TOTUS TUUS, MARIA!

In 2011 inspireerde de Koningin des Hemels Haar Myriam tot het buitengewoon geschrift De Beekjes van het Heil als een immense onderrichting over het belang en de waarde van een consequente toepassing van de ware, zelfverloochenende Liefde en een onvoorwaardelijk respect jegens de dieren als:

  • reusachtige bron van Heil voor de mensenzielen zelf;
  • doeltreffende weg tot uitzuivering van onschatbare hoeveelheden duisternis uit de atmosfeer die het hele leven op aarde verziekt; en
  • krachtig middel tot bespoediging van de grondvesting van Gods Rijk van volmaakte Liefde en Vrede onder alle schepselen op aarde.

Sedertdien liet Zij frequent oproepen tot een grondige ommekeer in de wijze van omgang van mensenzielen met – en van de hartsgesteldheden van mensenzielen jegens – de dieren als een op grote schaal verwaarloosd middel voor de zuivering van de wereld en voor het vinden van het Ware Geluk voor alle mensenzielen.

Onder meer in Haar oproepen uit 2019 die zijn opgenomen in de rubriek Omgang met dieren – een extra weg uit de duisternis liet Zij nogmaals het immense belang beklemtonen van een veel grotere bewustwording van veel meer mensenzielen ten aanzien van een liefdevolle omgang met de dieren. Helemaal onderaan op deze pagina kunnen verlinkingen naar deze en enkele andere belangrijke teksten in dit verband worden aangetroffen.

In de onderstaande onderrichting laat de Koningin des Hemels de essentie van Haar leerstellingen in verband met dit zo belangrijke en niettemin zo zwaar verwaarloosde aspect in het kader van de ontwikkeling van de individuele mensenziel en voor de staat van genade van de Schepping als geheel samenbrengen.

Een grondige lectuur van De Beekjes van het Heil kan zeer gunstig blijken voor een diep en correct begrip van onderstaande onderrichting en oproep, omdat De Beekjes een brede en diepe analyse biedt van de Hemelse/spirituele visie op de rol van de dieren binnen de Schepping en voor de diepe betekenis van de omgangswijze en innerlijke gesteldheden van de mens jegens de dieren.

In het verleden is gebleken dat er zielen zijn die de echtheid, respectievelijk de Hemelse oorsprong, van de door Maria Domina Animarum verspreide stellingen over de dringende noodzaak van een grondige heroriëntering in de omgang van mensen met de dieren in twijfel trekken. Deze zielen hebben het spiritueel belang van dit aspect van het zielenleven klaarblijkelijk niet begrepen. De Koningin des Hemels herhaalt met klemtoon jegens deze zielen dat een dergelijke ingesteldheid uiterst betreurenswaardig is, omdat deze de betrokken zielen blootstelt aan het gevaar, zich in dubbel opzicht schuldig te maken jegens de Goddelijke Gerechtigheid:

  1. omdat zij daardoor de echtheid van deze onderrichtingen uit het Hart van de Koningin des Hemels Zelf in twijfel trekken;
  2. omdat zij zich daardoor niet bereid tonen, rekening te houden met het feit dat het God alles behalve onverschillig laat, hoe op deze wereld op grote schaal met dieren omgegaan wordt, en dat het hier dagelijks gaat om miljarden overtredingen tegen de Liefde, en daardoor tegen de Grondwet van God. Over de hele geschiedenis van de wereld beschouwd, gaat het dus om overtredingen waarvan het aantal door geen mens kan worden geschat, en derhalve om een buitengewoon groot aandeel in alle duisternis die deze wereld ooit heeft gezien.

Tijdens de inspiraties in het kader van dit menupunt noemde de Meesteres van alle zielen het centraal thema van dit punt 'een omvattende en diepe verheerlijking aan Gods Wet van de Ware Liefde'. Zalig de zielen die diep in hun hart de immense betekenis ervan voelen zoals God het bedoelt, zowel voor de wereld als geheel alsook voor elke individuele ziel.

WANT HET ZAAD VAN ZIJN LIEFDE LIGT OOK IN HUN HARTJES

Essentie van de leerstellingen van de Heilige Maagd Maria
over de rol van de dieren binnen Gods Heilsplan –
Een spiritueel pleidooi voor een behandeling van de dieren
met onvoorwaardelijke Liefde en respect

geïnspireerd aan Myriam van Nazareth

Openbaring geschonken door de Heilige Maagd Maria, de Meesteres van alle zielen, op Haar gedenkdag als Moeder van Tranen, 20 februari 2020:

"God is de Schepper van elk levend wezen. Elk levend wezen is een Werk dat Hij heeft voorzien als een bouwsteen voor de voltooiing van de Tempel van Zijn Rijk op aarde, die tot vervulling van Zijn Wet van de Ware Liefde is bedoeld als het ultieme Bouwwerk van de volmaakte Liefde en Vrede binnen het netwerk van Zijn hele Schepping.

Heb daarom alle medeschepselen lief, niet slechts alle medemensen zonder onderscheid van ras, huidskleur, cultuur, taal, geslacht of leeftijd, doch ook alle dieren, want het zaad van Zijn Liefde ligt ook in hun hartjes. God heeft hen voorzien als beekjes die het water van Goddelijk Leven naar elke mensenziel helpen vervoeren, als bruggetjes via dewelke God Zijn voedsel van Leven in de zielen kan helpen brengen tot groei en bloei van hun Heil, en als werktuigjes die de mensenzielen kunnen helpen bij hun zelfonderzoek naar de ware staat van de ontwikkeling van hun zelfverloochenende Liefde.

De mate waarin elke mensenziel van harte, vrijwillig en spontaan bereid is om in oprechte zelfverloochening al haar medeschepselen te dienen en hun welzijn te helpen bevorderen, bepaalt tevens de mate waarin in de wereld de duisternis, de ellende en de chaos kunnen worden vervangen door Ware Liefde, Vrede, Licht en Geluk.

Door elke afwijking en elke tekortkoming vanwege elke mensenziel ten aanzien van de beleving en toepassing van de Ware Liefde jegens al haar medeschepselen, vergroot zij de macht van de duisternis over de wereld, en derhalve uiteindelijk haar eigen ongeluk. Niet God is verantwoordelijk voor de maat van ellende en duisternis in de wereld, doch elke individuele mensenziel zelf, door de gesteldheden van haar hart, al haar gevoelens, gedachten en verlangens, en de wijze waarop zij met al haar medeschepselen omgaat en hen al dan niet respecteert en herkent als bouwwerken van Gods Liefde.

Elk schepsel is drager van het zaad van Zijn Liefde. Dit zaad kan slechts ontbloeien tot een bloem in de mate waarin het wordt bestraald door de zon van de Ware Liefde vanuit mensenharten. In de mate waarin een mensenhart voor elk medeschepsel een zon is, stelt de ziel de Schepper Zelf tegenwoordig, en vervult zij daardoor de ware roeping met dewelke zij door God in de wereld is gestuurd: te leven naar Zijn beeld en gelijkenis, als een spiegel die het Licht en de warmte van het Hart van de Schepper over de wereld uitstraalt". (de Heilige Maagd Maria tot Myriam op 20 februari 2020)

Eén van de 'ongewone' elementen in de spirituele verdieping die de Moeder Gods in Haar alomvattende hoedanigheid als de Meesteres van alle zielen naar de mensenzielen toe brengt, ligt in Haar ongeëvenaarde klemtoon op het immens belang van de wijze waarop de mensenziel omgaat met dieren en het Vuur met hetwelk Zij laat aantonen:

welke buitengewoon grote invloed de gesteldheid en houding van de mensenzielen naar de dieren toe, uitoefent op:
  1. het Eeuwig Heil van elke mensenziel;
  2. de toestand van Geluk en Vrede van de hele Schepping;
  3. de toestand van evenwicht respectievelijk onevenwicht binnen de Schepping, een toestand die niet in de laatste plaats tot uitdrukking komt in de aard, frequentie en intensiteit van natuurverschijnselen, en in de mate waarin deze laatste chaos, ellende en schade veroorzaken;
  4. de bespoediging respectievelijk afremming van de grondvesting van Gods Rijk van Ware Liefde en Ware Vrede tussen alle schepselen op aarde.

De ongewone verdieping en beklemtoning van dit altijd reeds in zeer verregaande mate verwaarloosde aspect van de spiritualiteit is één van de redenen waarom de Koningin des Hemels Haar Maria Domina Animarum Werk bestempelt als het Apostolaat van de volheid van de Waarheid.

God heeft al het levende geschapen als een groot netwerk, binnen hetwelk alle schepselen met elkaar verbonden zijn door niet zintuiglijk waarneembare kanalen via dewelke God ieder van hen voorziet van levenskracht.

De essentie van alle levenskracht is de Goddelijke Liefde. De Goddelijke Liefde is Gods ware, onvoorwaardelijke en onbegrensde Liefde voor alle schepselen en voor al Zijn Werken en Plannen ten bate van het Heil van de hele Schepping, de volmaakte Vrede tussen alle schepselen en het Ware Geluk van alle schepselen. Het Ware Geluk betekent:

  1. voor de mensenziel de diep in het hart aangevoelde zekerheid van de Eeuwige Gelukzaligheid na het leven op aarde;
  2. voor een dier de ervaringstoestand waarin het dier zijn levenstoestand zo waarneemt en aanvoelt alsof het de bevrediging van al zijn behoeften onder controle heeft, respectievelijk binnen zijn bereik heeft.

De Schepper stuurt onophoudelijk stromen van levenskracht in de vorm van de Ware Liefde doorheen de Schepping. Hij stuurt deze stromen in de eerste plaats naar de mensenzielen, omdat deze door Hem zijn voorzien als de wezens die jegens alle schepselen de hartsgesteldheid van de Schepper (ook 'het Goddelijk Leven' genoemd) moeten vertegenwoordigen. De grootste verantwoordelijkheid voor de doorstroming van Gods Liefde naar alle schepselen (ook de niet-menselijke) ligt daarom bij de mensenziel. God had immers de mensenziel voorzien als de kroon op Zijn Schepping, wat haar tevens tot behoedster van alle niet-menselijke elementen van de Schepping (dieren, de plantenwereld, de natuur in het algemeen) maakt.

De diepe reden waarom God de stromen van het Goddelijk Leven in de eerste plaats naar de mensenzielen toe stuurt, ligt in het feit dat de mensenziel het enige wezen is dat door God met zodanige zielsvermogens is uitgerust dat het op grond van de wijze waarop het zijn vrije wil gebruikt, rechtstreeks Licht, respectievelijk duisternis, kan opwekken. Concreet betekent dit, dat de mensenziel het enige wezen is dat zich kan heiligen, en omgekeerd ook het enige wezen dat kan zondigen. Alle niet-menselijke levende wezens gelden voor God als onrechtstreekse spelers in de ontwikkelingen van de heilsgeschiedenis.

Om deze reden ontvangt de mensenziel van God de zogenaamd primaire stromen van Goddelijk Leven. De niet-menselijke levende wezens ontvangen van God de zogenaamd secundaire stromen van Leven. De dieren ontvangen van God niet minder Leven (dit wil tevens zeggen: Liefde) dan de mensenziel, want Gods Liefde is één en ondeelbaar, wat betekent dat Hij Zijn Liefde steeds in haar volheid schenkt. De dieren ontvangen wel een andere vorm van Leven (wegens het feit dat zij met de ontvangen Liefde niet, zoals de mensenziel, worden geacht, Licht op te wekken met een rechtstreekse invloed op de staat van Heil van de hele Schepping).

God heeft het zo voorzien, dat de mensenziel haar heiliging in de eerste plaats moet voltooien door vrijwillige, spontane, actieve, onvoorwaardelijke en volhardende beleving (toepassing) van de ware, zelfverloochenende Liefde, zowel jegens Hemzelf en Zijn Werken en Plannen als jegens alle medezielen evenals jegens de niet-menselijke levende wezens. De secundaire stromen van Leven die God onophoudelijk naar alle niet-menselijke levende wezens stuurt, moeten door de mensenziel worden 'aangevuld' door handelingen, woorden, gedachten, gevoelens en verlangens vervuld van oprechte, zelfverloochenende Liefde.

Dit betekent concreet, dat bijvoorbeeld de dieren weliswaar door de secundaire stromen van Leven die zij rechtstreeks vanwege God Zelf ontvangen, in leven worden gehouden en dat dit Leven door Hem kan worden geleid en beschermd, doch dat de kwaliteit van hun welzijn in hoge mate moet worden bepaald door de Liefde die zij vanwege mensenzielen ontvangen. Elke individuele mensenziel heeft in dit opzicht dus van God een grote verantwoordelijkheid ontvangen.

Voor de mensenziel ligt hierin de voornaamste mogelijkheid om jegens God aan te tonen in welke mate zij bezig is, een verdienstelijk leven te leiden, dit wil zeggen: een leven dat vruchten opbrengt voor de voltooiing van Gods Werken en Plannen, want God wil Zijn Werken en Plannen steeds voltooien via de vrijwillige medewerking van mensenzielen (zie onder meer de onderrichtingen De Kroon van de Laatste Tijden en De Graadmeter van de Eeuwige Wijsheid). De Meesteres van alle zielen wees er reeds in diverse onderrichtingen op, dat God de waarde van een mensenleven in de eerste plaats beoordeelt volgens de mate waarin de ziel de Ware Liefde beleeft en in de praktijk brengt, en daardoor concreet bijdraagt tot de ontsluiting van de effecten van alle Werken en Plannen die God in de wereld ten uitvoer zoekt te brengen – en wel bij voorkeur in samenwerking met de mensenzielen.

De doorstroming van de Goddelijke Liefde vanuit de mensenharten naar alle medeschepselen toe, alsook elke hindernis in deze doorstroming, neemt vorm via alle handelingen, elk verzuim van nuttige en liefdevolle handelingen die Geluk en Vrede kunnen bevorderen, alle woorden, gedachten, gevoelens, bestrevingen, alle gesteldheden van hart en de aard van de oriëntering van het hart hetzij op het Licht hetzij op de duisternis. Dit alles vormt het geheel van datgene wat ononderbroken vanuit een mensenhart overvloeit naar elk medeschepsel en naar alle Werken en Plannen van God toe.

De kanalen die van elke mensenziel naar al haar medeschepselen lopen, worden daardoor in wezen gevormd door het geheel van alle gedragingen, alle communicatie én alle innerlijke gesteldheden van de ziel jegens elk medeschepsel en jegens alle Werken en Plannen van God (in dit laatstgenoemde zitten daardoor bijvoorbeeld alle gebeden vervat, die een mensenziel richt tot God en tot elk Wezen dat niet (meer) in een stoffelijk lichaam doch in de zijnstoestand van het niet-stoffelijk Goddelijk Leven leeft, bijvoorbeeld de Heilige Maagd).

De mate waarin elke mensenziel jegens al haar medeschepselen vervuld is van Licht en Liefde in al haar handelingen, gedachten, gevoelens, verlangens en elk aspect van haar innerlijk leven, bepaalt de mate waarin de hele Schepping in evenwicht blijft. God heeft de Schepping gemaakt in een staat van volmaakt evenwicht, volmaakte harmonie. In Haar Openbaring van 4 juli 2007 deed de Heilige Maagd de volgende opmerkelijke uitspraak:

"De Schepping heeft door de eeuwen heen bijzonder zwaar geleden onder handelingen van de mens, waardoor zware verstoringen in Gods Plan zijn opgetreden. Op de zielen rust de verplichting, bij te dragen tot het herstel van het oorspronkelijk evenwicht in de Schepping. Zij kunnen dit door goede daden, akten van eerherstel aan de Schepper Die alles heeft gemaakt, en akten van Liefde jegens de wezens die niet tot de mensheid behoren. Je aangeboren vurige Liefde tot de dieren is in overeenstemming met deze welke in Mijn eigen Hart heerste toen Ik nog op de aarde was. Ik heb nu de zielen geopenbaard om welke spirituele redenen deze Liefde noodzakelijk is. (...) Zie toch hoe dit alles verwijst naar de aanwezigheid van de hand van de Schepper in alle levende wezens. Welke intelligentie kan deze ontelbare verschillen scheppen indien niet deze van God Zelf? Laten de zielen dit overwegen als een fundament voor een groter respect voor alle dieren. Heb Ik niet in Mijn openbaringen over het oordeel dat over elke ziel wordt uitgesproken, duidelijk gemaakt dat ook in het dier een spoor van God aanwezig is?".

Maria toonde in de loop der jaren in diverse passages van de geschriften die Zij aan Myriam dicteerde, aan dat de stromingen van het Goddelijk Leven doorheen de Schepping onvoorstelbaar verstoord zijn geraakt, en welk reusachtig aandeel de gesteldheden van de mensenzielen zelf in deze verstoringen hebben. Zij zei in dit verband onder andere op 23 augustus 2007:

"Zie hierdoor hoezeer alle elementen in de Schepping samenhangen in één enkel systeem: Niet de dieren en planten zondigen, slechts de mens zondigt, doch de hele Schepping raakt in onevenwicht. De natuur reageert hierop, want zij zoekt voortdurend wegen om zich bij deze bruuske invloeden aan te passen en de oorspronkelijke staat van leven volgens Gods Wet terug te vinden. Deze aanpassingen zijn echter noodkreten, en daarom niet steeds volkomen verenigbaar met de volheid van de Wetten waarmee Gods Intelligentie de natuurlijke ontwikkeling bestuurt. De gevolgen worden steeds duidelijker zichtbaar in abnormaliteiten in natuur, klimaat en weersgesteldheden".

De verantwoordelijkheid van de mensenzielen voor een groot aandeel in de talloze ontsporingen in de Schepping, met inbegrip van deze in de natuur en zelfs in weersgesteldheden, betekent concreet dat alle overtredingen vanwege de mensenzielen tegen de vlekkeloze vervulling van Gods Wet van de Ware Liefde de hoofdfactoren vormen voor het ontstaan en de instandhouding, ja zelfs de verdere verergering van alle chaos, ellende en disharmonie die wij dagelijks in de wereld kunnen vaststellen. Een groot gedeelte van deze overtredingen, een gedeelte dat echter in hoge mate over het hoofd wordt gezien respectievelijk nooit als overtredingen wordt herkend, ligt in een liefdeloze en respectloze omgang van talloze mensenzielen met dieren, wat over de hele wereld beschouwd elke dag vele miljoenen malen het geval is. Op 18 februari 2009 sprak de Moeder Gods in dit verband zeer duidelijke woorden:

"Zielen, de mens is van in den beginne uitverkoren om God te vertegenwoordigen naar de hele Schepping toe. Op ieder van jullie rust de taak, Gods Liefde verder te leiden naar elk medeschepsel – mens en dier. Omdat de mensenziel geschapen is als kroon van de Schepping, ontvangt zij als eerste de stromen van Gods Liefde. Het hangt dus van de mensenziel af, in welke mate in de hele Schepping het beeld van God zichtbaar kan worden.

Hoe meer de mensenziel de ware onzelfzuchtige Liefde in zich opneemt, beleeft, uitstraalt, en uitwerkt ten gunste van haar medeschepselen – mens en dier – des te vlotter en zuiverder stroomt Gods Liefde en de kracht van het Goddelijk Leven doorheen de Schepping. Het resultaat voor de ziel zelf, is de ervaring van het Ware Geluk.

Hoe meer de mensenziel de Ware Liefde inruilt voor werken van duisternis door haar medeschepsel – mens of dier – te haten, te mishandelen, te vervullen met angst of wantrouwen, of op welke wijze dan ook te kwellen of leed te berokkenen, des te meer verstikt in haar het vermogen om de eenheid met Gods Hart te ervaren en het Ware Geluk te vinden.

Ik wil elke mensenziel ertoe aansporen, haar verantwoordelijkheid als vertegenwoordigster van Gods Liefde in de Schepping zorgvuldig te overwegen. Wanneer een ziel een medeschepsel – mens of dier – door verkeerde behandeling afsnijdt van de ware ervaring van Gods Liefde, laadt zij hierdoor een schuld op zich.

De overweging dat een dier buiten Gods Heilsplan in de strikte zin zou staan, en een liefdeloze omgang met dieren dus in Gods ogen niet als zonde zal worden aangerekend, is een dwaling die door de satan schaamteloos wordt uitgebuit. Elk dier speelt op onrechtstreekse wijze een specifieke rol binnen Gods Heilsplan, via de wijze waarop de mensenziel ermee omgaat. Een schepsel – mens of dier – dat slecht wordt behandeld, verliest geleidelijk zijn levenskracht en kan hierdoor geheel of gedeeltelijk niet langer het plan volbrengen dat God met hem had. De ziel die geen of onvoldoende Liefde laat stromen naar haar medeschepsel – mens of dier – werkt dus Gods Plan tegen en verstoort het evenwicht binnen de Schepping.

Ga niet lichtzinnig aan deze overweging voorbij, want zij kan het herstel van de Schepping en de grondvesting van Gods Rijk op aarde vervroegen.

Bedenk dat de verkeerde omgang met dieren, gaande van schaamteloze uitbuiting tot ware mishandeling, de mensheid van jaar tot jaar met ontelbare zonden belast. De ziel die Liefde zaait, oogst het Ware Geluk. De ziel die geen Liefde zaait of het zaad der Liefde in haar medeschepsel – mens of dier – verwoest, oogst ongeluk en verhoogt de schuld van de hele mensheid jegens Gods Gerechtigheid.

Geen ziel leeft voor zich alleen: Elke zonde en elke ondeugd leggen op haar een primaire en een secundaire schuld.

Primaire schuld is deze, welke rechtstreeks op de ziel rust wegens de uitwerkingen van haar daden of nalatigheden op haar zelf, op haar persoonlijke staat van genade; secundaire schuld is deze waarvoor zij verantwoordelijk is wegens de uitwerkingen van haar daden of nalatigheden op de hele Schepping. De ziel moge overwegen dat God alles ziet, hoort en voelt. Elke handeling van tederheid, elke kus, elk vriendelijk woord, elke akt van naastenliefde, elk woord van bemoediging, elke uiting van zachte Liefde, maar ook elk kwetsend of onvriendelijk woord, en elke kwelling die een medeschepsel – mens of dier – wordt aangedaan naar lichaam, geest of hart, wordt door Gods Hart in alle bijzonderheden gevoeld. Elke daad en elk woord van Liefde kust God, elke daad en elk woord van liefdeloosheid foltert God. Laten de zielen dus zorgvuldig overwegen hoe zij met elk medeschepsel omgaan. (...)"

In Haar krachtige onderrichting en oproep van eind 2017 getiteld Zeven Zaden voor het Rijk Gods liet de Heilige Maagd nogmaals waarschuwen voor het feit dat veel mensenzielen weinig of geen aandacht schenken aan de spirituele waarde van hun omgang met de dieren, en dat God Zelf de mensenziel niet slechts oordeelt op basis van haar gedrag naar haar medemens toe, doch ook op basis van haar gedrag naar de dieren toe. Ik citeer:

Zielen geven zich vaak geen rekenschap van het feit dat God hen zelfs oordeelt volgens de wijze waarop zij met dieren omgaan, en de gesteldheid van hun hart wanneer zij met dieren omgaan. De Meesteres van alle zielen gaf jegens Myriam reeds meermaals uiting aan Haar diepe droefheid over de massale duisternis die op deze wereld dagelijks door mensenzielen wordt voortgebracht wegens liefdeloze en respectloze omgang met dieren.

Het is op deze plaats zeer passend, de aandacht te vestigen op de stelling van de Meesteres van alle zielen, dat de staat van genade van de mensheid en van de Schepping als geheel alleen reeds door een meer liefdevolle en respectvolle omgang van mensenzielen met dieren, aanzienlijk zou verhogen. Zij wijst erop dat dit een aspect van het christen-zijn is, dat doorheen alle eeuwen zeer weinig aandacht heeft gekregen, en dat daardoor door de antichrist ongemerkt zeer intens is bespeeld.

Maria benadrukt het feit dat het noodzakelijk is dat onder de christenen een groter bewustzijn ten aanzien van een liefdevolle en respectvolle omgang met dieren wortel zou schieten, want dat bij gebrek aan een radicale ommekeer in de houding van vele zielen jegens hun niet-menselijke medeschepselen, vele inspanningen in het kader van de laatste strijd in de voorbereiding van de grondvesting van Gods Rijk op aarde van hun vruchtbaarheid zullen worden beroofd.

De Moeder Gods laat in alle ernst verkondigen dat de ware christen al zijn medeschepselen, niet slechts zijn medemensen, spontaan beschouwt als Werken van God, als kanalen van Liefde, en derhalve al zijn medeschepselen als zodanig behandelt. Elk gebrek aan Liefde in de omgang met, en in de gesteldheid jegens, niet-menselijke medeschepselen werpt een smet op het Licht in deze Schepping en voedt derhalve rechtstreeks de duisternis.

De diepe betekenis van deze stelling wordt heel duidelijk wanneer wij ten volle beseffen dat elke goede daad van een mensenziel jegens een dier in het hele netwerk van de Schepping de stroming van de Ware Liefde alsook het vertrouwen van schepselen onder elkaar versterkt. Elke negatieve handeling van een mensenziel tegen een dier (mishandeling, jacht, stroperij, wegjagen, afschrikken enz.) vergroot het wantrouwen van dieren jegens de mens en remt daardoor de spontane doorstroming van de Liefde, het Licht en het Ware Leven doorheen het netwerk van de Schepping. De reden hiervoor ligt in een spirituele Wet die niet wetenschappelijk kan worden aangetoond of gemeten omdat hij berust op een waarheid die niet met de zintuigen kan worden vastgesteld: de Wet die voorziet dat de Schepping is opgebouwd als een netwerk waarvan alle knooppunten onderling verbonden zijn, zodat de aard, de gedragingen en de gesteldheden van elk knooppunt automatisch alle andere knooppunten beïnvloeden.

Wanneer de Heilige Maagd stelt dat God Zijn Schepping heeft gemaakt in een staat van volmaakte harmonie en van onderling evenwicht tussen alle schepselen, wijst Zij in één adem tevens op het feit dat in een Schepping in deze Goddelijke harmonie geen enkel schepsel gebrek lijdt. De Schepper heeft in Zijn Schepping en haar groei- en bloeiwetten voorzien dat elk schepsel voldoende te eten zou hebben. Op grond van deze waarheid moet de stelling worden begrepen, die zegt dat "honger een onrecht is": Honger bij mens én dier is een onrecht, omdat deze toestand voortvloeit uit de zonde als eerste factor van ontregeling. Hieruit volgen de andere factoren, onder andere deze van economische aard (materialisme, zelfzucht, genotzucht, oneerlijke verdeling van goederen en grondstoffen op basis van de zucht naar materiele rijkdom en naar macht, enzovoort).

Sedert de erfzonde neigt de mensenziel er gemakkelijker toe, te kiezen voor de eigen (vermeende) materiële belangen dan voor de Liefde jegens haar medeschepselen. In een wereld waarin alle mensenzielen zouden leven vanuit een onvoorwaardelijke, zelfverloochenende Liefde jegens al hun medeschepselen en jegens Gods Werken en Plannen, zou geen enkel schepsel – ook niet de niet-menselijke schepselen – enig gebrek lijden. Om deze reden, aldus de Heilige Maagd Maria, is het in Gods ogen iets groots wanneer een mensenziel zich van harte en in ware zelfverloochening inzet voor het welzijn van al haar medeschepselen: bijstand en ondersteuning aan alle medeschepselen, zorgen voor voedsel en beschutting voor dieren, enzovoort. Dit alles vergt een ware inleving in de noden en mogelijke bronnen van leed van medeschepselen, en een oprechte gedrevenheid om elke nood te helpen lenigen. In Gods ogen is onverschilligheid jegens de noden van een medeschepsel, ook van een dier, niets minder dan een zonde, omdat een ziel die onverschillig is jegens een medeschepsel, nalaat om dit medeschepsel te helpen bij de vervulling van de opdracht die het binnen het netwerk van de Schepping te vervullen heeft met het oog op de instandhouding of het herstel van het evenwicht en de harmonie binnen dit netwerk.

Onder meer in De Beekjes van het Heil liet de Koningin des Hemels opmerken dat het in Gods ogen in zeker opzicht zelfs een groter teken van onvoorwaardelijke Liefde is wanneer een ziel jegens een dier een handeling van zelfverloochenende Liefde stelt dan jegens een medemens, omdat een ziel die een daad van Liefde stelt, gemakkelijker van een medemens dan van een dier kan verwachten dat deze Liefde op één of andere wijze zou worden vergoed. Een dier kan voor een bewezen dienst geen materiële vergoeding geven, zodat de 'weldoener' gewoonlijk niet 'rijker' wordt nadat hij zich voor een dier heeft ingezet, wat wél het geval kan zijn na een weldaad jegens een medemens (materiële vergoeding, een groter aanzien of erkentelijkheid, enzovoort).

Leven vanuit een gesteldheid van onvoorwaardelijke Liefde jegens elk medeschepsel, betekent tevens een vlekkeloos respect voor elk medeschepsel. Gebrek aan respect is vaak de vader van toestanden zoals discriminatie en vervolging. In Haar Openbaring van 19 februari 2009 sprak de Heilige Maagd als volgt:

'Ik heb jullie er gisteren toe opgeroepen, de waardigheid van elk medeschepsel – mens en dier – in stand te helpen houden of te helpen herstellen, door Gods Liefde door jullie heen te laten stromen over al jullie medeschepselen. Zo vaak berooft een ziel haar medeschepsel van zijn waardigheid omdat het 'anders' is dan zijzelf of omdat zij het als 'minderwaardig' beschouwt. Ik beklemtoon, dat geen enkel schepsel minderwaardig is. Elk schepsel is gemaakt met specifieke eigenschappen omdat Gods Wijsheid dit zo heeft beschikt, omdat God daarmee een bedoeling heeft. De ziel die een medeschepsel van zijn waardigheid berooft door het te behandelen op een wijze die niet strookt met de Wet van de Liefde, is in werkelijkheid bezig, Gods Werken te bekritiseren en hun werkzaamheid ongunstig te beïnvloeden, en Zijn Wijsheid af te wijzen. Daarom is elke handeling of elk woord waardoor een medeschepsel – mens of dier – schade kan worden toegebracht in lichaam, hart of geest, een werk van duisternis, en dus een zonde of de uiting van een ondeugd.

Bedenk steeds dat een schepsel is zoals het is, omdat God deze specifieke geaardheid nodig heeft binnen Zijn groot Heilsplan. (...) Minacht ook niet een dier op grond van zijn eigenaardigheden, uitzicht, gesteldheden of zogenaamde minderwaardigheid. God heeft al deze kenmerken in dit dier verzameld opdat de mensenziel zich zou verheugen over deze veelzijdigheid, over alle tekenen van Gods volmaakte Intelligentie die uit dit alles blijkt. De dieren zijn jullie gegeven als hulp voor jullie harten om zich te openen en de aansluiting te vinden met Gods Liefde. Breek dit groot geschenk niet door een slechte behandeling of door minachting. (...)

Zielen, sta toch even stil, kijk en luister toch eens diep in jullie hart, en zoek daar opnieuw de aansluiting met de hartslag van God. Ik fluister Gods Liefde in jullie. Luister naar Mijn stem, die door de Eeuwige Wijsheid is gezalfd en door de Eeuwige Liefde is ontvlamd. Volg Mijn oproepen en onderrichtingen van Liefde, en de nevelen in jullie hart zullen oplossen, zodat jullie opnieuw de schoonheid leren zien van een bloem, een dier, een medemens. Lever jullie verblinding aan Mij over en vraag Mij om het vermogen, elk medeschepsel en God Zelf opnieuw waarlijk lief te hebben, opdat jullie verduisterd hart kan sterven en opnieuw gewekt kan worden voor het Goddelijk Leven, dat slechts wordt bestuurd door de hartslag van de Schepper. Jullie zullen alles leren zien zoals God het ziet, en zoals Ik het zie".

Ook in de onderrichting De Maan in de nacht liet de Moeder van Jezus Christus ertoe oproepen dat mensenzielen zich zouden inzetten voor de instandhouding van de waardigheid van hun medeschepselen. Ik citeer:

Er moet op gewezen worden dat het in Gods ogen noodzakelijk is, dat de zielen deze opgaven eveneens toepassen op dieren. Het dier heeft geen ziel zoals de mens, en heeft geen deel aan het Verlossingsplan. Dierenleed heeft hierdoor geen verlossende waarde, MAAR... God oordeelt de mensenziel op de wijze waarop zij met mens EN dier omgaat, want de dieren zijn ons toevertrouwd opdat wij met hen zouden omgaan zoals God Zelf dit zou doen. De mens vertegenwoordigt als het ware God jegens de dieren, want hij is de ambassadeur van God voor de hele Schepping. Om deze reden vervullen dieren onrechtstreeks – via het gedrag van mensen – een rol binnen Gods Heilsplan, en om deze reden rekent God ook elke ontwaardigende handeling jegens dieren aan als een zonde OMDAT elke dergelijke handeling een overtreding op Zijn Wet van Liefde vormt.

In het kader van Haar Openbaring van 18 februari 2009, waarvan hierboven reeds een gedeelte werd aangehaald, deed de Moeder Gods de volgende ondubbelzinnige oproep:

"Mogen de zielen deze woorden beschouwen en naleven als een vurige oproep tot het herstel van de waardigheid van alle schepselen – mensen en dieren – want elk schepsel draagt Gods handtekening in zich. Zoals de ziel een medeschepsel behandelt, zo behandelt zij in feite God. Elke omgang met een mens of dier, die niet vervuld is van ware, belangeloze, onzelfzuchtige Liefde, werpt een hindernis op in de stroming van de Goddelijke Liefde. Help Mij, de duisternis uit alle betrekkingen tussen mensen onderling en tussen mensen en dieren te verwijderen, opdat Gods Rijk spoediger op aarde gevestigd kan worden. Help mij, hierdoor de satan te beroven van één van zijn machtigste wapens van verwoesting: dit van het gebrek aan Liefde van vele zielen jegens hun medeschepselen. Naarmate de liefdesstroom vrijer en krachtiger circuleert, wordt de hele Schepping meer van Gods kracht doordrongen, en zal het Ware Geluk bloeien in méér zielentuinen.

Ware Liefde schept Leven en Geluk; haat, minachting en slechte behandeling schept duisternis en ongeluk, voor het slachtoffer, maar in nog veel hogere mate voor de schuldige ziel. Open jullie hart, en ervaar hoe elke daad en uiting van Liefde zich vermenigvuldigt en op jullie terugkomt als de ware Vrede van Christus".

Waarom zijn er dieren in de Schepping? In de eerste plaats heeft God de immense verscheidenheid van Zijn schepselen zo gewild omdat deze verscheidenheid voor de mensenziel een voortdurende uitdaging vormt: Elk levend wezen is verschillend geaard en vergt daarom aanpassingen van de mensenziel die met dit wezen in aanraking komt. Het vermogen tot gezonde aanpassing aan de verscheidenheid binnen de Schepping wordt bepaald door de mate waarin de mensenziel wordt gedreven door een alles beheersend verlangen om elk medeschepsel te beschouwen en te behandelen vanuit een oprechte Liefde en respect. Dit verlangen zal des te spontaner in de ziel bloeien naarmate deze zich bewust wordt van het feit dat in elk schepsel een zaadje van God Zelf aanwezig is.

Het feit dat een schepsel leeft, betekent reeds dat binnen het netwerk van de Schepping voor dit schepsel een opdracht, een rol, is voorzien. Ook om deze reden oordeelt God elk gebrek aan Liefde en respect voor een medeschepsel – om het even van welke soort of aard – als een gebrek aan belangstelling voor Zijn Werken en Plannen en daardoor eveneens als een gebrek aan belangstelling van de in gebreke blijvende mensenziel voor haar eigen Geluk en voor een volmaakte Liefde en Vrede binnen de hele Schepping.

In Haar uitvoerig en diepgaand betoog over de grote secundaire rol van de dieren binnen de voltooiing van Gods Heilsplan voor de hele Schepping De Beekjes van het Heil liet de Heilige Maagd reeds aantonen dat God de mensenzielen de dieren heeft gegeven als grote hulpmiddelen voor de ontwikkeling van de Liefde, daar de waarde en vruchtbaarheid van een mensenleven voor Gods Werken en Plannen wordt bepaald door de mate waarin de mensenziel de Ware Liefde heeft toegepast in al haar contacten met medeschepselen, om het even van welke aard of soort deze schepselen zijn en van welke tijdsduur de contacten zijn (soms slechts een paar ogenblikken, soms jarenlang dag en nacht).

Gods Voorzienigheid speelt een grote rol bij de contacten die tussen schepselen tot stand komen, want zij stelt alles in het werk opdat elke mensenziel medeschepselen – medemensen én dieren – zou kunnen ontmoeten die de ziel iets kunnen leren, haar gedrag en haar innerlijke gesteldheden (gedachten, gevoelens, instelling van het hart) en reacties jegens medeschepselen kunnen helpen bloeien en vervolmaken in de Ware Liefde. Precies daarom is het voor God een immense aanstoot wanneer een mensenziel een medeschepsel dat op haar levensweg komt, op enige wijze misbruikt, schaadt, pijnigt, bespot, misprijst enzovoort. In Haar Openbaring van 13 augustus 2007 zei de Meesteres van alle zielen:

"Mensenzielen geven zich er gewoonlijk geen rekenschap van, dat contacten met dieren niet zelden door Gods Voorzienigheid geregeld worden. God heeft de mens tot beheerder van Zijn Schepping aangesteld, en rekent erop dat de mensenziel de dieren en planten met respect benadert, want ook zij zijn Gods eigendom. De mensenziel wordt in het uur van haar levensoordeel mede beoordeeld volgens haar gedrag jegens de dieren en jegens de natuur. Ik heb je vanavond getoond hoe een dier, dat zijn omgeving niet benadert vanuit logisch denken, kan reageren wanneer het zuivere Liefde ontmoet. Het dier dat naar jou toekwam, voelde reeds vanop een afstand welke Liefde van jou uitging, en herkende daarin spontaan de natuurlijke toestand zoals God deze in Zijn Schepping heeft voorzien.

Zeg aan de zielen dat elke handeling, gedraging en woord van oprechte Liefde jegens dieren bijdraagt tot het herstel van het evenwicht in de zo zwaar verstoorde Schepping, ja dat ook de Liefde jegens dieren de komst van Gods Rijk op aarde bespoedigt, omdat God hierin de oorspronkelijke harmonie terugvindt die Hij in de Schepping heeft gelegd en die met de erfzonde verloren is gegaan.

Je hebt je verwonderd over het gedrag van dit dier jegens jou. Ik heb reeds eerder gezegd dat dieren van een hoger ontwikkelde soort heel gevoelig zijn voor de essentie van het Leven en van Gods Aanwezigheid: de Liefde, en dat zij het vermogen bezitten om deze ongeremd te laten stromen zodra zij ervaren dat het wezen dat zij ontmoeten, deze kracht in zich draagt".

Op 4 september 2007 bouwde de Heilige Maagd op Haar bovenstaande woorden verder als volgt:

"Weinig zielen geven zich er terdege rekenschap van, dat huisdieren door de Goddelijke Voorzienigheid, door Gods Wijsheid, aan hen worden toevertrouwd. Mensenzielen en huisdieren worden door Gods Wijsheid als het ware voor elkaar uitgekozen, omdat de beide partijen hierbij baat kunnen hebben. Indien de mensenziel deze relatie op de juiste wijze benadert, kan zij hieruit veel leren, en kan zij ook de zuiverheid van Gods Liefde leren aanvoelen. Een huisdier leeft veel méér vanuit het hart dan vanuit de geest. Wanneer het met veel oprechte Liefde wordt behandeld, zal het in zijn gedrag zo open zijn dat de mensenziel die daarvoor gevoelig is, diep geraakt kan worden. Eén van de redenen waarom God dieren heeft geschapen die de mens tot huisdier kunnen dienen, is deze, dat deze dieren een genezende invloed kunnen krijgen op een gewond mensenhart. Een mensenziel die het moeilijk heeft om Gods Liefde te vinden, kan voor deze ervaring geopend worden door zich door de openheid van de Liefde van het huisdier te laten raken.

Gedenk steeds, dat een dier wiens levenspad jouw levenspad kruist om gedurende een zekere tijd bepaalde ervaringen met jou te delen, niet toevallig deel uitmaakt van je leven: God heeft hiermee een bedoeling. Daar de mensenziel bedoeld is als kroon op de Schepping en beheerder van Gods Rijk op aarde, moet de ziel elke relatie met een huisdier beschouwen als een verbond waarvoor de ziel jegens God verantwoording moet afleggen".

Reeds op 11 juni 2007 had Maria woorden gesproken die in eenzelfde richting gingen:

"(...) Ik benadruk de betekenis van de wijze waarop de mensenziel met de haar toevertrouwde dieren omgaat. God vertrouwt dieren toe aan de mens opdat zij de mens zouden helpen vormen in zijn groei naar de heiliging. De wijze waarop de mensenziel hiermee omgaat, is voor God van groot belang. Het is via deze complexe weg dat een dier uit een hoger ontwikkelde soort (op grond van de beelden die mij inwendig worden vertoond, blijkt dat Maria hier in de eerste plaats, maar niet uitsluitend, verwijst naar honden en katten) op onrechtstreekse wijze een rol van betekenis kan spelen in het groot Heilsplan van God, dat in feite rechtstreeks alleen de mensenziel betreft. Bedenk dat de wereld bevolkt is met miljarden dieren, en dat de levensweg van vele miljoenen mensen wordt gekruist door deze van huisdieren, en begrijp aan de hand van deze overweging de betekenis van een vlekkeloze harmonie en van de doorstroming van de Liefde tussen mensenzielen en dieren voor de grondvesting van Gods Rijk op aarde (...)".

In Haar onderrichting over de spirituele achtergrond van de ellende in de wereld en de weg naar een wereld zonder ellende, die Zij liet opnemen in Haar oproep Ontkrachting van duisternis, liet de Heilige Maagd Maria de volgende krachtige stelling verkondigen:

De ziel die de Liefde in zich laat sterven door zelfzucht, vervalt spoedig in gevoelloosheid, onverschilligheid voor de noden van haar medeschepselen en agressie. Zij kan zich niet in het hart van een medeschepsel inleven en staat er niet bij stil wat zij zelf zou ervaren indien zij met liefdeloosheid zou worden behandeld, noch wat Gods Hart hierbij ervaart. Door gebrek aan innerlijk Licht (de dood van de Liefde betekent algehele verduistering in de ziel) begrijpt de ziel ook niet meer dat elke liefdeloosheid en elke ongevoeligheid jegens haar medeschepselen (zowel dieren als mensen!) de hele Schepping met nieuwe duisternis belast en daardoor ook haarzelf dieper in ellende laat wegzinken. De Meesteres van alle zielen zei ooit dat, indien de zielen een veel groter respect en een veel diepere Liefde voor de dieren mochten opbrengen, daardoor alleen reeds de berg van ellende op deze wereld aanzienlijk zou verkleinen. (...)

Laten wij steeds goed voor ogen houden: De onoverzienbare omvang van elke omgang vanwege mensenzielen met medemensen én dieren, die niet in overeenstemming is met Gods Wet, heeft een groot aandeel in de duisternis die over de Schepping hangt en die ons leven beklemt onder een druk en een last van ellende, lijden en beproevingen. Deze enorme schuld jegens Gods Wet moet worden gecompenseerd. Aangezien God Zijn Wet volledig via mensenzielen ten uitvoer zoekt te leggen, verlangt Hij ook in de eerste plaats van de mensenzielen liefdevol opgedragen, toegewijde beproevingen tot goedmaking. Het gevolg van de enorme zondeschuld is de onvoorstelbare ellende in de wereld. (...)

Oproep

In Haar Openbaring van 20 september 2009 riep de Heilige Maagd ertoe op, dat mensenzielen hun verantwoordelijkheid zouden opnemen door een oprechte inzet voor een grondige zuivering van de wereld door een consequente beleving van de Ware Liefde jegens medemensen én dieren:

"Onderteken nu het verbond met Mij, dat aan jullie de ware innerlijke Vrede, en aan de hele Schepping veel Geluk zal brengen. Talloze schepselen kunnen nog uit hun ellende bevrijd worden.

Het is de roeping van elke ziel, bij haar heengaan een erfenis van Liefde aan de Schepping na te laten. Zalig de ziel van wie God in het uur van het levensoordeel kan vaststellen dat zij haar leven op aarde heeft benut om de levens van medemensen en dieren te verrijken met haar Liefde. Zalig de ziel tot wie Hij zal zeggen: 'Vele mensen- en dierenlevens zijn beter geweest omdat jij op hun pad was'. Zalig zij die Liefde en gewillige offers hebben gezaaid, want zij zullen Hemelse tuinen en de zoete vruchten der Eeuwige Gelukzaligheid oogsten".

In de eerder vermelde oproep Ontkrachting van duisternis kwam Zij op dezelfde aansporing terug door de volgende woorden te inspireren:

De Schepping kan slechts worden hersteld, en alle ellende slechts van de aardbodem verdwijnen, in de mate waarin méér zielen de Ware Liefde naar méér medeschepselen (mensen en dieren, en zelfs de plantenwereld) brengen.

Er is dus wel degelijk een weg terug: Zodra de mensenzielen op grote schaal al hun medeschepselen – dieren zowel als mensen – behandelen met respect en oprechte Liefde, en geen van hen nog vernederen, zal het opzet van de duisternis om Gods Werken te ondermijnen en in de meest uiteenlopende ellende onder te dompelen, volledig worden gebroken. Zo eenvoudig is het, want:

Dit is de meest elementaire Goddelijke Wet: Liefde brengt Licht en Vrede; gebrek aan Liefde brengt duisternis, onvrede en ellende in al haar vormen.
 
Met toelating van de Koningin des Hemels mag worden verwezen naar de beroemde woorden van Mahatma Gandhi, de Indische voorvechter van geweldloze oplossingen (in de eerste plaats via vasten, boetedoening en gebed) voor elk conflict en elk probleem, de voorstander van een strikt respect voor mensenrechten en een groot activist op het gebied van de bescherming van de zwakken, met inbegrip van de dieren:

"De grootheid van een natie en haar morele ontwikkeling kunnen worden beoordeeld aan de hand van de wijze waarop zij haar dieren behandelt". (Mahatma Gandhi).

Toen Myriam op zekere dag de Hemelse Meesteres vragen stelde over dit citaat, antwoordde Zij:

"De wijze waarop dieren worden behandeld, is een zeer geschikte maatstaf voor de mate van moreel besef en begrip bij een mensenziel – namelijk in wezen de mate waarin een mensenziel daadwerkelijk de diepere betekenis en waarde van Gods Wet doorgrondt – alsook voor de mate waarin zij haar verantwoordelijkheid jegens God ernstig neemt als haar heilige plicht om Zijn Tegenwoordigheid uit te stralen naar al haar medeschepselen.
De reden hiervoor ligt in het feit dat de wijze waarop een mensenziel dieren behandelt, tevens een betrouwbare maatstaf is voor de mate waarin deze ziel de Goddelijke Wet van de ware zelfverloochenende Liefde onvoorwaardelijk en onbeperkt in de praktijk brengt, of juist niet.
De wijze waarop dieren worden behandeld, toont de staat van morele ontwikkeling van een ziel beter aan dan de wijze waarop zij haar medemensen behandelt, omdat de behandeling van medemensen gemakkelijker wordt verontreinigd en gemaskeerd door persoonlijke belangen en door de verwachting van enige vergoeding en lof, dan de behandeling van dieren". (de Allerheiligste Maagd Maria tot Myriam)

De Heilige Maagd Maria, Meesteres van alle zielen bij Goddelijke volmacht voor de Laatste Tijden van de heilsgeschiedenis, laat tot slot Haar volgende aanbevelingen bekend maken, die Zij aanduidt als een

dringende Hemelse oproep
tot bevordering van het welzijn van de dieren
door een onvoorwaardelijke beleving van de Liefde jegens hen
vanwege de mensenzielen

geïnspireerd aan Myriam van Nazareth

"In Gods Naam roep Ik elke mensenziel ter wereld met de grootste dringendheid op tot een totale, volhardende, levenslange inzet voor de beleving van een onvoorwaardelijke, zelfverloochenende Liefde in elke situatie en op elk ogenblik van haar leven, jegens al haar medeschepselen, niet slechts jegens al haar medemensen zonder enig onderscheid van ras, huidskleur, cultuur, taal, geslacht of leeftijd, doch eveneens jegens alle dieren.

Ik roep hiertoe op als de enige weg naar de voltooiing van Gods Plan van Heil voor de hele Schepping, een Plan dat de Schepper vanuit de volmaaktheid en volheid van Zijn Liefde heeft ontworpen met het oog op de uiteindelijke grondvesting van Zijn Rijk van volmaakte Liefde en Vrede tussen alle schepselen zonder onderscheid.

De voltooiing van dit Goddelijk Plan ligt volkomen in de handen der mensenzielen, daar de Schepper voor de voltooiing van dit Plan de vrijwillige medewerking en het oprecht verlangen van de mensenziel nodig heeft, in vervulling van de Goddelijke Wet die stelt dat alle Werken van Gods Liefde door de almachtige God worden ontworpen doch slechts in een volkomen versmelting tussen het Goddelijk Hart en het hart van de mensenziel, bedoeld als kroon op Zijn Schepping, kunnen worden ontsloten, dit wil zeggen: dat de effecten van de Goddelijke Liefde slechts zichtbaar op aarde kunnen worden verwezenlijkt in de mate waarin de mensenziel zich van harte, totaal en onvoorwaardelijk één maakt met de Wil van God, Die slechts het hoogste Heil en Geluk voor Zijn Schepping beoogt, en zij de Ware Liefde strikt in de praktijk brengt jegens al haar medeschepselen.

Daar de Schepper Zijn Schepping heeft ontworpen als een netwerk waarin alle schepselen – mensenzielen zowel als de niet menselijke levende wezens – onderling met elkaar verbonden zijn, worden de mate en de kwaliteit van de doorstroming van de Goddelijke Liefde in de vorm van Goddelijk Leven doorheen dit netwerk evenzeer bepaald door de omgang, de relaties en de innerlijke gesteldheden van alle mensenzielen jegens de dieren als door deze jegens hun medemensen.

Daarom kan de wereld nooit uit zijn immense chaos, ellende, onrecht en leed worden bevrijd indien de zielen niet met de grootste dringendheid ook jegens de dieren hun omgang, relaties en innerlijke gesteldheden radicaal zuiveren en deze vervullen van onvoorwaardelijke, zelfverloochenende Liefde in haar talloze uitingsvormen.

Ik roep er met klem toe op:

dat de lofwaardige inzet van vele organisaties voor de bescherming en het welzijn van de dieren op deze wereld van harte en zonder enige aarzeling zou worden ondersteund door het radicaal spiritueel offensief waartoe Ik hierbij met aandrang uitnodig,
in de vorm van grondige heroriëntering van alle mensenharten ten gunste van de toepassing van een onvoorwaardelijke zelfverloochenende Liefde jegens de dieren, waar mogelijk onderbouwd door grote gebedsinitiatieven.

In de mate waarin de wereldse dierenbescherming en een volhardend spiritueel offensief elkaar de hand zullen reiken, zal deze wereld van immens veel duisternis worden gezuiverd,
door een nooit geziene mate van vervulling van Gods Wet van de Ware Liefde in de miljarden contacten die over de hele wereld dagelijks tussen mensenzielen en dieren plaats vinden.

Ik roep alle mensenzielen zeer concreet op tot:
  1. alle mogelijke inspanningen tot bevordering van het welzijn van alle dieren, en tot bestrijding van alle leed dat door mensenzielen aan dieren wordt aangedaan. Elke vorm van mishandeling, commercialisatie of misbruik van dieren in het kader van winstbejag, zogenaamde sport of vermaak, of op grond van om het even welke vorm van inwendige duisternis in mensenharten, is voor God een gruwel, want dit alles beledigt Zijn Liefde door de verloochening van het vermogen waarmee Hij elke mensenziel heeft uitgerust om jegens haar medeschepselen te leven als een spiegel van Gods Hart en een zuiver kanaal van Zijn Liefde;
  2. ononderbroken openheid voor de lichamelijke noden van alle dieren, in het bijzonder in bedreigende of lichamelijk belastende weersomstandigheden en bij schaarste aan voedsel en/of drinkwater;
  3. ononderbroken bewustzijn ten aanzien van de emotionele noden van alle dieren door behandeling met zachtheid en respect, in een gesteldheid van innerlijke Vrede die hen omringt met een atmosfeer van rust, vriendschap, vertrouwen en geborgenheid, en met instandhouding of bevordering van de waardigheid die elk schepsel – met inbegrip van de dieren – als werktuig binnen het netwerk van de Schepping van zijn Schepper heeft gekregen;
  4. een gewetensvolle bescherming van de natuurlijke leefomgeving van elk dier, met absolute en onvoorwaardelijke voorrang boven het najagen van elk mogelijk vermeend economisch nut. Ik verwijs in dit verband onder meer, doch niet uitsluitend, naar ongebreidelde ontbossing, bouw of wegenbouw in of nabij natuurgebieden, geluidshinder nabij natuurgebieden, vervuiling van zowel gronden als wateren en lucht, enzovoort;
  5. een grenzeloze openheid van hart ten aanzien van alle dieren als bouwwerken en geschenken van de Schepper, met een diepe inleving in hun wezen. Dit vermogen is in elke mensenziel aanwezig, daar de Schepper alle schepselen zo heeft ontworpen dat zij in staat zijn om in onbegrensde vlekkeloze harmonie samen te leven. God oordeelt de waarde van een mensenleven mede op grond van de mate waarin de mensenziel dit vermogen ten volle tot bloei heeft gebracht en het voluit heeft gebruikt in het kader van alle contacten die op haar levensweg met haar medemensen én dieren tot stand zijn gekomen.

    Deze openheid van hart behelst eveneens het besef dat dieren door God zijn bedoeld als helpers bij de vervolmaking van de wijze waarop de mensenziel haar zielsvermogens tot bloei zoekt te brengen en hen voor het goede gebruikt: De omgang met dieren geldt als een zeer veelzijdige oefening in spirituele vervolmaking, en kan bovendien een buitengewoon genezende werking in elk verziekt of gekwetst innerlijk leven van de mensenziel ontplooien. Elk gebrek aan openheid van hart voor een volmaakt liefdevolle omgang met dieren sluit de mensenziel af van kanalen voor de instroming van Goddelijk Leven in de ziel, en verhindert daardoor de bloei van alle Geluk in het aardse leven zowel als erna.

    Een mensenziel met een volkomen geopend hart en een oprechte wil om haar vermogen tot instandhouding, bevordering en herstel van de door God voorziene harmonie tussen alle schepselen via een onbegrensde inleving in al haar medeschepselen ten volle te benutten ten bate van de voltooiing van Gods Plan van Heil voor de hele Schepping:

  • zal zich ook in elk contact met de dieren op haar levensweg ononderbroken de vraag stellen, welke invloed haar eigen gedragingen en haar innerlijke gesteldheden hebben op het welzijn en het gevoelsleven van deze dieren. Het feit dat dieren vaak neigen tot angst en gebrek aan vertrouwen ten aanzien van de mens, is een blaam voor de mensenziel als 'kroon' van de Schepping en wijst erop, dat de mensenziel doorheen de eeuwen in hoge mate tekort is geschoten ten aanzien van de hoge verwachting die de Schepper jegens de mens als spiegel van Zijn Liefde had. Veel mensenzielen beseffen nauwelijks of niet dat de talloze tekenen van verstoorde harmonie tussen alle schepselen in zeer hoge mate zijn veroorzaakt door de ontelbare miljarden liefdeloze handelingen en intenties die doorheen de eeuwen van mensenzielen naar dieren zijn uitgegaan, en die in het levensprincipe van deze dieren zijn ingeprent op een gelijkaardige wijze als de erfzonde vanwege de eerste mensenzielen alle mensenzielen na hen heeft geschonden;
  • zal zich ervan bewust zijn en blijven, dat elk dier zeer veel méér voelt, en daarom ook zeer veel méér innerlijke Vrede of, in tegendeel, zeer veel méér innerlijk leed en schade ervaart, dan de mens met zijn zintuigen kan waarnemen, en zal hiermee rekening houden in elke omgang met een dier. Dit besef moet de mensenziel aansporen tot zachtheid, tederheid, begrip, geduld, medeleven, hulpvaardigheid, openheid, respect, en een gesteldheid van oprechte vriendschap (met inbegrip van een totaal ontbreken van enige negatieve gevoelens) jegens alle dieren;
  • zal in staat zijn om zich spontaan in de plaats te stellen van het dier met hetwelk zij in contact is, en derhalve spontaan datgene nastreven, wat het dier als aangenaam kan ervaren, en datgene vermijden, wat het dier als onaangenaam, bedreigend of vijandig kan ervaren. Als grote leidraad moge dienen: de neiging om zich in elk contact met een dier voor te stellen dat men zelf dit dier is, en hoe men dan het contact met de mens vóór zich zou aanvoelen.

Zielen, geen enkel wezen, noch mens noch dier, heeft zichzelf gemaakt, en geen enkel wezen heeft zelf gekozen waar, op welk tijdstip, onder welke omstandigheden en in welke leefwereld het geboren wordt. Besef dit ten volle, en gebruik dit besef als vaste richtlijn teneinde op geen enkel ogenblik nog toe te laten dat jullie een medeschepsel zouden beoordelen, veroordelen, mishandelen, bespotten, uitbuiten, discrimineren, of als minderwaardig of ongewenst zouden beschouwen. Het Ware Geluk is niet bereikbaar voor mensenzielen die dit besef niet in zich toelaten en die daardoor hun medeschepselen – mensen en dieren – niet behandelen vanuit een hart vervuld van oprechte Liefde, medeleven, inleving, respect, vriendschap en dienstbaarheid, wetende dat alles wat zij hun medeschepsel aandoen – hetzij goed hetzij kwaad – in volle omvang ook door God Zelf wordt waargenomen en ooit voor Hem zal moeten worden verantwoord.

Stel geen ogenblik lang uit, aan deze oproep gevolg te geven, want elke verdere dag gedurende dewelke de huidige atmosfeer van liefdeloosheid, onverschilligheid en gevoelloosheid vanwege mensenzielen jegens elkaar én jegens de dieren op deze wereld in stand wordt gehouden, maakt de vacht van duisternis die de wereld bedrukt, dikker. De mensheid oogst daardoor de ellende en het leed die zijzelf heeft gezaaid door de Liefde die God in Zijn Schepping heeft gelegd, ongebreideld te beschamen".

Tot besluit

Verzuchting van Jezus tot de Eeuwige Vader, terwijl Hij een vogeltje observeert (uit De Oogst van de Eeuwige Liefde):

"O Vader, hoe eng hebben Wij in Onze Schepping toch alles met elkaar vervlochten. O welke Liefde stroomt toch tussen alle harten, zoekend naar wederliefde, opdat deze stroming het Ware Leven in alle schepselen zou kunnen wekken, tot verheerlijking van Uw Glorie.

O mochten alle zielen zien en voelen hoe totaal Onze Harten elke gewaarwording van elke mens en van elk dier aanvoelen, omdat een deeltje van Onszelf leeft in elk levend wezen. Hoezeer voelen Wij Zelf elk spoortje van vreugde, zelfs in deze kleine vogel. Hoezeer voelen Wij Zelf elk spoortje van pijn dat zelfs dit kleine wezen wordt aangedaan in het hart of in het lichaam. Hoe zwaar lijdt toch Ons Hart onder elk tekort aan Liefde tussen Onze schepselen, en welke vreugde ervaart Ons Hart om elke uiting van Liefde tussen Onze schepselen.

O Vader, Ik bid om de terugkeer van het bewustzijn over de volmaakte eenheid van alle schepselen, opdat geen schepsel nog een medeschepsel schade of pijn moge toebrengen. Zo zal het zijn in de volheid van de Tijd, in het Rijk van de volmaakte Liefde onder de volmaakte heerschappij van Onze Wet".

Belangrijkste verwijzingen:

Via de volgende links kunnen rechtstreeks de belangrijkste onderrichtingen worden opgeroepen, in dewelke Hemelse toelichtingen zijn vervat, die deze dringende oproep zeer uitvoerig omlijsten:

"God heeft elk schepsel een waardigheid geschonken. De waardigheid van een mensenziel wordt bepaald door de mate waarin deze ziel door haar gedrag, haar innerlijke gesteldheden en haar bestrevingen beantwoordt aan de oneindige waarde die God aan haar hecht. De waardigheid van elk schepsel is zijn eigenheid, het feit dat het schepsel een bepaalde waarde heeft zoals het is, ongeacht zijn specifieke kenmerken. Het bezit deze waarde omdat het in Gods Intelligentie en Wijsheid is ontstaan om, precies zoals het is en niet anders, het Plan te dienen dat God met de Schepping beoogt.

Om deze reden zeg Ik je in waarheid, dat in Gods ogen de waardigheid van een mensenziel uiteindelijk wordt bepaald door de mate waarin deze ziel zich van harte, onvoorwaardelijk en spontaan met haar hele doen en laten en alle gesteldheden van haar hart inzet om de waardigheid van haar medeschepselen – medemensen én dieren – in stand te houden, te verdedigen en waar nodig te helpen herstellen. Hierdoor betuigt zij jegens haar Schepper haar verlangen dat Zijn hele Schepping moge beantwoorden aan de heiligheid, de Liefde, de Vrede, het Geluk en de harmonie die Hij erin heeft gelegd" (de Heilige Maagd Maria tot Myriam, maart 2020)