voor het lichamelijk welzijn van het dier.

Van een gezonde belangstelling voor het welzijn van een dier is sprake wanneer de gezondheid van het dier de mensenziel ter harte gaat, om redenen die verband houden met volkomen onbaatzuchtige Liefde, niet om redenen van mogelijk verlies van commercieel gewin.

Van ongezonde belangstelling voor het welzijn van het dier is sprake wanneer de mensenziel in het lichamelijk welzijn van het dier geïnteresseerd is omdat elke achteruitgang in dat welzijn tevens wordt beschouwd als mogelijke achteruitgang in commerciële baten. Wanneer het dier minder gezond is of zijn wedstrijdprestaties, respectievelijk zijn prestaties in de landbouw, als ontoereikend worden beschouwd, wordt dan in voorkomend geval niet geaarzeld om het dier middelen toe te dienen die niet als louter geneesmiddelen kunnen worden beschouwd, doch hoofdzakelijk of uitsluitend als middelen die de prestaties kunnen verhogen. Dergelijke middelen kennen wij onder de benaming 'doping'. Zij plegen op lange termijn roofbouw op het lichaam van het dier, doordat zij hogere prestaties opwekken ten koste van roofbouw op het hele lichaam. In een gelijkaardige context worden vaak dieren gedood zodra zij geen winst of arbeidsrendement meer opleveren: Hun leven wordt niet beschouwd als een geschenk van God, doch als de beschikbaarheid van een werktuig dat gevoelloos wordt afgedankt zodra het geen winst meer oplevert.

Geen enkel dier is door God met een dergelijk levensdoel geschapen.

Ik herhaal met de grootste nadruk: Elk dier leeft uitsluitend om zijn rol binnen Gods Heilsplan te vervullen als hulpmiddel bij de vorming van de mensenziel in de Liefde en vele andere deugden. In wedstrijdsport met dieren wordt dit levensdoel door de mens zodanig van richting veranderd dat het dier niet langer hulpmiddel is tot heiliging, doch wordt ontwaardigd tot precies het tegenovergestelde: winstgevend materialisme. Het dier krijgt niet langer de kans, zijn levensopdracht volgens de Goddelijke Intelligentie te volbrengen, doch wordt van zijn vrijheid beroofd voor een leven in slavernij. Het dier, dat van nature door Gods Voorzienigheid wordt bestuurd, wordt door de mensenziel, die wordt geacht, naar de Schepping toe een spiegel van God te zijn, gedwongen om een leven te leiden als handelswaar en als brug naar bevrediging van wereldse doelstellingen, dus als een helper op wegen die van het Licht wegleiden. Dit is een belediging aan God, aan Zijn Intelligentie, Wijsheid en Voorzienigheid, aan de dieren zelf als werken van Gods Liefde, en aan Gods Tegenwoordigheid in de ziel zelf die dieren hiertoe dwingt. Ik moet erop wijzen dat voor de inschakeling van dieren in de circuswereld in spiritueel opzicht hetzelfde geldt als voor de inzet van dieren in wedstrijdsport.

De Hemelse Koningin wijst erop, dat veel duisternis over de wereld komt door industrieën waarin dieren worden gebruikt voor commerciële doeleinden, zoals legbatterijen voor kippen en vetmesterijen voor ganzen. In dit laatste van beide gevallen is sprake van mishandeling in de ware zin van het woord.

Afgeleide industrieën, zoals onder meer de leerlooierij, de productie van pelsmantels enzovoort, hebben niet rechtstreeks te maken met verkeerde behandeling van dieren, doch helpen de commercialisering en daardoor op uiteenlopende wijzen de verkeerde behandeling van dieren in stand houden.

Ook laboratoria of nijverheden waarin experimenten met dieren voor de bereiding van onder andere cosmetica worden uitgevoerd, vallen in spiritueel opzicht onder dezelfde regel, omdat zij allemaal dieren in het commercieel circuit inschakelen en de dieren niet benaderen als punten in het netwerk van Gods liefdesstroom doch als handelswaar die wordt uitgebuit voor de bevrediging van menselijke materiële behoeften, niet zelden in combinatie met mishandeling.

De zonde wordt daarbij des te groter naarmate de Liefde als omgangsregel wordt uitgeschakeld en geen rekening wordt gehouden met de hoedanigheid van het dier als schepsel van God.

Bedenken wij overigens dat God alles voelt van elk schepsel. Een mensenziel kan eveneens aanvoelen wat een dier voelt, volgens twee verschillende wegen:

  • er is een mystieke begaafdheid die de begenadigde ziel in staat stelt om de lichamelijke en/of emotionele toestand van een dier aan te voelen;

  • ook buiten de mystiek heeft God elke mensenziel voorzien van een inlevingsvermogen. Welke fundamenten heeft dit vermogen?

    • een levendig besef van de hoedanigheid van het medeschepsel als wezen met gevoelens en met een lichaam dat ongemak en lijden kan dragen;

    • het bewustzijn van het feit dat binnen de Schepping alle schepselen in alle richtingen met elkaar verbonden zijn (het netwerk van Gods Liefde);

    • een waakzaam besef van het feit dat alle schepselen met hun Schepper verbonden zijn;

    • het inlevingsvermogen blijft slechts werkzaam in de mate waarin de ziel in staat blijft om zichzelf totaal weg te cijferen en zich helemaal in het medeschepsel te verplaatsen. Het inlevingsvermogen bloeit in een mate die evenredig is met de bloei van de zelfverloochenende Liefde.

De hier uiteengezette spirituele regels zijn evenzeer van toepassing op de uitvoering van wetenschappelijke en medische proeven op dieren.

Dieren worden op grote schaal ontwaardigd door mishandeling alsook door allerlei handelingen die mede door economische motieven zijn gedreven. Wij hoeven in dit verband slechts te denken aan de massale jacht op neushoorns en olifanten omwille van de slagtanden en de horens, waarop hoge prijzen staan. De kroon op Gods Schepping staat er niet bij stil, wat het in Gods ogen betekent wanneer dieren en volledige diersoorten worden uitgemoord, en welke consequenties dit heeft op de kwaliteit van het Leven in deze wereld.

Vergeten wij niet, dat de kwaliteit van het Leven (met hoofdletter!) niets te maken heeft met materiële welstand, doch met een vlotte, onbelemmerde doorstroming van de Liefde van God doorheen elke tak en elk verbindingspunt van het netwerk van de Liefde.

God heeft elke diersoort geschapen met een bedoeling die alle wetenschappelijke kennis en alle menselijk doorzicht oneindig ver te boven gaat. De uitroeiing van een diersoort komt neer op de geleidelijke beschadiging en uiteindelijk de vernietiging van een verbindingskanaal doorheen dit netwerk. Gods geschenken worden Hem op de meest brutale wijze in het Gelaat terug gegooid.

5.3.4. het doden van dieren voor consumptie of als ritueel

Dieren worden eveneens op zeer grote schaal gebruikt als handelswaar in het kader van de hele vlees- en visindustrie, waarin dieren worden gefokt of gevangen en geslacht met het oog op verkoop, distributie en consumptie. Ook hier geldt, dat deze omgang met de dieren louter wordt bepaald door de doelstelling van financieel gewin en van genot. Ontelbare dieren uit zeer uiteenlopende diersoorten worden jaarlijks louter en alleen gefokt om te worden gedood ten bate van vleesconsumptie. Deze dieren leven uiteindelijk uitsluitend voor de bevrediging van de eindeloze jacht van mensen op kicks op het gebied van de voeding. Wanneer wij bedenken dat deze kicks (soms ver) boven het levensnoodzakelijke van de mens uitstijgen en zich dus reeds op het terrein van de vermijdbare luxe bewegen, wordt de massale bloei van deze industrie doorheen de eeuwen voor God nog moeilijk te verantwoorden.

Op het eten van vlees en vis heeft de Hemelse Koningin mij uitvoeriger laten ingaan in antwoordbrief nr. 435. Laat ik er hier derhalve eenvoudig aan herinneren, dat het eten van vlees en vis veronderstelt dat dieren door rechtstreekse menselijke tussenkomst worden gedood. De Hemelse Koningin wijst erop dat slechts een wezen dat in de absolute zin van het woord meester of meesteres over een levend wezen is, over leven en dood van dit levend wezen mag beschikken. In de absolute zin van het woord is slechts God Heer van alle leven. God had de mensenziel de scepter over de Schepping in de hand gegeven... vóór de erfzonde.

Vóór de erfzonde was de mensenziel volkomen heilig, wat betekent dat zij zich precies in overeenstemming met de Goddelijke Wet gedroeg. Vanaf de erfzonde was de mensenziel zeer kwetsbaar en verleidbaar, zodat zij gemakkelijk van Gods Wetten afwijkt. In een dergelijke toestand is het niet meer passend dat de mensenziel in dergelijke mate meesteres over de Schepping zou zijn dat zij vrij over leven en dood van medeschepselen kan beschikken, want zij kan dit eenvoudig niet meer doen met de garantie dat zij precies in overeenstemming is met Gods Wil, en zij derhalve Zijn Werken helpt bevorderen. Om deze reden kan de mens door de beschikking over leven en dood van dieren in bepaalde gevallen Gods Werken tegenwerken. Daarom berust het slechts op onfeilbare Goddelijke Wijsheid dat het de mensenziel binnen Gods Wet niet is toegestaan om over leven en dood van dieren te beschikken.

De Meesteres van alle zielen wees er vaker op, dat de Hemel er met klem de voorkeur aan geeft dat mensenzielen geen vlees eten. Zij verklaarde in dit verband, dat Jezus weliswaar enkele malen in Zijn aardse leven vlees heeft gegeten, doch slechts om geen aanstoot te geven aan Zijn gastheer. Jezus heeft ook enkele malen vis gegeten, en nam zelfs deel aan de visvangst van Zijn apostelen. Op zekere dag verklaarde Maria dat Jezus om de volgende reden bij bepaalde gelegenheden vis heeft gegeten:

"... omdat Hij daardoor het volgende teken wilde stellen: De vis stond voor Jezus symbool voor de vrije wil van de mensenziel. Vissen vangen, stond voor Jezus symbool voor het feit dat de mensenzielen volledig voor de eenwording met de Goddelijke Wil gewonnen zouden worden. Wanneer Hij vis at, wilde Hij daardoor een teken stellen dat Hij gekomen was om de menselijke wil opnieuw één te maken met de Wil van God: De God-Mens eet als het ware de menselijke wil, om deze volledig in Zich op te nemen. De terugkeer van de menselijke wil in de Wil van God betekent namelijk de terugkeer van de mensenziel in de staat van genade van vóór de erfzonde".

De Hemelse Koningin stelt, dat alleen God de harten volledig kan doorgronden en moet beoordelen, en dat elke ziel slechts jegens Hem verantwoording schuldig is betreffende de motieven waarom zij vlees en/of vis eet. Maria vindt het in elk geval:

"... passend dat elk ziel, met het oog op haar heilige plicht, zich onbeperkt inzet voor haar terugkeer naar de staat van genade van vóór de erfzonde, en er met een oprecht hart voor bidt om het nuttigen van vlees en vis tot een minimum te kunnen beperken".

Maria leert, dat de angst die in dieren wordt opgewekt in het uur van hun slachting (dit geldt dus in de eerste plaats voor vee, vis, konijnen, gevogelte enzovoort), is als golven van duisternis, die op vele plaatsen ter wereld meermaals per dag in het netwerk van de Schepping worden gepompt.

De Wetenschap van het Goddelijk Leven stelt dat de mens geen dieren behoort te doden. Hoe is dit verenigbaar met het feit dat God onder het Oud Verbond blijkbaar dierlijke slachtoffers verlangde? Reeds Abel bracht een dierlijk offer. Maria verklaart, dat Abel dit deed omdat hij God iets van de vruchten van zijn werk als herder wilde geven, en hij ervan uitging dat het offer pas echt van God zou zijn wanneer het offerdier deze wereld verliet, dus nadat het 'ter ere Gods' gedood was. Het bloedoffer zou dan symbool staan voor de offerande van het leven in Gods hand. De zielen onder het Oud Verbond brachten de rituele offers van dieren als een symbolische 'doding' van hun zonden. Lammeren en duiven bijvoorbeeld, werden beschouwd als symbolen voor de zuiverheid en onschuld, en moesten als het ware de schuld, de onzuiverheid op symbolische wijze op zich nemen in een offerande aan God opdat de zondige mens vergeving zou bekomen. De zielen beschouwden de slachtoffering van dieren als een teken van overgave jegens God.

De Hemelse Koningin wijst erop, dat God de zielen in het Oud Verbond in de rituele slachting van dieren een symbolische voorafspiegeling heeft gegeven van de waarde van het Grote Bloedoffer, dat Hij later in de Figuur van Zijn Messias Jezus Christus zou laten volbrengen. De massale offerande van lammeren rond het Paschafeest der Joden moest deze zielen als het ware tot een spoediger herkenning van het Ware Offerlam Christus leiden, toen deze tegen het Paasfeest, uitgerekend terwijl in de stad naast Golgotha de rituele slachting der lammeren werd uitgevoerd, werd geslachtofferd.

Met de Komst van Gods Zoon Jezus Christus werd het gebruik van de rituele offers van dieren inderdaad volkomen waardeloos. Jezus was gekomen als het Offerlam, Zijn Zelfslachtoffering moest alle verdere dierlijke offers overbodig maken. Jezus Zelf zei reeds tijdens Zijn leven tot de Eeuwige Vader: "brand- en slachtoffers hebt Gij niet gewild". Jezus bracht het Nieuw Verbond, het Verbond van de vervolmaking van de Liefde en van de Barmhartigheid. Met het Nieuw Verbond wil God de zielen duidelijk maken dat niet de slachting en offerande van dieren de zonde delgt en de ziel reinigt, doch uitsluitend de zelfofferande. Deze zelfofferande wordt daarbij niet voltrokken door een bloedoffer van zichzelf: De Meesteres van alle zielen wees er reeds bij herhaling op, dat de grootste zelfofferande deze van de totale toewijding aan Haar is.

In het Nieuw Verbond heeft God de zielen de Belofte van de Verlossing uit de gevolgen van de erfzonde geschonken. In ruil hiervoor verlangt Hij van de zielen een leven in volkomen overeenstemming van Zijn Wet van Liefde naar de hele Schepping toe. Dit betekent tevens dat de ziel zich niet van haar zonden kan reinigen door doding van dieren, doch louter door als het ware de eigen zondigheid ter dood te brengen door een volhardende strijd tegen de eigen zwakheden, waarbij zij haar beproevingen liefdevol en protestloos aanvaardt ter voltooiing van de Offerande van Christus in zichzelf. De ziel offert dus geen dieren meer, zij offert zichzelf, zij brengt als het ware haar zondigheid stap voor stap ter dood. De meest volmaakte wijze om deze zelfofferande te voltrekken, is deze van de totale, onvoorwaardelijke en eeuwigdurende toewijding aan de Meesteres van alle zielen, Die in de ziel de Werken van Christus volkomen ontsluit en waardoor de ziel haar hele leven met al zijn kruisen rechtstreeks in dienst van God en de voltooiing van Zijn Heilsplan stelt.

Deze verandering wijst er niet op, dat God 'van gedachte zou zijn veranderd'. God heeft, zoals de Hemelse Koningin verklaart, onder het Oud Verbond wel vaker rituelen gedoogd die niet in volkomen overeenstemming waren met Zijn Wet van Liefde, hoewel deze Wet eeuwigdurend onveranderlijk is. Hij deed dit ook als een kleine toegeving 'vanwege de hardheid der harten', zoals Jezus het ook nog heeft uitgedrukt. God beschouwde het zo, dat de zielen vóór de Komst van Zijn Messias de Wet van de Liefde onvoldoende konden begrijpen. Zodra de Leer van Christus aan de zielen was geschonken, werden de zielen geacht, opnieuw inzicht in het wezen van de Liefde te verkrijgen. Dit inzicht was door de zondeval versluierd.

Het Nieuw Verbond heeft voor de zielen de verplichting geschapen, de vervolmaking in de beleving van de Liefde na te streven, en volhardend aan zichzelf te werken. Zonden en de reiniging van de zondige zielen mogen onder geen beding nog op andere levende wezens worden afgewenteld: De ziel staat nu opnieuw individueel voor God, en kan zich slechts op de eigen verwezenlijkingen in de heiliging beroepen, die zij moet verwerven door een onophoudelijke combinatie van de genadewerking en de eigen inzet.

5.3.5. jacht

Het kan vele zielen verrassen, maar de jacht wordt door God niet goedgekeurd. Jacht is een vorm van ingrijpen op Gods alleenrecht op het beëindigen van een leven. Zolang God alleen de levensduur van elk schepsel bepaalt via de natuurlijke en ongehinderde uitwerking van Zijn Wet, blijft de Schepping in een volmaakt evenwicht. Onevenwichten komen in de Schepping telkens invloeden buiten God op de levens-, groei- en bloeiprocessen van schepselen ingrijpen. Dergelijke onevenwichten kunnen worden hersteld door alles wat Gods Wet en Zijn Werken in eer herstelt: gebeden, offers, boetedoening, H. Misoffers, eerherstellende Biecht, akten van eerherstel, goedmaking jegens de slachtoffers van zonden, diep beleefde toewijding...

Onevenwichten kunnen zich onder uiteenlopende vormen aandienen, onder andere als wildgroei in planten- en dierenwereld, plagen, ziekten en dergelijke. Zij ontstaan uiteindelijk door elk gebrek aan Liefde in mensenzielen en in hun omgang onder elkaar en met hun medeschepselen, omdat elk gebrek aan Liefde tot uiting komt in zonden en ondeugden. De last van alle zonden van alle tijden is ten dele afgekocht of uitgeboet door de bovenvermelde herstellende tussenkomsten vanwege zielen. Een groot gedeelte echter, is nooit afgekocht of uitgeboet. Doorheen alle eeuwen zijn op deze wereld talloze zonden bedreven, die nooit zijn gebiecht en nooit zijn goedgemaakt. Integendeel worden de uitwerkingen van vele zonden nog verder verzwaard door verbittering en wraakzucht. Een voorbeeld: Vele oorlogsmisdaden zijn nooit gebiecht noch goedgemaakt, doch hebben bovendien aanleiding gegeven tot wraakgevoelens, moord in het hart (wanneer een ziel in verbittering de dood wenst van een medemens die een nog andere ziel heeft mishandeld of gedood), alsook verwensingen en vervloekingen.

Dit alles geeft aanleiding tot de meest uiteenlopende onevenwichten in de Schepping, met als gevolgen ellende, chaos, ziekten, rampen enzovoort. In bepaalde gevallen is jacht een uiting van de poging om onevenwichten in de natuur te 'herstellen', niet volgens Gods verlangens maar volgens louter menselijke inzichten. In andere gevallen wordt gejaagd uit louter commercieel oogpunt, om de buit te verkopen. In nog andere gevallen wordt jacht bedreven als 'sport': De mensenziel oefent haar schietkunst op vrij bewegende schepselen.

De ziel die jaagt, beschouwt de dieren waarop zij jaagt, niet langer als schepselen van God, doch als voorwerpen. Pas zodra de ziel zich in het hart verplaatst naar het dier waarop zij jaagt, is zij in staat om te begrijpen wat het betekent, opgejaagd en vervolgd te worden, en welke schade wordt aangericht in het levensprincipe van het dier waarop wordt gejaagd: In het dier wordt niet alleen het leven in een lichaam bedreigd, doch wordt eveneens het (bij het dier onbewuste) gevoel beschadigd, dat het wordt bemind. De jager schiet niet slechts een dierlijk lichaam neer, hij beschiet eveneens de Liefde zelf.

Ik moet erop wijzen, dat men zich onder 'jacht' niet noodzakelijk georganiseerde jacht op wild moet voorstellen, doch dat eveneens een individueel beschieten van, onder andere, konijnen, fazanten of ander gevogelte, of zwerfkatten, zelfs vanuit een private tuin, in spiritueel opzicht onder precies dezelfde regels valt. In al deze gevallen gaat het om het bewust beëindigen van een onschuldig leven, waarin de Liefde bruusk wordt gedood en een draad in een netwerk van God door een menselijke beslissing wordt doorgesneden, soms uit een soort 'wraak' of 'gerechtigheid' omdat het betreffende dier iets zou hebben beschadigd of zou kunnen beschadigen dat de jager toebehoort, soms zelfs heel lichtzinnig (als 'sport'), soms ook – wat absoluut het ergste is – uit lust om te doden. De mensenziel stelt in al deze gevallen haar eigen noden of lusten boven Gods behoeften, en verwezenlijkt deze doelstelling door de Wet van de Liefde bewust buiten spel te zetten.

De Meesteres van alle zielen roept er met klem toe op, te bedenken dat de mensheid zich ook in haar gedrag jegens de dieren tegenover God met een collectieve schuld heeft beladen. Dieren zijn 'voorgeprogrammeerd' op vijandigheid vanwege de mens, omdat de mens jegens de dieren daadwerkelijk reeds sedert de erfzonde niet meer onverdeeld liefdevol ingesteld is geweest. Telkens een mensenziel zich jegens een dier liefdeloos gedraagt, laat dit gedrag een spoor achter in het hele netwerk van de Schepping. De Moeder Gods wijst erop, dat de angst van vele dieren voor de mens niet louter van psychologische oorsprong is of 'in de genen' is ingebed, doch dat deze angst in hoge mate spirituele wortels heeft, die wetenschappelijk niet kunnen worden aangetoond. Doorheen de eeuwen zijn talloze miljoenen dieren door mensen met pijl en boog of met vuurwapens opgejaagd. De golven van angst en vertwijfeling die hierdoor over de Schepping heen zijn gestuurd, zijn met geen pen te beschrijven.

5.3.6. bedreiging van dieren in hun natuurlijk leefmilieu

God heeft elk levend wezen bij de schepping ervan voorzien van welbepaalde eigenschappen en behoeften. In functie hiervan koestert het dier bepaalde voorliefden en bepaalde aversies. Zo kiest een eend eerder voor een waterrijk gebied, terwijl een koe weiden nodig heeft, enzovoort. Dit is wat wij 'het natuurlijk leefmilieu' van elke diersoort noemen. Het natuurlijk leefmilieu van een dier is de omgeving die is toegerust met het specifieke samenspel van elementen die het dier nodig heeft om 'open te bloeien', om te groeien, zich voort te planten, zich te voeden, zich goed te voelen. Wat alle soorten 'natuurlijk leefmilieu' met elkaar gemeen hebben, is dat het dier er (uiteraard onbewust) Gods Tegenwoordigheid kan voelen zolang de omgeving zo ongerept mogelijk is.

Onder 'ongerept' moeten wij verstaan: zo weinig mogelijk beïnvloed door factoren die het leven van planten en dieren volgens Gods Wet belemmeren. Zodra het leven van afzonderlijke elementen en/of de wisselwerkingen tussen diverse elementen in een leefmilieu door menselijk ingrijpen worden beïnvloed, verloopt het leven aldaar niet langer volledig volgens Gods Wet. Gods Wet is door God ingesteld volgens Zijn onfeilbare Wijsheid en Intelligentie, met als enige doelstelling: leven en wisselwerkingen tussen levenselementen volgens de Wet van de Ware Liefde mogelijk maken.

Zoals ik eerder in dit geschrift mocht mededelen, zijn dieren zeer gevoelig voor Gods Tegenwoordigheid. Zij voelen Gods nabijheid in elke omgeving:

  • die nauw aansluit bij de hen aangeboren noden

  • die doordrongen is van Liefde

  • die vrij is van tegennatuurlijke factoren

Daarbij moeten wij ons voor ogen houden, dat de mate waarin dieren in een leefmilieu God nabij weten, in niet geringe mate wordt bepaald door de mate waarin er menselijke aanwezigheid is, en de mate waarin eventuele menselijke aanwezigheid met Liefde doordrongen is. De grote invloed van de mensenziel op de gevoelens van welzijn bij de dieren kan spiritueel worden verklaard doordat de hoofdstroom van Gods Liefde naar de Schepping vloeit doorheen de mensenzielen als eerste knooppunten.

Wat de meeste dieren met elkaar gemeen hebben, is een aangeboren behoefte aan stilte, vooral aan het ontbreken van geluiden die zij niet als 'natuurlijk' herkennen. Zo hebben dieren in de wijde natuur geen probleem met een mengeling van dierlijke geluiden (met uitzondering van deze welke zij herkennen als afkomstig van roofdieren die voor hen een bedreiging kunnen vormen), doch kunnen zij heel onrustig en zelfs angstig worden door verschijnselen die zij niet als onderdelen van hun 'natuurlijk' leefmilieu herkennen. Tot deze verschijnselen behoren in de allereerste plaats deze welke door menselijke tussenkomst worden opgewekt. Enkele voorbeelden zijn de geluiden (en bovendien de geuren en eventuele lichtverschijnselen!) van fabrieken, luchthavens, explosies door middel van dynamiet of door militaire activiteiten, druk weg- of treinverkeer, luidsprekers enzovoort, in of nabij gebieden die op zich geschikt zijn als natuurlijk leefmilieu voor dieren. Ook ontbossing hoort hier eigenlijk thuis, want het vellen van bomen op grote schaal werkt zich negatief uit op uiteenlopende dierenpopulaties.

De toename van het verkeer in gebieden die voor bepaalde diersoorten geschikt zijn als natuurlijk leefmilieu, is verantwoordelijk voor de dood van vele dieren, die letterlijk tot slachtoffers worden van een bedroevende ontwikkeling die wordt aangeduid als 'beschaving', doch in werkelijkheid uitdrukking verleent aan een voortschrijdende instorting van de spirituele evolutie van het menselijk ras. Inderdaad: De ware essentie van het Goddelijk Leven, de Liefde, wordt systematisch vermoord ten voordele van vergankelijke 'voordelen', die in werkelijkheid vele zielen in het verderf storten door hen steeds dieper in de wereldse waarden (materialisme) te trekken. Ook hier blijkt dat de mensenziel, bedoeld als kroon op de Schepping, die Liefde en geborgenheid onder de schepselen moest brengen, in werkelijkheid een steeds grotere bedreiging voor haar medeschepselen is geworden.

Terwijl bepaalde van de bovenvermelde voorbeelden hier en daar moeilijk vermijdbaar zijn, zijn er andere voorbeelden, die absoluut vermijdbaar zijn, en die veel schade aanrichten in het leven van ontelbare dieren, waardoor deze belemmerd worden in de vervulling van de 'taak' waartoe zij in het leven zijn geroepen. Tot de voornaamste en bekendste horen vuurwerk en openluchtconcerten.

De zielen geven zich er gewoonlijk geen rekenschap van, dat in de onmiddellijke omgeving van een vuurwerk ten minste honderden, vaak zelfs duizenden dieren rechtstreeks worden getroffen door een hels lawaai en onnatuurlijke lichtfenomenen, die op hen uiterst beangstigend werken. Denken wij daarbij vooral aan huisdieren, bos- en tuinvogels, kleine wilde dieren en dieren op landbouwbedrijven en weiden in een straal van minstens een paar kilometer om de haard van het vuurwerk heen. Iets gelijkaardigs geldt bij openluchtconcerten, waarbij voor dieren onnatuurlijke geluiden in een zeer onnatuurlijke geluidssterkte, vaak in combinatie met flitsende lichten in de omgeving worden gestuurd.

Voor dieren in de hele omgeving komen vuurwerk en openluchtconcerten over als bronnen van zware onrust, angst, bedreiging, totaal gebrek aan geborgenheid. Zij voelen zich uit hun leefmilieu verjaagd, voelen zich bedreigd en vervolgd. Deze voor de dieren zeer onnatuurlijke verschijnselen vormen voor hen bronnen van zware stress, en zetten hen er niet zelden toe aan om van woongebied te veranderen, wat gezien de steeds kleiner wordende niet bebouwde gebieden voor hen niet steeds zonder problemen verloopt en een grote negatieve invloed kan krijgen op de ontwikkeling van hun populaties. Dit alles, over de hele wereld beschouwd, verstoort in toenemende mate de hele Schepping.

5.4. Spirituele achtergrond van onheilzame omgang met dieren

Ik heb er doorheen dit geschrift moeten op wijzen dat elke verkeerde behandeling van een dier – dit wil zeggen: elke behandeling die niet overeenstemt met de Wet van de Liefde – om uiteenlopende redenen een zonde is.

Gods Wet is het geheel van regels die erop gericht zijn dat Gods Werken en Zijn grote Heilsplan voltooid kunnen worden. God tracht dit alles te volbrengen via de mensenzielen.

De zielen kunnen dit slechts in de mate waarin zij de Ware Liefde beleven en deze in alle details van hun gedrag en van hun innerlijke gesteldheden in toepassing brengen. Wij weten, dat elke afwijking van de Liefde een zonde is, en dat de Liefde de stam is van de boom van de deugden, met andere woorden: dat alle deugden afhankelijk zijn van, en gevoed worden door, de Liefde. Dus kan elke overtreding tegen om het even welke deugd (Liefde, zachtmoedigheid, vredelievendheid, verdraagzaamheid, geduld...) tot een zonde worden.

In termen van onze wereldse samenleving gesproken, zouden wij kunnen zeggen dat Gods Wet een regelmechanisme is dat de drie 'staatsmachten' binnen Gods Rijk omvat: de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht:

  • Wetgevende macht: God heeft op basis van Zijn onfeilbare Intelligentie en Wijsheid een stel van volmaakte regels gemaakt, die de Schepping op onfeilbare wijze regelen en besturen.

  • Uitvoerende macht: God legt deze regels ten uitvoer via diverse systemen, vooral via Zijn Voorzienigheid, maar ook via het geweten dat in elke ziel is ingebouwd en dat als intern regelmechanisme voor het gedrag van de ziel werkzaam is doordat het geweten onophoudelijk het gedrag van de ziel en haar innerlijke gesteldheden toetst tegen de achtergrond van Gods Wetten, die in het geweten zijn gelegd.

  • Rechterlijke macht: God is de Eeuwige Rechter. Zijn Wet der Gerechtigheid werkt zich automatisch zodanig uit dat alles wat zich in de hele Schepping afspeelt en het evenwicht binnen de Schepping verstoort, op een gegeven punt opnieuw in evenwicht wordt gebracht. Gods Gerechtigheid is het volmaakte en absolute compensatiemechanisme waardoor alle overtredingen jegens Gods Wet ooit, hetzij vroeg hetzij laat, volledig worden gecompenseerd. Vaak gebeurt deze compensatie niet tijdens het aardse leven van de overtreder, doch na diens levensoordeel.

Op grond van deze mechanismen heeft God een absoluut, onfeilbaar en alomvattend bewustzijn van alles wat in de Schepping gebeurt. Indien God geen absoluut, onfeilbaar en alomvattend bewustzijn zou bezitten, zou zich nooit een volmaakte compensatie van elk detail van onrecht en zonde kunnen voltrekken en zou geen enkel onevenwicht binnen de Schepping ooit nog hersteld worden. Het gevolg zou een volkomen en onherstelbare chaos zijn. Een dergelijke toestand zou betekenen dat God geen absolute heerschappij over de Schepping zou bezitten. Een dergelijke stelling zou in strijd zijn met het geloof in Gods almacht.

God kan Zijn Wet slechts op absoluut volmaakte wijze handhaven, uitvoeren, en elke overtreding ervan op een absoluut rechtvaardige wijze compenseren, indien Hij:

  • elke overtreding tegen Zijn Wet, hoe gering of 'banaal' ook, op volmaakte wijze aanvoelt, respectievelijk waarneemt;

  • de oorsprong van elke overtreding tegen Zijn Wet op onfeilbare wijze kent, dit wil zeggen: op onfeilbare wijze de overtreder kan aanwijzen;

  • op onfeilbare wijze en tot in de geringste details de aard en de diepgang van elke overtreding kan vaststellen.

Om drie concrete voorbeelden te geven:

  1. Wanneer een bepaalde mens in het lichaam lijdt door ziekte, pijn of vermoeidheid, weet God exact welke 'waarde' (verlossende waarde, waarde als 'producent van Heil') Hij aan dit lijden moet toekennen. Dit is van belang voor de bepaling van de verdienste van deze ziel in het kader van de verwezenlijking van Gods Werken en Plannen;

  2. In het verlengde hiervan: Wanneer het aardse leven van een bepaalde mens ten einde loopt, weet God exact en tot in alle details welke 'waarde' aan lijden en beproevingen deze ziel gedurende haar hele leven heeft verzameld, en dus welke bijdrage deze ziel heeft geleverd tot de verwezenlijking van Gods Werken en Plannen;

  3. Wanneer een mens een dier mishandelt, kan God exact vaststellen, welk leed dit dier doorstaat, want Hij voelt op onfeilbare wijze het lichaam en het emotionele, geestelijke wezen van het dier, al zijn lijden, angsten, geestelijke trauma’s enzovoort, en Hij kent bovendien de mensenziel die dit leed heeft veroorzaakt, en in welke mate of aandeel (indien meer dan één ziel dit dier heeft mishandeld). Hij kent ook exact de hartsgesteldheid vanuit dewelke de ziel de handeling heeft gesteld, dus de mate van gebrek aan Liefde vanuit dewelke zij heeft gehandeld.

Dit onfeilbaar mechanisme van gerechtigheid, en van compensatie van alle ongerechtigheid, is wellicht de allergrootste uiting van Liefde en volmaaktheid van God:

  • van Liefde, doordat geen enkel onrecht ongestraft of ongecompenseerd, en geen enkele goede daad onvergolden blijft;

  • van volmaaktheid, doordat dit systeem aantoont dat God alle details van alle gedragingen, innerlijke gesteldheden, gevoelens, gedachten, leed en vreugde van elke mens en van elk dier, en van alle wisselwerkingen tussen alle schepselen kent en deze exact aanvoelt zoals de schepselen zelf deze gewaarworden. Dit betekent dat God elke dag een volmaakt overzicht en een alomvattende controle over miljarden maal miljarden gebeurtenissen en indrukken heeft, die zich binnenin en tussen de miljarden schepselen op deze aarde voltrekken.

Dit alles heeft zeer verregaande gevolgen. God voelt alles wat een ziel een medeschepsel (mens of dier) aandoet: elke pijn, elke kwelling, en ook elke daad van Liefde of tederheid. De ziel die een medemens of dier vreugde brengt, brengt God vreugde; de ziel die een medemens of dier leed berokkent, berokkent God leed. God omvat wat wij het 'universeel bewustzijn' zouden kunnen noemen: de verzamelde inhouden van het bewustzijn en het onderbewustzijn van alle levende wezens tezelfdertijd.

Dit betekent dat geen enkele lichamelijke gewaarwording bij mens en dier, geen enkele gedachte, geen enkele hartsgesteldheid en geen enkele emotie, God ontgaat. Indien elke mensenziel zich volkomen en ononderbroken van deze Waarheid bewust mocht zijn, zou op deze wereld wellicht geen enkele zonde meer worden bedreven.

Dit betekent ook, dat God bij mishandeling van een dier niet slechts de pijnen en ongemakken van het lijdende dier opvangt, doch ook de oorsprong ervan. Het lijden van het dier wordt als het ware in Gods Hart 'uitgestort', om zo te zeggen 'voorzien van de handtekening van diegene, die dit lijden veroorzaakt'. Door een Mysterie kan men het zo uitdrukken dat God, hoewel Hij de volheid der heerlijkheid belichaamt, onder dit alles verschrikkelijk lijdt. Zijn oneindige Liefde heeft in die zin een 'compensatie' voorzien, dat het lijdende dier, dat toch al 'op een zuivere wijze' met het Hart van God is verbonden, en Zijn Liefde 'op een zuivere wijze' ervaart, nog dieper in Gods Hart wordt opgenomen.

De wetenschap dat alle schepselen leven in een stoffelijk lichaam dat in staat is om pijn te lijden, heeft de satan van in den beginne geïnspireerd tot het plan om Gods Schepping volkomen te ontwrichten door in zo veel mogelijk zielen een vruchtbare bodem te scheppen om hen alle Liefde, alle zuiverheid en de gezonde werking van hun geweten te ontnemen, en intussen in de wereld een atmosfeer van zo intense onvrede te scheppen, dat zeer velen ertoe bereid worden, hun medeschepselen – mens of dier – te kwellen in lichaam en/of geest, en allerlei lichamelijke en geestelijke zwakheden uit te buiten, met de duivelse bedoeling dat deze schepselen onder het hen aangedane lijden eveneens alle Liefde zouden verliezen, in verzet zouden komen tegen God, en elke vergevingsgezindheid zouden opgeven.

Wat de gekwelde dieren betreft, betekent dit concreet dat deze hun liefde en vertrouwen jegens de mens zouden verliezen, en agressief of – omgekeerd – apathisch zouden worden. Zo is de satan er doorheen de geschiedenis in geslaagd, de Schepping op onvoorstelbaar grote schaal te ontwrichten door talloze schepselen te laten lijden onder de handen van medeschepselen (via foltering en mishandeling van mensen door mensen, en van dieren door mensen). De resultaten zien wij: een verregaand wantrouwen en gebrek aan Liefde onder schepselen, ontmoediging van talloze schepselen, geloofsafval bij ontelbare zielen op grond van leed dat hen is aangedaan en waardoor zij niet meer geloven in een God van Liefde, een atmosfeer van angst en onrust die zo omvattend is geworden dat de hele wereld en het hele leven ervan doordrongen zijn. Bovendien kan hierdoor de waardigheid van het schepsel – mens of dier – in hoge mate worden vernietigd.

De mensenzielen geven zich er slechts in heel beperkte mate rekenschap van, maar de onoverzienbare omvang van elke omgang vanwege mensenzielen met dieren, die niet in overeenstemming is met Gods Wet, heeft een groot aandeel in de duisternis die over de Schepping hangt en die ons leven beklemt onder een druk en een last van ellende, lijden en beproevingen. Deze enorme schuld jegens Gods Wet moet gecompenseerd worden. Aangezien God Zijn Wet volledig via mensenzielen ten uitvoer zoekt te leggen, verlangt Hij ook in de eerste plaats van de mensenzielen liefdevol opgedragen, toegewijde beproevingen tot goedmaking. Het gevolg van de enorme zondeschuld is de onvoorstelbare ellende in de wereld. Uiteraard wordt op deze wereld ook veel geleden door de dieren, ook zonder menselijke tussenkomst (mishandeling, verwaarlozing, commercialisering enzovoort). Dierlijk lijden heeft op zichzelf echter geen verlossende waarde. Waarom dan deze vormen van lijden? Omdat God ook via dierenleed de zielen naar vervolmaking wil lijden: Dierenleed vergt van de mens die dieren onder zijn hoede heeft, geduld, begrip, zorgzaamheid, Liefde, de lasten van verzorging en van hartenpijn...

5.5. Spirituele strijd tegen onheilzame omgang met dieren

Elke omgang met dieren die niet in overeenstemming is met Gods Wet van Liefde, moet worden gecompenseerd, goedgemaakt. Elke goedmaking die niet vrijwillig hier op aarde wordt gebracht, moet ten dele in het vagevuur worden gebracht, en valt ten dele op de mensheid terug in de vorm van lasten, beproevingen, natuurrampen, enzovoort. Begrijpen wij dit wel: Niet God legt deze lasten op, zij werken zich automatisch uit op grond van de Wet der Gerechtigheid.

De Goddelijke Gerechtigheid is het systeem volgens hetwelk God als eeuwige Rechter oordeelt over de uiteindelijke waarde van alle daden, woorden, gedachten, verlangens en nalatigheden van het hele leven van de ziel. Zij is de automatische uitwerking van de Eeuwige Wet die God als leidend principe in Zijn Schepping heeft gelegd. De goedmaking of compensatie van alles wat afwijkt van Gods Wet, gebeurt precies volgens het systeem dat 'Gerechtigheid' heet. Deze compensatie kan tijdens het leven van de schuldige ziel gebeuren (bijvoorbeeld door lijden, gebeden, boete en offers die aan God opgedragen worden), of erna (door zuiverend lijden in het vagevuur). Er is echter ook een compensatie die niet rechtstreeks door de schuldige wordt gedragen: Elke zonde laat namelijk een verstoring van het evenwicht binnen de hele Schepping achter, die zich uiteindelijk eveneens kan zoeken te herstellen via effecten op het leefmilieu buiten de zielen (natuurrampen, epidemieën, enzovoort).

Een gedeelte van de uitwerkingen van Gods Wet van Gerechtigheid wordt opgevangen door Gods Wet van Barmhartigheid, die zich uitwerkt via de genaden, via de tussenkomsten van de Heilige Maagd en op grond van de bijdragen van zielen op aarde (gebeden, offers, H. Missen, eerherstellende Biechten, enzovoort). De Wet van Gods Barmhartigheid is in wezen ontsloten door het Lijden en Kruisoffer van Jezus Christus. Barmhartigheid is de eigenschap waardoor God de mensheid de genade van vergeving blijft schenken, ondanks het feit dat zij deze als geheel zelfs niet meer verdient, vooral omdat wij op grond van het Nieuw Verbond geen verontschuldiging meer hebben voor een leven in blinde zondigheid.

De Barmhartigheid is die uiting van Gods grenzeloze Liefde waardoor Hij Zich bereid toont om de spons te vegen over zonden en fouten die nochtans bestraffing verdienen. Zij is met andere woorden de ultieme uitdrukking van Gods mildheid, vergeving en goedheid. Het gedeelte van de zonden dat door Gods Barmhartigheid aan de effecten der Gerechtigheid wordt onttrokken, moet aldus nooit door mensenzielen worden gecompenseerd.

Op zich is het lijden van een dier binnen de uitwerking van Gods Heilsplan zinloos, tenzij mensenzielen dit lijden bewust opofferen. Het lijden van dieren kan om zo te zeggen op secundaire wijze worden toegewijd. Dit is de enige weg om dit lijden een zin te geven, want door deze toewijding kan het in het heilsgebeuren worden ingeschakeld, en wel vanwege datgene wat hierbij in het mensenhart omgaat. Concreet betekent dit, dat mensenzielen dierenleed – bij voorkeur via de Koningin des Hemels – aan God opdragen, samen met alle lasten die zijzelf door dit dierenleed te dragen krijgen: de lasten van verzorging, de inzet in bepaalde deugden (geduld, Liefde, enzovoort), hun pijnen en verdriet wegens het dierenleed. Dit geldt zowel voor het lijden wegens ziekten of verwondingen als voor het lijden door menselijk toedoen.

De waarde van deze toewijding is gebaseerd op het principe dat de aanblik van een lijdend dier, wanneer deze aanblik in een mensenziel pijn opwekt, een mechanisme in gang zet door hetwelk stromen van Liefde beginnen te vloeien: De ziel lijdt nu voor het dier en samen met het dier op plaatsvervangende wijze, of anders uitgedrukt: De ziel trekt het lijden van het dier in zich, dit wil zeggen in de mensenziel, die binnen het Heilsplan wel degelijk een actieve rol speelt. Het lijden wordt dus als het ware door een levenskiem (van het dier) die niet actief deel heeft aan Gods Heilsplan overgedragen op een mensenziel, die wel aan het Heilsplan deel heeft, waardoor dit lijden helemaal in het Goddelijk Verlossingsplan wordt ingeschakeld.

De voorwaarde opdat dit mechanisme zijn volle uitwerking zou krijgen, is een grote, onzelfzuchtige Liefde van de mens voor het dier, en een diep ontwikkeld inlevingsvermogen. Het inlevingsvermogen van een ziel in haar medeschepselen (dus ook in dieren) kan, voor zover de ziel dit echt verlangt, in hoge mate worden ontwikkeld. Er bestaat een mystieke gave waardoor het de ziel mogelijk wordt gemaakt om gewaarwordingen van dieren, zowel lichamelijk als emotioneel, in steeds hogere mate in het eigen lichaam en in het eigen gevoelssysteem op te vangen.

De Hemelse Koningin roept er met klem elke ziel toe op, zelfs het lijden van andere zielen (en zelfs van dieren) aan Haar toe te wijden, opdat via deze weg ook zogenaamde secundaire genaden mogen stromen, die de hele Schepping zullen helpen reinigen van duisternis.

In het laatste hoofdstuk biedt de Koningin van de Schepping nog gerichte adviezen in de spirituele strijd tegen de effecten der duisternis, die door onheilzame omgang met dieren wordt opgewekt.

Hoofdstuk 6

De omgang met 'afschuwwekkende' of 'lastige' dieren

6.1. Omgang met 'afschuwwekkende' en 'angstwekkende' dieren

De mensenziel is zodanig gemaakt, dat zij van nature haar omgeving vanuit het hart zou benaderen, zonder eerst na te denken en zonder zich te zeer door de zintuigen te laten leiden. Door de erfzonde voltrok zich in de ziel een revolutie in de wijze waarop zij haar leefomgeving benadert: De mens laat zich niet meer in de eerste plaats door het hart leiden, doch door zijn zintuiglijke waarneming en door het resultaat van de verstandelijke verwerking van alle zintuiglijke gewaarwordingen. Dit betekent meteen dat de mensenziel haar medeschepselen niet meer automatisch benadert tegen een achtergrond van Liefde, doch beredeneerd, gereserveerd, grotendeels tegen een achtergrond van mogelijke vijandschap en mogelijke concurrentie in de bevrediging van haar stoffelijke behoeften.

Een voorbeeld: Wanneer de eerste mensenzielen vóór de zondeval doorheen het Aards Paradijs liepen, verheugden zij zich over de aanblik van alles wat leefde. Hun eerste behoeften waren deze van het innig en ononderbroken contact met God en van een vlekkeloze ondersteuning van de liefdesstroom doorheen de eigen ziel in alle richtingen. Wanneer nu een mens in de natuur loopt, vooral in een gebied waar wilde dieren leven, is hij bedacht op gevaar en op de concurrentie vanwege deze dieren in het bevredigen van zijn behoeften aan voedsel. Het wilde dier wordt niet in eerste instantie beschouwd als een ander schepsel van God, doch als een concurrent en een bron van gevaar. Daarbij wijs ik er nogmaals op, dat dieren wild zijn geworden door de gevolgen van de erfzonde en daaropvolgende zonden van de mensenzielen, waardoor de Schepping heel snel in een groot onevenwicht is gekomen en de stroming van de Liefde doorheen de Schepping heel spoedig grondig is verstoord.

Doordat bij de meeste mensenzielen niet meer de Liefde, doch de zintuiglijke indrukken en de denkende geest de eerste drijfveer van het gedrag en de innerlijke gesteldheden vormen, worden vele mensenzielen bij contact met een dier niet meer automatisch vertederd. Daarbij zijn er daarenboven duidelijke verschillen in benadering al naargelang de diersoort die de mensenziel vóór zich krijgt.

Sommige diersoorten zijn lichamelijk zo gebouwd dat zij om uiteenlopende redenen bij de aanblik ervan onrust kunnen inboezemen. De mens ervaart bepaalde dieren vrijwel automatisch als afstotend of beangstigend of afschuwwekkend, of als een combinatie van deze gewaarwordingen. Een bekend voorbeeld is de indruk die bij de meeste mensenzielen spontaan opkomt bij de aanblik van reptielen, vele soorten insecten of bepaald wilde diersoorten. Deze gewaarwording heeft verschillende wortels.

Uiteraard is van een aantal van deze dieren bekend dat hun gebruikelijke gedrags- en reactiepatronen gevaar opleveren voor het lichamelijk welzijn van hun medeschepselen. Verder is er de grote kracht van de associatie: De aanblik van bepaalde dieren wekt meteen onaangename gedachten, gevoelens, herinneringen op aan dingen die men ooit heeft gehoord, gelezen of geleerd. Het is bijvoorbeeld wel opmerkelijk dat de mensenziel de onrust die bij haar in de nabijheid van bepaalde diersoorten doorgaans automatisch opkomt, in individuele gevallen kan leren overwinnen zodra zij er zich kan van vergewissen dat zij met een dier te maken heeft dat zich niet gedraagt zoals zij zou verwachten op grond van haar ervaringen en datgene wat zij heeft vernomen of geleerd.

Een voorbeeld: Er zijn mensen die opgroeien met een leeuwenjong. Wanneer dit dier in harmonie met mensen opgroeit en tam blijft, zal elke ziel die met de leeuw in contact komt, op zeker ogenblik merken dat dit exemplaar relatief minder gevaarlijk is, en haar vooroordeel over de leeuw als mogelijke vijand nuanceren.

Iets gelijkaardigs geldt ook omgekeerd: Zeer vele dieren mijden de mens omdat zij met mensen onaangename ervaringen hebben gehad. Een dier dat jegens de mens wantrouwen koestert, kan niettemin leren dat er mensen bestaan die hen geen kwaad willen doen, en jegens deze specifieke mensen uiteindelijk volkomen vertrouwelijk worden.

Het is uitermate bedroevend dat tussen de schepselen zoveel wantrouwen bestaat op grond van de zo veelvuldige gebreken aan Liefde in de relaties tussen de verschillende levensvormen. Op de mensenziel rust uiteindelijk de verantwoordelijkheid om deze toestand te helpen herstellen.

Naar aanleiding van het hierboven aangehaalde voorbeeld met de leeuw, wil ik er overigens terloops op wijzen, dat het lijkt alsof God vroeg of laat elk vooroordeel wil beschamen. Hoeveel voorgevormde meningen zijn er toch in omloop over de onverenigbaarheid van bepaalde diersoorten onder elkaar: kat en hond, kat en muis, kat en vogel, enzovoort. Niettemin gebeurt het wel vaker dat dieren in heel onverwachte combinaties op een heel vredige wijze met elkaar kunnen opschieten. De mens kan daarin het beeld van de profeet Jesaja over het Messiaans Tijdperk werkelijkheid zien worden. Zo was het vóór de zondeval van de mens in de hele Schepping, en zo zal het opnieuw zijn bij de grondvesting van Gods Rijk op aarde: volkomen Vrede en Liefde.

Het systeem is duidelijk:

  • vóór de zondeval was de harmonie binnen de Schepping volkomen, omdat afwezigheid van zonde en dus van alle effecten ervan, gelijk staat met een absoluut volkomen heerschappij van de Liefde;

  • sedert de zondeval is de stroming van de Liefde doorheen de Schepping gestoord, dus is ook de harmonie tussen de schepselen gestoord;

  • Gods Rijk kan pas op aarde worden gegrondvest zodra zo veel mogelijk zielen een zo heilig mogelijk leven leiden en zo veel mogelijk van de effecten van de zonde hebben gecompenseerd.

De gouden brug naar deze nieuwe staat van genade leren wij in de Wetenschap van het Goddelijk Leven kennen als de totale toewijding aan Maria, bij voorkeur in volle aanvaarding van de volheid van Haar verhevenheid als Meesteres van alle zielen. Hiertoe heeft God Haar in deze Laatste Tijden voorbestemd. De Meesteres van alle zielen Zelf noemt dit beloofde Messiaans tijdperk de terugkeer naar de staat van genade van vóór de erfzonde.

De oorzaak van de spontane afschuw of afkeer voor bepaalde diersoorten gaat dieper dan de spontane associatie met gevaar of een 'natuurlijke' afkeer: Er is een belangrijke spirituele component, die in de ziel meestal onbewust blijft en daardoor zelden wordt herkend. Ooit heb ik Maria gevraagd waarom er eigenlijk diersoorten zijn waarvan de meeste mensen een afkeer hebben, terwijl uiteindelijk toch alle dieren door God als geschenk van Zijn Liefde waren bedoeld. Haar antwoord was opzienbarend:

Het maakt deel uit van de heiliging van de mensenziel, dat zij over de schijn van de dingen, over alle oppervlakkige kenmerken moet leren uitstijgen. De ziel nadert pas de ware vergeestelijking door zich steeds minder door haar zintuiglijke indrukken te laten beïnvloeden. Wanneer dus een mensenziel een dier ontmoet, waarvoor zij op één of andere wijze een afkeer voelt, moet zij erom vragen dat zij met Gods Hulp niet wordt geleid door afschuw, maar door het bewustzijn dat ook dit dier binnen Gods Plan een rol te vervullen heeft, en dat het ook uit Gods Liefde is ontstaan. Wanneer men een dier verafschuwt, of er een hekel aan heeft, wordt in het eigen hart gemakkelijk de liefdesstroom geblokkeerd en door angst of afkeer vervangen. Angst en afkeer zetten een ziel ertoe aan, datgene waartegenover zij dergelijke gevoelens koestert, als vijandig te beschouwen en het te bestrijden, hetzij lichamelijk, hetzij in het hart.

Tussen de ziel en het dier wordt daardoor de liefdesstroom, die zich als een lichtstraal manifesteert, vervangen door een leegte, door duisternis. Op dat ogenblik vervult de mensenziel niet langer de door God van haar verlangde taak om Hem eveneens tegenover de dieren te vertegenwoordigen. Het dier voelt in deze ziel niet Gods Tegenwoordigheid, maar veeleer een bedreiging.

Zo ontstaat een relatie die in de beide richtingen niet door Liefde wordt gedreven: De mens laat het dier afkeer voelen, het dier voelt zich bedreigd of voelt een blokkade in de Liefde van de ziel uit. Samen met de verwilderde toestand van het gedrag van dit dier (met andere woorden: het feit dat dit dier als gevolg van de zondelast in de Schepping niet meer door zachtheid en Liefde wordt gedreven), spoort het gevoel van bedreiging het dier ofwel aan tot agressie, ofwel tot vlucht (het wil op zijn beurt weg van de mens, niets met hem te maken hebben).

Het is vanzelfsprekend veel gemakkelijker, een poes, een hond, een eekhoorntje of een mooie vogel, enzovoort, lief te hebben, dan een dier jegens hetwelk men, reeds door het uiterlijk op zich, met afschuw wordt vervuld. Om deze reden ligt hier voor de meeste zielen een opdracht. Het vergt een zelfoverwinning, het minder aantrekkelijke lief te hebben, het te vertrouwen, het met respect te behandelen en het als een schepsel van God te beschouwen, enzovoort. De Meesteres heeft mij er vroeger reeds laten op wijzen dat elk dier weliswaar geen rechtstreekse rol speelt in Gods Heilsplan, maar wel steeds een onrechtstreekse. Het contact met elk dier in het leven van een mensenziel dient immers de vorming van de ziel in alle deugden.

In de mate waarin de ziel op de weg van de vergeestelijking en de heiliging vordert, zal zij er beter in slagen, in contact met bijvoorbeeld een spin, niet in de eerste plaats door een afschuw en angst te worden overvallen, doch zich ervan bewust te worden, dat dit wezen een schepsel van God is. Het heeft zichzelf niet geschapen. Het heeft dus ook niet de kans gekregen, zijn eigen uiterlijk te kiezen. Lelijk is overigens een zeer relatief begrip. Zelfs een spin of een slang is een kunststuk, een klein meesterwerk van God, en dan moeten wij er nog rekening mee houden dat wij slechts een minimaal klein deeltje waarnemen en bevatten van de prestatie die God bij de schepping van deze dieren heeft geleverd.

6.2. Omgang met 'lastige' dieren

Doordat de mens zijn medeschepselen niet meer spontaan beschouwt als bouwwerken van God, en doordat bepaalde dieren door de ontwrichting van de Schepping een ander gedrag begonnen te vertonen, worden bepaalde diersoorten overwegend ervaren als 'lastig'. Dit geldt in de eerste plaats voor de meeste insecten. Voorbeelden die in ons aller leven een rol kunnen spelen, zijn onder andere de contacten met muggen, vliegen, spinnen, mieren, slakken, ook bepaalde knaagdieren zoals muizen en ratten, en verder het zogenaamde ongedierte.

Bedenken wij, dat ook deze dieren niet door God zijn geschapen om de mens 'op de zenuwen te werken'. Wat de biologie of om het even welke wetenschap ook moge zeggen (misschien vanuit een werelds perspectief of om redenen van logica 'terecht'), wij mogen nooit uit het oog verliezen dat bij elke diersoort het gedragspatroon dat God in deze soort had 'ingeplant', in de loop van de tijd vaak in een aanzienlijke mate is veranderd. Deze veranderingen kunnen helemaal niet geverifieerd worden, omdat er geen mogelijkheid bestaat om de gedragspatronen van elke diersoort in de eerste dagen na de Schepping van de aarde te observeren. Een dergelijke kennis kan slechts via de mystieke weg naar de zielen komen, zoals het hier door Gods genade en de tussenkomst van de Meesteres van alle zielen bij Goddelijke volmacht gebeurt.

Hoe verlangt de Hemel dat de mensenziel met 'lastige' dieren omgaat?

     1. De zielen kunnen zich door gebed tegen de ongunstige effecten van het contact met bepaalde dieren beschermen.

Maria wijst erop, dat zielen zich tegen plagen van insecten of zogenaamd ongedierte kunnen beschermen door vurig om compensatie te bidden. Dit betekent: Elke plaag ontstaat uiteindelijk door een onevenwicht in de Schepping, dat het gevolg is van de zonden van de mensheid doorheen alle eeuwen. Aangezien de zonde de tegenpool is van de Liefde, is er nood aan de offerande van oprechte Liefde (zoals door diepgaande gebeden) om de effecten van de zonden te compenseren. Het is belangrijk dat deze gebeden op een onbaatzuchtige wijze worden aangeboden.

Dit wil zeggen, dat de ziel beter niet vraagt: 'Bevrijd mij van deze mug, deze vliegen, enzovoort', doch met haar gebed veeleer zou moeten beogen, ertoe bij te dragen dat de op grond van de zonden van de mensheid verwrongen gedragspatronen van deze insecten opnieuw teruggebracht kunnen worden tot een patroon dat overeenstemt met datgene, wat God oorspronkelijk met deze dieren had bedoeld. Ook de insecten hadden binnen de Schepping welbepaalde rollen te vervullen. Deze rollen zijn door de zondelast vanwege de mensenzielen, in hoge mate van richting veranderd.

Omdat het gedrag van deze dieren het soms heel moeilijk maakt om hen langere tijd (de tijd die soms nodig is om op grond van de Wet der Gerechtigheid tot gebedsverhoring te kunnen komen) gewoon te laten begaan, staat de Hemel ook een tweede methode toe, die bij voorkeur niet als enige, doch in combinatie met de eerste wordt toegepast:

     2. Er is geen bezwaar tegen gebruik van natuurlijke, milieuvriendelijke middelen, die insecten verhinderen om de mensenziel bijvoorbeeld ’s nachts van de slaap te beroven of in zijn woning te penetreren.

Bepaalde natuurlijke geuren of planten kunnen dit bewerken. Middelen die insecten doden, behagen God in principe niet. Veel van wat in wetenschappelijke kringen als 'natuurlijke selectie' en 'het overleven van de sterkste' wordt aangeduid, komt in geen geval overeen met Gods opvattingen, omdat het eerder op een liberale levensfilosofie dan op de Wet van de Liefde is gebaseerd.

Elk middel dat een dier (het gaat hier vooral over 'indringers' in huis, bijvoorbeeld muizen, kikkers, bijen enzovoort) leed berokkent of waardoor het dier wordt gedood, wijst de Koningin des Hemels met klem af, en wel steeds om dezelfde louter spirituele reden: vanwege het feit dat het dier een rol moet vervullen, enkel en alleen God over de duur van deze rol beslist, en de mensenziel aan het dier onvoorwaardelijke Liefde en respect is verschuldigd. Wat bijvoorbeeld muizen als 'indringers in huis' betreft, adviseert de Moeder Gods met klem het gebruik van een val in de vorm van een verplaatsbaar hokje of bakje waarin de muis zonder enige verwonding binnen treedt doch waaruit zij niet vanzelf terug kan keren. Wanneer een dier in dit hokje terecht is gekomen, draagt men het hokje naar buiten en laat men de muis eenvoudig vrij.

Zo is het gebruik van insecticiden en pesticiden van louter chemische aard niet wenselijk. Zij doden dieren of bezorgen hen lichamelijk leed, en beschadigen bovendien het leefmilieu voor insecten maar ook voor andere dieren, evenals voor de mens. Bovendien kunnen zij de bodem verontreinigen (vergiftigen), wat zich negatief op de gezondheid en de kwaliteit van het voedsel voor mens of dier kan uitwerken.

Een aantal jaren geleden vroeg ik de Meesteres van alle zielen naar een geschikte wijze om met dieren om te gaan, die in een woonhuis binnengedrongen zijn en daar eigenlijk niet thuishoren. Ik dacht daarbij vooral (doch niet uitsluitend) aan muggen, spinnen, kikkers, muizen, bijen, enzovoort. Maria’s antwoord illustreerde hoe ver de Liefde van de Hemel voor elk dier gaat. De inspiratie luidde:

"Wanneer dit huis door een mug, een spin, een kikker, een muis, een bij, enzovoort, wordt bezocht, tracht dit dier in een bokaal of iets dergelijks te vangen, ga met het voorwerp naar buiten, en schenk het dier de vrijheid, terwijl jij intussen tot Mij bidt:
Mijn Hemelse Meesteres, verwaardig U, dit dier te beschermen, opdat het in staat wordt gesteld, zijn (of haar) leven verder zo te leiden, zoals God het heeft bestemd. Moge het zijn (of haar) rol binnen Gods Schepping onder Uw bescherming verder vervullen."

Belangrijk is dus, te bemerken:

  • dat het dier niet wordt gedood;

  • dat het niet in een toestel of systeem of mechanisme wordt gevangen waarin het de dood of lichamelijk lijden kan ondergaan;

  • dat geen huisdier (hond of kat) tegen het dier wordt opgehitst, doch

  • dat wordt gepoogd, het dier in een gesteldheid van Liefde en verdraagzaamheid te vangen om het zo spoedig mogelijk ongedeerd in zijn natuurlijke leefomgeving in de open natuur vrij te laten.

Ik pas deze aanwijzing intussen sedert een aantal jaren zeer veelvuldig toe, en getuig dat wanneer men dit doet, men het warm om het hart krijgt wanneer men de spin, de muis, de mug enzovoort, niet doodt, doch haar in de vrije natuur de vrijheid terug schenkt terwijl men het aan Maria overdraagt. Het is goed, zich daarbij bewust voor ogen te brengen, dat het om een schepsel van God gaat, een klein bouwwerk waarin God Zijn almacht en Intelligentie heeft tentoon gespreid, een product van Zijn Liefde, en een werktuigje door middel waarvan God aan de bloei der deugdzaamheid in mensenzielen wil werken.

Ik wil het nogmaals met klem herhalen: God kan met alles iets doen. Dit blijkt ook uit bovenstaande aanbevelingen vanwege de Moeder Gods. Dergelijke handelingen liggen heel ver van de gewoonten van de gemiddelde mensenziel verwijderd, en zeker heel ver van datgene wat binnen onze samenleving gewoonlijk wordt aangeleerd, maar zij horen zeker thuis onder de noemer 'terugkeer naar de volkomen toepassing van de Wet van de Liefde'. Het is door schijnbaar absurde handelingen en ingesteldheden zoals deze, dat wij het Rijk Gods op aarde moeten krijgen.

Hoofdstuk 7

Spirituele omlijsting van de dood van een dier

7.1. Motivatie voor het gebod "gij zult niet doden"

Het moet in dit geschrift duidelijk zijn geworden dat de Hemel er zich onder geen beding over verheugt wanneer mensenzielen dieren doden. De beslissing over leven of dood van een dier kan niet bij de mensenziel berusten. Laten wij nog eens duidelijk beschouwen waarom:

  • de mensenziel schept geen dieren, en is er dus nooit eigenaar van. De ware eigenaar blijft God;

  • God heeft de Schepping onder het beheer van de mensenziel gesteld, met als voorwaarde dat de mens God jegens de hele Schepping zou vertegenwoordigen;

  • deze vertegenwoordiging is slechts mogelijk in de mate waarin de mens de ingesteldheid en de gedragingen vertoont die hem tot spiegel van Gods Hart maken. Dit veronderstelt een volkomen naleving van de Wet van de Liefde;

  • het ontbreekt de mensenziel aan Wijsheid, inzicht in alle details van Gods Heilsplan, de volle kennis van Gods bedoelingen, en de volmaaktheid in de Ware Liefde, om op onfeilbare wijze te kunnen evalueren welke betekenis en consequenties het leven of de dood van elk individueel levend wezen voor het groot Heilsplan heeft. Dit alles berust bij God van nature, en is ook aan de Allerheiligste Maagd Maria verleend in de orde der Genade. Daarom heeft buiten de Allerheiligste Drievuldigheid en de Meesteres van alle zielen niemand het vermogen om alle details van het heilsgebeuren exact op hun juiste waarde te kunnen schatten;

  • sedert de erfzonde is de Liefde van de mensenziel bevlekt. Door dit gebrek heeft de mensenziel het vermogen verloren om automatisch de Schepping te beheren in volmaakte harmonie met Gods Wil. Het is dit onvermogen in de mensenziel dat God ervan weerhoudt om de mensenziel meesteres over leven en dood te laten zijn, want zij zou de Schepping volledig aan de vorst der duisternis uitleveren.

Wij kunnen het dus zo beschouwen, dat de beleving van de Ware Liefde in haar volheid betekent dat de mensenziel het Goddelijk gebod "gij zult niet doden" zou uitbreiden tot haar gedrag jegens de dieren.

Onder het Nieuw Verbond geldt inderdaad dat elke mensenziel haar vervolmaking moet verwezenlijken door trouwe navolging van Christus. Christus is de absolute volheid van de Liefde. De volheid van de Liefde kan onmogelijk worden verwezenlijkt wanneer de ziel haar niet onvoorwaardelijk, niet onzelfzuchtig en niet onbaatzuchtig toepast jegens ALLE levende wezens.

Wanneer wij ons deze waarheden voor ogen houden, beseffen wij hoe ver de mensheid van de Ware Liefde is afgedwaald. Hoeveel dieren worden onachtzaam gedood omdat zij de mens 'tot last' worden. Ik denk daarbij niet slechts aan insecten, doch zelfs aan pasgeboren katten en honden. Laten wij goed begrijpen, dat de mensenziel eigenlijk pas een medeschepsel kan doden nadat zij eerst de Liefde in zichzelf heeft gedood of ten minste tijdelijk de werkingen van de Liefde in zichzelf heeft uitgeschakeld. Dat is een alarmerende vaststelling, want de Liefde in zichzelf onwerkzaam laten worden, komt erop neer dat men God Zelf niet meer in zich laat werken. Precies in dergelijke fasen wordt de zonde geboren en loopt de ziel verwondingen op, die haar van haar vruchtbaarheid kunnen beroven en langs dewelke zij het Goddelijk Leven verliest. Daarom is het doden van een dier, evenals het doden van een medemens, steeds te beschouwen als een val van de satan, die heel goed weet dat de mensenziel die een medeschepsel doodt:

  • duisternis over zich trekt;

  • een takje van de liefdesstroom doorsnijdt;

  • in zich een greppel graaft langs dewelke hij zijn bekoringen en zijn duisternis gemakkelijker in de ziel kan laten binnenstromen.

De menselijke wet mag het doden van een dier dan al niet als 'moord' betitelen, voor Gods Wet is het een smet op de ziel en een spat op de staat van genade van de hele mensheid.

Op een bijzondere wijze laat de Koningin des Hemels op deze plaats nog wijzen op het ongewenste karakter van stierengevechten en eventuele gelijkaardige afgeleide 'sporten', waarbij dieren van hun waardigheid worden beroofd en worden gedood. Doordat dit in het publiek plaats heeft, wordt hierdoor ook 'het doden van dieren als norm' in de harten van vele zielen vastgeworteld. Dit alles maakt stierengevechten tot barbaarse, zondige evenementen, die het mishandelen en doden van een medeschepsel verheffen tot een heldendaad. Dit is openlijke verheerlijking van de duisternis.

7.2. Wat gebeurt bij de dood van een dier?

Er wordt wel eens gezegd dat de dood deel uitmaakt van het leven. Voor de mensenziel geldt zelfs dat de dood in zekere zin het belangrijkste ogenblik van het leven is: Bij de dood van het stoffelijk lichaam op aarde begint het Eeuwig Leven. In het stervensuur wacht op de ziel haar levensoordeel voor de Troon van Gods Gerechtigheid. Afhankelijk van de mate waarin de mensenziel zich gedurende haar leven op aarde heeft geheiligd, en van de mate waarin zij hetzij positief heeft bijgedragen tot de verwezenlijking van Gods Heilsplan, hetzij deze verwezenlijking negatief heeft beïnvloed, oordeelt God de mate waarin de ziel is gerijpt in de Ware Liefde. Deze rijping bepaalt of de ziel klaar is voor de Eeuwige Gelukzaligheid, en wanneer (hetzij onmiddellijk hetzij na een louteringsperiode). Zij is hiervoor niet klaar wanneer zij zich voor de Ware Liefde heeft afgesloten. In dit laatste geval verdoemt de ziel zichzelf, volgens de Wet van Gods Gerechtigheid.

De dieren hebben geen ziel in de werkelijke zin van het woord, en vallen niet onder de Wet van Gods Gerechtigheid. Zij worden bij hun dood niet geoordeeld. Wat gebeurt dan wél met hen, en welk verband bestaat tussen hun levensweg en onze ziel?

In de dieren worden alle ervaringen die zij met mensenzielen hebben opgedaan, 'opgeslagen'. Elke streling, elke uiting van Liefde en zachtheid, elk lief woord, maar ook elke daad van liefdeloosheid, elke ruwe terechtwijzing, elke mishandeling door mensenhand, wordt als het ware in het levensprincipe van het dier 'opgetekend'. Bij de dood van dit dier wordt het dus niet, zoals de mensenziel, geoordeeld, want een dier valt buiten de rechtstreekse effecten van het Verlossingsmysterie en kan ook niet zondigen. Beschouwen wij even het verschil voor Gods Wet:

  • Wanneer een mensenziel een dier verwondt of doodt in een gesteldheid van onzuiverheid van hart, met andere woorden buiten de context van louter zelfverdediging, is sprake van een ondeugd of een zonde. God alleen kan de ware toedracht van de handeling beoordelen, op grond van de omstandigheden en van de gesteldheid van hart bij de mensenziel die de handeling stelt. Deze handeling trekt een bepaalde mate van duisternis over de Schepping, want de Wet van de Liefde is overtreden;

  • Wanneer omgekeerd een dier een mens verwondt of doodt, wordt geen ondeugd of zonde bedreven. Deze handeling op zich trekt geen duisternis over de Schepping. Uiteraard kan wel de nasleep ervan duisternis ontwikkelen, indien mensenzielen in reactie op dit gebeuren ondeugden of zonden begaan, doch God rekent dit het dier niet aan.

Wanneer een dier niet wordt geoordeeld, wat gebeurt dan wel bij zijn dood? Wanneer het dier sterft, wordt zijn levenskiem door God losgemaakt van het stoffelijk lichaam, en dit bolwerk van Liefde wordt terug in Gods Hart opgenomen. In deze zin kan men dus alvast zeggen dat een dier bij zijn dood naar de Hemelse sferen terugkeert, naar de plaats waar zijn levenskiem is gemaakt: in het Hart van God.

Vooral voor een huisdier of elk dier dat intensief met mensen in contact is geweest (in het kader van de landbouw, van sport met dieren, als rijdier bij politie of strijdkrachten enzovoort, in de context van een circus, in dierentuinen, in laboratoria, enzovoort) geldt, dat hun levenskiem bij hun lichamelijke dood, wanneer deze kiem naar Gods Hart terugkeert, drager is van een menselijke 'bijmenging', die bestaat uit de graad, de aard en de zuiverheid van de Liefde evenals van eventuele gebreken aan Liefde die de mensenzielen jegens het dier hebben betoond.

Wanneer het dier sterft, is zijn levensprincipe dus als het ware beladen met alles wat het dier in zijn betrekkingen met mensenzielen heeft meegemaakt, dit wil zeggen: met alle lijden dat het door mensenhanden heeft ondergaan, en met alle Liefde, tederheid en verzorging die het vanwege mensenzielen gedurende zijn leven heeft gekregen. Dit betekent concreet dat een dier bij zijn dood bij God als het ware zonder woorden getuigenis aflegt van de mensenzielen met wie het tijdens zijn leven in aanraking is gekomen, positief zowel als negatief. Vooral huisdieren worden daarbij dus als het ware tot stille voorsprekers voor de zielen die hen liefdevol hebben behandeld, maar ook tot getuigen tegen zielen die hen hebben mishandeld.

Wij kunnen ons dit alles zo voorstellen, dat God bij de dood van een dier in diens levensprincipe 'leest': Hij ziet en voelt alles (elke afzonderlijke gewaarwording) wat dit dier met mensen heeft meegemaakt, met welke mensenziel het dit heeft beleefd, en hoe elke individuele gewaarwording moet worden geëvalueerd (als toegevoegde Liefde, respectievelijk als berokkend leed).

Dit alles betekent dus dat de Liefde voor een dier (of dit nu een huisdier of zelfs 'slechts' een tuinvogel is, enzovoort) kan bijdragen tot de Verlossing en heiliging van een mensenziel, maar ook dat elke mishandeling van een dier in Gods ogen absoluut een zonde is, omdat een dergelijke handeling uitdrukking geeft aan een gebrek aan Liefde voor een Werk van God, en dit Zijn Heilsplan op indirecte wijze negatief beïnvloedt.

Meteen betekent dit ook dat elke schijnbaar banale gewaarwording die een ziel jegens een dier koestert (positief zowel als negatief) en elke schijnbaar banale handeling die een ziel jegens een dier stelt (positief zowel als negatief), ongeacht welke diersoort het betreft, in Gods Hart wordt opgetekend. Ik moet het nogmaals herhalen: Niets ontgaat God, elk detail, elke seconde van onze levensweg heeft voor Hem een betekenis. Deze vaststelling moge gelden als een oproep aan ons allemaal, om ons leven in al zijn details zo bewust mogelijk te beleven. Te veel in een mensenleven gaat voor Gods Heilsplan zowel als voor de eigen heiliging verloren, en te veel duisternis wordt over de wereld en afzonderlijke zielen afgeroepen door talloze onachtzaam gestelde gedragingen.

Ooit werd via mij aan de Meesteres van alle zielen gevraagd of wij onze geliefde dieren ooit, in het Eeuwig Leven, weerzien? De mens stelt zich soms voor, dat hij zijn huisdier na dit leven op aarde, in de Hemel zal terugzien zoals het er tijdens zijn leven heeft uitgezien. De Hemelse Koningin licht toe:

Datgene van het dier wat werkelijk ononderbroken met God en Zijn Werken in verbinding blijft, is het levensprincipe. Daarom is het dit levensprincipe dat naar God terugkeert. Dit principe is niet stoffelijk, het heeft niets met het lichaam van het dier te maken. Een overleden dier bestaat dus absoluut nog in het hiernamaals, doch niet in de stoffelijke vorm onder dewelke de mensenziel het op aarde kent. Het levensprincipe van het dier wordt in het hiernamaals met de ogen van de ziel waargenomen.

Over het bestaan van een afzonderlijk paradijs voor dieren, heeft Maria mij totnogtoe nooit iets gezegd. Aangezien dieren niet kunnen zondigen, hebben zij, in tegenstelling tot de mens, na hun dood niets uit te boeten. Dit uitboeten heeft slechts betrekking op de mensenzielen. Wat de dieren betreft, zei Maria mij echter: "Geen onschuldig levend wezen gaat verloren". Een overleden dier keert in het Hart van God terug als levensprincipe. Het levensprincipe is 'drager' van de Goddelijke Intelligentie, die het groeiproces en de instroming van levenskracht van God uit, in het wezen regelt, en als het ware een 'ontwerp van het levensplan' van het betreffende levende wezen bevat. Dat alles maakt het levensprincipe van het dier tot een echt wonder uit Gods hand. De Schepper laat dit niet verloren gaan.

Dit geldt voor elk dier, niet slechts voor onze huisdieren. Vergeten wij niet, dat de waarde van een dier in Gods ogen niet uitsluitend wordt bepaald door de overweging of het dier voor de mens iets concreets betekent. Zelfs een klein insect is een bouwwerk van God: Het is opgebouwd uit een levensprincipe en een stoffelijk lichaam, dat op zich reeds een wonder van stofwisselingsprocessen vormt. Het levensprincipe is een wonder doordat het drager is van het leven, en het leven iets is, dat uitsluitend God kan scheppen. Het stoffelijk lichaam is eveneens een element van Gods Werk: Het bestaat uit stoffen die door God zijn gemaakt, en deze zijn samengebracht volgens Gods Intelligentie en Wijsheid, afgestemd op het soort leven dat God voor dit dier heeft voorzien. Wanneer wij ons dit alles voor ogen houden, begrijpen wij beter waarom God zelfs het kleinste insect niet laat verloren gaan.

Voor God geldt het doden van een dier principieel als een smet voor de mens die het doet. Niettemin geldt eveneens, dat het doden van, bijvoorbeeld, een hond, kat of paard in Gods ogen een grotere blaam kan zijn dan het doden van, bijvoorbeeld, een vlieg, omdat een hond, kat of paard doorgaans tot uitgebreidere en meer diepgaande contacten met mensenzielen komen of kunnen komen. Hierdoor worden in het levensprincipe van deze dieren gewoonlijk op een intensere wijze ervaringen met mensenzielen opgetekend dan in het levensprincipe van een vlieg, zodat deze dieren ook gewoonlijk een belangrijkere rol spelen voor de spirituele ontwikkeling van mensenzielen.

Concreet uitgedrukt: Elk dier speelt zijn rol, in de wisselwerkingen binnen de natuur evenals naar mensenzielen toe. Hierin liggen dus wel verschillen: Een huisdier heeft een concretere inbreng in de ontwikkeling van de deugdzaamheid van de mensenzielen met wie het in contact komt, dan een diepzeevis, doch er is geen enkel dier dat ooit helemaal zonder reden of zonder nut heeft geleefd. Elk dier is een bouwwerk van God, en God doet geen zinloze Werken.

Maria heeft mij niet woordelijk gezegd, doch mij wel te verstaan gegeven, dat de mensenziel in het Paradijs ook de levensprincipes van de overleden dieren kan waarnemen, en hen zo kan herkennen als waren zij lichamelijk aanwezig. Men zou het zich eigenlijk zo kunnen voorstellen, dat de mensenziel daar haar hond, haar poes, haar konijntje, haar kanarievogel enzovoort, zonder meer zal kunnen herkennen, niet omdat deze daar lichamelijk vóór haar zullen staan, doch omdat de ziel in de heerlijkheid een volkomen ontsloten waarneming bezit. De Koningin des Hemels vertrouwde mij ooit toe, dat de ziel bij haar intrede in de Hemel, alle hemelbewoners herkent, ondanks het feit dat zij de Heilige A of engel B, enzovoort, nooit op aarde heeft ontmoet. De ziel neemt een andere ziel in de Hemel heel anders waar dan dit hier op aarde het geval is. De waarneming in het hiernamaals voltrekt zich niet via zintuigen doch vanuit de kern van de ziel. Daarom is het voor de ziel in de Hemel niet nodig dat een wezen een stoffelijk lichaam bezit opdat zij dit wezen zou herkennen. De ziel kijkt daar als het ware rechtstreeks in de kern van het andere wezen.

Zo kunnen wij zien dat God niets verloren laat gaan, dat zelfs het leven van elk dier zinvol is, en dat elk leven in Gods Schoot terugkeert. Wat van Hem uitgaat, keert bij Hem terug, tenzij het zich uit vrije wil van Hem losscheurt. Alleen de mensenziel kan dit doen, dieren kunnen dit niet.

Hoofdstuk 8

Ontsluiting van de Beekjes van het Heil

8.1. De Beekjes – Essentiële overwegingen

Het moet in dit boek duidelijk zijn geworden, dat het God alles behalve onverschillig laat, hoe de mens met de dieren omgaat. Het gedrag, en zelfs de innerlijke gesteldheden (Liefde, afkeer, angst, enzovoort) van mensenzielen jegens de dieren heeft heel verregaande consequenties, niet alleen voor de betreffende dieren zelf, doch ook:

  • voor de heiliging van individuele mensenzielen

  • voor de ontwikkeling van Gods Heilsplan

  • voor de staat van genade van de mensenzielen als geheel

  • voor de instelling van de dieren in het algemeen, en in het bijzonder van de betreffende diersoort, jegens de mensenziel

Ik heb het doorheen alle geschriften in de Wetenschap van het Goddelijk Leven mogen aantonen: In de Schepping heeft alles een weerslag op alles, precies omdat de Schepping bestaat uit een netwerk waardoor alle schepselen onderling verbonden zijn, waarin de knooppunten de schepselen zelf zijn en de verbindingsdraden tussen de knooppunten worden gevormd door de stroming van Gods Liefde tussen alle schepselen. God had het zo bedoeld, dat elk schepsel naar alle andere schepselen louter Liefde zou laten stromen. De spirituele werkelijkheid wijkt echter heel sterk van dit Goddelijk ideaal af, en deze afwijking vergroot van eeuw tot eeuw, van jaar tot jaar, van dag tot dag.

Om deze reden heeft elke gedraging, elk woord en elke innerlijke gesteldheid van een mensenziel een weerslag op haar eigen heiliging, haar vruchtbaarheid voor Gods Werken, de verwezenlijking van Gods Heilsplan en al Zijn Werken, en de staat van genade van de mensheid als geheel. Het gedrag van een mensenziel jegens een dier, en ook datgene wat in het hart van de mens leeft terwijl hij een dier benadert, beïnvloedt datgene wat in dat dier omgaat. Een dier is heel gevoelig, en vangt hartsgesteldheden van een mens in zijn omgeving veel fijner op dan de meeste mensen dit kunnen. Daarom is het begrijpelijk dat het gedrag van het dier sterk wordt beïnvloed door het gedrag en de ingesteldheid van de mens jegens hem.

Doch dit gedrag en deze gesteldheden van de mensenziel hebben ook gevolgen voor de gedragingen en ingesteldheden van alle dieren van die bepaalde diersoort, en zelfs voor de gedragingen en ingesteldheden van de hele dierenwereld. Dit kan ongeloofwaardig schijnen, doch het is de zuivere waarheid zoals deze mij door de Koningin des Hemels is verkondigd. Elke gedraging van een mensenziel en elke gesteldheid van haar hart beïnvloedt het geheel van de Schepping. Datgene wat een dier innerlijk registreert, beïnvloedt niet slechts het toekomstig gedrag en de toekomstige gesteldheden van het dier zelf: Maria verzekert dat ook andere dieren hierdoor onbewust worden beïnvloed en veranderd. Dit verklaart mede waarom in de hele dierenwereld globaal genomen een grote schuchterheid jegens de mens heerst:

De mensenziel wordt door de dieren gemakkelijk waargenomen als een gevaar, een bedreiging, een bron van onheil. Dit vormt voor God één van de diepste bronnen van smart, omdat:

  • dit voortkomt uit de ontelbare zonden die mensenzielen doorheen alle tijden jegens dieren hebben bedreven, dus uit een groot gebrek aan Liefde;

  • dit vele van de takken in het netwerk van de hele Schepping doorheen dewelke de Liefde moet stromen, onwerkzaam maakt en daardoor de hele Schepping constant in een onevenwicht trekt. Doordat de Wet der Gerechtigheid zich steeds uitwerkt om nieuwe evenwichten te zoeken, legt deze toestand aan alle schepselen extra lasten op.

Op basis van de in dit geschrift verkondigde stellingen geeft de Hemelse Koningin de zielen de volgende punten ter overweging:

  • Hoe kunnen de mensenzielen verwachten, het Ware Geluk te vinden, wanneer hun gedrag en hun zondigheid hen zodanig van de Liefde hebben losgesneden dat de dieren, die van in den beginne door God onder hun hoede waren gesteld, hen als gevaar en bedreiging beschouwen? Aanvankelijk was dit niet zo, er heerste een absolute harmonie onder de schepselen. Ontelbare mensenzielen hebben God uit hun leven verbannen, wekken in hun medeschepselen eerder afkeer, schuwheid of angst op dan vertrouwen, geborgenheid en aantrekking, en zijn daardoor niet meer in staat om het Ware Geluk te vinden. De wetenschap verklaart de schuwheid van dieren jegens de mens als een 'aangeboren natuurlijk instinct'. De diepe kern van de ziel echter, voelt (doorgaans onbewust) heel goed dat het hier om iets heel onnatuurlijks, zelfs tegennatuurlijks gaat: De mensenziel heeft in het hart van de dieren haar status als spiegel van Gods Tegenwoordigheid verloren.

  • De bestreving van de mensenziel om zoveel mogelijk tot beeld en gelijkenis van God te worden (wat in wezen de uiteindelijke doelstelling van de Wetenschap van het Goddelijk Leven is), heeft voor de Schepping onvermoede gevolgen. Hoe meer zielen de heiligheid benaderen (dus terugkeren naar de toestand van de ziel vóór de erfzonde), des te meer worden ook dieren teruggevoerd naar de staat van totale onderlinge vrede. Zo kan de ziel door zelf de heiligheid te betrachten, zelfs een bijdrage leveren tot de uitroeiing van de roofzucht in het dierenrijk en agressiviteit tussen de levende wezens. Dit is één van vele totnogtoe weinig bekende gevolgen.

  • Laten wij steeds voor ogen houden dat elke dag vele miljarden contacten plaats vinden tussen mensen onderling, en tussen mensen en dieren. Bedenken wij dan welk verschil het voor de hele Schepping zou opleveren wanneer al deze contacten in een sfeer van oprechte Liefde verlopen, in plaats van dat miljarden van deze contacten doordrongen zijn van zelfzucht, egoïsme, haat, onvrede, mishandeling, ontwaardiging, minachting, vernedering, ruwheid, gevoelloosheid, onverschilligheid, achterklap en andere, en dit dag na dag... Dit alles brengt een inktzwarte wolk van duisternis over de Schepping. Het is een vreselijke manipulatie van de satan, dat zo weinig zielen dit inzien. Een grondige ommekeer van de houding van vele mensenzielen ten overstaan van de dieren zou golven van Licht over de Schepping en een veel grotere Vrede in vele harten brengen.

  • De Meesteres zei ooit dat de staat van genade van de mensheid als geheel er aanzienlijk zou op vooruitgaan indien alle zielen zich jegens de dieren consequent zouden gedragen volgens de regels die Zij geeft. De Liefde is slechts onvoorwaardelijk en zuiver in de mate waarin zij zonder onderscheid jegens alle schepselen wordt beleefd.

  • De talloze elementen van ellende in deze wereld zijn uiteindelijk allemaal aan de zonde toe te schrijven. Dieren kunnen niet zondigen. Bijgevolg zijn uitsluitend de mensenzielen verantwoordelijk voor de ellende in de wereld, en derhalve eveneens voor het herstel van de harmonie binnen de Schepping, die door de zonde zwaar is verstoord.

  • De enige weg naar herstel van de harmonie binnen de Schepping, en bijgevolg naar de bevrijding van de wereld uit alle ellende, is deze van de heiliging van de mensenzielen en van de goedmaking van de effecten der zonde. De weg hiertoe maakt precies het voorwerp uit van de Wetenschap van het Goddelijk Leven, het geheel van de leerstellingen van de Meesteres van alle zielen. Een belangrijk gedeelte van de overtredingen tegen Gods Wet van Liefde wordt bedreven binnen de contacten van mensenzielen naar dieren toe.

  • God stuurt elk individueel dier in de wereld met een welbepaalde rol, een welbepaalde 'opdracht', hoe banaal deze ook moge lijken. De mate waarin elk dier deze opdracht kan vervullen, wordt in haar geheel beschouwd sterk beïnvloed door de mensenzielen.

  • Alle mensenzielen zijn op zoek naar het Ware Geluk. Deze zoektocht is de grootste drijfveer van alle handelen. Vele zielen beseffen nooit, of pas heel laat, dat het Ware Geluk een zijnstoestand is die ontstaat in de mate waarin de ziel de Wet van de Liefde in alle bijzonderheden van haar leven toepast.

  • De moderne samenleving is in al haar geledingen een lofprijzing op het verstandelijk redeneren en analyseren. Hier ligt de bron van zeer veel ellende. De mensheid heeft wetenschap en technologie ontwikkeld en deze tot afgoden verheven, ten koste van de beleving van de Ware Liefde. Het grootste streefdoel van de mens is een leven dat hem snel en doeltreffend naar de bevrediging van al zijn wereldse behoeften kan leiden, in plaats van een leven dat hem snel en doeltreffend kan heiligen. Slechts dit laatstgenoemde streefdoel is het doel dat God de zielen heeft ingeplant, en dit doel is gebaseerd op een vlekkeloze stroming van de Liefde tussen alle schepselen.

  • De relatie van een mensenziel tot een huisdier is geen banale toestand die zich strikt tussen een mens en een dier voltrekt, doch een verbond dat voor de mens verplichtingen schept voor Gods ogen. Er bestaan op deze wereld honderden miljoenen dergelijke verbonden. Dit alleen reeds onderstreept hun belang voor de spirituele atmosfeer die over de wereld hangt.

  • Elke relatie tussen mensenziel en dier is bedoeld als een kanaaltje in de stroom van Gods Liefde doorheen de Schepping. Omdat de communicatie tussen mensenziel en dier niet via de gesproken of geschreven taal mogelijk is, werkt dit kanaaltje uitsluitend op de zuivere Liefde, en wel naarmate de mensenziel zich de moeite getroost, zich in het dier in te leven.

  • Er wordt licht van uitgegaan, dat vele dieren 'van nature' schuw zijn ten overstaan van de mens. In werkelijkheid ligt schuwheid jegens de mens niet in de natuur van de dieren, want alle schepselen zijn door God gemaakt met een volkomen onderling vertrouwen. De schuwheid van dieren jegens de mens is dus in feite een getuigenis tegen de mensheid.

8.2. Hemelse adviezen voor een totale vernieuwing van de houding van de mens jegens de dieren

De hele Schepping functioneert op de Liefde, die de essentie van het Goddelijk Leven is. Wie een betere wereld wil, zonder ellende doch vol Geluk, Vrede en Liefde, doet er daarom goed aan, te beseffen dat de satan bezig is, alle schepselen tegen elkaar uit te spelen en ervoor te zorgen dat zij elkaar verzwakken en ten minste moreel verwoesten. Precies om deze reden heerst onder de zielen zoveel onenigheid en onvrede. De Ware Liefde en al haar uitingen worden in de menselijke samenleving op grote schaal belemmerd, ontmoedigd, ontkracht, en niet zelden als tekenen van zwakheid beschouwd. Hierdoor bloedt de wereld leeg aan het Ware Leven, het Goddelijk Leven, de levenssfeer die met ware heiliging gepaard gaat. Uitbanning van de Ware Liefde uit de samenleving loopt gelijk met uitbanning van God, van het zondebesef, van de toepassing van alle deugden. De dood van de Liefde in de mensenharten betekent de dood van de hulp en ondersteuning vanwege mensenzielen naar hun medeschepselen toe.

Wie de Liefde in zich laat sterven, laat meteen ook zijn hele gevoelsleven sterven. Met het gevoelsleven sterft tevens het vermogen, zijn medeschepsel te zien als een levend wezen met gevoelens. Elk medeschepsel wordt hierdoor tot een voorwerp, dat wordt beschouwd als handelswaar, als concurrent, als hindernis op de weg naar bezit en winst, als vijand, of als uitlaatklep voor frustraties en onvrede. Hierdoor worden alle denkbare werken van duisternis geboren: agressie, gevoelloze concurrentie, zelfzucht, winstzucht, dit alles ongebreideld doordat elk besef van zonde is gestorven. De ziel verheft zichzelf tot god, maakt en volgt haar eigen wetten, en tracht haar medeschepselen ongenadig aan deze wetten te onderwerpen. Haar gedrag laat zich nauwelijks nog aan morele regels onderwerpen. Haar enige levensdoel situeert zich in het aardse, want in het Eeuwig Leven wordt niet meer geloofd. Bijgevolg is haar hele doen, laten en denken uitsluitend gericht op maximale bevrediging van haar eigen wereldse behoeften. Er ontstaat dan in de ziel een gevaarlijke combinatie van gesteldheden:

  • zij leeft slechts voor de bevrediging van wereldse behoeften

  • zij heeft geen enkel streefdoel meer dat boven het tijdelijke uitgaat

  • zij verheft zich tot haar eigen god, in een eigen wereld met eigen regels

  • zij heeft geen zondebesef meer, zodat haar gedrag door niets meer wordt beteugeld

  • zij blokkeert elke liefdesstroom in zich en naar haar medeschepselen toe

  • elk medeschepsel is voor haar ofwel een hindernis, ofwel een bondgenoot op de weg van de ondeugd, ofwel een middel tot bevrediging van haar eigen zelfzucht

Dit alles vormt samen een complete levenshouding, waardoor de ziel niet alleen zichzelf steeds grondiger van de bezieling met het Goddelijk Leven afsnijdt, doch ook meewerkt aan de inburgering van een algemene mentaliteit van goddeloosheid in de hele maatschappij. In een goddeloze samenleving heerst de cultuur van de dood: De Liefde wordt systematisch vermoord, het Leven als drager van Gods Liefde wordt veracht en van al zijn waarde beroofd, medemensen en dieren worden schaamteloos uitgebuit, mishandeld en gedood.

Is er een weg terug?

Jazeker. De Liefde kan uit individuele harten worden verbannen, zij kan in de medeschepselen worden mishandeld en gedood, doch God houdt geen seconde lang op, nieuwe golven van Liefde doorheen de Schepping te sturen. Er is in de wereld derhalve geen gebrek aan Liefde, doch een gebrek aan opname, inbouwen en vrijwillige bevordering van de doorstroming van de Liefde. Het netwerk van de Schepping, dit net dat uit miljarden knooppunten en kanaaltjes bestaat, via dewelke Gods Liefde doorheen de Schepping moet circuleren, moet worden hersteld. Dit kan slechts naarmate zielen in zich een wedergeboorte van de Liefde als drijvende kracht toelaten. Daartoe is noodzakelijk dat zielen hun hele wereldbeeld opnieuw weten om te schakelen: De voornaamste drijfveer en doel van handelen en denken mogen niet langer werelds en dus vergankelijk zijn, doch Hemels en dus tijdloos, met andere woorden 'helemaal op God en Zijn Werken gericht'.

Precies op deze hele omkering moet de strijd voor een volkomen Liefde in de behandeling van de dieren gericht zijn. Teneinde de talloze effecten van duisternis onwerkzaam te maken, moeten alle werken van duisternis worden ondermijnd, moeten alle zielen elkaar de hand reiken en moeten de dieren met eenzelfde Liefde worden behandeld, opdat alle schepselen elkaar zouden dragen, want elk schepsel heeft zijn eigen zwakheden. Slechts wanneer alle schepselen elkaars zwakheden helpen dragen door oprechte Liefde en dienstbaarheid, worden deze zwakheden tot een immense kracht tot wederopbouw van de Schepping.

De Koningin van Gods Schepping geeft allereerst enkele elementaire adviezen:

  • onze samenleving is doordrongen van de liefdeloosheid van het materialisme. Deze mentaliteit wordt op steeds grotere schaal doorgegeven aan de kinderen. Het is daarom noodzakelijk, onze kinderen op te voeden in een onvoorwaardelijke Liefde voor alle schepselen, met inbegrip van alle dieren. De volwassene behoort zich erin te oefenen, geen dieren meer te doden, opdat de kinderen het doden van dieren (zelfs insecten) niet meer als vanzelfsprekend in hun waarden en normen zouden inbouwen.

  • elke ziel zou zich moeten aanwennen, zeer regelmatig te bidden voor inzicht in het diepere wezen van dieren met wie zij in aanraking komt, in het bijzonder van haar eigen huisdieren. De overstroming van de Liefde tussen een dier en een mensenziel functioneert slechts in de mate waarin de ziel de openheid vertoont om zich in het dier in te leven.

  • dierenplagen kunnen voor zielen een grote geloofstest inhouden. De ziel behoort zich aan te wennen om niet meteen de dieren te doden, doch de overlast toe te wijden en om de tussenkomst van de Koningin van de Schepping te bidden, opdat Haar volmaakte Liefde een tegengewicht zou vormen voor de schulden die deze situatie noodzakelijk hebben gemaakt. Maria’s tussenkomst geeft niet zelden de doorslag voor de ontsluiting van Gods Barmhartigheid.

  • het is een absolute noodzaak, regelmatig te bidden voor de bekering van zielen die ertoe neigen, dieren te mishandelen en/of te verwaarlozen. In deze zielen moet de Liefde opnieuw geboren worden. Dierenleed is een verschrikkelijke blamage aan de Schepper, en is volslagen zinloos indien het niet op spirituele wijze door mensenzielen wordt opgevangen en opgedragen.

  • de Hemelse Koningin adviseert heel sterk de lectuur van het geschrift De Onverwelkbare Bloem van Galilea (op deze site onder Onderrichtingen), waarin op diverse plaatsen wordt aangetoond hoe Maria Zelf met dieren omging. Ook diverse passages uit Wedergeboorte van het Aards Paradijs (eveneens onder Onderrichtingen) verwijzen naar Haar omgang met dieren.

De Meesteres van alle zielen gaf totnogtoe enkele gebeden in de strijd voor een grotere Liefde tot de dieren en tot zingeving aan alle dierenleed. Buitengewoon waardevol zou het zijn indien elke ziel zich zou aanwennen om bij de aanblik van een lijdend dier, hetzij in het dagelijks leven, hetzij op de televisie, hetzij zelfs bij het horen van verhalen over dierenleed, zich onmiddellijk in haar hart op Maria te richten en vurig tot Haar te bidden. Het eerste gebed dat Maria hiertoe schonk, luidt als volgt:

"Maria, Koningin van al het geschapene, ik offer U al mijn hartenpijn over het lijden van dit dier, opdat het dit lijden kan doorstaan in de ervaring van de Goddelijke Liefde, en dit lijden op grond van mijn hartenpijn en mijn Liefde voor dit schepsel van God moge worden veranderd in genaden voor de wereld".

Wanneer het klaarblijkelijk gaat om lijden dat door mensenhand is veroorzaakt, voegt men er nog aan toe:

"Moge dit gebed de veroorzaker van dit lijden bevrijden uit alle duisternis, en hem genezen door de uitstorting van de Ware Liefde".

Een waar spiritueel offensief tegen dierenmishandeling (in al haar, zo vaak gecamoufleerde en zelfs gelegaliseerde, vormen) zou hierin bestaan dat zielen regelmatig samen een dergelijk gebed tot Maria richten en het vooral bij elke gelegenheid zouden verrichten. Als meest algemene toewijding schonk de Meesteres van alle zielen de volgende woorden:

"O Maria, machtige Koningin van alle schepselen, ik wijd U alle dieren toe, die op deze wereld door mensenhanden worden mishandeld en gedood, opdat zij met mijn Liefde en hartenpijn bekleed naar Gods Hart terug kunnen keren als een getuigenis tegen de werken van de satan.
Moge op grond van hun stilzwijgend getuigenis Gods Barmhartigheid over de mensenzielen komen in de vorm van het Licht van inzicht, rouwmoedigheid en bekering tot de ware, onvoorwaardelijke, onzelfzuchtige Liefde voor alle Werken van God, opdat deze werken van duisternis over de hele wereld totaal gebroken mogen worden"
.

In verband met het begrip 'Barmhartigheid' in dit gebed laat de Meesteres van alle zielen mij op het volgende wijzen:

God heeft elke mensenziel een vrije wil gegeven en pleegt daarop geen inbreuk. Dit betekent, dat de ziel haar gedrag vrij kan bepalen. Zondigt zij, dan zal God haar dit niet rechtstreeks beletten. Elke ziel heeft een ingebouwd controlesysteem, dat haar gedrag toetst tegen de achtergrond van Gods Wet. Dit systeem is het geweten. Wegens de vrije wil van de ziel zal God niet ingrijpen wanneer de ziel haar geweten buiten werking stelt om ongeremd te zondigen. Elke zonde door een ziel bedreven, moet echter worden goedgemaakt.

Gods Barmhartigheid is een extra compensatiesysteem dat is ontstaan uit Gods oneindige Liefde. Toegepast op het thema van dit geschrift, betekent dit:

De ontelbare zonden door mensenzielen bedreven tegen de dieren, kunnen nauwelijks in hun volheid door andere mensenzielen worden goedgemaakt. Daarom is het noodzakelijk dat zielen in hun gebeden, hun offers en hun toewijding ten bate van de Liefde jegens de dieren de tussenkomst van Gods Barmhartigheid afsmeken, opdat de niet uitgeboete en niet goedgemaakte zonden kunnen worden gecompenseerd door deze rechtstreekse tussenkomst van Gods genade in de vorm van inzicht, berouw en bekering bij de zielen die zich aan wangedrag jegens de dieren schuldig maken of hebben gemaakt.

De herwaardering van de dieren, indien deze oprecht moet zijn, moet ermee beginnen, geen dieren meer te doden, en moet worden afgewerkt door een zo vlekkeloos mogelijk respect voor de dieren, waardering voor hun waarde als bouwwerken van God, en aanvaarding van hun eigenheid als soort en als individu. Ik heb erop gewezen, hoe de Meesteres van alle zielen mij leerde, dieren die niet in huis thuishoren, in een bokaal of bak op te vangen en hen volkomen intact, met Liefde en zachtheid in de open natuur opnieuw vrij te laten. Maria leerde mij daarbij het volgend gebed, uit te spreken wanneer men een dier (muis, kikker, spin, mug, enzovoort) buiten vrijlaat:

"Mijn Hemelse Meesteres, verwaardig U, dit dier te beschermen, opdat het in staat wordt gesteld, zijn (of haar) leven verder zo te leiden, zoals God het heeft bestemd. Moge het zijn (of haar) rol binnen Gods Schepping onder Uw bescherming verder vervullen".

Om de handeling met de vrijlating van de 'indringer' helemaal af te ronden, spreek ik doorgaans ook een kleine spontane toewijding tot de Allerheiligste Maagd uit, ongeveer van deze strekking (laten wij bijvoorbeeld aannemen dat het om een spin gaat):

"Lieve Hemelse Moeder, deze spin is verdwaald, en is in mijn kamer (huis...) aanbeland. Door de Hemelse Liefde wil ik haar de vrijheid schenken in de omgeving die voor haar beter geschikt is. Ik vraag U in ruil daarvoor, dat ergens een dwalende ziel de ware vrijheid van de heiliging moge vinden".

Deze woorden brengen mij tot de volgende aanbeveling van de Meesteres van alle zielen, die van het grootste belang is teneinde elke handeling die de ziel jegens een dier stelt, een alomvattende waarde te verlenen, zodat de uitwerking van zelfs een schijnbaar banale handeling oneindig veel breder kan worden.

Men kan een intentie en een handeling in verband met één specifiek dier een heel grote meerwaarde geven en de effecten ervan uitbreiden tot de hele dierenwereld. Enkele voorbeelden:

  • U kunt, wanneer U een dier streelt, Maria vragen of Zij deze handeling wil overdragen op alle dieren, zodat deze handeling zich zo uitwerkt, alsof alle dieren ter wereld op dat ogenblik worden gestreeld. De Koningin des Hemels kan deze intentie omzetten in een straal van Liefde, van innerlijke warmte, voor alle dieren ter wereld.

  • U kunt zich regelmatig iets ontzeggen (een versterving doen) met de intentie, dat ergens ter wereld een dier extra Liefde, een liefdevolle thuis, goede verzorging moge ontvangen en/of een dier niet mishandeld zou worden. Dit is een spirituele wet die nauwelijks bekend is en nog minder wordt toegepast: Door zelf vrijwillig iets minder aangenaams te ondergaan of op zich te nemen en dit uitdrukkelijk aan God op te dragen (bijvoorbeeld, bij voorkeur, via Maria), kan een ziel bekomen dat ergens ter wereld een ander schepsel het goed heeft. Volgens dit gegeven kunt U momenten van honger of koude bijvoorbeeld opdragen opdat een dier meer voedsel moge krijgen of vinden, en het warmer krijgt.

  • U kunt een bepaalde pijn vrijwillig ondergaan en toewijden met de intentie, dat hierdoor een dier niet mishandeld of gepijnigd zou worden.

  • U kunt in de winter buiten voedsel voorzien voor vogels of andere dieren in het wild, en dit tevens uitdrukkelijk toewijden als acten van Liefde naar alle dieren ter wereld toe. U kunt daardoor de genade vrijmaken dat niet alleen de dieren die het door U voorziene voedsel vinden, te eten krijgen, doch ook nog andere dieren ergens ter wereld op grond van Uw betuigde Liefde eveneens Liefde oogsten.

  • de Meesteres van alle zielen heeft mij geleerd, kleine dode dieren (bijvoorbeeld muizen die wel eens ten prooi vallen aan huisdieren), te begraven, en deze kleine handeling gepaard te laten gaan met een spontaan gebedje in de zin van: "Lieve Hemelse Koningin, door Uw handen geef ik dit dier terug aan Gods Hart. Wil het bekleden met mijn Liefde, opdat Gods genadegaven voor alle schepselen mogen worden gewekt".

Slotbeschouwing

Een overzicht van de factoren die een liefdeloze benadering van de dieren in de hand werken, en een spiritueel wederwoord

Dierenbeschermingsorganisaties en dierenopvangcentra leveren vaak lofwaardig werk. Om hun inspanningen af te ronden en de effecten ervan te verhogen, is echter een intense spirituele ondersteuning noodzakelijk. Dit is gemakkelijk te begrijpen wanneer wij de stellingen voor ogen houden, die in dit geschrift zijn uiteengezet.

Ik heb op een aantal factoren gewezen, die in de menselijke samenleving werkzaam zijn, en van daar uit een stempel drukken op de algehele atmosfeer van het leven. Bovendien heeft elke ziel haar eigen persoonlijkheid, haar eigen gedrags- en reactiepatronen, die op hun beurt in hoge mate door de samenleving worden beïnvloed. Wij kunnen in wezen zeven factoren aanduiden, die in samenleving en individuele zielen een atmosfeer scheppen die een liefdeloze benadering van de dieren in de hand werkt. Laten wij even deze factoren beschouwen, de gesteldheden via dewelke zij tot uiting komen, hun uitwerking op de omgang met dieren, en een spirituele tegenzet.

1) goddeloosheid

De goddeloosheid in de wereld wordt steeds groter. Zij komt tot uiting in een algemeen uitsterven van het zondebesef. Steeds méér zielen vormen zich een eigen gedragscode, die is gebaseerd op hun eigen wereldbeeld en geen rekening houdt met de werkelijke zin en het werkelijk doel van het leven op aarde (de eigen heiliging en de bijdrage tot Gods Werken). Alle gedragingen worden op wereldse doelstellingen gericht, en worden niet door Liefde doch door eigenbelang geleid.

De omgang met dieren krijgt hier zijn vorm vanuit een gebrek aan Ware Liefde en een totaal gebrek aan besef over de gevolgen van elke gedraging voor de zielsontwikkeling. Deze gesteldheid vormt een open poort naar ongeremde mishandeling, verwaarlozing en doden van dieren.

2) uitbanning van het gevoelsleven

De mensenziel is oorspronkelijk geschapen met de neiging, vanuit het hart te leven en haar omgeving te benaderen en te interpreteren vanuit de Wet van de Liefde. Door de erfzonde werd een wonde geslagen in het vermogen van de mensenziel om Gods Liefde volkomen te laten doorstromen. Dit vermogen werd steeds méér gedood doordat de mensenziel haar leefwereld vanuit het verstand begon te benaderen. De erfzonde en de daarop volgende neiging tot zondigheid onder de zielen bracht de noodzaak van het lijden om Gods genade af te kopen tot vergoeding van het geschonden verbond van Liefde. In haar pogingen om het lijden uit haar leven te bannen, begon de ziel over alles te redeneren. Dit was het begin van het rationeel, koel overleg, en betekende een toenemende moord op alle fundamenten, gesteldheden en uitingen van Liefde in de mensenzielen en tussen hen en hun medeschepselen.

De systematisch voortschrijdende uitbanning van de Liefde en van de heerschappij van het gevoelsleven in de zielen vertaalt zich naar de dieren toe in alle vormen van gevoelloze omgang, waarbij dieren worden beschouwd als voorwerpen in plaats van als wezens met gevoelens. Vanuit deze gesteldheid worden dieren gewetenloos behandeld, en wordt in hen de Liefde zelf geslagen, verwond, versmaad en gedood. Deze ontelbare aanslagen per dag van mensenzielen op dieren zijn in werkelijkheid aanslagen op het Hart van God Zelf.

3) geldingsdrang

Geldingsdrang is de neiging van de ziel om zich door te zetten, om haar eigen wil te laten gelden in een poging om haar medeschepselen te intimideren of aan zich te onderwerpen. Ook deze neiging heeft, zoals elke ondeugd, haar wortels in de erfzonde. De ziel was oorspronkelijk zo gemaakt, dat zij met al haar medeschepselen in volmaakte harmonie zou leven. Toen wegens de zondeval de ziel haar paradijselijk leven verloor, moest zij zich doorheen de meest uiteenlopende beproevingen in leven houden. De ziel begon te strijden voor het verwerven van een zekere status in een poging om zich boven haar medeschepsel te houden. Geldingsdrang spruit vaak voort uit frustratie, de zielstoestand die ontstaat wanneer de ziel het gevoel heeft dat zij iets ontbeert, zij dit vermeend gebrek bewust of onbewust niet aanvaardt, en deze niet-aanvaarde ontbering tot een sturende factor voor al haar gedragingen en gesteldheden wordt.

In combinatie met toenemende goddeloosheid en uitbanning van het gevoelsleven geeft geldingsdrang gemakkelijk aanleiding tot agressief gedrag. Jegens dieren komt dit gewoonlijk tot uiting in mishandeling, de neiging om dieren te 'temmen', ruwe en harde omgang zonder warmte of genegenheid.

4) hoogmoed

Ook de hoogmoed was de mensenziel van nature vreemd. Hoogmoed is de gesteldheid in dewelke de ziel alle zin voor relativiteit in verband met haar positie binnen Gods Schepping verliest, zodat zij zichzelf in de absolute zin als zeer waardevol en belangrijk beschouwt. Oorspronkelijk bezat de mensenziel geen hoogmoed, want zij leefde vlekkeloos op Gods Hart gericht, in het bewustzijn van haar taak binnen haar verbond met God, een verbond van dienst aan Gods Plannen en Werken. Hoogmoed komt globaal tot uiting in zelfverheffing: De ziel stelt zich boven haar medeschepselen en maakt zichzelf tot god of ten minste tot centrum waar omheen de hele Schepping draait.

In de omgang met dieren komt deze gesteldheid gemakkelijk tot uitdrukking in de overtuiging dat de dieren er slechts zijn ten dienste van de mens. Dieren worden doorgaans met weinig gevoel benaderd, en worden ontwaardigd tot voorwerpen die geacht worden, louter en alleen de vele behoeften en schijnbehoeften van de mens te bevredigen. De hoogmoedige mensenziel wordt een harteloos schepsel dat zo verwaand is, er als vanzelfsprekend van uit te gaan dat alles is geschapen om haar persoonlijk te dienen. Zij laat de gedachte niet meer tot zich toe, dat elk medeschepsel zijn eigenheid heeft, uit Gods hand voortkomt, en evenzeer een eigen rol in Gods Schepping heeft te vervullen als zijzelf.

5) materialisme, concentratie op wereldse behoeften

De mensenziel was zo gemaakt dat zij in vergeestelijking zou leven. Behalve de absoluut essentiële stoffelijke behoeften had zij slechts de alles overheersende behoefte aan Gods Tegenwoordigheid. In het Aards Paradijs werd voorzien in de weinige stoffelijke behoeften. Sedert de zondeval moet de ziel echter in deze behoeften voorzien door eigen inspanningen. De zielen begonnen zich hierdoor hoofdzakelijk op hun stoffelijke behoeften te concentreren, de behoefte aan Gods Tegenwoordigheid verzeilde op de achtergrond, en spoedig begon de bevrediging van de stoffelijke behoeften een eigen leven te leiden. Er werden steeds méér 'behoeften' geboren.

Hoe meer de zogenaamde (schijn)behoeften toenemen, des te minder gemakkelijk raken zij alle bevredigd, temeer omdat de hele atmosfeer die de samenleving beheerst, totaal doordrongen is van werelds denken, voelen en bestreven, en de zielen zelfs de waarde van hun leven beginnen af te meten volgens de mate waarin zij alle schijnbehoeften (die kunstmatig in het leven worden geroepen) kunnen bevredigen. Hoe meer de inlossing van de talloze wereldse behoeften als ontoereikend wordt ervaren, des te meer groeien ontevredenheid en frustraties. In een hogere graad ontaarden deze gesteldheden vaak in agressiviteit. Dit alles treedt geregeld aan de dag in dierenmishandeling, in het kader van de wedstrijdsport met dieren, in de beschouwing en behandeling van dieren als handelswaar.

Deze gesteldheden kunnen slechts op zinvolle wijze bestreden worden door intens gebed voor vergeestelijking van de mensenzielen en voor de geboorte van totaal nieuwe waarden in onze samenleving. Zolang de zucht naar geld de allesoverheersende bekommernis van de meeste zielen blijft, en het geld boven alles wordt aanbeden als een almachtige afgod, wordt de Liefde voor de medeschepselen systematisch vermoord.

6) zelfzucht

De zelfzucht is in de mensenharten geslopen als een ziekelijk uitvloeisel van het feit dat de zielen sedert de erfzonde voor de bevrediging van hun eigen behoeften inspanningen moeten leveren. In de mate waarin God uit het hart wordt verbannen en de Liefde in de harten onwerkzaam wordt, neigt de ziel ertoe, alle inspanningen te richten op het eigen welzijn in de wereldse aspecten van het leven. Zij begraaft zich hierdoor in een eigen wereld, waaruit alle medeschepselen gevoelloos worden weggedrumd. Deze worden nog slechts gedoogd voor zover zij meedogenloos uitgebuit kunnen worden voor de bevrediging van de eigen behoeften.

De onverschilligheid ten aanzien van de medeschepselen komt onder meer tot uiting in dierenverwaarlozing, harteloze behandeling van dieren, het organiseren van vuurwerk en openlucht-manifestaties met intens lawaai zonder enige bekommernis om de kwelling waaraan deze lege en ontzielde activiteiten talloze dieren onderwerpen. Zelfzucht uit zich eveneens in een keiharde concurrentiegeest, waarbij het eigen gewin vaak wordt verworven ten koste van het welzijn en Geluk van de medeschepselen, bijvoorbeeld in de genadeloze wedstrijdsport met dieren, waarbij deze laatsten harteloos worden uitgebuit ten koste van hun gezondheid en moreel welbevinden. In deze context zien wij het duidelijkst hoe de Liefde wordt verpletterd door de afgoden van het geld en de eigenwaan (het vergankelijke doch zozeer aanbedene werelds prestige).

7) genotzucht

Met de toenemende heerschappij van de wereldse behoeften in het leven van de mensenziel begon deze laatste ook haar verrukkingen niet langer bij God te zoeken, doch in het wereldse. In haar verblinding zag zij sedert de erfzonde niet meer spontaan dat het wereldse slechts schijngenot oplevert, helemaal zoals honing die in de mond zoet smaakt doch tijdens de vertering zou gaan gisten en dan het hele organisme vergiftigt.

De centrale behoefte van de meeste zielen komt tot uiting in de eetcultuur. Talrijke zielen lijken te 'leven om te eten', en zoeken hun verrukkingen in de meest gevarieerde smaakcombinaties. Dit heeft echter een enorme weerslag op het evenwicht en de Liefde in de Schepping: Dagelijks worden dieren (zoogdieren, vogels en vissen) massaal afgeslacht, vaak na de meest harteloze behandelingen, ter wille van grillen van mensenzielen die zoeken in genot te leven (in het lichaam) ten koste van de dood van ontelbare medeschepselen. Hoe verblind is de kroon op de Schepping geworden, die zich van vertegenwoordigster van God naar de schepselen toe, heeft laten verworden tot grootste bedreiging van haar medeschepselen via een enorme vleesindustrie, ongebreidelde visvangst, jacht en stroperij.

In antwoordbrief 435 heb ik het voorrecht gehad, de stelling van de Hemelse Koningin over het doden van dieren te vertegenwoordigen. Ongetwijfeld hebben vele zielen hiermee de grootste moeite, omdat het doden van dieren voor de vlees- en visverkoop sedert vele eeuwen zodanig ingeburgerd is geraakt dat nauwelijks nog een ziel beseft wat hier echt gebeurt, welke ravage dit alles in Gods Schepping aanricht, en in welke verschrikkelijke mate de Liefde hier wordt verloochend en vermoord. In het ideale geval zou elke mensenziel vegetariër moeten worden, want vóór de erfzonde had God aan de mensenzielen de zaaddragende planten als 'vlees' toevertrouwd. Zo stond het in Zijn oorspronkelijke Plan met de mensenziel, toen nog heilig en vergeestelijkt.

Laatste adviezen van de Moeder Gods:

1. Tracht U in elk contact met een dier, in dit wezen in te leven, in alle omstandigheden (koude, hitte, honger, dorst).

2. Wees U er in elk contact met een dier van bewust dat het om een wezen gaat dat, net zoals U, leeft van Liefde, voortdurend Liefde nodig heeft, naar Liefde verlangt, slechts kan bloeien in de mate waarin het Liefde krijgt, en ook slechts in die mate zelf zijn roeping als knooppunt van Liefde en Vrede ten volle normaal kan ontplooien.

3. Beschouw voortdurend elk levend wezen als een Werk van Gods Liefde, dat een stofje van Gods Hart in zich draagt. Wees U ervan bewust dat ook dieren die U niet gemakkelijk kunt liefhebben, niet van nature zo waren zoals U ze nu ziet (gevolg van de erfzonde!). Oorspronkelijk was elk dier minzaam. Het ligt in Gods Plan dat dit opnieuw zo moet worden. Zo heeft reeds de profeet Jesaja het voorzien in zijn visioen over het Messiaans tijdperk.

4. Benader elk dier alsof het Uw beste vriend was, met ongeremde zelfverloochenende Liefde, geduld, verdraagzaamheid, hulpvaardigheid, begrip.

5. In de mate waarin méér mensenzielen aan méér dieren méér Liefde betonen, zal de hele Schepping in meer Licht worden gehuld. De essentie van de kwaliteit van het leven in de wereld bestaat uit de mate van Ware Liefde en innerlijke Vrede in de zielen. De mensheid heeft nog veel te weinig begrepen dat de omgang met de dieren één van de grootste factoren is die de kwaliteit van het leven bepaalt. Wie Liefde zaait, oogst Liefde. Wie mishandeling en kilte zaait, oogst duisternis en onvrede. Wie onze wereld en de gesteldheid van vele mensenzielen bekijkt, begrijpt dat een omwenteling dringend noodzakelijk is.

6. Elke ziel behoort er rekening mee te houden dat de omgang met dieren een belangrijke factor in haar staat van genade en de verwezenlijking van haar Eeuwig Heil vormt. Zielen verdoemen zichzelf niet slechts door een ondeugdzame en liefdeloze omgang met hun medemensen, zij kunnen dit evenzeer doen door een ondeugdzame en liefdeloze omgang met dieren. Zeer weinig zielen weten dit. Precies daartoe worden in deze tijd deze onderrichtingen uit de Hemel zelf aan de zielen geschonken.

Er zijn zielen die de strijd voor een liefdevolle behandeling van dieren voor naïeve sentimentaliteit houden. Ik getuig bij deze, met dit hele geschrift, dat de strijd voor de herwaardering van de dieren een dringende spirituele noodzaak is. Dierenmishandeling, dierenverwaarlozing en andere niet door God gewenste omgang met dieren behoren tot de meest verbreide werken van de satan, die echter het minst als dusdanig worden herkend, en die verantwoordelijk zijn voor een aanzienlijk aandeel van de duisternis die deze wereld bedekt, en voor een aanzienlijk aandeel van de vage gevoelens van onvrede en ongelukkig-zijn die in onze wereld zo diep wortel hebben geschoten. De mensheid kan het Ware Geluk niet vinden terwijl zij God blijft verbannen, de Liefde onwerkzaam blijft maken, en dagelijks in vele miljoenen contacten met dieren zonde en duisternis over zich blijft trekken.

Mensenzielen, Gods erfenis van Liefde is ons in handen gegeven. Zijn vertrouwen in ons was zo groot, dat Hij Zijn hele Schepping onder onze hoede stelde. Wij hebben dit vertrouwen beschaamd door Zijn Wet van Liefde door onze eigen wetten van zelfzucht en materiële belangen te vervangen. Wij hebben daardoor het Aards Paradijs verloren en een woestenij van onvrede en ellende geoogst. Wij krijgen de kans om de ellende opnieuw uit de wereld te verbannen, en de wegen daartoe worden ons door de Moeder Gods in Haar hoedanigheid der hoedanigheden – als Meesteres van alle zielen – getoond in de Wetenschap van het Goddelijk Leven, waarvan ook dit geschrift deel uitmaakt. Eén van deze wegen is het volledig herstel van de harmonie tussen mens en dier.

Daarom roept de Hemelse Koningin hierbij op tot de vorming van een

gebeds- en offerketting van mensenzielen voor het
herstel van de onvoorwaardelijke Liefde voor de dieren.

Laten wij ons aan elkaar schakelen met het zeer regelmatig gebed van de volgende Hemelse woorden:

 

1239. KETTINGGEBED VOOR HET WELZIJN VAN DE DIEREN

(Myriam van Nazareth)

dit gebed is onder meer bedoeld voor gebruik op de
'gebedsdagen voor het welzijn van de dieren',
zoals gevraagd door Maria in Haar oproep tot de zielen
op 20 december 2011

O Heilige Maagd Maria, Koningin van Gods Schepping en Middelares van alle Genaden,
God heeft de dieren geschapen tot vreugde van de mensenziel en tot vervolmaking van haar vermogen tot een heilig gedrag.
Dagelijks wordt dit geschenk van God op deze wereld ontelbare malen door liefdeloos gedrag van mensenzielen jegens dieren onteerd.
Hierdoor is de stroming van de Liefde en van het Goddelijk Leven doorheen de hele Schepping zwaar verstoord, en wordt de duisternis die door de zonde over de mensheid is uitgespreid, dagelijks in een onvermoede mate verzwaard.
O Moeder van Barmhartigheid, in naam van de hele mensheid smeek ik U dringend om Uw machtige tussenkomst. Wil door de oneindige macht van Uw volmaakte Liefde elke goede daad, elke handeling van Liefde van alle mensenzielen ter wereld ten gunste van een dier, vermenigvuldigen in kracht en uitstraling, opdat Licht van inzicht en bekering over de mensheid moge worden uitgestort in een explosie van Liefde:

  • tot bevrijding van dieren uit de duisternis van mishandeling in welke vorm dan ook door mensenzielen. Onze Vader + Weesgegroet...

  • tot bevrijding van dieren uit de duisternis van verwaarlozing door mensenzielen. Onze Vader + Weesgegroet...

  • tot bevrijding van dieren uit de duisternis van elke vorm van liefdeloos en/of onverschillig gedrag vanwege mensenzielen. Onze Vader + Weesgegroet...

  • tot bevrijding van dieren uit de duisternis van elk materialistisch gedrag vanwege mensenzielen. Onze Vader + Weesgegroet...

  • voor barmhartigheid jegens dieren die door mensenzielen in de steek worden gelaten of worden verstoten. Onze Vader + Weesgegroet...

  • voor barmhartigheid jegens dieren die door de schuld van mensenzielen te weinig voedsel hebben. Onze Vader + Weesgegroet...

  • tot bevrijding van dieren die slachtoffer zijn van ontwaardigende experimenten en andere ontwaardigende handelingen door mensenzielen. Onze Vader + Weesgegroet...

  • tot bevrijding van dieren die slachtoffer zijn van stroperij door mensenzielen. Onze Vader + Weesgegroet...

  • tot bevrijding van dieren die slachtoffer zijn van uitbuiting voor menselijk vermaak, in sport of voor welk winstgevend doel dan ook. Onze Vader + Weesgegroet...

  • voor barmhartigheid jegens dieren die slachtoffer zijn van verdrijving uit hun natuurlijk leefmilieu om welke menselijke reden dan ook. Onze Vader + Weesgegroet...

O Moeder Gods, machtige Overwinnares van alle duisternis, van alle zonde en van alle bekoring, ik offer U mijn beproevingen van deze dag op voor de uitstorting van genaden van barmhartigheid en bekering voor alle mensenzielen ter wereld die niet hebben begrepen dat slechts de Liefde van de mensenziel jegens al haar medeschepselen – mens en dier – de wereld uit zijn ellende kan redden, en die de waarde van elk dier binnen Gods Werken en voor hun eigen innerlijke Vrede en Geluk niet hebben begrepen.
Wil in al deze zielen de macht van de bekoring tot elk liefdeloos en/of zelfzuchtig gedrag, tot elke onverschilligheid en tot alle materialisme ten nadele van dieren breken, opdat zij tot bekering mogen komen, en de wereld bevrijd moge worden uit de ellende die de bittere vrucht is van de dood van de Liefde in de ziel jegens haar medeschepselen die Gods Voorzienigheid op haar levensweg heeft toegelaten voor haar Geluk en haar Eeuwig Heil.
Voor het bekomen van deze gunsten smeek ik U:

  1. om een explosie van Goddelijk Licht en Goddelijke Liefde in alle zielen,

  2. om het breken van de macht van de satan, die in ontelbare mensenzielen de Liefde voor hun medeschepselen heeft gedood of deze zielen dagelijks verziekt, opdat zij de effecten van zijn werken van duisternis ook in hun gedrag en hun ingesteldheid jegens de dieren zouden vergroten, en

  3. om de genade dat door dit gebed alle dieren op deze wereld Gods Liefde en Barmhartigheid mogen ervaren, tot verheerlijking van de Liefde waarmee Hij de hele Schepping in leven houdt.

♥ ♥ ♥

Bij dit gebed hoort een:

Begeleidende oproep van 20 december 2011
vanwege de Heilige Maagd Maria, de Meesteres van alle zielen,
voor de organisatie van een gebedsketting met een

gebedsdag voor het welzijn van de dieren
op de vierde dag van elke maand

Naar aanleiding van de inspiraties die zijn uitgewerkt in het Myriam-geschrift De Beekjes van het Heil roept Maria op tot de organisatie van een gebedsketting waarbij op de vierde dag van elke maand wordt gebeden en de toewijding van zichzelf op die dag aan Maria wordt opgedragen voor het welzijn van de dieren op deze wereld.

In De Beekjes van het Heil leert de Hemelse Koningin de zielen het onvermoede belang van de dieren in hun onrechtstreekse rol binnen Gods Heilsplan voor de mensenzielen. Maria wijst erop dat God de dieren om verschillende redenen heeft geschapen, en dat één van deze redenen ligt in de immense rol van de dieren in de vorming van mensenzielen in de deugdzaamheid en de heiliging.

Om deze reden is het in Gods ogen letterlijk een schande en een oneer voor de mensenziel en een grote belediging aan Zijn Liefde wanneer zij dieren mishandelt, verwaarloost of op welke wijze dan ook liefdeloos, zelfzuchtig of onverschillig benadert.

Daarom roept de Heilige Maagd nu dringend op tot de organisatie van deze gebedsdagen, voor het afsmeken van genaden voor bekering van mensenzielen die met dieren omgaan op een wijze die niet overeenstemt met Gods Liefde, en voor de bevrijding van de dieren zelf uit al deze vormen van ellende die hen wordt aangedaan door mensenzielen, die binnen de Schepping waren bedoeld als kroon op Gods Werken en vertegenwoordigers van Zijn Liefde.

Maria wijst erop dat Zij voor deze gebedsdagen de vierde dag van elke maand heeft uitgekozen wegens de symbolische waarde van het feit dat op de vierde dag van een maand (oktober) de patroonheilige voor de dieren, de H. Franciscus van Assisi, wordt herdacht.

Mogen zoveel mogelijk zielen door deze Hemelse oproep in het hart worden geraakt. De inzet van deze gebedsdagen is oneindig veel groter dan de meeste mensenzielen beseffen. De strijd tegen alle gedrag jegens de dieren dat niet in overeenstemming is met Gods Wet, vormt volgens de Heilige Maagd een heel belangrijk onderdeel van de strijd tegen alle duisternis op deze wereld, zodat

de mensheid niet uit haar ellende kan worden bevrijd zolang de
ingesteldheid van ontelbare zielen jegens de dieren niet drastisch verandert.

Vandaar Maria’s oproep voor een intense spirituele strijd op dit gebied. Het gaat om de waardigheid van de dieren en om deze van de mensenzielen.

In dienst van de Heilige Maagd Maria als Meesteres van alle zielen,

Myriam

♥ ♥ ♥

Tot besluit geeft de Meesteres van alle zielen de volgende aanbevelingen voor het afsmeken van genaden en tot eerherstel voor de vele gedragingen jegens dieren, die niet met Gods Wet van Liefde in overeenstemming zijn:

  • laat geen kans voorbij gaan om dieren die buiten leven, van voedsel en/of vers water te voorzien;

  • indien het U mogelijk is, neem een dier in huis dat geen thuis heeft of verstoten is, en omring het met veel Liefde en zorg;

  • schenk God, bij voorkeur via Maria, elke handeling van Liefde die U jegens een dier stelt en elk woord van Liefde dat U jegens een dier spreekt, met de bedoeling dat de uitwerkingen van deze handelingen en deze woorden zich over de hele Schepping mogen uitbreiden, en dat alle dieren hierdoor stralen van Liefde mogen ontvangen. Geloof hierin, en het zal zo zijn, zo belooft het de Koningin van Hemel en aarde.

In Liefde tot God en tot Zijn Schepping,

Myriam