TOTUS TUUS, MARIA !

HEMELS GEFLUISTER VAN DE ZETEL VAN WIJSHEID

Losse leerstellingen uit de Schatkamers van Gods Waarheid
zoals onderricht door de Koningin des Hemels

aan Myriam van Nazareth
 
"Zielen, sta toch even stil, kijk en luister toch eens diep in jullie hart, en zoek daar opnieuw de aansluiting met de hartslag van God. Ik fluister Gods Liefde in jullie. Luister naar Mijn stem, die door de Eeuwige Wijsheid is gezalfd en door de Eeuwige Liefde is ontvlamd. Volg Mijn oproepen en onderrichtingen van Liefde, en de nevelen in jullie hart zullen oplossen, zodat jullie opnieuw de schoonheid leren zien van een bloem, een dier, een medemens". (Meesteres van alle zielen, uit de Openbaring van 19 februari 2009)

"Drink uit Mij de woorden die Ik jullie schenk, want Zij wellen op uit de Bronnen der Eeuwige Wijsheid. De ziel die in oprechte Liefde uit Mij drinkt, zal in deze tijden van duisternis en misleiding niet ten prooi vallen aan de dorheid van hopeloosheid, ontmoediging, verwarring en zinloosheid". (Meesteres van alle zielen, uit de Openbaring van 12 september 2011)

De Meesteres van alle zielen onderricht Myriam vaak in beelden. Bepaalde van de in de loop der jaren in de sfeer van dergelijk privaat onderricht geschonken beelden en overwegingsmateriaal laat Zij nu vrijgeven voor publieke onderrichting, in de vorm van losse bespiegelingen die bedoeld zijn om zielen te helpen bij het ontwikkelen van hun spiritueel leven.

In dit menupunt zullen strikt volgens de aanwijzingen van de Moeder Gods geleidelijk losse leerstellingen worden aangeboden, die worden genomen uit totnogtoe nooit gepubliceerde private onderrichtingen en openbaringen die door Haar worden geoordeeld als nuttig voor publicatie. Zo wil de Meesteres van alle zielen komen tot een bloemlezing van tekstjes ter overweging die Zij aanduidt als 'Hemelse zonnestralen vanaf de Troon der Wijsheid'.

Dit menupunt zal hierdoor constant in beweging zijn. Voor een vlot gebruik van de steeds groeiende inhoud zullen de afzonderlijke stellingen genummerd worden. Deze nummering verwijst in geen enkel opzicht naar een bepaalde waarde van elke stelling in vergelijking met een andere, noch naar een chronologische volgorde waarin de stellingen door de Meesteres van alle zielen aan Myriam zijn gegeven; zij verwijst uitsluitend naar een volgorde in de publieke vrijgave door Haar.


Inhoud

  1. De verlossingsmacht van de beproevingen van Jezus
  2. De ziel als fruitboom
  3. Verzaken aan het kwaad
  4. De levensweg
  5. Iets over het levenskapitaal van een mensenziel
  6. Het Heil als vrucht van actieve betrokkenheid
  7. Over het geweten
  8. Het zaad van de Ware Vrede
  9. De diepe betekenis van de relatie tussen Jezus en Maria
10. De woestijn in de ziel
11. De boom en zijn vruchten
12. Waarom wordt het goede zo heftig tegengewerkt?
13. Over Hemelse begeleiding
14. Over echte en onechte toewijding aan de Moeder Gods
15. De menselijke vrije wil als olie
16. Over vervolging in deze tijden
17. De voorgevel van het huis als dekmantel
18. Lijden als bouwwerk
19. De Belofte van het Licht
20. Over Gods Barmhartigheid
21. Licht en duisternis
22. Een elementaire spirituele Wet
23. De ziel als kanaal van Licht
24. Lente in de ziel
25. Over het Sacrament van de Biecht
26. De ziel als kleine fabriek
27. Over de boom en zijn vruchten
28. Gebed als telefoongesprek
29. De ziel als ei
30. De ziel als Jeruzalem
31. De zielenmantel en zijn knopen
32. De zon boven de levensweg
33. De vrouwelijke spirituele natuur van de ziel
34. De ziel als wagen
35. De ziel als rivier
36. Over menselijk opzicht
37. Parabel van het waterbekken en de filters
38. Over de zuiverheid
39. De parabel van de levensopdracht
40. Het zaad van het onkruid
41. De levenstuin
42. De levensverzekering van de ziel
43. De ziel als Vlam uit het Goddelijk Vuur
44. Gekwelde Liefde
45. Het zaad en de oogst
46. De Passie van elk mensenleven

(deze verzameling wordt geregeld verder uitgebreid)


De Hemel fluistert

1. De verlossingsmacht van de beproevingen van Jezus

"Aanhoudend protest tegen de meest uiteenlopende gebeurtenissen, situaties en ontwikkelingen in het leven maakt alle beproevingen van het leven totaal onvruchtbaar. Ik herinner eraan, dat de immense verlossingsmacht van de beproevingen van Jezus Zelf lag in Zijn volmaakte overgave aan de noden van Gods Plannen. Zonder deze overgave ware het hele Verlossingswerk totaal onvruchtbaar gebleven. Op gelijkaardige wijze heb Ikzelf de immense beproevingen van Mijn leven op aarde gedragen in volkomen aanvaarding en in het verlangen dat het zaad, dat door God in deze beproevingen was gelegd, niet zijn Hemelse vruchtbaarheid zou verliezen door enige gevoelsinmenging vanuit Mijn Hart die de kracht van dit zaad uit Gods Hart zou kunnen verminderen. Liefde, aanvaarding, overgave, dienstbaarheid en nederigheid: Ziedaar de voorwaarden voor een vruchtbaar leven. Alles wat hiervan afwijkt, dient de werken der duisternis".

(...)

"De grote les van het Lijden en de Kruisdood van Jezus is deze, dat Verlossing uit de verdoemende macht van de zonde ligt in:

  • de onvoorwaardelijke totale aanvaarding van de kruisen en beproevingen van het leven als Beschikkingen van Gods Voorzienigheid voor de eigen levensweg;
  • de onvoorwaardelijke zelfverloochenende Liefde voor alle medeschepselen en voor Gods Werken en Plannen;
  • het zichzelf volkomen onbelangrijk achten, en op grond van dit besef de onvoorwaardelijke bereidheid om zijn leven te geven teneinde door volkomen dienst aan God het hoogste welzijn van alle medeschepselen in tijd en eeuwigheid af te kopen.

Bedenk, dat 'zijn leven geven' niet noodzakelijk de lichamelijke dood betekent, doch eerder nog de volledige verloochening van eigen behoeften, verlangens en verwachtingen om te leven voor de verwezenlijking van de behoeften, verlangens en verwachtingen van alle medeschepselen in de mate waarin deze behoeften, verlangens en verwachtingen Gods Plan kunnen dienen en het Eeuwig Heil van medezielen niet in het gedrang brengen".


2. De ziel als fruitboom

"De mensenziel gehoorzaamt Wetten die gelijkaardig zijn aan deze welke de natuur besturen in haar groei en bloei.

Een fruitboom is gemaakt om vruchten voort te brengen. Hij heeft daartoe in hoofdzaak vier elementen nodig: een goede bodem, zonneschijn, regen, en zuurstof. Wanneer de boom niet kan wortelen in een bodem die zo is samengesteld dat deze de stoffen bevat die de boom nodig heeft, zal hij noch gezond groeien noch gezonde vruchten voortbrengen.

Zie nu de mensenziel. Wanneer men de ziel vergelijkt men een boom, heeft ook zij een geschikte bodem, zonneschijn, regen en zuurstof nodig.

De bodem waarin de ziel geworteld moet zijn, moet zijn samengesteld uit gezonde, zuivere Liefde, Geloof en Hoop. In de mate waarin de zielenbodem deze ingrediënten in rijke hoeveelheden bevat, is de ziel waarlijk in God Zelf geworteld.

De zon die de ziel moet bestralen, is het Licht van het Goddelijk Leven. Dit Licht wordt elke ziel in overvloed toegevoerd, doch vele zielen sluiten zich voor dit Licht af, vaak in wisselende golven, soms totaal.

De regen is de genade, die de hele omgeving van de zielenboom moet bewateren. Deze genade wordt grotendeels geschonken in de vorm van beproevingen, kruisen, de moeilijkheden van het leven, doch ook in andere interventies van Gods Voorzienigheid. Vele zielenbomen sluiten hun wortels voor dit water door zich te verzetten tegen beproevingen en kruisen én tegen vele of alle andere wenken van de Voorzienigheid. Zij verdorren daardoor geleidelijk, hun bladeren vallen voortijdig af, en zij brengen weinig of geen vruchten voort. De weinige vruchten die zij eventueel voortbrengen, zijn bovendien minderwaardig en rijpen niet uit.

De zuurstof is de bries van de bezieling door de Heilige Geest. Vele zielenbodems nemen deze slecht op.

De vier elementen bodem, zonneschijn, regen en zuurstof moeten elkaar aanvullen. In de mate waarin dit onvoldoende of niet gebeurt, wordt het groeiproces verstoord en wordt de oogst aan vruchten armer. (...)"


3. Verzaken aan het kwaad

Het vermogen om te verzaken aan het kwaad is afgekocht door het Kruisoffer van Jezus. Wie zich niet in het hart ongeremd één maakt met dit Kruisoffer (= totale zelfverloochenende Liefde + onbegrensde onvoorwaardelijke dienst aan Gods Werken + volkomen aanvaarding van alle beproevingen), berooft zichzelf van alle weerstand tegen het kwaad.

Dit betekent meteen dat de grootste vijanden voor de spontane weerstand tegen het bedrijven van duisternis deze zijn:

  • onverschilligheid jegens God en de medeschepselen (als tegendeel van Liefde);
  • zelfzucht, jaloersheid, leven voor de eigen voorstellingen en verwachtingen, egocentrisme (als tegendeel van dienstbaarheid);
  • verzet tegen de Beschikkingen van Gods Voorzienigheid voor het eigen leven, en daardoor onvrede over het 'zich door God tekort gedaan voelen' (als tegendeel van aanvaarding).

Deze 'vijanden' vormen samen de gesteldheden van de antichrist, en scheppen samen een aanhoudende duisternis in het hart.


4. De levensweg

"Je kunt je de levensweg van elke mensenziel voorstellen als een reis van duizend mijlen, met veel bochten, hellingen, afdalingen... Elke stap moet bijdragen tot het bereiken van de bestemming. De ziel heeft overigens slechts een bepaalde tijd om de reis te voltooien. Hoe vaker zij onwerkzaam aan de rand van de weg gaat zitten, en hoe vaker zij een stap in de verkeerde richting zet, des te meer tijd gaat verloren om de bestemming te bereiken. Besef daarbij, dat 'onwerkzaam aan de rand van de weg gaan zitten', wijst op elk ogenblik dat niet in het hart op God is gericht.

Een ziel is in haar hart op God gericht wanneer in haar de Wet van de Ware Liefde werkzaam is, die haar ertoe aanzet om in gedachten, gevoelens, verlangens en bestrevingen Licht en warmte om zich heen te verspreiden, zelfs in de ogenblikken waarin zij schijnbaar niet actief is, namelijk in de stille ogenblikken van het leven waarin geen woord wordt gesproken en geen handeling wordt verricht.

De ziel stapt op haar levensweg ook in de juiste richting verder terwijl zij weliswaar niet zichtbaar actief is doch in de stille beslotenheid van haar hart is vervuld van Licht en warmte. Elke lichtvolle en warme gedachte, gevoel, verlangen of bestreving stuurt Liefde doorheen het hele netwerk van de Schepping. Daarentegen sturen gedachten, gevoelens, verlangens en bestrevingen die zijn vervuld van onvrede, jaloersheid, onverschilligheid, wrok, of de neiging om medeschepselen te schaden, duisternis doorheen het hele netwerk van de Schepping.

Voor God is een misdaad lang niet steeds een vaststelbare handeling waardoor een mens schade toebrengt, voor Hem is 'misdaad' alles wat uit een mensenziel vertrekt, dat duisternis in zich draagt en daardoor schade kan toebrengen aan het netwerk van de Schepping of bepaalde onderdelen ervan, ongeacht hoe groot of klein deze onderdelen ook zijn. Dit betekent dat een ziel in Gods ogen zeer zware misdaden kan begaan zonder zelfs de geringste handeling te stellen, namelijk door gedachten, gevoelens, verlangens of bestrevingen die beladen zijn met zware duisternis.

Voorbeelden van zware misdaden in Gods ogen, die voor mensenogen echter niet zichtbaar zijn, zijn vervloeking, verwensing, wraakzucht, plannen tot vergelding, haat, aanhoudende neiging tot afgunst of jaloersheid, en alle gedachten, gevoelens of verlangens die rechtstreeks krachten van duisternis in werking stellen. Voor God geldt tevens als zware misdaad, elke aanhoudende innerlijke gesteldheid door dewelke een mensenziel zich tot loopbrug van de duisternis maakt, dit wil zeggen: door dewelke een ziel zichzelf veelvuldig of aanhoudend laat inzetten als werktuig voor de verwezenlijking van werken en plannen van duisternis. Dergelijke gesteldheden kunnen immense schade en/of chaos aanrichten in het netwerk van de Schepping, of in bepaalde knooppunten (schepselen), kanalen en kanaaltjes (relaties en contacten tussen schepselen) binnen dit netwerk.

Om deze reden ontsnappen zeer veel misdaden aan de ogen der mensen, en ziet Gods oordeel over het leven van veel zielen er heel anders uit dan deze zielen zelf en/of hun medezielen ooit hebben vermoed of hebben kunnen vermoeden".

(...)

"Er zijn zielen die zo veelvuldig aan de rand van hun levensweg gaan zitten en/of zo vaak in de verkeerde richting stappen, dat God in het uur van hun levensoordeel moet vaststellen dat zij nauwelijks enkele van hun duizend mijlen hebben afgelegd. Hij beschouwt dit als een openlijke belijdenis voor hun gebrek aan verlangen om bij Hem te komen. Een ziel die oprecht verlangt om haar Eeuwig Leven bij God door te brengen, doet er alles aan om op haar levensweg flink te vorderen, door:

  • al haar handelingen, woorden, gedachten, gevoelens, verlangens en bestrevingen zo intens mogelijk te vullen met Licht en warmte, dus met zelfverloochenende Liefde en oprechte dienst aan God en aan de medeschepselen;
  • zo zelden mogelijk onwerkzaam aan de rand van de weg te gaan zitten door onverschilligheid jegens Gods verlangens;
  • in geen enkel geval een stap in de verkeerde richting te zetten door zonde of vastgehouden slechte gewoonten en ondeugden.

Ja, de grote les van deze onderrichting is ook nu onveranderlijk:

Mensenziel, breng elk ogenblik van je leven, in alle omstandigheden en in elk detail, door in gedreven toepassing van de ware zelfverloochenende Liefde, onzelfzuchtige dienst aan Gods Werken en Plannen en aan alle medeschepselen, en in een radicale afkeer van alle duisternis in handelingen, woorden, gedachten, gevoelens, verlangens en bestrevingen. Waak erover dat de Geest van God je elk ogenblik van de dag en de nacht, op elke meter van je levensweg, mag vinden in een innerlijke gesteldheid vervuld van Licht en warmte".


5. Iets over het levenskapitaal van een mensenziel

"Elke mensenziel krijgt bij haar ontvangenis van God een levenskapitaal. Dit kapitaal omvat alle vermogens, gaven, genaden, talenten, en de kiem van de heiligheid. In de mate waarin de ziel dit kapitaal benut tot vervulling van de enige doelstelling met dewelke zij is geschapen – de dienst aan de voltooiing van Gods Heilsplan voor de hele Schepping – brengt het intresten voort, die door Mij nog kunnen worden vermenigvuldigd om als een grote som te worden gestort aan de Goddelijke Schatkamer waaruit de Meester van alle Leven Genaden bereidt. Het geweten van de ziel is zo gemaakt dat het de ziel constant op de vervulling van deze doelstelling georiënteerd kan houden. Zodra echter de vrije wil door de denkende mens zodanig wordt gebruikt dat de ziel niet leeft in dienst aan Gods Heilsplan doch in dienst aan de vervulling van de eigen voorstellingen en verwachtingen, pleegt zij reeds een eerste moord: deze op haar geweten, deze heilige alarminstallatie en navigatie-inrichting die de ziel intens met God verbonden moet houden.

De uitschakeling van het geweten snijdt de ziel af van God, van Zijn bedoelingen en van al Zijn Werken, met inbegrip van het netwerk van de Schepping. De ziel takelt dan spoedig af tot een ontzielde mens die wegzinkt in schrijnende oppervlakkigheid, want elke leiding door de Heilige Geest wordt genegeerd, en alle doen en laten, alle denken, voelen en verlangen wordt gedicteerd door de grondwet van het beeld dat de ziel van zichzelf wil ophangen.

De mens die zo handelt, begint aan zelfverheffing en zelfverheerlijking te doen, en laat daardoor de gesteldheden van Lucifer wortel schieten in haar grond, die door God met heiligheid was bekleed. Deze mens verpandt hierdoor zijn levenskapitaal aan de satan. Dientengevolge brengt het kapitaal geen intresten meer op, doch wordt in Gods boekhouding bezwaard met een hypotheek, een schuldenlast. Zie het verschil:

Een ziel die leeft in uitsluitende dienst aan God, zowel rechtstreeks als via de dienst aan Mij krachtens het heilig verbond van toewijding aan Mij, geeft in het uur van haar levensoordeel haar levenskapitaal aan God terug, verrijkt met een intrest die zeer groot kan zijn, vooral wanneer zij haar levenskapitaal onder Mijn macht en beschikking heeft gesteld door haar leven te leiden in liefdesslavernij jegens Mij tot volbrenging van Mijn Werken, die zijn gericht op de grondvesting van Gods Rijk op aarde in het uur waarin Mijn voet alle werken van duisternis zal hebben verbrijzeld. De volmaakte overgave van de wil van de ziel aan Mij, opent haar levenskapitaal voor de instorting van de goudschat van Mijn absoluut volmaakte Liefde.

Een ziel daarentegen, die haar levenskapitaal heeft weggegeven aan de satan door zichzelf te verheffen en daardoor brug te worden voor de werken der duisternis, begint negatieve intresten te scheppen: Haar levenskapitaal is niet langer bron van intresten die worden gebruikt voor de schepping van Goddelijke Genaden, doch bron van schulden, die moeten worden afbetaald in het vagevuur of, indien zij te groot worden, kunnen leiden tot de eeuwige verdoeming. De eeuwige verdoeming is de prijs die een ziel betaalt voor een verregaande verloochening van de geschenken der zelfverloochenende Liefde".


6. Het Heil als vrucht van actieve betrokkenheid

Zodra een ziel haar kleinheid binnen het hele netwerk van de Schepping beseft, kan het voorkomen dat zij zichzelf als te onvolkomen beschouwt opdat God haar een blik waardig zou keuren. Niettemin is dit een vergissing, want Hij doet niets liever dan de ziel te wassen en opnieuw aan te kleden, steeds zuiverder en steeds mooier. Wie daarin gelooft, leert de kunst om met zichzelf te leven. Dat is een kunst, want vele zielen leren het nooit. Betekent dit, dat de ziel haar onvolkomenheden niet hoeft te betreuren? Dat betekent het allerminst, want het is een zaak van vervolmaking in de Ware Liefde, dag na dag tot het uiterste te gaan om ervoor te zorgen dat de was- en kleedbeurt die God U dagelijks wil geven, U niet te laks maakt om zelf geen inspanningen meer te leveren om zo zuiver mogelijk te blijven. Niet wat God voor U wil doen, brengt U het Eeuwig Heil, wel de mate waarin U daarbij actief met Hem meewerkt.

God wacht op Uw actieve medewerking. Waarom kiezen vele zielen niet voor de leer van de Meesteres van alle zielen? Dit is absoluut niet aan deze leer zelf gelegen. De leer van de Meesteres van alle zielen vergt van de ziel een persoonlijke, volhardende, actieve inzet voor de eigen heiliging. Niet elke ziel die zich christen noemt, is daartoe bereid. Ontstellend veel christenen verwachten een Verlossing die hen door Jezus zonder meer in de schoot wordt geworpen. Wanneer aan zielen massaal de bevrijding uit hun beproevingen en kruisen door Jezus wordt beloofd, wie is dan nog bereid om deze beproevingen en kruisen zelf volop te blijven dragen? Het antwoord is eenvoudig: Zij die God en Zijn Werken waarlijk liefhebben. Wie zijn deze zielen? Het antwoord is even eenvoudig: de ware christenen, zij die niet christen zijn in naam doch in hun dagelijks doen, laten, denken, voelen en nastreven. Navolging van Christus is niet, op Christus wachten opdat Hij het Kruis nogmaals Zelf zou wegdragen, doch wel, tot Christus zeggen: "Het mag kosten wat het wil, ik wil absoluut met U de kruisen der wereld dragen, want mij bereidt het geen vreugde wanneer mijn beste Vriend alleen lijdt opdat ik reeds op aarde vrij moge worden van alle leed".

Passief wachten op Jezus om de eigen kruisen te komen wegnemen, heeft niets meer met christen-zijn te maken, en wie een dergelijk denken en een dergelijke levensbeschouwing ook bij anderen stimuleert, doet niet Gods Werken. Passief afwachten in verband met de vervulling van Gods Werken, druist lijnrecht in tegen Gods Wet die bepaalt dat de zielen actief, spontaan en vrijwillig met Hem moeten meewerken. God dringt Zijn weldaden niet op, de ziel moet haar vrije wil één maken met Gods Wil, dan pas kan zij Zijn geschenken waarlijk tot vrucht helpen brengen. Anders uitgedrukt: God schenkt zaden, de ziel moet deze zaden door een juist gebruik van haar vrije wil zelf doen openbloeien tot bloemen. Wie Gods tussenkomsten in de vorm van bloeiende bloemen verwacht, blijft zonder verdiensten. God geeft er de voorkeur aan, Zijn genaden te schenken in de vorm van zaden, en Hij doet dit uit volmaakte Liefde: De verdiensten van het leven op aarde worden bepaald door de wijze waarop de ziel met de zaden der genade omgaat om deze te laten openbloeien tot bloemen, die jegens God getuigenis afleggen van het oprecht actief verlangen van de ziel om Gods Werken te doen.


7. Over het geweten

God heeft elke ziel voorzien van een machtige alarminstallatie: het geweten, dat waarschuwt voor elke indringer en voor elke influistering die niet in overeenstemming is met datgene wat God van de zielen verwacht. De stroomvoorziening voor deze alarminstallatie is de Liefde, waarvan God in elke ziel het zaad heeft voorzien. Het is de vrije wil van de ziel zelf, die bepaalt of zij haar alarminstallatie met de stroombron verbonden houdt, of niet.

De Koningin des Hemels noemde ooit het geweten 'het immuunsysteem van de ziel': In het lichaam treedt het immuunsysteem in werking zodra een bedreigende stof (bijvoorbeeld een gif) of een bedreigend organisme (bijvoorbeeld een bacterie, virus, schimmel, parasiet enzovoort) in het lichaam werkzaam wordt of een ontsporing in een normaal lichaamsproces zich laat voelen (bijvoorbeeld een kankerachtig proces, een ontsteking...). Het immuunsysteem doet dit omdat de Goddelijke Intelligentie dit zo heeft voorzien als bescherming tegen alles wat een normaal functioneren van het lichaam kan bedreigen.

Uiteindelijk is de bedoeling dat het immuunsysteem de ontsporing of bedreiging helpt opruimen teneinde het lichaam opnieuw in overeenstemming te brengen met de Goddelijke Wetten die de werking van een lichaam zodanig trachten te regelen dat het gezond blijft. Op gelijkaardige wijze treedt het geweten in de ziel in werking zodra de gezondheid van de ziel wordt bedreigd door alle mogelijke ontsporingen in het zielenleven, concreet gesproken in elke situatie waarin de ziel het gevaar loopt, te reageren op een wijze die niet in overeenstemming is met de Wet van de Ware Liefde. Dit 'reageren' kan bestaan in een handeling, een verzuim, een woord, gedachte, gevoel, verlangen of bestreving die de heiligheid van de ziel in het gedrang kan brengen.

Het geweten is daarom de interne wegwijzer naar het Eeuwig Heil. In het geweten heeft God Zijn Wetboek gelegd, waardoor het geweten kan functioneren als alarminstallatie die waarschuwt voor elke overtreding tegen Gods Wet. Een gezond geweten is ononderbroken bezig met het 'scannen' van de innerlijke gesteldheden van de ziel, en geeft waarschuwingssignalen zodra deze gesteldheden sporen van onzuiverheid (duisternis) vertonen.

Hoe verliest het geweten zijn gezondheid? In maart 2015 vermeldde de Meesteres van alle zielen als de grootste vijand van het geweten de zelfzucht, met de woorden: "Zelfzucht benevelt het geweten. De ziel die alles benadert vanuit de betrachting om haar eigen behoeften te bevredigen en haar eigen wegen te voltooien, kan dit slechts doen in de mate waarin zij haar geweten voor zichzelf onzichtbaar maakt". In wezen kan men zeggen dat de ziel niet zondigt zonder eerst – eventueel slechts heel even – het geweten buiten werking te hebben gesteld. Vele zielen maken dit tot een eerder chronische toestand door niet meer naar hun geweten te luisteren en daardoor een soort kunstmatige wereld te scheppen binnen dewelke zij geen waarschuwingen meer horen of zien. Deze toestand zouden wij kunnen vergelijken met deze waarbij een werknemer in een kerncentrale bij een dreigende ramp de alarminstallatie uitschakelt, vervolgens vrij en onbezorgd in de centrale rondwandelt zonder enige maatregel te nemen, daarbij een vals gevoel van veiligheid heeft omdat hij geen rode flikkerlichten ziet en geen sirenes hoort, doch intussen een flinke dosis straling incasseert.

De ziel betaalt wel een prijs voor het uitschakelen van haar geweten: Zij zal ten prooi vallen aan innerlijke strijd, want het geweten blijft waarschuwingen uitzenden omdat het in wezen een systeem is dat rechtstreeks met het Hart van God verbonden is. God laat geen ogenblik na, in de ziel te spreken met de taal van de Liefde, die is bedoeld als ontstekingsmechanisme om het geweten te activeren wanneer dit door één of andere oorzaak niet werkt zoals Hij het had bedoeld. Hij doet dit omdat Hij elke ziel wil blijven motiveren om haar vrije wil zodanig te gebruiken dat haar hele doen en laten en al haar innerlijke gesteldheden in harmonie komen en blijven met de Wet van de Ware Liefde. De mate van overeenstemming van de ziel met deze Wet bepaalt de eeuwige bestemming van de ziel. Zolang de ziel niet volmaakt naar haar geweten luistert, kan zij haar levensreis onmogelijk op de Hemelpoort georiënteerd houden.


8. Het zaad van de Ware Vrede

Het aardse leven komt voor vele zielen neer op een ononderbroken uitdaging om het geluk te vinden. Geluk kan liggen in een kortstondige vreugde over een gebeurtenis die onverwachts positief is afgelopen, of in een meevaller op welk gebied van het leven dan ook. Het Ware Geluk echter, kan de ziel op aarde slechts vinden in een gesteldheid van haar eigen hart die haar in staat stelt om de zorgen en tekortkomingen van de stoffelijke aspecten van het leven op aarde zodanig te relativeren dat zij er niet langer door overrompeld wordt. Deze hartsgesteldheid wordt Ware Vrede genoemd, en is niets anders dan wat Jezus bedoelde toen Hij zei: "Mijn Vrede geef Ik u". De Vrede van Christus is de gesteldheid waarin de ziel zich niet meer laat overwinnen door de tegenwinden van het leven en zij in staat is om ondanks alle duisternis steeds het Licht van de Ware Hoop en de blijmoedigheid in stand te houden.

De ziel vindt de Vrede in zichzelf in de mate waarin zij haar hart leert maken tot een bloeiende tuin van onvoorwaardelijke Liefde. Het volmaakte voorbeeld van een waarlijk paradijselijke tuin was het Hart van Maria. Precies daarom heeft God Maria aan de zielen tot groot voorbeeld gesteld voor een maximaal vruchtbaar leven in dienst van Zijn Heilsplan op grond van een hartsgesteldheid van Ware Vrede. Een hart in Ware Vrede is een bloeiend paradijs, of een water dat zelfs door harde winden niet tot storm kan worden gebracht doordat de watermassa diep in zich een sterk evenwicht heeft gevonden.

Waar Geluk en Ware Vrede zijn niet gebonden aan bepaalde gebeurtenissen, handelingen, ervaringen of plaatsen die men bezoekt, doch aan een sfeer van tevredenheid in het hart. Vrede trekt Vrede aan, dit wil zeggen: Hoe méér zich in Uw hart een gevoel van stille Vrede grondvest, des te meer zult U die nieuwe Vrede vinden in dit, in dat, in alles, zoals een enkele bloem die zich uitzaait en spoedig een veld van bloemen vormt. De Ware Vrede schiet eigenlijk wortel in het hart wanneer de ziel oprecht tot de bevinding kan komen: "Alles is goed, want uiteindelijk heeft God dit alles zo voor mij voorzien omdat het precies voor mijn Eeuwig Heil op één of andere wijze noodzakelijk is...". In deze gesteldheid laat het hart de zorgen en duisternis om zich heen niet meer tot meester van haar gevoelens worden, doch drinkt het in volle teugen het water van Goddelijk Leven, dat de ziel steeds dieper vervult van het besef dat het Licht met absolute zekerheid overwint en dat alle duisternis niets méér is dan een vergankelijke fase die veel genaden kan brengen in de mate waarin de ziel haar bestrijdt met het Licht en de warmte van een oprechte Liefde, een oprecht Geloof en een oprechte Hoop die spontaan diep in haar bloeien en die zij niet meer laat verwelken door enige duistere verwachting.

Het besef van de Tegenwoordigheid van de Moeder Gods in het hart is het machtigste zaad van Ware Vrede dat ik ken. Wie dit zaad koestert en begiet, krijgt geleidelijk een bloeiende tuin die de Wonderwerken van God zichtbaar maakt. Gods grootste Wonderwerk (Maria) bezit een ongeëvenaarde kracht om Zich uit te zaaien en in macht en glorie te bloeien.


9. De diepe betekenis van de relatie tussen Jezus en Maria

Onder een aantal christenen heerst onenigheid, respectievelijk verdeeldheid, over elke diepe verering voor Maria. Is diepe verering voor Maria een dwaling, daar het christendom toch rond Jezus Christus gecentreerd is? De Koningin des Hemels Zelf wil in dit verband een klare stelling formuleren:

Jezus is God, Maria is een geschapen ziel. Niettemin vereist het hele systeem van Gods Heilsplan dat wij in dit verband de relatie tussen Jezus en Maria wat nader toelichten. Op grond van een Goddelijk Mysterie bestaat tussen Jezus en Maria een volmaakte mystieke eenheid van Hart. De relatie tussen Jezus en Maria is zoals een vermenging van melk met water: Wanneer men deze beide in één vat samengiet, kan men ze niet meer scheiden, tenzij door gebruik van een kunstmatig procedé, dit wil zeggen: door menselijk ingrijpen. In de spirituele zin kunnen Jezus en Maria eveneens slechts door een kunstmatig procedé (namelijk door het menselijk denken) van elkaar worden gescheiden. De beiden zijn één van Wil, en daardoor ook één van Werken, één in de effecten van deze Werken, en Zij verkondigen voor honderd procent dezelfde stellingen, tot in alle details, omdat Zij Hun Wijsheid uit dezelfde Bron putten: uit Gods Hart, Bron van de enige Waarheid en de volmaakte Wijsheid. Het is volslagen onmogelijk, door gehoorzaamheid en eerbetoon jegens Maria tekort te schieten in gehoorzaamheid en eerbetoon jegens Jezus, want de woorden van Jezus en de woorden van Maria komen op identieke wijze voort uit de enige Wil van God.

Een tegenspraak tussen Maria en Jezus is derhalve volkomen onmogelijk, tenzij er sprake is van een menselijke vervalsing of misleiding, of van een volkomen verkeerde interpretatie door een denkende menselijke geest. Om deze reden is het een inspiratie van de satan, te menen dat de Wetenschap van het Goddelijk Leven niet van God afkomstig zou zijn, daar God de klemtoon zou leggen op Jezus Christus (Zoon van God) en nooit op Maria (een geschapen ziel). Dit is een drogredenering:

De Meesteres van alle zielen brengt noch een nieuwe noch een van het christendom afwijkende religie, Zij brengt niets dan verdieping van christelijke leerstellingen, en toepassing ervan op situaties die door zielen in hun eigen leven herkend kunnen worden, dit alles met als enige bedoeling, Gods Heilsplan naar zijn verwezenlijking te helpen voeren en zielen beter in staat te stellen om aan deze verwezenlijking actief mee te werken en daardoor de Verlossingswerken van de Christus in zich tot volle vrucht te brengen. Verlossing is geen geschenk dat men passief in de schoot gestort krijgt, zij is een genade die door actieve inzet van de eigen vrije wil van de ziel tot vrucht moet worden gebracht.

Daar ligt precies de ware diepte van de relatie die God tussen Jezus en Maria tot stand heeft gebracht: Maria’s opdracht ligt hierin, de zielen zo te helpen vormen en kneden dat zij beter in staat worden gesteld om actief en spontaan aan de ontsluiting van hun Verlossing mee te werken. Maria is door God Zelf ten volle voor deze Missie uitgerust doordat Zij door Hem is geschapen als Zijn absoluut volmaakt Wonderwerk. Daarom wordt Zij genoemd: Zij die vol is van Genade. Zij heeft Zelf dit unieke voorrecht in Haar aardse leven ten volle verwezenlijkt door Haar volheid van Genade in alle details van Haar leven en van Haar innerlijke gesteldheden volmaakt en totaal te beleven door een vlekkeloze heiligheid door volkomen zondeloosheid. Precies doordat Zij niet van nature Goddelijk is (zoals Jezus) doch van nature menselijk en in de orde der Genade verheven tot de allerhoogst mogelijke top van de heiligheid, is Zij bij uitstek geschikt als Model en Spiegel van Goddelijk Leven.

Hoe treffend drukte de Meesteres van alle zielen Haar relatie tot Jezus reeds jaren geleden uit in deze twee beelden: Ten eerste is Zij de Draagster van de stralen uit de Zon die Jezus Christus is, en is Zij dus niet het Goddelijk Licht doch is Zij het allergrootste Kanaal om dit Licht in de zielen binnen te leiden. Ten tweede is Zij zoals een veelkleurig brandglasraam in een kerkgebouw: Zij breekt het schitterend Goddelijk Licht in vele kleuren, wat symbool staat voor het feit dat Zij de volheid van de heiligheid van Gods Werken opdeelt in alle deugden, die Zij in de bereidwillige ziel tot bloei tracht te brengen, en Zij maakt het voor de ziel gemakkelijker om dit Licht in zich op te nemen. Het felle Licht van God kan de ziel als het ware verblinden en/of verschroeien. Wanneer het doorheen Gods machtige Lichtfilter (Maria) wordt geleid, wordt zijn felheid gematigd en in aangepaste dosissen (meer gedempt) en in aangepaste vorm (in vele uiteenlopende kleuren) in de ziel binnengeleid, zodat de ziel voorzichtig en stap voor stap tot bloei kan komen.

Zo is allerminst sprake van enige concurrentie tussen Jezus en Maria, wel integendeel: Het Goddelijk Leven is de staat van absoluut volmaakte bloei in het zielenleven en vertegenwoordigt de volheid van de Christus. Maria is de door God voorziene Filter om de volheid van Gods Werken in de ziel te helpen opnemen op een zodanige wijze dat deze door de ziel beter kunnen worden 'verteerd', deze Werken in de ziel te helpen verwerken en tot bloei te helpen brengen, dit alles volgens de persoonlijke gesteldheden en ervaringen en de specifieke ontwikkelingen in de ziel. Jezus belichaamt dus de absolute Goddelijke volmaaktheid, Maria heeft deel gekregen aan diezelfde volmaaktheid in de hoogste mate waarin een geschapen ziel deze kan krijgen, en de essentie van Haar Missie bestaat hierin, dat Zij op grond van Haar volheid van Genade en Haar mystieke eenheid van Hart met de Christus, in combinatie met Haar menselijke natuur, is geroepen om Gods Werken op onvergelijkbare wijze in mensenzielen tot bloei te helpen brengen.

De hoogste verering aan Maria is daarom een noodzaak. Elke aanbidding van God is onvolledig zolang Zijn absoluut grootste Wonderwerk (Maria) niet de hoogste verering ontvangt. Deze verering bestaat slechts in de ware zin van het woord in de mate waarin een ziel Maria ten volle navolgt, absoluut niet slechts in woorden doch in alle aspecten van haar doen en laten en al haar diepste innerlijke gesteldheden.


10. De woestijn in de ziel

Elke zielentuin bevat het zaad van de Ware Liefde. God legt dit in de bodem van elke ziel omdat de Ware Liefde de essentie van alle Leven is. Om haar levensopdracht als knooppunt in het netwerk van de Schepping te kunnen volbrengen, moet de mensenziel de Ware Liefde die door God onophoudelijk doorheen het hele netwerk wordt gestuurd, ononderbroken in haar eigen zielentuin tot bloei brengen en haar tevens ononderbroken laten doorstromen naar alle levende wezens met dewelke zij in aanraking komt. Het zaad van de Ware Liefde moet in de ziel bloeien tot bloemen, die de mate van heiligheid symboliseren. Zaad dat door de ziel ongerijpt is gelaten (dit wil zeggen: situaties en contacten bij dewelke de ziel de Ware Liefde niet als voornaamste drijfveer van haar doen en laten en van al haar innerlijke gesteldheden heeft laten werken), moet in het vagevuur tot bloei worden gebracht, want de Hemel kan slechts worden betreden wanneer de zielentuin een bloemenparadijs is geworden.

Een ziel die alle zaad van de Ware Liefde in zich laat verkommeren door gebrek aan verlangen om de zelfverloochenende, onvoorwaardelijke Liefde toe te passen in alle details van haar leven op aarde, kan zelfs in het vagevuur niet meer tot bloei komen: Zij heeft zichzelf nog tijdens haar leven op aarde tot een woestijn laten verworden. Deze ziel verdoemt zichzelf voor de eeuwigheid, want haar leven op aarde loopt ten einde zonder dat zij enige bloeikracht in zich bewaart.

Hoe wordt een ziel tot woestijn? De Meesteres van alle zielen gebruikte ooit dit beeld: Wanneer de bodem van een ziel het water der Genade niet in zich opneemt, en zich tezelfdertijd ongeremd openstelt voor de brandende stralen van de verzengende zon der bekoringen, wordt hij droger en droger. Alles wat God in deze bodem heeft gelegd aan talenten, gaven en hoedanigheden, ja de kiem van de heiligheid, verliest zijn kiemkracht, en de grond wordt totaal onvruchtbaar. Al het levende verlaat hem, en hij oefent nog slechts aantrekkingskracht uit op de slangen der zonden en de schorpioenen der ondeugden, ja, slechts ongedierte dat met dodelijke giften beladen is. De Hemelse Koningin besloot dit beeld met de veelzeggende woorden: "Begrijp dit wel, dit beeld geeft uitdrukking aan de zelfmoord van de ziel". Zij wijst ook in deze beschouwing op de centrale rol die de Ware Liefde speelt in alle Leven, met inbegrip van de innerlijke bloei van het zielenleven.

De bestemming van de levensreis van elke mensenziel ligt in Gods Hart, dat tezelfdertijd Bron en Bestemming van alle Leven en van de Ware Liefde is. Elke levensreis die niet in al haar elementen, onderdelen en doelstellingen op deze Bestemming is gericht, blijft onvoltooid, althans binnen de door God aan de ziel toebedeelde levenstijd. Een mensenziel is pas verenigbaar met het Eeuwig Leven in het Paradijs van Gods Rijk der Hemelen in de mate waarin zij zelf een paradijs van uitgerijpt zaad van Ware Liefde in zich draagt. Elke versmading, verloochening en ontwrichting van de Ware Liefde maakt de ziel tot een woestijn, een oord waaruit het Ware Leven, het Goddelijk Leven, verdwijnt.


11. De boom en zijn vruchten

Jezus zei in het Evangelie dat een goede boom geen slechte, en een slechte boom geen goede vruchten kan leveren, en dat men de boom kent aan zijn vruchten. De Hemelse Meesteres gaf daarover ooit de volgende toelichting.

In Gods Schepping worden alle elementen alsook alle wisselwerkingen tussen die elementen van nature bestuurd door de Goddelijke Intelligentie, zodat elk element van de Schepping, zolang het in volkomen harmonie leeft met de Goddelijke Wet, volmaakt datgene doet en voortbrengt wat God ervan verwacht en ermee heeft bedoeld. Om deze reden zal, zolang Gods Wet de kans krijgt om zich ongehinderd uit te werken, een gezonde boom slechts goede vruchten voortbrengen. Anders wordt het in het geval van de 'bomen' en 'vruchten' onder de mensenzielen:

De mensenziel heeft van God een vrije wil gekregen. Zij kan uit eigen vrije keuze ofwel in harmonie met Gods Wet leven, handelen, denken, voelen en verlangen, ofwel niet. Wij zouden God kunnen beschouwen als een boom, en alle mensenzielen als vruchten die met de voeding uit de stam van deze boom verbonden moeten blijven om te rijpen. Het sap dat doorheen de Goddelijke boom vloeit, kan slechts volmaakte voeding bereiden. Niettemin kunnen bepaalde vruchten (mensenzielen) zich op grond van hun vrije wil afscheuren van de Goddelijke boom, en daardoor van de boom vallen, of verdorren, of op uiteenlopende wijzen ziek worden. Niettemin betekent dit allerminst dat de Goddelijke boom geen goede boom zou zijn. Voor de mens geldt allerminst dat God zou mogen worden veroordeeld op basis van het feit dat ontelbare mensenzielen verdorven zijn, deze zielen hebben zichzelf bedorven.

Op gelijkaardige wijze waarschuwt de Koningin des Hemels voor de veroordeling van zielen of hun werken op grond van het feit dat ook slechte vruchten met hen in verband kunnen worden gebracht: Een mensenziel kan vele andere voeden met een sap dat geladen is met heiligheid, met Licht en Liefde, en niettemin in haar omgeving en zelfs in haar zogenaamde 'aanhang' vruchten laten aantreffen die verdorven zijn. In dit geval is de boom goed, doch hebben bepaalde vruchten zichzelf verziekt door een verkeerd gebruik van hun vrije wil.

Is het evangeliewoord over de boom en zijn vruchten onjuist? Allerminst. De Moeder Gods wijst er echter op, dat dit woord dieper moet worden beschouwd. Een ziel kan Hemelse Werken doen en niettemin slechte vruchten voortbrengen op grond van het verkeerd gebruik van de vrije wil door mensenzielen in haar omgeving. In wezen brengt deze ziel deze slechte vruchten niet zelf voort, deze vruchten maken zichzelf slecht. Deze 'slechte vruchten' zijn onmiskenbaar. Wat de mens echter niet ziet, is de immense strijd tussen Licht en duisternis die op gang wordt gebracht telkens een mensenziel Hemelse Werken doet: In haar omgeving zal onvermijdelijk de duivel opstaan om de effecten van deze Hemelse Werken te breken, te beschadigen en te verzieken, en de bron van deze Werken in diskrediet te brengen. Bovendien brengt een mensenziel die Hemelse Werken doet, in het onzichtbare zeer veel Licht voort, dat zich ongemerkt doorheen het netwerk van Gods Schepping zal verspreiden. Haar goede vruchten blijven daardoor voor het grootste gedeelte onzichtbaar, en dit is des te méér het geval naarmate een ziel die goede werken doet en leeft vanuit hartsgesteldheden die vervuld zijn van Licht en Liefde, haar ware aard en haar werken niet openlijk tentoon spreidt of ophemelt.

Wat de boom 'mensenziel' betreft, kan niemand anders dan God Zelf de ware staat van haar zielenboom en haar vruchten beoordelen. De Meesteres van alle zielen wijst erop dat de slechte vruchten in de omgeving van een zielenboom die slechts Licht en Liefde betracht, in wezen niet eens waarlijk met de goede boom verbonden zijn geweest: Zij hebben slechts de indruk gewekt dat zij bij deze boom hoorden, vaak met de bedoeling om hem te schaden. In de wereld der mensenzielen zal daarom de aanwezigheid van vele slechte vruchten vaak een onmiskenbaar teken vormen voor de aanwezigheid van een boom die bezig is, voor de vervulling van Gods Werken en Plannen een grote rol te spelen.


12. Waarom wordt het goede zo heftig tegengewerkt?

Ooit zei de Meesteres van alle zielen: "De satan doet er alles aan om een bloeiende bloem te vernietigen, respectievelijk haar bloei te remmen. Elke ziel die met volharding voor het Licht en tegen de duisternis strijdt, oogst storm op storm. De duisternis zal alles in het werk stellen om een dergelijke ziel te ontmoedigen, haar geloof en vertrouwen te ondermijnen, haar te doen twijfelen of zij wel de juiste strijd aan het leveren is en/of zich wel aan de juiste meester(es) heeft gegeven. Tegenwerking wijst er echter lang niet steeds op, dat de tegengewerkte ziel daadwerkelijk het verkeerde doet. Tegenwerking wijst er integendeel heel vaak op, dat de satan zijn plannen in het gedrang voelt komen. Zodra hij dit ondervindt of zelfs nog maar verwacht of vreest dat de verwezenlijking van zijn plannen gevaar loopt, zoekt hij onverdroten naar zielen die bereid zijn om zich voor zijn kar te laten spannen. Dergelijke zielen zijn het, die ook Hemelse onderrichtingen en Werken zonder meer verketteren. De duisternis is allergisch voor het Licht, want het Licht is Licht omdat het geladen is met Goddelijke Liefde, en Goddelijke Liefde is de essentie van alle Leven en daarom de aartsvijand van de duisternis, die gelijk staat met de eeuwige dood. Daarom ook, oogst een ziel die Liefde tracht te verspreiden, vaak veel meer vijandschap en duisternis dan wederliefde".

In de ziel die zichzelf arm maakt aan wereldse indrukken en belangen, overwint Maria ten volle, en Zij leidt deze ziel ook naar de overwinning over zichzelf. De Koningin des Hemels Zelf is voorbestemd tot de definitieve overwinning over alle duisternis. Zij wil elke ziel die bereid is om waarlijk in Haar dienst te leven, arm aan wereldse belangen zien, opdat Zij ervoor zou kunnen zorgen dat deze ziel volop deel zou kunnen hebben aan Haar overwinning. Maria was bij uitstek het voorbeeld voor de mensenziel die zichzelf overwint, dit wil zeggen, die alle wereldse invloeden in zichzelf overwint om in al haar doen en laten, al haar gedachten, gevoelens en bestrevingen in volkomen overeenstemming te zijn met Gods verwachtingen. Door deze gesteldheid, in dewelke Zij Haar hele leven lang volmaakt heeft volhard, hield Zij de duisternis volmaakt in Haar macht: De satan kon Haar in geen enkel opzicht en op geen enkel ogenblik voor zijn plannen en werken inzetten, want Zij wilde niet van Gods wegen afwijken. Om deze reden ook, heeft Zij nooit toegelaten dat wereldse invloeden en belangen Haar leven en Haar innerlijke gesteldheden richting zouden geven. Zij heerste volmaakt over deze invloeden omdat Zij geen andere invloeden in Zich een plaats wilde geven dan deze, welke uitgingen van God.

Dit is wat God van elke ziel verwacht. Precies daarom is volmaakte navolging van Maria geen ketterij, doch integendeel een volmaakte weg naar volledige bloei van de ziel naar Gods beeld en gelijkenis toe. Geen enkele geschapen ziel was ooit méér één met het Hart van de Christus dan Maria.

Sommige krachten verketteren de door het Maria Domina Animarum Werk verspreide leerstellingen, in het bijzonder deze over de unieke grootheid van Maria, omdat deze leerstellingen oproepen tot volmaakte navolging van Maria. Deze krachten komen niet van God, zij komen van de satan zelf, die de uiterste navolging van Maria beschouwt als een grote bedreiging. De ziel die haar hele leven wijdt aan de bestreving om tot een vlekkeloze navolging van Maria te komen, streeft hierdoor naar een restloze overwinning op alle duisternis die zij in zich kan dragen en/of die haar innerlijke bloei bedreigt. De ziel die haar eigen duisternis weet te overwinnen, draagt op een wezenlijke wijze bij tot de uiteindelijke overwinning van Gods Licht over de duisternis. Beschouwen wij het veelzeggend beeld van de Heilige Maagd met de slang onder Haar voet: Zij heeft de duisternis voor alle tijden in Haar macht, en wanneer Zij Haar heerschappij ook kan laten gelden in de innerlijke gesteldheden van een ziel, zal deze laatste ook zelf de duisternis kunnen overwinnen.

Ooit wees de Koningin des Hemels erop, dat de satan zo mogelijk de verheerlijking en navolging van Haar grootheid nog méér vreest dan verheerlijking van Gods Glorie, omdat hij Maria beschouwt als het bewijs voor het feit dat een geschapen mensenziel inderdaad vrij van duisternis kan worden en blijven, en hij daarom tot het alleruiterste gaat om te verhinderen dat mensenzielen deze waarheid echt in zich zouden opnemen en ernaar zouden leven. Hierin ligt de indirecte macht van de Meesteres van alle zielen: deze welke Zij over de satan kan uitoefenen via de navolging die Zij in trouwe, totaal aan Haar toegewijde zielen oogst.

Ziehier tevens het onovertroffen belang van de Wetenschap van het Goddelijk Leven, het geheel van de onderrichtingen van Maria als Meesteres van alle zielen: Zij vormt een naadloos sluitend systeem, waarvan alle elementen met alle andere in verband kunnen worden gebracht en waarin geen enkele tegenspraak of ongerijmdheid kan worden gevonden. De zielen die voldoende zuiver van hart zijn, begrijpen dit vroeg of laat, de andere worden door de duivel gehinderd om het te zien, en vinden steeds weer schijnargumenten om deze unieke leerstellingen te verketteren. De duivel ziet een enorm gevaar in de Wetenschap van het Goddelijk Leven, want hij heeft heel goed begrepen dat een breed verspreid Geloof in de stellingen van de Meesteres van alle zielen het einde van zijn rijk zou betekenen. De Hemelse Meesteres voorspelde ooit precies dát: "Zodra ooit waarlijk grote aantallen zielen de leerstellingen van de Wetenschap van het Goddelijk Leven van harte aanvaarden en onvoorwaardelijk naleven, stort het rijk van de satan op aarde voorgoed in elkaar". De zielen die zich door hem laten gebruiken om Hemelse Werken ongeloofwaardig te maken alsook om medemensen te doen wankelen in hun geloof en vertrouwen, helpen de macht der duisternis in stand houden en de definitieve overwinning van het Licht en de Liefde uitstellen, en maken de bloei van het geluk van zeer velen – zichzelf inbegrepen! – onmogelijk.


13. Over Hemelse begeleiding

De ziel die zich aan Maria weggeeft, kan in het hart intensief door Haar worden begeleid. Begeleiding door de Heilige Maagd moet men zich niet voorstellen alsof Zij de weg die de ziel moet gaan, en de beslissingen die zij moet nemen, zou dicteren en de ziel Haar willoos volgt. Hemelse begeleiding is het proces waarbij God in een mensenhart zoekt naar bereidwilligheid om vrijwillig en van harte mee te werken aan de verwezenlijking van Zijn Plannen en Werken, en Hij op elke openheid die Hij daarbij aantreft, reageert door gerichte inspiraties die de ziel, in de mate waarin zij volgens deze inspiraties handelt, denkt, voelt en streeft, in staat kunnen stellen om haar leven volkomen in harmonie te brengen met Gods verwachtingen en verlangens, zodat zij in de ware zin van het woord haar leven samen met God leidt. Voor een ziel die zich oprecht aan de Heilige Maagd heeft toegewijd en die deze toewijding daadwerkelijk beleeft in alle details van haar leven, zal de Hemelse begeleiding zich hoofdzakelijk via inspiraties vanwege Maria zoeken uit te werken.

De ziel die in elk detail van haar dagelijks leven zoekt te leven in totale toewijding en dienst aan de Koningin des Hemels, opent haar hart zodanig dat Maria haar de wegen toont, die voor haar zielenbloei het vruchtbaarst zijn mits de ziel zelf actief meewerkt. De door de Heilige Maagd getoonde wegen vertonen geen zichtbaar bloeiende bloemen, doch Hemelse zaadjes die nog in de bodem verborgen zitten. De ziel zelf moet de Hemelse begeleiding vruchtbaar maken als volgt:

  1. Zij moet zelf kiezen of zij de getoonde wegen bewandelt of niet. Deze keuze geeft uitdrukking aan de vrije wil, die door de Moeder Gods nooit wordt beïnvloed (indien Zij dit wel zou doen, zou Zij de ziel van alle mogelijke verdiensten beroven). Doordat de 'juiste' wegen geen zichtbare bloemenpracht vertonen, wordt de ziel niet beïnvloed in haar keuze om voor deze wegen te kiezen boven andere. Zij maakt deze keuze – en geeft daardoor blijk aan haar volgzaamheid – niet op grond van de schijnbare aantrekkelijkheid (de verleidingskracht!) van de weg in haar ogen, doch omdat zij diep in haar hart voelt dat deze keuze voor haar Zielenheil de vruchtbaarste is.
  2. Zij moet de zaadjes in de bodem van de gekozen weg zelf bemesten en begieten door alle beproevingen die zij op de weg ontmoet, te dragen op een wijze die vruchtbaar is voor Gods Werken, namelijk in volle aanvaarding, overgave en zelfverloochenende Liefde, en met het hart helemaal gericht op het ononderbroken verlangen om bij te dragen tot de voltooiing van haar levensopdracht in dienst van Gods Werken en Plannen.

Hemelse begeleiding zal de ziel nooit van de taak beroven om bij de kruispunten op de levensweg zelf te bepalen in welke richting zij verder zal gaan. God wil op elk ogenblik en in alle situaties en omstandigheden op ondubbelzinnige wijze kunnen vaststellen in welke mate de ziel zelf vrijwillig, spontaan, van harte, onvoorwaardelijk en onzelfzuchtig haar hart op Hem richt en de vrijwel ononderbroken keuzen op haar levensweg maakt in overeenstemming met de verwachtingen en verlangens van haar Schepper. God verlangt ernaar, dat elke mensenziel na haar leven op aarde de verdiensten kan voorleggen die op grond van de Wet der Goddelijke Gerechtigheid haar toegang tot de Eeuwige Gelukzaligheid kunnen rechtvaardigen. Telkens God (of Maria in Gods vertegenwoordiging) de ziel niet slechts innerlijk zou inspireren tot het inslaan van bepaalde wegen, doch haar daadwerkelijk naar deze wegen toe zou duwen, zou de ziel een kans verliezen om haar Schepper te tonen dat zij zelf spontaan en ongedwongen haar wil één maakt met de Zijne, en daardoor een kans verliezen om een verdienste te verwerven. Hemelse begeleiding in de vorm van voorzichtige inspiraties die de vrije keuzen van de ziel respecteren, is daarom de hoogste vorm van Gods Liefde voor Zijn schepsel: Hij geeft het schepsel hierdoor kansen om voor de eeuwigheid te kunnen leven in de eindeloze verrukkingen van de Eeuwige Liefde.


14. Over echte en onechte toewijding aan de Moeder Gods

De Koningin des Hemels onderrichtte in de loop der jaren reeds één en ander in verband met de totale toewijding aan Haar en de mate waarin de ziel zelf de concrete waarde bepaalt, die haar toewijding aan de Moeder Gods in het kader van Gods Werken zal ontwikkelen. Een mooi beeld aan de hand van hetwelk dit kan worden getoond, schetste de Koningin des Hemels Zelf ooit als volgt:

"Voor een ziel die zich totaal, onverdeeld en onvoorwaardelijk aan Mij weggeeft, ben Ik waarlijk Koningin en Meesteres over haar hele wezen en haar hele leven. Door een levenshouding van ware navolging van Mij in al haar doen en laten en haar diepste innerlijke gesteldheden wordt haar wezen en haar leven tot een paleis dat zij voor haar Koningin en Meesteres bouwt.

Voor deze ziel ben Ik in de ware zin van het woord Koningin en Meesteres: In haar leven ben Ik de ware Heerseres, en in Gods ogen heeft Zijn uitverkoren Dochter van deze ziel een paleis gekregen dat bij de waardigheid past, die Hijzelf voor Haar heeft voorzien, daar Hijzelf Haar reeds vóór de Menswording van Zijn Goddelijke Zoon had voorzien als een Gouden Tabernakel, een levend Paleis voor de Godheid Zelf.

Een ziel daarentegen, die zich schijnbaar, dit wil zeggen: slechts met woorden, aan Mij toewijdt doch deze toewijding niet waarlijk in alle details van haar leven in toepassing brengt, bouwt Mij een brokkelig huis dat zij bekleedt met een façade van het schijngoud van haar eigen fantasieën en voorstellingen.

Voor deze ziel ben Ik niet waarlijk Meesteres in haar leven, doch slechts Koningin in naam, een Teken van Hoop van Wie zij in het uur van haar oordeel een teken van macht verwacht om God te overtuigen dat zij voor Mij een paleis heeft gebouwd.

Zie echter het immens verschil: De ziel die Mij waarlijk aanvaardt en benadert als haar Koningin en Meesteres, bouwt Mij een paleis met de stenen van haar eigen inspanningen om zich te heiligen en het cement van haar vrije wil, die zij in alle omstandigheden van haar leven volkomen in Mijn dienst stelt. In het middelpunt van dit paleis zal Ik zetelen op een gouden troon, vanaf dewelke Ik met de inkt van de door de ziel beleefde ware, zelfverloochenende Liefde de Wet van God Zelf zal verkondigen, die voor de ziel de enige leidraad voor het leven zal zijn en blijven.

In de ziel daarentegen, die niet Mijn gesteldheden navolgt, ontbreken de stenen van de heiliging en het cement van een vrije wil die oprecht voor Gods Werken heeft gekozen. In deze ziel kan Ik niet elk ogenblik van de dag leven en regeren, want zij schept in zich niet het heiligdom dat God met de onbevlekte natuur van Zijn uitverkoren Dochter verenigbaar acht. Begrijp dit wel, Ik kan elke ziel ook vanuit een ruïne regeren, doch voor de ontplooiing van deze genaderijke macht verlangt God van de ziel het onomstotelijk teken van een bewuste en volhardende keuze voor het Goddelijk Leven en voor een levenslange vlekkeloze overgave aan Mij, Die aan de zielen ben gegeven als de Gouden Poort naar het Hart van de Christus.

De ziel die voor Mij een paleis wil zijn, zal daadwerkelijk in een paleis veranderen, dat eeuwig stand zal houden. In het uur van haar levensoordeel zal God in haar Zijn Koningsdochter aantreffen, zetelend op de troon in het middelpunt van een paleis van verdiensten".


15. De menselijke vrije wil als olie

God is almachtig. Niettemin voltooit Hij Zijn Werken en Plannen in de Schepping bij voorkeur via mensenzielen. De reden is, dat God ervan overtuigd wil zijn dat datgene wat Hij in Zijn Schepping wil verwezenlijken, daadwerkelijk ook door de mens zelf wordt verlangd.

De Meesteres van alle zielen legt telkens weer de klemtoon op het feit dat de wijze waarop een ziel haar vrije wil gebruikt, doorslaggevend is voor de mate waarin zij al dan niet tot bloei komt en vruchtbaar is als werktuig voor de verwezenlijking van Gods Werken en Plannen. Via de wijze waarop een mensenziel haar vrije wil gebruikt, toont zij God in hoeverre zij waarlijk hetzelfde verlangt als Hij. Het is uiteindelijk de volkomen eenheid van de vrije wil van een ziel met de Wil van God die de ziel doet naderen tot het ideaalbeeld van de mens als beeld en gelijkenis van God.

Alle Werken en Plannen van God zijn volledig gericht op de bloei van Zijn volmaakte Liefde in de Schepping. Daarom kan een mensenziel slechts vruchtbaar zijn als werktuig van Gods Werken en Plannen in de mate waarin zij een kanaal is dat de doorstroming van de Ware Liefde doorheen de Schepping zonder enige belemmering helpt verzekeren. Dat is de ware levensopdracht van elke mensenziel, een opdracht die zij slechts kan volbrengen in de mate waarin zij dit waarlijk verlangt te doen. In dit verband sprak de Meesteres van alle zielen ooit de volgende woorden:

"In de mensenziel moet het Vuur van de Ware Liefde branden. De olie die dit Vuur brandend moet houden, is de gerichtheid van de vrije wil op de verwezenlijking van Gods Plannen en Werken. Zodra de toevoer van deze olie onderbroken wordt, wordt de Vlam in de ziel kleiner, en op zeker ogenblik kan zij bij gebrek aan voeding doven. Vele zielen verspreiden niet het Licht en de warmte van het Vuur van de Ware Liefde doordat hun vrije wil niet op Gods doelstellingen is gericht, doch op hun eigen doelstellingen. In deze zielen krijgt het Vuur van de Ware Liefde geen voeding vanuit hun vrije wil.

De ziel kan het Vuur in zich te allen tijde opnieuw aansteken, door haar vrije wil resoluut en volhardend van zichzelf weg te leiden en hem op God te richten. Elk ogenblik gedurende hetwelk het Vuur van de zelfverloochenende Liefde niet of slechts minimaal brandt, legt jegens God getuigenis af van een onvoldoend verlangen van de ziel naar eenheid van hart met haar God.

Het Vuur in een mensenziel heeft immers alles te maken met een gesteldheid van zelfverloochening. Daarom is deze gesteldheid draagster van het Licht en de warmte die haar in staat stelt om jegens haar medeschepselen waarlijk de Tegenwoordigheid voelbaar te maken van Diegene, Die haar heeft gemaakt. Zelfverloochening is immers niets anders dan de gesteldheid vanuit dewelke de ziel in elk opzicht haar eigen wil in dienst stelt van het welzijn van al haar medeschepselen én van de voltooiing van de Werken en Plannen van God Zelf".


16. Over vervolging in deze tijden

Onder de christenen heersen over bepaalde begrippen vaak onnauwkeurige voorstellingen. Eén voorbeeld is het begrip 'vervolging', waarover de Meesteres van alle zielen ooit de volgende woorden sprak, die Zij nu laat vrijgeven ter onderrichting:

"Het christendom belichaamt de enige volle Waarheid van God. Om deze reden is in de eerste plaats elke ware christen het mikpunt van de werken van de satan. Het 'mikpunt zijn van de werken van de satan', is wat bekend staat als vervolging.

Vele moderne christenen stellen zich 'vervolging' heel algemeen voor als handelingen zoals deze ooit op georganiseerde en politiek geregelde wijze zijn uitgevoerd door organisaties zoals, om slechts enkele van de bekendste te vermelden, de Gestapo in Nazi-Duitsland, de KGB in de ex-Sowjet-Unie of de Stasi in de ex-DDR. In waarheid zeg Ik, dat de satan in deze Laatste Tijden zijn werken van duisternis ter vervolging van rechtgeaarde christenen op heel subtiele wijzen voltrekt, niet in de eerste plaats via politiek gereglementeerde organisaties doch op grote schaal via individuen, vaak uit onverwachte hoeken en in het verborgene, namelijk door manipulaties en duistere gedachten, gevoelens en verlangens die hij kan opwekken in individuen die bij voorkeur zelf in naam christenen zijn, zichzelf als christenen beschouwen of de schijn wekken dat zij christenen zijn, en die zichzelf gevoelig hebben gemaakt voor zijn werkingen doordat zij gesteldheden koesteren van onvrede, jaloersheid en ontevredenheid wegens het feit dat bepaalde verwachtingen die zij ten aanzien van hun persoonlijk leven hebben of hadden, niet werden of worden ingelost.

De grootste vijanden van de ware, vurige christen zijn in deze Laatste Tijden niet bepaalde aanwijsbare, identificeerbare politieke organisaties, doch de duistere hartsgesteldheden van individuen die zelf niet bereid zijn om de gesteldheden van het ware christen-zijn, in de eerste plaats deze van de zelfverloochening, de Ware Liefde jegens de hele Schepping en jegens God Zelf en Zijn Werken en Plannen, en het waarlijk aanvaarden en vruchtbaar maken van alle beproevingen van het leven, van harte tot de drijfveren van hun eigen leven te maken, en die de ware zin en de enige doelstelling, roeping en opdracht van hun leven op aarde niet hebben begrepen. Voor dergelijke zielen is elke ziel die de gesteldheden van het ware christen-zijn oprecht beleeft in elke situaties van het leven, een aanstoot, een levend alarmsignaal dat hun geweten wekt in verband met hun eigen gebrek aan oprechte zelfverloochenende inzet voor Gods Werken, en derhalve de vijand. Zij zullen daarom elke ware christen vanuit hun hart omhullen met duisternis. Dit is vervolging in de ware spirituele zin van het woord.

Zo ver reikt de ironie van de satan: In zielen die zichzelf als christenen beschouwen, zoekt hij een voedingsbodem die ontvankelijk is voor zijn injecties van duisternis, opdat deze zielen deze duisternis tegen de ware christenen zouden keren om deze in hun Licht en Vuur te verlammen, en beoogt aldus dat het christendom van binnenuit zichzelf zou vernietigen".


17. De voorgevel van het huis als dekmantel

De Koningin des Hemels wijst erop dat er zielen zijn die in hun hart doorlopend duistere gesteldheden koesteren (wrok, onvrede, jaloersheid, nijd, onverzoenlijkheid e.d.) doch die hun medemens, en daardoor tevens zichzelf, constant misleiden met betrekking tot hun ware aard. Men kan dergelijke zielen vergelijken met een huis waarvan de voorgevel ononderbroken wordt opgesmukt opdat het huis aan de oppervlakte beschouwd aantrekkelijk zou lijken.

Wanneer echter een medemens doorheen de voordeur van een dergelijke ziel het huis betreedt – dit wil zeggen: zodra deze medemens deze ziel waarlijk leert kennen – merkt hij meteen dat er achter de façade geen 'binnen' bestaat: De bezoeker van het vermeende huis ziet achter de façade een eindeloze zandvlakte, met een brandende zon die onmiddellijk de bezoeker uitdroogt, met slangen en schorpioenen die de bezoeker onmiddellijk aanvallen en hun zwaar giftige beten toedienen, en met opwaaiend zand dat de bezoeker in de ogen brandt. De ziel die waarlijk op Gods Licht en Liefde is gericht, wordt overvallen door het gevoel dat haar ogen zwaar ziek moeten zijn want dat dit alles niet waar kan zijn, daar haar een aantrekkelijke voorgevel was voorgetoverd.

De Meesteres van alle zielen zegt verder: "Een dergelijke ziel leeft in een schijnwereld, die niet in overeenstemming is met Gods Eeuwige Wet. Een woestijn die echter woestijn wil blijven, zal nooit één druppel water van Goddelijk Water vasthouden om ook maar een enkel grassprietje uit het zand te laten verrijzen. Een ziel die haar medemens onterecht wil voorspiegelen dat zij een mooi ingericht huis is, zal al haar inspanningen richten op de opsmuk van de voorgevel die door iedereen wordt gezien, een voorgevel van dewelke op zekere dag zal blijken dat hij niet eens uit steen doch uit karton bestaat. Slechts daardoor kan zij de ware leegheid van haar interieur zo lang mogelijk verbergen".


18. Lijden als bouwwerk

Lijden, ongeacht of het zich voltrekt in het lichaam of in het gevoelsleven, geeft de mens gemakkelijk ten prooi aan innerlijke strijd. De Meesteres van alle zielen gaf ooit een beeld tot ondersteuning in deze strijd, omdat het voor de verwezenlijking van Gods Plannen en Werken noodzakelijk is dat zoveel mogelijk lijden op de enige waarlijk vruchtbare wijze wordt gedragen en toegewijd teneinde te kunnen worden gebruikt tegen de duisternis. Lijden dat bruikbaar wordt gemaakt voor Gods Plannen en Werken, kan immers ten volle worden ingeschakeld in het Verlossingsmysterie: Het vormt in de ware zin van het woord een 'aanvulling op de Werken van Christus', namelijk een bekrachtiging van een element van deze Werken door de vrije wil van een mensenziel. Ziehier de Hemelse woorden in dit verband:

"Ik geef je een beeld dat kan motiveren om vlotter doorheen lichamelijk en/of moreel lijden te komen: Beschouw lijden als de toestand in dewelke engelen onder Mijn toezicht en leiding dwars doorheen je lichaam en/of je hart een weg aanleggen die voert naar het Eeuwig Paradijs. Je voelt je als een puinhoop, doch in het verborgene voltrekken Hemelse handen in jou het wonder der wonderen: de bouw aan de vereniging tussen jou en de Eeuwige Liefde".

Vroeger reeds wees de Koningin des Hemels er op een gelijkaardige wijze op, dat om een huis te veranderen, vaak op vele plaatsen moet worden gehakt, geboord, gehamerd, geslepen en afgebroken. Het resultaat lijkt gedurende de werken doorgaans een puinhoop, en toch leidt dit alles naar de beoogde verbetering. Zo kan elk lijden in lichaam of gemoed de ziel helpen verbouwen tot een mooier en waardevoller huis.


19. De Belofte van het Licht

Doorheen de vele jaren onderricht vanwege de Meesteres van alle zielen beklemtoonde Zij reeds talloze malen dat Haar Maria Domina Animarum Werk ten volle als Apostolaat van de Ware Liefde, de Ware Hoop, de bemoediging en de volheid der Waarheid is bedoeld. Precies in dit kader waarschuwde Zij reeds vele jaren geleden voor de ingesteldheid van vele zielen die tijdens de nacht niet naar de maan en de sterren kijken, doch naar het donkere deken van het uitspansel tussen deze lichtpunten. Al het Hemelse is Licht, en heeft de bedoeling, zielen zodanig anders te leren denken, dat zij in de eerste plaats het Licht zoeken en vinden, waarbij het donkere slechts in zoverre wordt gezien, dat zielen zich bewust zouden worden van zijn bestaan en zijn strategieën, opdat deze laatste op doeltreffende wijze kunnen worden bestreden, dit wil zeggen: onwerkzaam kunnen worden gemaakt. Zo heeft Jezus het ons voorgeleefd, door Zich gedurende Zijn Passie te laten drijven door het besef van wat erna zou komen: De Verlossing als hemels zoete vrucht uit het bittere zaad van het Lijden, dat noodgedwongen reeds nodig was gemaakt door 'de mesthoop der zonden'.

Precies om deze reden verbood de Hemelse Koningin Myriam reeds vanaf het eerste uur, zich met lectuur of meldingen in verband met eindtijdvoorspellingen en zogenaamde boodschappen uit gelijkaardige hoeken bezig te houden of zich ook maar in het geringste erdoor te laten beïnvloeden: Deze stammen uit de bron der duisternis, die hen in omloop brengt met de bedoeling, zielen te ontmoedigen, te doen wankelen, angst aan te jagen, onrustig te maken, en bovenal zielen weg te leiden van Gods Liefde en van hun eigen levensopdracht om in elk mogelijk opzicht de Ware Liefde te beleven. Hoe treffend drukt de Hemelse Meesteres het toch uit: "In de schaduw van de dood wordt alle leven gewurgd". Een hart dat zich door duistere gedachten, voorspellingen, verwachtingen, en door een duistere levensatmosfeer laat besmetten, verziekt zichzelf onvermijdelijk en verliest geleidelijk aan het vermogen om spontaan het Licht te beleven. Een boom die pesticiden in zich heeft opgenomen, brengt geen gezonde, leven gevende vruchten meer voort.

De Koningin des Hemels wijst er in dit verband trouwens op, dat weliswaar ook in heilige geschriften sprake is van duistere crisissen in deze wereld, doch dat deze in de eerste plaats betrekking hebben op de duistere atmosfeer in de zielen alsook op de duistere atmosfeer en de natuurrampen, aan dewelke de zielen de wereld op grond van hun onbeteugelde zondigheid uitleveren. De Meesteres van alle zielen heeft precies daarom van God de opdracht gekregen om de mensenzielen opnieuw te vormen tot wezens die vervuld zijn van Licht, door hen te leren, alle duisternis volkomen te herkennen zoals zij is, en hen ten volle te leren denken, voelen, verwachten en handelen zoals dit bij de Plannen en het Wezen van het Licht past. Precies dit bedoelt de Meesteres wanneer Zij zegt dat Zij de mensenzielen wil terugvoeren naar de toestand van vóór de erfzonde: de toestand van het Licht, het ongeschonden Geloof in de volmaakte Liefde van God en van Zijn doelstellingen.

De Koningin des Hemels is de volmaakte Spiegel van Gods Hart, omdat Zij Haar hele leven lang onbegrensd was vervuld van het Licht zonder schaduwen en van de Liefde zonder smet. Geen enkele duistere gedachte heeft ooit Haar denken overschaduwd, geen enkel duister gevoel heeft ooit de deur van Haar Hart geopend voor de satan, geen enkele duistere verwachting heeft Haar ooit tot een kanaal voor werken der duisternis kunnen maken, geen enkel duister woord heeft Haar ooit tot brug van ontmoediging jegens Haar medemensen kunnen maken. Zij was ronduit een zon voor Haar hele leefwereld, en elk schepsel dat met een aanraking van Haar Tegenwoordigheid op de eigen levensweg werd gezegend, ervoer inwendig een opstanding van nieuw Licht en een wedergeboorte van de Hoop op – en van het Geloof in – de zekerheid van de overwinning van Gods Liefde over alles. Gods almacht bestaat precies hierin, dat Zijn absoluut volmaakte Liefde niet de geringste schaduw van duisternis actief laat blijven.

Deze hele gesteldheid wil de Meesteres van alle zielen wekken in elke ziel die bereid is om Haar na te volgen, want onder alle geschapen zielen is Zij het volmaakt voorbeeld van een Wezen dat Gods voorstellingen ten volle belichaamt, en daardoor als het ware het na te streven doel voor elke mensenziel: als geschapen en daardoor voor duisternis gevoelige ziel alle duisternis in zich te overwinnen en deze duisternis niet de geringste plaats meer in zich te willen geven. Dat is de ware zuiverheid, de ware maagdelijkheid: de hartsgesteldheid die elke verontreiniging en belemmering van de spontane uitwerking van Gods Wetten in het innerlijk leven volkomen verhindert doordat men helemaal niet van Gods voorstellingen en verlangens wil afwijken. De ziel die dit alles tot grondwet van haar innerlijk leven maakt, beleeft in elk opzicht de overtuiging dat slechts het Licht de ware macht heeft en dat de duisternis niets méér is dan een spook dat de ziel weliswaar kan verontrusten en dat zeer luid kan huilen, doch dat in wezen geen materie bezit en derhalve niet de gelegenheid behoort te krijgen om het innerlijk leven te beïnvloeden, mits zijn 'slachtoffers' het precies weten in te schatten zoals het waarlijk is: als totaal machteloos in de mate waarin de ziel er zich oprecht en vol vertrouwen heeft toe verbonden om Gods Wetten te beleven en toe te passen.

Maria Domina Animarum is ertoe geroepen om deze hele ingesteldheid in zoveel mogelijk zielen te wekken, omdat slechts een waarlijk beleefd denken, voelen, geloven en streven in een atmosfeer van vlekkeloos Licht de voorwaarden schept die God nodig heeft teneinde de mensheid daadwerkelijk te kunnen inzetten voor de verwezenlijking van Zijn Plannen op aarde. Het eindresultaat, naar hetwelk God zo vurig verlangt en dat ook door Hem is beloofd – mits Hij onder de zielen de juiste ingesteldheid en een vurige medewerking kan vinden – zal de definitieve opstanding van het Licht in de vorm van de grondvesting van Gods Rijk van volmaakte Liefde en volmaakte Vrede onder alle schepselen zijn, een toestand die de Verlossingswerken van de Christus definitief en volkomen zal bekronen en alle werken van de duisternis en het zaad dat erdoor in zielen is uitgestrooid, definitief onwerkzaam zal maken.

Maria Domina Animarum is Maria’s Werk van de bemoediging, omdat bemoediging het Ware Geloof in God en in de volmaaktheid van Zijn Liefde voor het Ware Heil van de zielen belichaamt. De zielen kunnen pas waarlijk meewerken aan de grondvesting van Gods Rijk op aarde wanneer zij door de kracht van Hemelse bemoediging kunnen strijden in de zekerheid dat tegen alle schijn in, de duisternis nooit het laatste woord heeft. Een soldaat die ervan uitgaat dat de vijand de oorlog zal winnen, kan de ontberingen en de gevaren van de aanhoudende beschietingen aan het front in geen geval moreel overleven. Op zeker ogenblik zal hij, ten prooi aan duistere gedachten, de strijd als zinloos beschouwen en zich ofwel aan de vijand overgeven, ofwel zich op één of andere wijze uit de strijd terugtrekken en daardoor niet meer in aanmerking komen als een bruikbaar en betrouwbaar instrument.

De les is klaar en duidelijk: De ziel die zich aan de Meesteres van alle zielen weggeeft, en wel niet nu en dan zoals het haar past, doch in de vorm van een ware duurzame levenshouding, laat zich door duistere nieuwtjes en verwachtingen niet van het heilig doel afleiden, want zij gelooft rotsvast en onwankelbaar in de van God ontvangen macht van haar Hemelse Meesteres in de zekerheid van verwezenlijking van de Goddelijke Belofte, krachtens dewelke de Vrouw alle werken der duisternis zal verpletteren en daardoor de Werken van Christus ten volle zal doen stralen. De ziel die de ware zin van het Maria Domina Animarum Werk echt heeft begrepen, herkent in dit Werk de voorafbeelding van de verwezenlijking van deze Belofte en weet dat alle duistere gedachten en verwachtingen waaraan in deze tijden lucht wordt gegeven, niets anders zijn dan pogingen van de satan om zielen van het Ware Geloof af te trekken en hen derhalve als soldaten voor het Ware Licht uit te schakelen.

Zo ondergraaft de satan het christendom als geheel en ondermijnt hij een Werk dat God via de Koningin des Hemels – de Vrouw van de Laatste Tijden – inzet om Zijn Belofte te helpen omzetten in werkelijkheid. De roeping van ons Werk ligt precies hierin, dat wij deze verwezenlijking moeten voorbereiden, en dat kunnen wij slechts in de lijn van Gods verwachtingen en bedoelingen doen in de mate waarin wij Zijn gesteldheden – deze van de volheid van de Liefde en derhalve van de volheid van het Licht – tot ons eigen vlees en bloed maken. Wie Licht wil oogsten, moet zijn zaad vrij houden van duisternis. De grondvesting van Gods Rijk op aarde is, na de Verlossingswerken van de Christus, Gods grootste geschenk aan de zielen van goede wil. Zij is immers de voortzetting en de bekroning ervan, die op ondubbelzinnige wijze bevestigt dat God (het Licht respectievelijk de Liefde en het Ware Leven) en niet de satan (de duisternis respectievelijk de angst, de verwoesting en de dood) de ware macht in de Schepping bezit.


20. Over Gods Barmhartigheid

Door de erfzonde, de eerste overtreding tegen Gods Wet, sloten de beide eerste mensenzielen voor de hele mensheid de toegang tot het Eeuwig Leven in de Gelukzaligheid van de Hemel, doordat deze overtreding de mensenziel beroofde van de heiligheid die de toegang tot de Eeuwige Gelukzaligheid na het aardse leven moest waarborgen. Jezus Christus, de Zoon van God, werd in de wereld gezonden om door een alomvattend Lijden in Lichaam en Hart de Eeuwige Gelukzaligheid opnieuw toegankelijk te maken, daar een Goddelijke Wet had voorzien dat lijden in het stoffelijk wezen van de mens kracht van Verlossing zou krijgen in de mate waarin dit lijden zou worden gedragen in volkomen zelfverloochenende Liefde en in het uitdrukkelijk verlangen dat het moge worden omgezet in Licht dat werken van duisternis onwerkzaam kan maken. De Christus voldeed in absoluut volmaakte mate aan deze voorwaarden.

Met het Lijden en de Kruisdood van Jezus Christus werd een Nieuw Verbond tussen God en de zielen bezegeld. Dit Nieuw Verbond zou worden geregeerd door Gods Barmhartigheid, de eigenschap via dewelke God overtredingen tegen Zijn Wet kan vergeven in plaats van deze meteen te vergelden met de volheid van Zijn Gerechtigheid. Dit is een immense tegemoetkoming van God naar de zielen toe. De Meesteres van alle zielen wees er echter reeds met klem op, dat aan dit gouden geschenk een prijskaartje hangt, dat door veel zielen uit het oog wordt verloren. Eerst en vooral bracht Zij ooit onder de aandacht dat vier basisvoorwaarden moeten worden vervuld opdat een ziel Gods Barmhartigheid zou kunnen genieten, namelijk:

1. De ziel moet zich één trachten te maken met Gods Wil. Dit betekent onder meer dat de ziel onvoorwaardelijk alle beproevingen van haar leven moet aanvaarden, en niet zou worden gedreven door de bestreving om al haar dagelijkse kruisen van zich af te werpen. In dit laatste geval maakt de ziel zich namelijk niet één met de Christus en is zij niet bruikbaar als werktuig voor de verwezenlijking van Gods Werken.

2. De ziel moet voortdurend, en in alle aspecten van haar leven, de Ware Liefde toepassen jegens God en jegens al haar medeschepselen. Een ziel die medeschepselen op om het even welke wijze schade toebrengt, zelfs reeds vanuit negatieve gevoelens jegens hen, belemmert de uitwerkingen van Gods Barmhartigheid in haar eigen leven.

3. De ziel moet een vlekkeloze zuiverheid van hart betrachten. Elke negatieve of duistere gesteldheid in het innerlijk leven van een ziel dient de plannen en werken der duisternis en werpt als het ware duistere wolken tussen het Licht van de Gekruisigde Christus en de Schepping.

4. De ziel moet zelf oprecht bereid zijn tot vergeving. Elk gebrek aan bereidheid tot vergeving en verzoening, elke vastgehouden wrok en alle wraakgevoelens maakt Gods Barmhartigheid in het eigen leven volkomen onmogelijk, want God kan geen vergeving schenken aan een ziel die zelf niet bereid is om medemensen te vergeven.

In een niet gepubliceerde brief liet de Meesteres van alle zielen bovendien de volgende stelling verkondigen, die Zij thans in dit Hemels Gefluister voor publicatie laat vrijgeven:

Gods Barmhartigheid werkt zich uit in de zielen die oprecht betrachten om slechts het goede te doen, en die met dat doel voor ogen hun hart slechts op de oprechte, zelfverloochenende Liefde richten. Wie slechts de Ware Liefde zaait, zal de ware Vrede van Christus oogsten. Sedert de grondvesting van het Nieuw Verbond met de verlossende Kruisdood van de Christus is God méér dan ooit een God van Barmhartigheid. Dit mag geenszins worden beschouwd als een uitnodiging aan de zielen om niet nauwgezet aan zichzelf te werken in het vertrouwen dat God toch automatisch alles vergeeft. Een dergelijke gesteldheid is zeer zelfzuchtig. Een ziel die waarlijk vanuit zelfverloochenende Liefde leeft, streeft in alles naar een steeds groeiende gelijkenis met het Hart van God.

Volkomen gelijkenis met Gods Hart zou betekenen dat de ziel geen enkele overtreding meer begaat tegen de absoluut volmaakte Liefde. Daartoe is geen mensenziel in staat, met uitzondering van de Heilige Maagd, Die gedurende Haar hele leven als mensenziel nooit één ogenblik heeft verzuimd om Gods Wet in absolute volmaaktheid en in volkomen zelfverloochening toe te passen, zowel jegens God Zelf als jegens al Haar medeschepselen.

Een ziel die in alle oprechtheid in diepe rouwmoedigheid en in een alles beheersend verlangen om slechts de Ware Liefde te beleven, zelfs indien zij zichzelf hierdoor schijnbaar geen voordeel doet, naar het ideaal van een volkomen eenheid met Gods Hart streeft, zal, wanneer zij niettemin struikelt, Gods Barmhartigheid ervaren. Gods Barmhartigheid werkt zich in des te hogere mate uit naarmate een ziel in al haar doen en laten, in al haar gedachten, gevoelens en verlangens oprecht, spontaan en van harte naar een beleving van de grootst mogelijke zelfverloochenende Liefde streeft. De ziel die deze niet nastreeft en niettemin Gods Barmhartigheid verwacht, is zelfzuchtig en snijdt daardoor zichzelf van de genade af. God kan geen tegemoetkomingen doen aan een ziel die duisternis bedrijft die niet voortvloeit uit een zwakheid, onvermogen of overmacht buiten haar wil om, doch uit een hart dat niet waarlijk wordt gedreven om het goede te doen, te denken, te voelen of te verlangen.

In wezen is Gods Barmhartigheid de eigenschap die God ertoe aanspoort om de zielen zo tegemoet te komen dat zij ondanks hun zwakheid de hoogst mogelijke verdiensten kunnen verwerven voor zover zij bereid zijn om zich actief en liefdevol in te zetten om met Gods hulp boven hun zwakheden uit te stijgen, met andere woorden voor zover zij daadwerkelijk aantonen dat zij bereid zijn om tot het uiterste te gaan om Zijn Wil te volbrengen. Dit betekent meteen dat Gods Barmhartigheid niet automatisch in werking treedt – wat bepaalde 'moderne' christenen graag geloven –, doch slechts wordt ontsloten door gesteldheden van de mensenziel die zich vrijwillig oriënteert op Gods Plannen en bezield is door het verlangen om deze te helpen verwezenlijken.

Het is absoluut noodzakelijk, aldus de Koningin des Hemels, dat de ziel zich hiervan bewust is, want deze bewustwording is de enige garantie dat de satan niet de kans zou krijgen om een ziel in slaap te wiegen in de vermeende zekerheid dat Gods oneindige Barmhartigheid haar automatisch zal redden. De Meesteres van alle zielen zegt daarom met klem: "Indien Gods Barhartigheid automatisch alles zou vergeven, zou God Zijn Schepping zonder meer ten prooi geven aan de satan, want deze zou dan de zielen ertoe kunnen brengen om zonder enige remming hun leven te vullen met werken van duisternis in de waan dat God hen niettemin zal belonen met de Eeuwige Gelukzaligheid".

De ziel die leeft vanuit de mening dat Gods Barmhartigheid gelijkstaat met automatische vergeving van al haar overtredingen, ongeacht hoe duister haar innerlijke gesteldheden ook mogen zijn, toont hierdoor aan dat zij de levensopdracht van elke ziel niet heeft begrepen, namelijk de opdracht om een leven te leiden dat in elk aspect en op elk ogenblik is gericht op dienst aan de verwezenlijking van Gods Werken door uiterste beleving van de zelfverloochenende Liefde jegens al haar medeschepselen. Door elk vertrouwen op automatische vergeving van eigen overtredingen toont de ziel aan God dat zij niet voor Hem leeft, doch voor zichzelf, en dat zij ervan uitgaat dat haar leven op aarde slechts tot doel heeft, dat zijzelf de Hemelse Gelukzaligheid ten geschenke zou krijgen zonder enige tegenprestatie van harentwege jegens God, Zijn Schepping en al Zijn Werken en Plannen. Een ziel die vertrouwt op Gods Barmhartigheid zonder tevens rekening te houden met de noodzakelijke uitwerkingen van Gods Gerechtigheid, heeft Gods uiteindelijke bedoelingen met Zijn Schepping, met de Wet van de Ware Liefde en met de grondvesting van Zijn Rijk op aarde niet begrepen.


21. Licht en duisternis

De Koningin des Hemels toonde ooit het beeld van een mens die een huis betreedt, dat hem totaal onbekend is. Het is er pikdonker. Doordat hem niet bekend is hoe het huis is ingericht, moet hij zich uiterst langzaam en voorzichtig bewegen om zich nergens aan te stoten, en duurt het zeer lang eer hij een duidelijk idee krijgt, hoe het interieur van het huis georganiseerd is.

Daarna betreedt deze mens een ander huis, dat hem eveneens onbekend is. Dit huis is echter helder verlicht. Ondanks het feit dat alles hem vreemd is, kan hij er volledig vrij, zonder enige aarzeling en snel bewegen zonder zich te stoten, en krijgt hij spoedig een duidelijk beeld over de organisatie van het interieur.

De Moeder Gods zei:

"Door deze gelijkenis toon Ik je het verschil aan tussen, enerzijds, een ziel die leeft in leugen, bedrog, en misleiding van haar medemens en van zichzelf, en anderzijds de omgang met een oprechte en open ziel. De eerste ziel leeft in duisternis. Haar ware aard is voor haar medemens vaak een raadsel, en vaak tracht zij zelfs bewust haar ware aard voor haar medemens te verbergen. Zij kent zelfs haar eigen ware aard nauwelijks, en datgene wat wel tot haar bewustzijn doordringt, verdringt zij zeer gemakkelijk, omdat zij geneigd zal zijn om over zichzelf het gevoel in stand te houden dat zij volledig in orde is. In de mate waarin de vorst der duisternis hiertoe de kans krijgt, zal deze haar zelfs besmetten met gevoelens van beter-zijn dan haar medemens, zodat zij ervan doordrongen raakt dat haar eigen voorstellingen over zichzelf de enige juiste zijn en dat datgene dat haar medemens over haar denkt, volkomen onjuist is en haar onrecht aandoet.

Haar medemens zal deze ziel echter (soms tijdelijk, vaak zelfs zeer lange tijd) veel mooier of beter zien dan zij inwendig in waarheid is, doordat haar hele houding is gericht op misleiding, en zij zelfs op overtuigende wijze leeft alsof zij waarlijk heel zuiver en in spiritueel opzicht zeer ver ontwikkeld is.

Het enige wat de medemens van deze ziel echter met zekerheid ziet, is een façade. Over het interieur – de ware innerlijke gesteldheden – krijgt hij nooit de ware aard te zien, zodat hij het gevoel heeft, zich in de omgang met deze ziel niet vrij te kunnen bewegen. Zij is dus als een huis dat binnenin pikdonker is.

De tweede ziel – deze welke vergelijkbaar is met een hel verlicht huis – vertoont zichzelf zoals zij werkelijk is, omdat zij niets wil verbergen en daarom open, oprecht en eerlijk is. Zij ziet ook in zichzelf in alle eerlijkheid eventuele fouten en gebreken, en is geneigd om alles in het werk te stellen om beter te worden en vooral geen enkel medeschepsel door haar tekortkomingen te schaden. Haar medemens weet wat hij aan haar heeft, zodat elke omgang met haar open en onbelemmerd kan verlopen.

Zalig de ziel die zich aan haar medemens vertoont zoals zij werkelijk is, en die ook zichzelf oprecht en eerlijk bekijkt. Slechts deze ziel kan tot ware bloei komen, en staat ook volkomen open voor alles wat Gods Voorzienigheid haar over zichzelf tracht te leren opdat zij het Ware Geluk en een oprechte innerlijke Vrede moge vinden. De ziel daarentegen, die inwendig verduisterd blijft, laat ook geen enkele zonnestraal van Goddelijk Leven tot zich doordringen, zodat zij met zekerheid wegkwijnt en zwaar ten prooi zal vallen aan zelfvernietigende gesteldheden zoals aanhoudende onvrede, jaloersheid, na-ijver en zelfs een constant verlangen dat haar medeschepselen slachtoffers mogen worden van ongeluk en tegenslag. Haar duister interieur maakt haar uitermate geschikt om in haar hele doen en laten en in al haar gevoelens, gedachten en verlangens door de krachten der duisternis te worden beheerst, zodat zij de innerlijke onrust en strijd over haar eigen duisternis met alle mogelijke middelen zal trachten te compenseren door – en voor anderen zal trachten te verbergen achter – verbeten pogingen om over te komen als volmaakt, of ten allerminste alsof zij zeer ver ontwikkeld zou zijn in de Liefde".


22. Een elementaire spirituele Wet

De Meesteres van alle zielen sprak ooit de volgende woorden:

"Zie, Ik geef je een elementaire spirituele Wet die zielen kan helpen, alle aspecten van het leven dieper te begrijpen:

Alles wat van God uitgaat, is drager van Licht en warmte, met andere woorden van volmaakte Waarheid en volmaakte Liefde.

Alles wat van de satan uitgaat, is drager van duisternis en koude, met andere woorden van leugen, misleiding, haat, onverschilligheid en gevoelloosheid in al zijn uitingsvormen.

Omdat de duisternis de eed heeft gezworen, alle Werken en Plannen van God en alle uitingen van Gods Tegenwoordigheid en werking tegen te werken, te vergiftigen, onwerkzaam te maken, af te remmen of zo mogelijk totaal te verwoesten, en de duisternis dit alles tracht te verwezenlijken via de mensenzielen, staat elk mensenleven bol van bekoringen in de harten, opdat de vrije wil van elke ziel steeds weer zou kiezen voor dienst aan de duisternis (de satan) in plaats van aan het Licht (God), terwijl de dienst aan God een natuurlijke neiging is die God in elke ziel legt als haar ware overkoepelende levensopdracht, de enige zin van het leven op aarde.

Alle werken van de duisternis zijn erop gericht, alle Licht en warmte in een mensenhart te ontwrichten, onwerkzaam te maken en zo mogelijk definitief te verlammen en deze te vervangen door duisternis en kilte.

Om deze reden bestaat het machtigste wapen van een mensenziel tegen de invloeden der duisternis in een hartsgesteldheid die erop is gericht, in alle situaties van het leven het Licht en de warmte in het hart in stand te houden en deze zelfs ononderbroken te verdiepen en te verstevigen, tot de ziel op elk ogenblik van de dag en de nacht spontaan en van harte de onvoorwaardelijke zelfverloochenende Liefde beleeft jegens God en jegens al haar medeschepselen, en in alle situaties slechts de vlekkeloze volheid van de Waarheid dient, zonder enige onzuiverheid in haar gevoelens, gedachten en verlangens en zonder de geringste neiging tot onoprechtheid, leugen, misleiding, bedrog, zelfverblinding noch zelfverheffing, zelfverheerlijking noch onwil om zichzelf en haar fouten en tekortkomingen te erkennen, doch integendeel met een oprechte bezieling om voor God en haar hele leefwereld te worden tot een schitterende spiegel van de Liefde en zuiverheid van God Zelf.

Het Licht heeft nog een andere uitingsvorm naast de Waarheid, namelijk de blijmoedigheid. Ik noemde de blijmoedigheid reeds vele jaren geleden 'het Licht van de ziel'. Het verband tussen de Waarheid en de blijmoedigheid moge blijken uit Mijn definitie van 'Waarheid': De Waarheid is het geheel van de leefregels die de ziel naar de volkomen overeenstemming met Gods Wil en Zijn Wet van Liefde kunnen leiden, opdat zij de door God jegens haar gestelde verwachting – deze van een leven in de hoogst mogelijke vruchtbaarheid in het bijdragen tot de verwezenlijking van Gods Heilsplan – zou kunnen inlossen. Naarmate een ziel haar wil méér in overeenstemming weet te brengen met de Wil van God en derhalve haar ware levensopdracht in dienst van Gods Werken in een hogere mate vervult, zal in haar de innerlijke Vrede, de Vrede van hart, toenemen. Een toenemende innerlijke Vrede brengt in het hart de ware blijmoedigheid tot bloei.

Ware blijmoedigheid heeft niets te maken met uitbundige vrolijkheid, doch met een diep gevoel van innerlijke rust en Vrede, een gevoel dat de ziel vervult met de stille zekerheid dat God zeer nabij is en dat haar levensweg waarlijk in Zijn handen ligt. Een ziel die slechts leeft om Gods Waarheid te dienen, wordt vervuld met Zijn Vrede omdat Gods Hart zich verheugt over de vruchtbaarheid van haar wegen. De ziel voelt dit in de vorm van een stille blijmoedigheid die in haar blijft opwellen als het parfum uit het Hart van Haar Schepper. Uitbundige vrolijkheid is de valse blijmoedigheid die wordt ingegeven door pogingen van het hart om innerlijke duisternis voor zichzelf te verbergen. Zij is daarom geen teken van overvloeiing uit Gods Hart in het eigen hart, doch blokkeert het hart eerder voor de instroming van Gods Licht.

Zo kan elke ziel ook bij zichzelf vaststellen in welke mate zij haar ware levensopdracht voor God aan het vervullen is, of niet. Belangrijk is hierbij, dat de ziel zichzelf leert beoordelen in alle oprechtheid en eerlijkheid, en dat zij zich ervan bewust blijft dat elke zelfverblinding en zelfmisleiding neerkomt op zelfverheffing, en haar daarom in het uur van haar levensoordeel voor de troon van God zal worden aangerekend als dienst aan de duisternis in plaats van aan het Licht. Zalig de ziel die tijdens dit leven haar fouten en tekortkomingen oprecht en eerlijk erkent, want zij zal Gods Barmhartigheid ervaren omdat Hij haar dit zal aanrekenen als zelfvernedering en erkenning van haar onvolmaaktheid ten aanzien van de volmaakte Goddelijke Wet. Zelfvernedering levert God het bewijs van een oprecht verlangen om Zijn Grondwet, dit wil zeggen de Ware Liefde, steeds volmaakter na te leven".


23. De ziel als kanaal van Licht

Elke mensenziel krijgt slechts om één reden het leven op aarde: om een rol te spelen in het hele netwerk van de Schepping, als werktuig om de Werken te helpen voltooien, die God in samenwerking met, en op grond van de ondubbelzinnige instemming vanwege, de mensenzielen wil volbrengen. De mensenziel kan deze levensopdracht slechts vervullen in de mate waarin zij Gods Licht doorheen het netwerk helpt verspreiden. Dit is slechts mogelijk wanneer zij haar hart maakt tot een vlekkeloos zuivere spiegel, die Gods Tegenwoordigheid en werkingen onbelemmerd uitstraalt naar alle medeschepselen met dewelke zij op haar levensweg in contact komt.

De waarde van een mensenleven wordt bepaald door de hoeveelheid Licht die de ziel helpt verspreiden. Alle Licht komt van God, doch elke ziel is geroepen om een kanaaltje te zijn doorheen hetwelk dit Licht zich doorheen de Schepping kan verspreiden. Dit kanaaltje verspreidt des te meer en des te feller Licht naarmate het zuiverder en intenser met God verbonden blijft. De factor die dit Licht in stand houdt, is de Ware (dit wil zeggen: de zelfverloochenende) Liefde. Een ziel die negatieve gesteldheden in zich toelaat, dooft zelf het Licht dat zij van God ontvangt, wordt zelf duister en verspreidt eerder duisternis dan Licht. Omdat schepselen Licht 'voelen' als Gods Tegenwoordigheid, zijn sommige zielen in staat om Gods nabijheid te laten voelen, terwijl andere eerder tegenovergestelde gevoelens opwekken.

Daar de mensenziel ononderbroken voorwerp in de strijd tussen Licht en duisternis is, stelt de duisternis alles in het werk om de ziel van haar levensopdracht in dienst van Gods Werken weg te leiden en al haar handelingen en innerlijke gesteldheden te vergiftigen, opdat deze niet langer voor Gods Werken bruikbaar zouden zijn. De mensenziel heeft een trefzeker wapen ter beschikking: de overgave, in het bijzonder deze in het kader van een totale toewijding aan de Koningin des Hemels.

Naarmate de ziel alles in haar leven beschouwt als gelegenheden via dewelke zij Gods Plannen en Werken het best kan dienen, verliest de duisternis alle macht over haar geest en hart, en kan de Hemelse Meesteres van haar levensweg – de Koningin des Hemels, aan Wie zij zich op kracht van het heilig verbond van totale toewijding met haar hele wezen heeft weggegeven – de duisternis daadwerkelijk alle wind uit de zeilen nemen. De ziel moet daartoe ten volle met haar Hemelse Meesteres meewerken, opdat Zij Haar onoverwinnelijke macht over de duisternis ten volle moge kunnen laten gelden en de ziel met haar hele doen en laten, haar hele innerlijk leven en haar hele levensweg een levend teken kan worden voor het Goddelijk Licht, dat zich onder andere via een absoluut onbegrensde heerschappij van de Meesteres van alle zielen in een mensenziel kan ontplooien tot een ondoordringbaar schild.

De Hemelse Meesteres waarschuwt met de grootste klemtoon voor de neiging met dewelke de duisternis elke ziel tracht te besmetten: de neiging om zich door elke wereldse ontwikkeling te laten verontrusten. Wij hoeven dezer dagen slechts te denken aan de bedreigende berichtgeving over de verspreiding van het gevaarlijke coronavirus. Toegeven aan deze neiging, betekent in wezen zichzelf verlammen bij de vervulling van een zeer belangrijke taak als mensenziel: God verwacht van elke ziel dat zij Hem tegenwoordig stelt door een schitterende spiegel te zijn, die Zijn Licht over haar hele omgeving doorstraalt. Een ziel die zich gemakkelijk zorgen maakt, verduistert de hemel boven haar eigen hart, zodat zij als spiegel voor Gods Licht minder bruikbaar wordt. Het ware succes, de ware vruchtbaarheid van een mensenleven kan worden vastgesteld volgens de maat waarin de medeschepselen, met dewelke de ziel in aanraking is geweest, op één of andere wijze het gevoel kunnen krijgen dat God Zelf op hun levensweg voorbij is gekomen, want dat nieuwe bloemen op hun weg zijn opgeschoten en de lucht boven hun hart plots naar lente is beginnen ruiken.

Zalig de ziel over wie God in het uur van het oordeel over haar leven kan zeggen dat vele medeschepselen van haar hebben getuigd dat zij Licht, Liefde, Geluk en Vrede in hun leven heeft gebracht door te zijn wie zij was en zoals zij was, omdat haar hart Gods Licht heeft weerkaatst en daardoor deze medeschepselen heeft vervuld met de stille zekerheid dat de Ware Liefde waarlijk leeft en dat duisternis, dreiging, angst en leed verdwijnen waar God verschijnt en de kans krijgt om Zijn Hart onbelemmerd te openen. Inderdaad, de Meesteres van alle zielen wees er reeds in diverse geschriften op, dat in de ziel van elk mens en in het levensprincipe van elk dier een logboek staat gegrift, in hetwelk het hele leven van dit wezen met alle ervaringen, alle gevoelens en alle contacten opgetekend staan, alsook de namen van elk medeschepsel dat aan deze mens of dit dier Liefde, zorg, Licht, Vrede, of omgekeerd haat, onverschilligheid, gevoelloosheid, pijn, kwelling, leed of angst heeft bereid. Daardoor zullen in het uur van Uw levensoordeel de logboeken van elk schepsel met hetwelk U ooit contact hebt gehad – medemensen zowel als dieren –, in een bepaalde mate vóór U of tegen U getuigen en het waardecijfer helpen bepalen, dat God aan Uw leven als kanaal van Licht of van duisternis zal geven.


24. Lente in de ziel

De Meesteres van alle zielen trekt vaak parallellen tussen het leven in de ziel enerzijds, en de natuur anderzijds, en toont daardoor aan dat God het Leven in zijn meest uiteenlopende vormen in wezen door gelijkaardige Wetten bestuurt. Dit hoeft ons niet te verwonderen, daar alle Leven uiteindelijk wordt geregeerd en in stand wordt gehouden door één centrale kracht: de Liefde. De Ware Liefde is de basiskracht van God Zelf, de essentie van Zijn Wezen, en doordat al het geschapene uit Zijn Hart komt, draagt ook al het geschapene sporen van diezelfde essentiële kracht in zich. De Koningin des Hemels verwijst in verband met de bloei in het zielenleven naar de natuur in de lente:

Voor haar spirituele bloei, haar 'ware lente', heeft de mensenziel in wezen drie dingen nodig:

  1. zon: Gods kracht van Liefde, die het ware Leven in zich draagt;
  2. regen: Gods genaden, die hoofdzakelijk komen in de vorm van alle beproevingen die Gods Voorzienigheid op de levensweg van de ziel toestaat;
  3. wind: de Heilige Geest met Zijn inspiraties, die als een Hemelse bries het stuifmeel van ware vruchtbaarheid uit Gods Hart overbrengen naar de ziel om haar te bevruchten. De werking van de Heilige Geest in de ziel zou men daarom kunnen beschouwen als ononderbroken pogingen van God om bruiloft te sluiten tussen Zijn Wil en Zijn Wijsheid enerzijds, en de ziel en haar vrije wil anderzijds, teneinde via alle reacties van de ziel in haar hele doen en laten, al haar woorden en al haar gedachten, gevoelens, bestrevingen en innerlijke gesteldheden in de breedste zin van het woord, 'kinderen te verwekken en te baren'. Deze 'kinderen' zijn dan alle vruchten die God met volle, bewuste en oprechte medewerking van een mensenziel verwekt en via haar baart ten bate van de Schepping. Precies dit is wat wordt bedoeld wanneer de Meesteres van alle zielen zegt dat God Zijn Werken en Plannen wil volbrengen via – dit wil zeggen: met medewerking van – mensenzielen.

Afzonderlijk kunnen de drie elementen (zon, regen en wind) geen lente in de ziel in stand houden, ook niet in combinaties van twee van deze elementen zonder het derde. Het is werkelijk noodzakelijk dat alle drie zich tezelfdertijd in de ziel kunnen uitwerken.

Vele mensenzielen vergeten gemakkelijk dat ook zij deel uitmaken van de Schepping en dus ook volgens dezelfde wetten functioneren. Planten en dieren leven volgens Gods Wet. Er laten zich weliswaar afwijkingen op deze regel vaststellen, doch deze zijn te wijten aan een ontwrichting van de Schepping door de zonde van de mensenziel plus door rechtstreeks menselijk ingrijpen: ontregelingen in de plantengroei, agressie in de dierenwereld, en andere. Op de mensenziel rust derhalve de verantwoordelijkheid om de Eeuwige Lente in de Schepping terug te brengen. Dit moet beginnen in de mensenziel zelf: Zij moet terugkeren naar een uitsluitende oriëntering op Gods Wet, die in haar ingebed ligt (in de kiem van de heiligheid, die God in elke mensenziel legt).

Om de ware lente in zich te laten bloeien en daardoor een bruikbaar werktuig te zijn voor de grondvesting van de Eeuwige Lente in de Schepping (die, laten wij dit goed voor ogen houden, uiteindelijk niets anders is dan de grondvesting van Gods Rijk op aarde en de intrede van het Messiaans Tijdperk), moet de ziel dus:

  • de zon van Gods Liefde ten volle in zich laten werken, en haar stralen van Liefde aan al haar medeschepselen doorgeven in haar hele doen en laten en via al haar innerlijke gesteldheden (alle gedachten en gevoelens moeten vervuld zijn van onvoorwaardelijke, zelfverloochenende Liefde);
  • de regen van alle genaden optimaal benutten, dit wil zeggen: al haar beproevingen en kruisen zonder verzet aanvaarden en deze van harte aan God toewijden – bij voorkeur via Maria, Die hen een immense extra waarde kan geven door hen te bekleden met de volheid van de vlekkeloze Liefde van de enige geschapen Ziel die geen enkel ogenblik van Haar aardse leven één enkele toegeving heeft gedaan aan enige inspiratie van duisternis. Door alle beproevingen en kruisen van het leven te dragen in intense eenheid met de Vrouw, Die vanaf Haar Onbevlekte Ontvangenis de satan onder Haar voeten heeft gehouden en in de volheid van de Tijd zijn werken onder deze voeten zal verbrijzelen, levert de ziel de hoogst mogelijke bijdrage tot de ontsluiting van de Verlossingswerken van de Christus in de zielen;
  • de wind van de Heilige Geest, de ware bezieling vanuit God Hart, volop over de akker van haar zielsvermogens laten waaien, opdat zij het 'stuifmeel' van deze Goddelijke bezieling in zich moge kunnen opnemen, en tevens de zuurstof moge kunnen opnemen die haar diepste zielsvermogens nodig hebben om zich ononderbroken te vernieuwen en opdat zij volop moge kunnen 'ademen'. Een ziel die niet meer volop 'ademt' (dit wil zeggen: niet ten volle met de Heilige Geest verbonden blijft), valt ten prooi aan de gisting van de bekoringen van allerlei duistere inspiraties.

De Meesteres van alle zielen noemt de lente het seizoen van de hoop, vanwege de belofte van alle nieuwe tekenen van leven die in de natuur merkbaar worden. Dit seizoen nodigt de ziel uit om haar innerlijk leven zo te vormen dat in haar de stille zekerheid kan bloeien dat in haar de kiem van de Eeuwige Zomer ligt, die volgens de mate van haar actieve beleving van de Ware Liefde kan veranderen in de vrucht van de uitgerijpte heiligheid. Een ziel die de Ware Lente beleeft, is een ziel die zich volop heiligt. Haar levensweg eindigt in de Eeuwige Zomer: de Gelukzaligheid van de ziel die de volheid van de Ware Liefde in zich heeft laten uitrijpen door de Goddelijke Wetten tot de enige zin, drijfveer en doelstelling van haar hele leven te maken. Wie de Ware Liefde oprecht beleeft, verandert zelf helemaal in Ware Liefde. De ziel die de Ware Lente diep inademt, beleeft deze inwendig zo diep dat de Eeuwige Zomer automatisch in haar begint te rijpen: De lentebloesems worden zomervruchten in de mate waarin zij met volle inzet worden beschermd tegen elke onverwachte aanval van winter (= de koude tegenpool van Gods Liefde).


25. Over het Sacrament van de Biecht

In september 2016 zei de Meesteres van alle zielen: "Door het Sacrament van het Doopsel wordt een ziel onder de hoede van de Heilige Geest gesteld. Door het Sacrament van het Vormsel bekrachtigt zij deze toewijding in de vorm van een bewust verbond. Door elke Heilige Biecht wordt dit verbond vernieuwd. Daarom mag dit Sacrament niet lichtvaardig worden aangegaan, want elke herhaling van de gebiechte overtreding is een formele schending van de gehoorzaamheid jegens Gods Wet, zoals een contract dat telkens weer wordt gebroken. De Biecht is een Sacrament van Barmhartigheid. Bedenk echter dat God Zijn Barmhartigheid voorbehoudt voor de ziel die weliswaar bij herhaling struikelt doch in het hart waarlijk met Gods Hart en Zijn verlangens één wil zijn en daar ook daadwerkelijk aan werkt.

Een Biecht die wordt gesproken met als voornaamste intentie, te worden bevrijd van schuld jegens God, is zelfzuchtig. Een waarlijk oprechte, heilvolle Biecht wordt in de eerste plaats gesproken om eerherstel te brengen voor schendingen van Gods Wet van Liefde, en is dus in de eerste plaats gericht op goedmaking jegens God en pas in de tweede plaats op bevrijding van eigen schuld. Gods vergeving, en derhalve de bevrijding van de ziel van haar schuld, is een geschenk dat de ziel van God krijgt in de mate waarin zij in de diepte van haar hart aan God toont dat zij daadwerkelijk lijdt onder wat zij Hem, Zijn Liefde, en Zijn schepselen heeft aangedaan".

In juli 2017 sprak de Hemelse Koningin nogmaals treffend over de Biecht in het volgend beeld:

Bij het Sacrament van de Biecht wordt de ziel uitgenodigd om Haar tuin aan God voor te leggen. In de mate waarin zij in de juiste gesteldheid van hart verkeert, gebeuren daarbij twee dingen:

  1. De Heilige Geest fluistert haar in het hart welk onkruid bezig is, haar tuin te bedreigen, en moedigt haar aan om dit onkruid te wieden;
  2. God zaait zaad van nieuwe Hemelse bloemen in haar tuin opdat deze een nieuwe bloeikracht moge krijgen.

De eerste fase verloopt slechts efficiënt in de mate waarin het hart waarlijk geopend is en georiënteerd is op rijping van de Goddelijke Liefde in zichzelf.

De tweede fase verloopt slechts efficiënt in de mate waarin het hart waarlijk bezield is met het verlangen om helemaal te veranderen, teneinde de zielenbodem waarlijk te bevrijden van alles wat hem totnogtoe heeft verziekt en wat vruchtbaar was voor het onkruid. Deze tweede fase behelst zowel de wil van de ziel om helemaal te veranderen van innerlijke gesteldheid, alsook het verlangen tot – en de verwezenlijking van – echte concrete goedmaking.

Vele zielen biechten hoofdzakelijk om te worden bevrijd van elementen die op hun oordeel tegen hen kunnen pleiten, en verwaarlozen om de tweede fase vruchtbaar te maken door een gebrek aan oprechte wil om anders te worden, dit wil zeggen: om hun leven en al hun innerlijke gesteldheden ten volle in harmonie te brengen met Gods Wet van de Ware Liefde. Zij worden dan wel van bepaalde elementen van onkruid bevrijd, doch blijven niettemin kaal, want het zaad voor nieuwe bloemen wordt niet opgenomen en vindt geen vruchtbare grond.

Zo is het Sacrament van de Biecht in vele gevallen weinig vruchtbaar, zowel voor de ziel zelf als voor de verwezenlijking van Gods Heilsplan. De ziel mag niet vergeten dat zij niet slechts biecht voor haar eigen Heil, want dit zou zelfzuchtig zijn; zij biecht eveneens – en deze doelstelling wordt over het algemeen totaal verwaarloosd, buiten beschouwing gelaten of helemaal niet beseft – om hierdoor Gods Heilsplan dichter bij zijn verwezenlijking te brengen, zowel rechtstreeks door vervanging van duisternis door Licht, als onrechtstreeks doordat de ziel die de tweede fase van de Biecht waarlijk vruchtbaar maakt, hierdoor voortaan vruchtbaarder wordt voor de doorstroming van Gods Licht en Liefde doorheen de Schepping.

De Biecht is een zeer groot geschenk, en behoort daarom de ziel te vervullen met vreugde en Ware Hoop. Deze Hoop moet zij echter waarmaken door een intens verlangen naar concrete eigen inzet om zich vanuit de diepste kern van haar wezen te zuiveren, want volgens de maat van haar zuiverheid zal de ziel méér of minder vruchtbaar zijn voor de verwezenlijking van Gods Werken en zal zij dus hetzij méér hetzij minder haar ware levensopdracht als werktuig in Gods hand vervullen. De echte zuivering gebeurt slechts door één ding: het Vuur van de Ware Liefde tot God en tot de hele Schepping.

Zelfs het Sacrament van de Biecht reinigt een ziel niet volkomen indien haar hart zich niet actief, bewust en volhardend verlangt te ontdoen van elke duistere neiging en gesteldheid. Gods Barmhartigheid komt namelijk slechts waarlijk tot werking in een ziel die zich totaal en actief inschakelt in de Werken van Liefde die God via elke mensenziel zoekt te voltrekken. Daartoe is noodzakelijk dat het hart vervuld is van niets anders dan gesteldheden van oprechte zelfverloochenende Liefde jegens God en jegens alle medeschepselen.

Voor een nog dieper begrip laat de Hemelse Meesteres in dit verband wijzen op een leerstelling die Zij jaren geleden onderrichtte, en waarin Zij zei dat de weg uit de zonde naar het Eeuwig Heil loopt over een trap die bestaat uit vijf treden, waarvan de naam telkens begint met de letter B:

Bewustwording - Berouw - Biecht - Boete - Bevrijding

Bij het beklimmen van deze trap ervaart de ziel een doorlopende uitstorting van genaden van Gods Barmhartigheid, waarbij een voortdurende wisselwerking plaatsheeft tussen God (inwerkingen en Gaven vanwege de Heilige Geest) en de ziel (betrachting van eenvormigheid met Christus). Naarmate de ziel de treden bestijgt, wint de kracht van de Genade terrein in haar, en wordt een steeds groter gedeelte van de straf die op grond van de onontkoombare Wet van Gods Gerechtigheid met de bedreven zonde verbonden is, kwijtgescholden. Zodra de straf totaal opgeheven is, heeft de zonde in kwestie geen uitwerking meer en vormt zij niet langer een belemmering om de poort van het Eeuwig Heil te openen.

De kwijtschelding van de straf is echter pas volkomen op de vijfde trede: de bevrijding. Zo wordt duidelijk waarom de vergeving in de Biecht (de derde trap) niet het einde is, en de ziel na het biechten van een zonde nog een louterende prestatie moet leveren alvorens de Goddelijke Gerechtigheid volkomen bevredigd is.

De Hemelse Koningin laat opmerken dat de vierde trede – de boete – niet louter bestaat uit de vervulling van de penitentie die door de priester wordt opgelegd op grond van de gebiechte overtreding(en), doch dat de 'boete' eveneens moet bestaan uit de volhardende inzet van de ziel om voortaan volkomen in harmonie met Gods Wet van de Ware Liefde te leven. Zo wordt duidelijk dat de vijfde trede – de bevrijding – inderdaad slechts kan worden bereikt in de mate waarin de ziel na de Biecht alles in het werk stelt om 'een ander mens te worden'. Alle facetten van spirituele groei vinden slechts hun diepe invulling en voltooiing in de mate waarin de ziel de Goddelijke Grondwet – de Wet van de zelfverloochenende Liefde jegens God, jegens al Zijn Werken en Plannen, en jegens alle medeschepselen – in alle aspecten en details van haar doen en laten en van haar innerlijke gesteldheden tot vervulling brengt.


26. De ziel als kleine fabriek

Ooit gaf de Koningin des Hemels een beeld dat op een bijzondere wijze de positie en de functie van elke mensenziel binnen de hele Schepping tot uitdrukking brengt:

"Elke ziel is als een fabriek, die grondstoffen verwerkt opdat bijzondere producten gemaakt kunnen worden, afhankelijk van de specifieke verwachtingen die God jegens elke individuele ziel koestert. De grondstoffen krijgt zij uitsluitend van God. Zonder deze grondstoffen uit Gods hand kan de fabriek helemaal niets doen. De verwerking van deze grondstoffen heeft tot doel, producten voort te brengen, die op één of andere specifieke wijze Gods Werken moeten helpen verwezenlijken. De brandstof met dewelke de fabriek werkt, is de Liefde. Dit betekent tevens dat zelfs de mooiste grondstoffen (deze zijn immers steeds van God Zelf afkomstig) niet eens producten kunnen opleveren indien de fabriek geen brandstof opslaat. Ook deze brandstof is van God afkomstig, doch niet elke ziel slaat deze brandstof even doelmatig op noch verwerkt deze brandstof even doelmatig.

Zie dus het productieproces, dat de mate bepaalt in dewelke een zielenfabriek haar productie verzorgt in overeenstemming met Gods verwachtingen, of niet: God levert grondstoffen (genaden en inspiraties) en brandstof (de Liefde, draagster van alle Leven). De fabriek moet dit alles zo doelmatig mogelijk opslaan, verwerken en omzetten, opdat zij producten moge kunnen leveren die tegemoet kunnen komen aan de behoeften van de Goddelijke Leverancier. De Leverancier is gelijktijdig Bron en Bestemming van alle productieprocessen. Zelfs de allerbeste grondstoffen worden helemaal niet verwerkt zolang de fabriek haar brandstof niet volgens de regels benut. Wat telt, is dus een vlotte samenwerking van genaden + Ware Liefde, met de bedoeling, producten voor Gods Rijk te vervaardigen.

Niets van dit alles is van de ziel zelf afkomstig, alles komt van God. Om met het zopas geschilderde beeld te spreken: De fabriek is op zich nutteloos indien haar geen grondstoffen en geen brandstof toegevoerd zouden worden en indien zij bovendien niet precies zou werken volgens de fabricageregels die noodzakelijk zijn teneinde producten te maken die tegemoet komen aan de behoeften. De enige verdiensten van de ziel zelf liggen in de mate, waarin zij de Ware Liefde concreet toepast. Zonder dit is de ziel als fabriek zelfs totaal zinloos. Een fabriek kan zonder grondstoffen en brandstof helemaal niet werken en derhalve niets produceren. Haar enige verdiensten liggen in de wijze waarop zij met de toegeleverde stoffen omgaat en de mate waarin zij deze stoffen zuiver en met het oog op zinvolle eindproducten verwerkt".


27. Over de boom en zijn vruchten

Ooit dicteerde de Meesteres van alle zielen privaat het volgende antwoord aan een ziel die zich vragen stelde over de uitspraak, dat men aan de vruchten de boom herkent. Zij laat thans Haar antwoord bekend maken voor diepe beschouwing:

"Een goede boom brengt goede vruchten voort omdat dit in zijn natuur ligt. Dit geldt echter slechts op voorwaarde dat de vruchten zich daadwerkelijk uitsluitend van de sappen van deze boom voeden in plaats van de pesticiden op te drinken die door wereldse gesteldheden en invloeden in hen trachten door te dringen.

Ja, Jezus zei reeds dat men aan de vruchten de boom herkent, doch deze stelling veronderstelt wel dat Gods Wetten zich ten volle kunnen uitwerken zonder dat de inmengingen van de duisternis vrijwillig door de vruchten in zich worden toegelaten, in bepaalde gevallen zelfs vrijwillig in zich worden uitgenodigd.

Om deze reden kunnen ook aan een prachtige, kerngezonde boom absoluut minderwaardige vruchten worden gevonden, want de kwaliteit van de vruchten hangt uiteindelijk in de eerste plaats af van de mate waarin de vruchten de door God voorziene Wetten van groei, bloei en rijping, en derhalve de Goddelijke Intelligentie, de kans geven om zich ten volle en zonder wereldse, menselijke, dit wil zeggen duistere, inmengingen in hun volle Goddelijke macht en zuiverheid uit te werken.

Begrijp dit wel: In de louter spirituele zin betekent dit concreet dat zelfs de heiligste ziel het Licht en het Vuur van de zuivere Liefde die zij van God heeft ontvangen en die zij vrijwillig en boven alles aan al haar medeschepselen verlangt door te geven, lang niet alleen heiligheid zal voortbrengen, want velen die deze ziel ogenschijnlijk volgen, zullen niet weerstaan aan de heftige pogingen van de duisternis om via hen de heiligheid van deze ziel in diskrediet te brengen, opdat de wereld tot de conclusie moge komen dat de boom, die slechts Gods Wetten heeft beleefd, een werk van duisternis is en dat aldus beter geen mens van zijn vruchten zou eten.

Wie de waarheid wil kennen over de ware gesteldheid van de boom, doet er daarom goed aan, zich niet in de eerste plaats te laten leiden door waarnemingen over de gesteldheid van zijn vruchten, doch rechtstreeks de zuiverheid van zijn sap alsook de kwaliteit van de grond te bekijken, in dewelke hij geworteld staat. In de mate waarin de boom wortel heeft geschoten in heilige grond en slechts de zuivere, zuurstofrijke lucht van de Heilige Geest ademt, zal hij sappen aanmaken die volkomen in overeenstemming zijn met het Plan dat God met hem heeft. Tussen het sap en de vruchten echter, kunnen de handen, harten en geesten van mensen zeer veel aanrichten dat niet van God afkomstig is".


28. Gebed als telefoongesprek

De Meesteres van alle zielen blijft beklemtonen dat zeer veel zielen die in naam aan Haar zijn toegewijd, hun verbond van toewijding niet vruchtbaar maken doordat zij hieraan weinig of geen invulling geven. Zij noemt de houding van een dergelijke ziel 'oppervlakkigheid'. Eén van de diverse duidelijke voorbeelden die Zij ooit gaf, drukte Zij uit in dit beeld:

"Ik wil je een aanschouwelijk beeld geven, dat duidelijk kan maken waarom het uitspreken van een gebed, een aanroeping, zelfs een noodkreet, tot God of tot Mij op zich niet volstaat:

De ziel die bidt, zonder meer, is zoals iemand die een telefonische oproep richt tot een medemens met het verzoek dat deze hem moge komen helpen, doch daarna de telefoon neerlegt en niets meer doet.

Een echt en vruchtbaar gebed tot God of tot Mij is een situatie, vergelijkbaar met een mens die een telefonische oproep om hulp verricht tot een medemens, en nadat hij de telefoon heeft neergelegd naar de deur stapt om deze te ontgrendelen, opdat de opgeroepene onmiddellijk zijn huis kan betreden, en die bovendien zijn huis in orde maakt voor het naderend bezoek, en zorgt dat hij iets te drinken en te eten klaar heeft voor de komende bezoeker. Ziehier de betekenis, bijvoorbeeld bij een hulproep tot Mij:

De ziel richt tot Mij een telefonische oproep, dit wil zeggen: Zij smeekt Mij om hulp.

Dan haast zij zich naar de deur om haar te ontgrendelen, dit wil zeggen: Zij opent haar hart totaal voor Mij, opdat Ik zonder enige belemmering bij haar kan binnenkomen.

Zij maakt haar huis in orde, dit wil zeggen: Zij zorgt voor een zuiver hart, zuivere gedachten en een zuiver Geloof teneinde Mij in waardigheid te kunnen ontvangen.

Tenslotte zorgt zij voor wat drank en voedsel, dit wil zeggen: Zij stelt zich oprecht de vraag, hoe zij Mijn Hart kan voeden en laven, en doet er alles aan opdat Ik ten volle bevredigd moge worden. Heel concreet betekent dit dat de ziel haar hele wezen totaal instelt op grenzeloze en vlekkeloze dienst aan Mij.

Begrijp dit beeld wel. De ziel die tot Mij bidt, een hulproep tot Mij richt of zich via een gebed aan Mij toewijdt, kan slechts een vruchtbaar bezoek van Mij verwachten indien zij dit gebed prompt, zonder aarzeling en onvoorwaardelijk laat volgen door haar volle inzet om Mij in elk opzicht in haar inwendig leven toe te laten, zich één van hart met Mij te maken, en Mij met Vuur te voeden en te laven met zichzelf, met haar hele wezen en haar hele leven. Een ziel die haar samenleven met Mij beperkt tot gebeden zonder deze gebeden aan te vullen met actieve inzet om waarlijk één met Mij te worden, kan door Mij niet waarlijk worden bezocht, noch de vruchten plukken van de Hemelse Schatten die Ik met zoveel verlangen naar elk zielenhuis toe verlang te dragen.

Alles is een kwestie van invulling, van inhoud geven, en deze inhoud leeft in het hart en wordt door God onbeperkt doorgrond. Ik herhaal dat God niet hoort met oren, doch met het Hart".


29. De ziel als ei

Ooit sprak de Meesteres van alle zielen:

"Je zou je de ziel kunnen voorstellen als een ei. De dooier van het ei staat gelijk met de kiem van de heiligheid, die als het ware het tabernakel van de ziel is, het heiligdom waarin de Schepper het vermogen tot heiliging verbergt, alsook het Goddelijk Wetboek. Daarom is de kiem van de heiligheid zeer nauw verbonden met het geweten. Het eiwit om de dooier heen is het geheel van de andere zielsvermogens, van waaruit onder meer de gevoelsbeleving wordt gedirigeerd.

Zie wat er gebeurt wanneer je een ei kookt: Het eiwit stolt naarmate zijn temperatuur toeneemt onder invloed van het kokend water. Het gestolde eiwit vormt een steeds steviger barrière omheen de dooier, die ook zelf in temperatuur toeneemt.

Zie het beeld: De kiem van de heiligheid in de ziel moet worden beschermd door er een stevige schutsmuur omheen te bouwen, die bestaat uit een standvastige gevoelsbeleving, een standvastige wil die op Gods Wil georiënteerd blijft, enzovoort, en deze schutsmuur wordt steviger naarmate de ziel meer warmte ontwikkelt. Deze warmte is de ware zelfverloochenende Liefde.

De kiem van de heiligheid moet worden beschermd en ongeschonden worden bewaard doordat de ziel zich in een atmosfeer van Ware Liefde hult. Een ziel die weinig of geen zelfverloochenende Liefde opbrengt, blijft koud, waardoor de zielsvermogens broos blijven en de kiem der heiligheid bij de geringste stoot bloot komt te liggen en zelfs wegvloeit. Deze ziel laat haar tabernakel ook onbeschermd tegen alle inwerkingen vanwege de duisternis. Ook het geweten 'vloeit weg', dit wil zeggen: De ziel begint te handelen alsof zij niet eens een geweten had. Een ziel daarentegen, die alle details van haar wezen omhult met de atmosfeer van de Ware Liefde (het kokend water), wapent zich tegen elke schending van haar kiem van heiligheid en van haar geweten.

Overweeg dit beeld, en trek er de juiste conclusies uit".


30. De ziel als Jeruzalem

Op 24 mei 2020, de Octaafzondag van Hemelvaart, sprak Jezus tot Myriam de volgende woorden:

JEZUS: "Ik zaai in je hart de volgende woorden, die Ik in de eerste plaats richt tot alle christenen met de dringende aansporing, hen te gebruiken als aanleiding tot een diep zelfonderzoek om vast te stellen in hoeverre zij hun erfenis als christenen daadwerkelijk waardig benutten.

Welke vreugde bereidt het Mij wanneer Ik een ziel ter beschikking krijg, die zich voor Mij openstelt zodat Ik er vrij doorheen kan wandelen zoals in het Israël van Mijn dagen als God-Mens. In dat zielenland strooi Ik het zaad van God uit, Ik verricht er Mijn weldaden, voltrek er Mijn wonderen, genees er wat ziek is, wek zelfs tot leven wat gestorven bleek.

Hoe zwaar echter is de schok wanneer Ik in een zielenland de hoofdstad bereik, het hart, en daar vaststel dat het een Jeruzalem is van verzet, onbegrip, onoprechtheid en bedreiging, een plaats waar Ik in wezen reeds ben veroordeeld en waar nog slechts wordt gewacht op gelegenheden om Mijn gevangenneming en Mijn terdoodveroordeling te rechtvaardigen door het zaad van de Waarheid aan te wijzen als zaad van onkruid en de woorden uit Gods Hart uit te leggen als leugen, ketterij en godslastering.

Hoe mooi en aantrekkelijk oogt de hoofdstad, het hart, van vele zielen wanneer Ik het nader vanop de heuvels buiten de muren, doch hoe vaak vind Ik binnen de muren spoedig een nest van addergebroed vol verraad en duisternis, een tempel die in werkelijkheid de dingen der wereld toebehoort, en diep verborgen gesteldheden gehuld in gewaden vol misleiding en zelfbedrog.

Zalig de ziel die voor Mij is als een Bethanië van verkwikking, met rozentuinen van oprechte Liefde en gesteldheden van oprecht en diep Geloof, en die haar Jeruzalem oprecht voor Mij ontsluit opdat Ik al haar beklemmingen voorgoed met Mij zou kruisigen, want in deze ziel zal Ik verrijzen in de volheid van Mijn Glorie. In deze ziel dragen alle kruisen reeds de Glorie van de Verrijzenis en de Hemelvaart in zich zoals Hemels zaad dat in Gods Hart reeds een bloeiend paradijs is geworden.

Begrijp wel dat de christen wiens hart Mij ontvangt zoals Jeruzalem, niet de Geest van de Christus doch de geest van Judas in zich koestert".


31. De zielenmantel en zijn knopen

In mei 2020 schonk de Koningin des Hemels de volgende woorden aan Myriam als materiaal voor diepe beschouwing:

"In waarheid vertrouw Ik je de spirituele reden toe, waarom op Golgotha van de apostelen slechts Johannes tegenwoordig was:

Het Heilig Misoffer stelt het Verlossingsoffer van Golgotha tegenwoordig. Op Golgotha was van de apostelen alleen Johannes tegenwoordig. Van de twaalf was hij diegene, die het verst ontwikkeld was in alle aspecten van de Ware Liefde. Zo stelde God in de tegenwoordigheid van Johannes aan de voet van het Kruis een symbool dat uitdrukte dat de vruchtbaarheid van het Misoffer voor een ziel die het Misoffer bijwoont, sterk wordt bepaald door de mate waarin in deze ziel de gesteldheden van Johannes leven.

In Johannes leefde naast een zeer sterk ontwikkelde Liefde ook een brandend Vuur van oprecht verlangen naar volmaaktheid als beeld van Gods Hart. Dit Vuur van verlangen zou in elke mensenziel moeten leven.

Ik kan het ook zo uitdrukken: Een ziel die leeft vanuit het oprechte Vuur van verlangen om waarlijk beeld van Gods Hart te zijn, is bij het Heilig Misoffer op gelijkaardige wijze aanwezig als Johannes op Golgotha. Een ziel die dit Vuur mist, is bij het Heilig Misoffer op gelijkaardige wijze aanwezig als diegenen die op Golgotha aanwezig waren zonder ware spirituele gevoelens.

Weet, dat ook Maria Magdalena aan de voet van het Kruis tegenwoordig was, en wel met grote vruchtbaarheid voor haar ziel, omdat ook in haar het Vuur van het verlangen om beeld van Gods Hart te zijn, zeer intens brandde. Haar oprecht verlangen naar spirituele volmaaktheid alsook haar intense oprechte Liefde tot Jezus en tot Mij maakte haar waarlijk waardig om één van hart te zijn met het Offer van Golgotha.

Mijn Hart en de harten van Johannes en Maria Magdalena op Golgotha waren drie intense Vlammen. Zij waren als het ware de tegenhangers voor de drie spijkers met dewelke Jezus aan het Kruis werd genageld. Zo stelde God reeds een beeld waaruit blijkt dat alle duisternis ooit volledig wordt gecompenseerd: De spijkers van de zonde werden gecompenseerd door de drie Liefdesvlammen uit drie harten van mensenzielen die in de uren op Golgotha volledig versmolten waren met het Hart van de Eeuwige Liefde, Die Haar stoffelijkheid vrijwillig prijsgaf aan het Vuur der Verlossing.

Bedenk nu dit alles bij elke gedachtenis van de Eucharistie, want zie, hier ligt het grote verschil tussen een ziel die het Heilig Misoffer bijwoont om God te verheerlijken en als eerbetoon aan Gods Werken enerzijds, en anderzijds een ziel die het Heilig Misoffer bijwoont vanuit de vrees dat het verzuim van het Misoffer zou kunnen betekenen dat zij dan het Eeuwig Heil zal verliezen: De eerste ziel is zoals Johannes, vervuld van Ware Liefde en gericht op God, de tweede is zoals een gevoelsarme toevallige aanwezige op Golgotha, vervuld van de zorg voor het eigen Eeuwig Heil doch zonder ware eenheid van hart met Christus.

In waarheid zeg Ik je, dat de ziel haar Eeuwig Heil niet verdient door het formeel bijwonen van het Misoffer met de bedoeling, haar 'religieuze plicht' te vervullen, doch uitsluitend door het verlangen om één te zijn met Gods Hart. Een Heilig Misoffer dat ten volle op God is gericht, zonder dat de ziel één ogenblik denkt aan de 'plicht' die zij heeft vervuld door de Mis bij te wonen, brengt de ziel oneindig veel méér Heil dan een opeenstapeling van wekelijkse Misoffers die uit eigenbelang worden bijgewoond. God oordeelt elke ziel volgens de maat waarin zij de Ware Liefde heeft beleefd. De vervulling van dagelijkse, wekelijkse of jaarlijkse religieuze 'plichten' brengt de ziel zeer weinig Heil, want vervulling van een plicht gaat zeer vaak niet gepaard met Liefde, doch beoogt het vermijden van mogelijke straf of het verkrijgen van beloning, en is dus volkomen zelfzuchtig.

Zie, de ziel moet zich kleden in de mantel van de Ware Liefde, dit wil zeggen de zelfverloochenende Liefde die slechts bekommerd is om het welzijn en Geluk van elk medeschepsel en om de dienst aan God, en die daarbij zichzelf totaal vergeet. De mantel kan worden gesloten door middel van knopen. In dit beeld zijn de Misoffers, het ontvangen van de Sacramenten en het verrichten van de gebeden die de ziel God aanbiedt, de knopen van de mantel. Bedenk echter: Wat baten duizenden knopen voor een mens zonder mantel? Ja, talloze christenen stapelen mogelijke genadebronnen op (Misoffers, Sacramenten, gebeden, bedevaarten...), doch leven niet waarlijk in een gesteldheid van Ware Liefde. Deze zielen hebben niet begrepen dat deze mogelijke genadebronnen door henzelf ontsloten moeten worden, en wel door een volhardende toepassing van de zelfverloochenende Liefde in alle situaties, gebeurtenissen en contacten van hun leven.

In het uur van het levensoordeel verschijnen deze zielen voor God, en in de mening dat zij grote verdiensten hebben verworven, tonen zij God de honderden, zelfs duizenden knopen die zij hebben verzameld. God echter, onderzoekt in de eerste plaats de kwaliteit van de mantel van de Liefde waarmee deze zielen zijn bekleed. Weet, dat vele schijnchristenen voor God verschijnen met een reusachtige doos vol knopen, doch naakt, zonder mantel. Begrijp dit beeld wel: Een ziel die niet een stevige mantel van sterk ontwikkelde zelfverloochenende Liefde draagt, is totaal onbeschut tegen de koude en regen van de talloze bekoringen van het leven. Zonder deze mantel zijn alle knopen die zij verzamelen, ook al zijn deze bij velen zeer talrijk, volslagen waardeloos en nutteloos.

Vervulling van religieuze 'plichten' door een ziel die zwak is in de toepassing van zelfverloochenende Liefde jegens al haar medeschepselen en jegens God en Zijn Werken en Plannen, waarborgt deze ziel absoluut niet de toegang tot de Eeuwige Gelukzaligheid".


32. De zon boven de levensweg

De Meesteres van alle zielen schonk Myriam deze gelijkenis ter overweging:

"Wanneer de zon hoog aan de hemel staat, neem je in wezen drie dingen waar:

1. warmte
2. licht
3. vreugde in het hart

Zie, God is de Zon voor het diepe Leven van de ziel. Hij laat de kern van de ziel op haar levensweg dezelfde drie dingen ervaren:

1. de warmte van Zijn Ware Liefde.
2. het Licht van het Ware Geloof in de diepe overtuiging dat Hij tegenwoordig en werkzaam is, dat Hij de Bron is van de Liefde die de ziel ervaart, dat Hij de ware toekomst is, en dat Zijn Tegenwoordigheid, Zijn werking en Zijn Wet op zekere dag alles zullen vergoeden, want dat de duisternis sterft, ja dat zelfs geen schaduw meer in leven blijft waar deze Zon de kans krijgt om hoog boven de levensweg te blijven prijken als de kracht die ook alle wolken laat oplossen.
3. de vreugde die in het hart stroomt door de Ware Hoop, want de kern van de ziel voelt Gods Tegenwoordigheid en werking op haar levensweg en put daaruit de Hoop op haar eeuwige toekomst en op de vervulling van de Goddelijke Wet in de hele Schepping. De Ware Hoop wordt zo tot bron van troost, bemoediging, bezieling, levenskracht, levenslust, geborgenheid, alsof de ziel partij wordt van een Hemelse levensverzekering die haar toekomst veilig stelt en het leed van het leven op zekere dag zal compenseren.

Weet en besef, dat deze ervaringen de ziel ten deel vallen in de mate waarin deze de Zon van het Ware Leven, de God van Liefde, Geloof en Hoop, ten volle in haar leven toelaat, aanvaardt met de volheid van Zijn onfeilbare Wet, en haar hele leven onvoorwaardelijk en totaal op Hem richt als haar enige Bestemming.

In de mate waarin zij dit alles niet of onvolkomen ervaart en zich op dit alles niet van harte en volhardend richt in volkomen verloochening van zichzelf en haar eigen vermeende behoeften en verwachtingen in het leven, zijn haar Liefde, Geloof en Hoop bevlekt, en zal de Goddelijke Zon niet de kans krijgen om de onvermijdelijke wolken boven haar levensweg zin te geven en deze te laten oplossen. Zij zal dan nooit de vreugde ervaren van de opwarming van haar kille uren, van de zonnestralen doorheen de wolken, van de regenboog na de regen op haar weg, want zij zal eerder de duisternis, de koude en de dorheid ervaren dan het Licht, de warmte en de vreugde".


33. De vrouwelijke spirituele natuur van de ziel

Myriam vroeg ooit de Hemelse Meesteres waarom Zij in verband met de mensenziel steeds de vrouwelijke vorm gebruikt. De Meesteres antwoordde:

"Ik beschouw de ziel als vrouwelijk, en wel om een heel andere reden dan de grammaticale. Ziehier de spirituele reden:

De mensenziel ontvangt het zaad van God om Zijn Werken te dragen en hen te baren voor de wereld. Met dit beeld voor ogen kunnen de zielen zich concreet voorstellen dat God Zijn Werken in de Schepping via de mensenzielen wil voltrekken: Zijn Wil is het Goddelijk zaad, dat Hij in mensenzielen uitstort om het in zich te dragen en het via hun doen en laten en hun innerlijke gesteldheden, hun gevoelens, gedachten en bestrevingen te baren als vruchten van Gods Wil.

De Schepper wil elke mensenziel inzetten als draagster van Zijn zaad, waaruit de effecten van de door Hem ontworpen Werken in de wereld zichtbaar moeten worden.

Precies om deze reden heeft elke mensenziel de roeping, te leven als bruid van Christus, als ontvangster van Zijn Werken van Verlossing met als levensopdracht, deze Werken voor de hele wereld te baren, dit wil zeggen: deze zichtbaar te helpen ontsluiten".


34. De ziel als wagen

Ooit gaf de Meesteres van alle zielen Myriam het volgende beeld:

Wanneer je je de ziel voorstelt als een auto, is het Geloof de motor, de vrije wil het stuur en de Liefde de brandstof.

Een ziel zonder Waar Geloof in God is zoals een dode ziel, haar motor springt niet eens aan, dus komt zij op de door God voor haar bedoelde levensweg nergens.

De vrije wil is het mechanisme dat bepaalt in welke richting de auto beweegt, en derhalve of de ziel haar ware Bestemming bereikt of niet, respectievelijk hoe ver zij van haar Bestemming verwijderd raakt, dus in welke mate zij Gods Werken doet of niet.

De Ware Liefde is de brandstof die alle zielsprocessen voedt. Een ziel die de Ware Liefde niet beleeft, blijft gewoon stilstaan bij gebrek aan voeding voor al haar zielsvermogens.

Zo kan de vrije wil van een ziel zeer actief zijn, doch indien de Liefde ontbreekt, zal de ziel niettemin nooit haar Bestemming bereiken. Het is alsof zij doelloos blijft rondrijden. Zelfs een ziel die gelooft zonder Liefde, zal haar Bestemming nooit bereiken, want de ziel beweegt weliswaar, doch het ontbreekt de wagen aan brandstof. Daarom is het mogelijk, en gebeurt het zelfs geregeld, dat een ziel enig Geloof in stand weet te houden, en aan de oppervlakte haar vrije wil gebruikt om naar het goede te streven, doch niettemin haar levensreis onvruchtbaar houdt doordat het haar aan Ware Liefde ontbreekt. Bij oppervlakkige gelovigen (zoals kenmerkend is voor het volksgeloof) is dit vaak het geval: Theoretisch streven zij het goede na, en menen zij, Gods Werken te willen doen, doch het ontbreekt hen aan brandstof, zodat zij in werkelijkheid nergens komen en dus voor God onvruchtbaar blijven.

Op grond van dit beeld kun je ook begrijpen waarom het onjuist is wanneer sommige zielen menen, uit hun zondig leven verlost te kunnen worden door te zeggen 'ik wil mijn vrije wil niet meer'. De ziel MOET haar vrije wil in stand houden, doch deze actief en bewust voor het goede inzetten en zorgen dat haar brandstofleiding zuiver blijft, d.w.z. dat zij voldoende Liefdesvuur naar haar Geloof (de motor) toevoert om dan, op deze wijze gevoed, haar stuurwiel in de juiste richting te draaien en recht naar God toe te bewegen".


35. De ziel als rivier

De Hemelse Meesteres schenkt het volgende beeld:

De ziel is als een rivier die, op het ogenblik waarop zij vanuit Gods Hart wordt toevertrouwd aan de wereld om haar enige leven te leiden, is gevuld met kristalhelder water dat zonder enige belemmering stroomt. Het water is kristalhelder omdat in een ziel die de Ware Liefde boven alles beleeft, geen spoor van slijk de kans krijgt om zich vast te zetten, doordat geen spoor van duisternis enige kans krijgt en de stroming onbelemmerd is doordat de ziel geen enkele voorwaarde stelt en zich in haar innerlijke beleving en toepassing van de Liefde op geen enkele wijze laat afremmen, ook niet door enige zelfzucht noch door enig gevoel van ontevredenheid of protest tegen haar levensomstandigheden, door enige jaloersheid, door enige bitterheid of andere negatieve gesteldheden.

Zodra de ziel toegeeft aan een bekoring van jaloersheid, wrok, ontevredenheid of enige andere vorm van duistere innerlijke gesteldheid, laat zij de krachten der duisternis een steen in haar rivier werpen, waardoor de stroming een hindernis ondervindt. Hoe meer stenen (= bekoringen waaraan de ziel toegeeft) in de rivier vallen, des te trager wordt de stroming, des te meer begint het water hier en daar te wervelen (= turbulentie, draaikolken, plaatselijke 'stormen'), en des te meer slijk begint zich hier en daar af te zetten.

De stroming (= de actieve Liefde) wordt onregelmatig en verontreinigd, en uiteindelijk vervalt de rivier tot een riool, waarin het water op vele plaatsen stilstaat en begint te gisten, op andere plaatsen wervelingen vertoont, op nog andere plaatsen zelfs van richting verandert, en zwaar vervuilt. In een dergelijke rivier leven niet langer honderden planten en waterdieren (symbolen voor het Leven als Werken van God), doch uitsluitend bacteriën, schimmels en parasieten die ziekten verwekken en alles verzieken wat met het water in aanraking komt.

Verwensingen en vervloekingen, uitingen van wrok, wraakzucht en haat wellen uit het gistend water op als kwalijk riekende dampen die walging opwekken en ziekten veroorzaken. Vissen die in dit water terechtkomen, sterven. Elke zonnestraal op het wateroppervlak doet niet langer gezonde waterdamp ontstaan, doch uitwasemingen van gisting en rotting die ziekten verspreiden tot ver buiten de oevers.

De opdracht en heilige plicht van elke ziel ligt hierin, in haar diepste binnenste de kristalheldere rivier in stand te houden, die God in haar heeft doen ontspringen. Elke verontreiniging van het water zal in het uur van het levensoordeel aan de ziel worden getoond als een getuigenis voor haar verzuim om Gods Wet te eerbiedigen, en als overtreding tegen de heilige Wet der Ware Liefde.

Je zou het zo kunnen beschouwen, dat God in het uur van het levensoordeel een analyse uitvoert van het water in de rivier van de ziel. De kwaliteit van het water legt getuigenis af van de mate waarin de ziel Zijn Liefde heeft benut en deze in zuivere toestand heeft laten stromen, en van de mate waarin zij haar rivier heeft beschermd tegen verontreiniging teneinde Zijn Werken te helpen volbrengen in een staat die Zijn volmaaktheid enigszins waardig is.


36. Over menselijk opzicht

De Hemelse Meesteres vestigde ooit de aandacht op het menselijk opzicht als één van de grootste drijfveren van alle doen en laten van veel zielen, en Zij wees erop dat menselijk opzicht in het kader van de Passie aan de kaak is gesteld in de drievoudige verloochening van Jezus door Petrus op de avond van Witte Donderdag.

Ooit definieerde de Meesteres menselijk opzicht als de neiging van zielen om vooruit te lopen op mogelijke reacties en uitspraken van hun medemens op hun eigen gedrag of levenssituatie, en om hun hele doen en laten, woorden en opvattingen, voor zover zij deze bekend maken, aan te passen bij die mogelijke (door hen verwachte) reacties en uitspraken. Het is daarom de neiging om zich te gedragen volgens wat men verwacht dat anderen hetzij zullen goedkeuren, hetzij zullen afkeuren.

Om deze reden is menselijk opzicht iets dat men aanneemt als een norm voor het eigen gedrag, zodat men zich niet meer spontaan afstemt op wat God verwacht, doch zijn hele gedrag laat bepalen door de meningen van anderen.

Menselijk opzicht is voor een mens des te belangrijker naarmate hij het belangrijker vindt om door anderen te worden geprezen of interessant te worden gevonden, of ten minste niet door de medemens te worden afgekeurd of verkeerd te worden bekeken. Niet Gods mening telt voor deze mens, doch de mening van zijn medemensen.

Petrus was bang voor zijn eigen lot indien hij zou toegeven dat hij Jezus kende en volgde. Daarom ontkende hij dat hij een leerling van Jezus was, en brak daardoor voor het oog van mensen zijn zichtbare band met God. Hetzelfde doet iemand die leeft vanuit menselijk opzicht en vanuit de drijfveer om in elke situatie bewondering, lof of goedkeuring van mensen te oogsten.

Menselijk opzicht is in zekere zin een vorm van opportunisme. Opportunisme is de levenshouding waarbij iemand zijn mening, zijn handelingen, zijn woorden enzovoort, voortdurend aanpast volgens diegene die hij op een bepaald moment vóór zich heeft. Een opportunist kan bijvoorbeeld in één uur tijds met vuur en overtuiging heel uiteenlopende politieke overtuigingen lijken aan te hangen, naargelang de gekende of vermeende politieke gezindheid van zijn gesprekspartner.

Opportunisme maakt daarom iemand tot volslagen onbetrouwbaar en onberekenbaar, en maakt een ziel tot schijnbare voorvechter van om het even welke gedachtegang. Om deze reden kan een opportunist op zeer vruchtbare wijze door de duisternis worden bespeeld om zich voor haar werken in te zetten.

De Hemelse Meesteres wijst erop, dat een ziel die handelt vanuit menselijk opzicht, zeer gemakkelijk kan komen tot verloochening van Jezus: Aangezien deze ziel zich in haar doen en laten niet door de Heilige Geest, Gods Voorzienigheid en de Goddelijke Wet laat leiden, doch door de reacties die zij van mensen verwacht én de invloed die zij uit deze reacties verwacht op het beeld dat mensen van haar zullen hebben, en dus het aanzien dat zij al dan niet bij haar medemens kan verwerven, verloochent zij constant God door de mening van mensen én de invloed daarvan op haar eigen 'belangrijk lijken' of 'in orde lijken' voorrang te geven. In Gods ogen lijkt deze ziel zich voor Hem te schamen en het veel belangrijker te vinden wat mensen over haar denken dan wat God Zelf over haar denkt. Nochtans wordt de vruchtbaarheid en waarde van een mensenleven uitsluitend bepaald door de mate waarin de ziel in de eerste plaats heeft geleefd voor de vervulling van Gods Werken.

Een ziel die leeft vanuit menselijk opzicht toont aan God dat zij het werelds leven belangrijker vindt dan het Eeuwig Leven, want zij verloochent de wegen van het Heil om werelds schijnvoordeel te kunnen oogsten.

Iemand die leeft vanuit menselijk opzicht draagt dus constant bij tot één van de pijnlijkste ervaringen van Jezus op Witte Donderdag.

De Moeder Gods wees er ooit op, dat de graad waarin menselijk opzicht werkzaam is als drijfveer voor iemands doen en laten, aantoont in hoeverre deze mens met zijn hart in de wereld verankerd zit (hoge graad van menselijk opzicht), of op God georiënteerd is (menselijk opzicht heeft dan slechts minimaal invloed op zijn gedrag).

Menselijk opzicht is nooit totaal uit te sluiten, omdat de mens in bepaalde situaties zijn medemens zou bruuskeren indien hij zich in het geheel niet zou blijken te storen aan het oordeel van deze medemens over hem, zijn gedrag of zijn opvattingen. Ongezond voor het zielenleven wordt het wel zodra een mens in een zodanige mate bezwijkt voor het schijnbare oordeel of het te verwachten oordeel van de medemens over hem, dat hij zich ten eerste niet meer spontaan doch in alles berekenend gedraagt, en ten tweede zijn rol als werktuig voor de vervulling van Gods Werken vergeet – of verloochent, want precies dit laatste geval brengt de ziel op het terrein van de verloochening ten aanzien van Gods Wet en dus van Jezus als Zijn Voorbeeld, als het Model van spirituele volmaaktheid, dewelke uiteindelijk het enige geldige streefdoel van elk mensenleven behoort te zijn.


37. Parabel van het waterbekken en de filters

Een ziel die duistere hartsgesteldheden koestert, maakt niet slechts diegenen tot slachtoffer, tegen wie deze gesteldheden rechtstreeks gericht zijn.

De Meesteres van alle zielen gaf Myriam de volgende parabel:

"Zie een waterbekken gevuld met zwaar vervuild, kwalijkriekend water vol chemicaliën en bacteriën. Uit dit bekken loopt water via allerlei greppels en buizen naar andere plaatsen.

Het waterbekken is het hart van een duister gezinde ziel, die gesteldheden zoals zelfzucht, jaloersheid, wrok, wraakzucht, haat, algemene onvrede en een neiging om medeschepselen te schaden, te verwensen, te kwellen en te verwoesten in zich wortel heeft laten schieten. De greppels en buizen zijn de verbindingen die bestaan tussen de ziel en al haar medeschepselen via al haar doen en laten, woorden, gedachten, gevoelens, bestrevingen, verlangens, alles wat in de ziel leeft en alles wat van haar uitgaat ten aanzien van haar medeschepselen.

De greppels en buizen zijn dus de communicatiekanalen die vanuit dat hart vertrekken naar alle medeschepselen, waarbij je communicatie niet slechts moet zien als woorden doch ook, en wel in nog veel grotere mate, als alle gevoelens, verlangens en gezindheden die vanuit het hart naar alle medeschepselen vertrekken.

Het water uit het bekken komt in de greppels en buizen via filters. Deze filters zijn niets anders dan het geweten van de ziel. De ziel moet haar filters zuiver houden door een zuivere beleving van de zelfverloochenende Liefde, de enige kracht die het geweten werkzaam en gezond kan houden. In een ziel die duistere hartsgesteldheden koestert, krijgen deze filters ononderbroken het zwaar verontreinigde water uit het bekken van haar hartsgesteldheden, haar gemoed en haar hele gevoelsleven te verwerken, en veranderen deze hierdoor zelf eveneens in haarden van bacteriën, slijk, chemicaliën en allerlei giften.

Dit betekent dat alles wat doorheen deze filters stroomt, om het even naar welk medeschepsel, ja ook naar God Zelf toe, onvermijdelijk beladen is met de stank en het gif van het bekken zelf, ook in die gevallen waarin de ziel jegens een welbepaald medeschepsel 'haar beste gezicht' tracht te tonen en dus meent dat zij jegens dat ene schepsel 'zuiver water' laat stromen. Het water zal nooit als zuivere vloeistof bij dat medeschepsel (en bij God Zelf) aankomen, het zal automatisch drager zijn van stank, giften, chemicaliën en bacteriën, en wel des te méér naarmate de ziel verzuimt om orde te scheppen in haar geweten en om consequent te beginnen leven in overeenstemming met de Goddelijke Wet van de zelfverloochenende Liefde jegens Gods Werken en jegens alle medeschepselen.

Hoe komt het dat ook God Zelf deelachtig wordt aan de stroming die van een ziel uitgaat, zelfs deze welke tegen bepaalde medeschepselen is gericht? De reden ligt in het feit dat God in elk schepsel leeft, dat Hij elk detail van het innerlijk leven van elk schepsel opvangt, alle pijnen, alle gewaarwordingen. Om deze reden voelt God Zelf rechtstreeks alles wat een medeschepsel wordt aangedaan, zodat elke negatieve gedachte, elk negatief gevoel, elke verwensing, elk negatief woord, elke kwelling, elk leed dat door een ziel tegen een medeschepsel wordt gericht, door Hem Zelf tot in het geringste detail wordt gevoeld.

Vandaar Mijn gouden regel tot richtsnoer voor alle gedrag en voor alle innerlijke gesteldheden: Vergeet nooit dat elke ziel via een onzichtbaar netwerk met elk medeschepsel én met God Zelf verbonden is, en dat alles wat in een ziel leeft en alles wat van haar uitgaat, zowel positief als negatief, vervuld van Licht of van duisternis, een invloed heeft op het hele netwerk, in al zijn knooppunten en al zijn onderlinge verbindingskanalen".


38. Over de zuiverheid

De Hemelse Meesteres onderrichtte reeds vele jaren geleden over de zuiverheid. Omdat vele zielen zich geen duidelijk beeld over deze grote deugd kunnen vormen, stelde Zij deze voor in een vergelijking:

De Koningin des Hemels gebruikt het beeld van God als de zon en de ziel als een spiegel. De zonnestraling bestaat in wezen uit twee hoofdcomponenten: licht en warmte. De warmte van de Goddelijke zon is de Liefde, die geldt als het essentieel element van het Wezen van God.

De ziel kan men beschouwen als een spiegel, die de uitstraling van de Goddelijke zon opvangt om in leven te blijven en Gods Werken te kunnen doen. De ziel moet het opgevangen Licht en de opgevangen warmte zo maximaal mogelijk in zich inbouwen en doorheen het hele netwerk van de Schepping doorstralen. De mate waarin de ziel het Licht kan doorstralen, is de graad van haar zuiverheid. De ziel moet haar spiegel zo zuiver mogelijk houden teneinde datgene wat zij van God ontvangt, onvervormd doorheen het netwerk van de Schepping te kunnen helpen circuleren, opdat het overal Leven moge helpen brengen, versterken en in stand houden.

Elke zonde, elke ondeugd, elke neiging tot duistere gedachten, gevoelens of verlangens veroorzaakt vlekken of spatten op de spiegel. De spiegel verliest dan gaandeweg zijn vermogen om Gods Licht en warmte door te stralen. Deze toestand noemt de Meesteres verontreiniging of relatieve onzuiverheid.

Hoe onzuiverder de ziel is, met andere woorden: hoe meer duisternis zij in zich wortel laat schieten of de kans geeft om haar uitwerking te krijgen, des te meer vlekken en spatten heeft haar spiegel, en des te minder kan zij het Licht van God onvervormd doorstralen. Daarom zal de mate van haar zuiverheid ook de mate bepalen waarin de ziel de warmte (de Liefde) doorgeeft. Ware, zelfverloochenende Liefde is niet mogelijk zonder een hoge graad van zuiverheid, want ware zelfverloochenende Liefde is het Wezen van God Zelf, en zuiverheid staat voor de maat waarin een ziel op God lijkt. Hoe minder de ziel 'beeld van God' is, des te minder zal zij ook ware, zelfverloochenende Liefde opbrengen jegens God Zelf, Zijn Werken (bijvoorbeeld de Schepping) en al haar medeschepselen.

De zuiverheid als maat waarin de ziel Gods Licht onbelemmerd kan doorstralen, bepaalt de mate waarin de ziel beeld van God is. Een volmaakt zuivere ziel straalt Gods Licht zo totaal door, dat zij Gods Werken maximaal kan verwezenlijken en Gods Tegenwoordigheid maximaal voelbaar kan maken.

Dit absolute hoogtepunt van zuiverheid is in de loop der heilsgeschiedenis onder de mensenzielen uitsluitend gevonden in de Heilige Maagd Maria, de Onbevlekte Ontvangenis en levenslang volmaakt zondeloze, door God boven alles verheven 'Vrouw' Die door Haar vlekkeloze zuiverheid reeds gedurende Haar leven op aarde een onbegrensde macht over alle duisternis bezat en daarom terecht onder alle geschapen mensenzielen de Uitverkorene is, Die bij Goddelijke volmacht in samenwerking met de levenslang totaal aan Haar toegewijde zielen de kop van de slang, met andere woorden: alle werken van duisternis en hun effecten in de Schepping, zal verpletteren, tot inluiding van het Rijk Gods op aarde. Dit Rijk zal de vrucht zijn van een volmaakte ontsluiting van het zaad der Verlossing dat door Jezus Christus in de zielen is uitgestrooid tot vervolmaking van hun zuiverheid als beeld en gelijkenis van hun God.

Hoe zuiverder de Liefde die een ziel kan opbrengen, dit wil zeggen: hoe meer haar Liefde een spiegelbeeld is van de Liefde van God Zelf, des te méér is de ziel in staat om Gods warmte zo intens voelbaar te maken dat haar medeschepselen zich in haar tegenwoordigheid zo geborgen en vredig kunnen voelen dat het lijkt alsof God Zelf hen rechtstreeks verwarmt.

De Meesteres wijst er in dit verband op, dat het vaak voorkomt dat een ziel zeer zuiver en liefdevol is en niettemin in bepaalde medemensen geen gevoelens van geborgenheid, vredigheid en Gods Tegenwoordigheid opwekt omdat deze medemensen zelf niet of slechts weinig ontvankelijk zijn voor Gods Licht en warmte vanwege het feit dat zijzelf te zeer verontreinigd zijn om Gods Tegenwoordigheid te zien en te voelen. De ziel vóór hen kan dan in hoge mate een getrouwe spiegel van Gods Hart zijn, terwijl zijzelf dit niet herkennen doordat zij zichzelf te zeer van God hebben afgesneden. Zuiverheid verwijst immers niet uitsluitend naar het vermogen om het Licht en de warmte van God zo onvervormd en zo totaal mogelijk naar alle medeschepselen door te stralen, doch ook naar het vermogen om zelf dit Licht en deze warmte te herkennen als een essentieel geschenk uit de hand van God Zelf. Hoe onzuiverder een ziel, des te minder deze in staat is om zowel Licht en warmte te geven als Licht en warmte te herkennen, aan te nemen en in zich op te nemen. Deze beide vermogens bepalen de mate waarin een ziel spiegelbeeld van haar Schepper is, Die Zelf uit Liefde en Licht bestaat.


39. De parabel van de levensopdracht

De Meesteres van alle zielen drukte ooit de levensopdracht van elke mensenziel uit in het volgende beeld:

Het Rijk Gods op aarde is als een reusachtige boomgaard, die door alle mensenzielen samen moet worden bewerkt.

Elke ziel krijgt een stukje van die boomgaard toegewezen om gedurende haar hele leven te bewerken en tot maximale vruchtbaarheid te brengen via al haar doen en laten, al haar hartsgesteldheden, al haar verlangens, voorstellingen, verwachtingen en bestrevingen.

Hoe meer de ziel haar hele leven lang in al haar doen en laten en in alles wat in haar omgaat, één is met de Wil van God en hoe meer zij Gods Wet van de ware zelfverloochenende Liefde beleeft, des te rijker wordt haar stuk van de boomgaard.

Op het einde van het leven houdt God afrekening van de vruchtenoogst. Hoe méér de ziel één is geweest met het Hart van God door beleving van de Ware Liefde in al haar doen en laten en in alles wat in haar is omgegaan, des te rijker zal de oogst van haar stukje boomgaard zijn, wat betekent dat God er des te meer voedsel voor Zijn Rijk op aarde uit kan halen.

De hele levensopdracht van elke ziel bestaat dus uit het bereiden van een zo rijk mogelijke boomgaard door de beleving van totale zelfverloochenende Liefde op elk ogenblik van het leven. De heiligheid van de Schepping wordt derhalve bepaald door de mate waarin alle onderdelen van de boomgaard rijk zijn aan vruchten, en dus door het aantal mensenzielen dat Gods Wet in een hoge mate vervult.

Elk ogenblik waarop de ziel méér op zichzelf, op vermeende eigen behoeften en eigen belangen, op de verwezenlijking van haar eigen voorstellingen en eigen verwachtingen is gericht, beginnen de bomen in haar stukje van Gods boomgaard te verdorren en vallen de vruchten er voortijdig van de bomen. Haar oogst wordt dan kleiner en minder voedzaam, en haar stukje paradijs begint te veranderen in een kaal en troosteloos bos.

Zielen die leven in zelfzucht, zelfverheffing en negatieve gesteldheden zoals jaloersheid, gebrek aan vergevingsgezindheid, boosaardige gedachten, gevoelens en verlangens, laten hun stukje boomgaard aftakelen tot een dor, onvruchtbaar en kaal landschap dat minder en minder Leven draagt, met een bodem die verontreinigd is.

Hoe méér de ziel zich vanuit haar hart oprecht, spontaan en onvoorwaardelijk op Gods Hart richt – met andere woorden: Gods Hart, de Bron van alle volmaakte Liefde, beschouwt als Model voor haar eigen hartsgesteldheden – des te zuiverder blijft haar bodem, want dan wordt deze bodem onophoudelijk gevoed met de genaden van Gods zonneschijn en vruchtbaar makende regen en dauw. Hoe méér de ziel zich op zichzelf richt in plaats van op God, des te armer wordt haar bodem, en des te meer raakt hij verontreinigd, want de Heilige Geest krijgt niet meer de gelegenheid om hem te reinigen.

Zo zijn er zielen wier stukje boomgaard vergelijkbaar is met een woestenij, zelfs met grond na een kernramp. Deze zielen brengen voor Gods Rijk op aarde geen vruchten meer op, doch vergiftigen steeds grotere zones van de grond en de boomgaard die God had bedoeld als een paradijs, een spiegel van de volmaakte schoonheid en volmaakte vruchtbaarheid van Zijn eigen Hart.

Het absolute tegendeel was het stukje boomgaard van de Heilige Maagd: een uniek stuk paradijs van absoluut volmaakte heiligheid dat voedsel opbracht voor zeer velen in alle eeuwen, want Haar vruchten waren zo rijk, dat hun opbrengst zich eeuwigdurend kon blijven vermenigvuldigen en de zaden uit Haar vruchten door God konden worden uitgestrooid in elke ziel die bereid zou zijn om Maria levenslang onvoorwaardelijk te volgen in het heilig verbond van toewijding aan God via de Koningin van Hemel en aarde, voor altijd het belichaamde Model van het hoogst ontwikkelde beeld en gelijkenis van God.


40. Het zaad van het onkruid

De Hemelse Meesteres gaf ooit het volgende beeld:

"Wat bepaalt of een bekoring tot zonde wordt of niet? Bekoring is zaad dat door de duivel wordt uitgestrooid in de grond van een ziel. Is die grond ontvankelijk voor dit zaad, met andere woorden: is die grond geschikt om het zaad te voeden, dan schiet het zaad op als onkruid. Dit onkruid is de zonde, de vrucht uit het zaad dat de bekoring is.

Daarom kan de zonde slechts ontstaan in de mate waarin de ziel zich vruchtbaar maakt voor de inwerkingen van de bekoring. Dit is ook de reden waarom een ziel onterecht de schuld voor een zonde afschuift op de satan: De satan geeft weliswaar aanleiding tot de zonde, doch het is de ziel zelf die deze aanleiding omzet tot werkelijkheid.

Elke mensenziel heeft de macht, ofwel met de satan mee te werken, ofwel niet. Indien zij het wél doet, wordt zij kanaal van duisternis. Indien zij het niet doet, wordt zij kanaal van Licht".

Van essentieel belang in deze woorden, is het besef dat de ziel haar grond ontvankelijker maakt voor het zaad van de bekoring naarmate zij zich verder van de toepassing van Gods Wet van de Ware Liefde verwijdert. Een ziel die in alle omstandigheden de zelfverloochenende Liefde onvoorwaardelijk beleeft jegens al haar medeschepselen, is niet meer gemakkelijk geneigd om aan bekoringen toe te geven. De reden hiervoor ligt in het feit dat een ziel die zichzelf verloochent, weinig waarde hecht aan haar eigen behoeften, en de behoeften van haar medeschepselen belangrijker vindt dan de hare. Hierdoor zal de duisternis haar veel minder gemakkelijk kunnen verleiden om de Goddelijke Wet te overtreden, daar de Goddelijke Wet stelt dat elke mensenziel wordt geacht, in alle omstandigheden al haar medeschepselen te dienen, te ondersteunen en lief te hebben.

Ware Liefde moet worden begrepen als de gesteldheid vanuit dewelke de ziel voor niets anders leeft dan voor het bevorderen van het welzijn van al haar medeschepselen (zie de uitgebreide definitie voor de Ware Liefde hier). Een ziel die zo leeft, zou vergelijkbaar zijn met een tuin waarvan de bodem slechts voedsel geeft aan de mooiste bloemen, doch is zoals gif voor alles wat in een siertuin geen plaats heeft.


41. De levenstuin

Ooit toonde de Hemelse Koningin aan Myriam beelden die Zij als volgt toelichtte:

"Je kunt het zo beschouwen, dat God elke ziel die Hij in de wereld zendt, als het ware een tuin in gebruik geeft, die zij gedurende haar hele leven op aarde moet bewerken met de bedoeling, hem na haar leven aan God terug te geven.

De bodem van deze tuin is voorzien van allerlei Goddelijke zaadjes, via dewelke God Zijn schepsel wil wapenen voor een leven dat vruchten oplevert tot voeding van de fundamenten van het Rijk van Liefde, Vrede en Gerechtigheid dat Hij voor alle schepselen op aarde wil grondvesten, en waaraan elke mensenziel moet meewerken.

De ziel kan deze zaadjes slechts tot rijping brengen en hen laten uitgroeien tot bloemen en bomen in de mate waarin zij de zonnestralen van Gods Liefde, de regen van Zijn genaden en de bries van de Heilige Geest ten volle in zich benut. De zonnestralen, regendruppels en de bries van Gods wege vormen de tekenen van Gods ononderbroken inzet voor het welzijn en het Eeuwig Geluk van elke mensenziel, de tekenen waarop de mensenziel op passende wijze moet reageren om via een ononderbroken samenwerking tussen God en haarzelf haar leven op aarde zijn volle zin te geven en te maken tot een positieve bijdrage tot de verwezenlijking van het Grote Heilsplan van God voor de hele Schepping.

De zonnestralen van Gods Liefde moeten de kans krijgen om de bodem van de tuin op te warmen. Deze opwarming is slechts mogelijk in de mate waarin de ziel zelf van binnenuit ten volle ontvankelijk is voor de stroming van een volkomen zelfverloochenende en dienende Liefde, dit wil zeggen in de mate waarin haar hart volkomen op de stroming van de Ware Liefde naar al haar medeschepselen toe is ingesteld. God geeft Zijn volmaakte Liefde als brandstof die voor de ziel een goede werking mogelijk moet maken. De ziel zelf moet zodanig op deze Liefde zijn ingesteld dat deze brandstof waarlijk 'productief' kan worden.

Geregeld laat God de meest uiteenlopende genaden als regendruppels in de tuin vallen. Deze druppels moeten in de bodem kunnen doordringen om daar de Goddelijke zaadjes te bereiken, want deze zaadjes hebben het water der genade, het water van Goddelijk Leven, nodig om hun vruchtbaarheid te kunnen ontsluiten. Dit 'doordringen' van de regen in de bodem gebeurt in de mate waarin de ziel haar tuingrond zacht houdt (door een ingesteldheid van zachtmoedigheid, en door geen enkele vorm van verstarring, wrok en gebrek aan vergevingsgezindheid in zich toe te laten). Bovendien moet zij haar bodem vrij houden van de stenen van ondeugden en slechte gewoonten, en mag zij hem niet vervuilen met het chemisch en nucleair afval van de meest uiteenlopende zonden die de bodem verzieken, vergiftigen, en de Goddelijke zaadjes geleidelijk aan onvruchtbaar maken en hen doen afsterven.

Onophoudelijk laat de Heilige Geest een zachte bries over de tuin waaien, die hem tracht te bevruchten met het stuifmeel van Hemelse inspiraties en onderrichtingen en van nuttige woorden en voorbeelden vanwege medeschepselen die Gods Voorzienigheid op de levensweg van de ziel tracht te brengen in pogingen om haar te helpen vormen voor een waarlijk spiritueel vruchtbaar leven. Deze zelfde bries neemt ook het stuifmeel van de tuin zelf mee naar andere tuinen, in de mate waarin in de tuin bloemen van spirituele rijping tot bloei zijn gekomen die andere tuinen kunnen helpen bevruchten. Zo tracht de Heilige Geest via gerichte inspiraties, via Werken van Goddelijke Voorzienigheid, via medeschepselen én via de innerlijke werkingen en onderrichtingen vanwege Zijn Hemelse Bruid, de Koningin des Hemels, de ziel actief en vruchtbaar werkzaam te maken en te houden als schakel in het netwerk van de hele Schepping. Zonder een onbelemmerde inwerking vanwege dit element kunnen de zonnestralen en de regendruppels nooit hun door God beoogde kracht en uitwerking in de zielentuin ontwikkelen.

In het uur van het levensoordeel moet de ziel haar tuin aan God teruggeven. In dat uur oordeelt de Schepper over de toestand van de tuin, zijn schoonheid, het parfum dat zijn bloemen hebben voortgebracht, de hoeveelheid en kwaliteit van de vruchten die erin gerijpt zijn, de mate waarin zijn bodem vruchtbaar, rein en gezond is, en de mate waarin hij heeft bijgedragen tot bevruchting van andere tuinen of, omgekeerd, tot het verzieken van andere tuinen.

Houd deze beelden levenslang voor ogen, want zij drukken al datgene uit, dat de ziel zowel rechtstreeks van God als via haar medeschepselen vanaf het ogenblik van haar schepping tot in haar laatste levensogenblik in handen krijgt om door haar leven op aarde de oogst voort te brengen tot dewelke haar Schepper haar bestemt, en daardoor de ware zin van haar leven op aarde te vervullen, want deze bestaat uit niets anders dan uit het leveren van de hoogst mogelijke positieve bijdrage tot de vervulling van Gods Plan met de hele Schepping".


42. De levensverzekering van de ziel

De Koningin des Hemels gaf Myriam ooit een treffend beeld tot motivering van zielen in de dagelijkse strijd tegen de hindernissen op de levensweg. Dit beeld kan elke ziel in staat stellen om haar leven op een positievere wijze te benaderen, met andere woorden om zich minder gemakkelijk negatief te laten beïnvloeden door de schaduwzijden van gebeurtenissen, situaties en ontwikkelingen in haar leven. Bovendien kan het zielen helpen motiveren tot een leven dat zo strikt mogelijk in overeenstemming is met de verwachtingen van hun Schepper, Die mensenzielen heeft bedoeld als Zijn evenbeeld, namelijk als zuivere spiegels van Zijn vlekkeloze Liefde.

De Meesteres van alle zielen sprak als volgt:

"Bekijk het leven van de ziel op aarde als een levensverzekering die zij afsluit met Diegene Die haar in de wereld zendt.

Elke ziel is ertoe geroepen om de vruchten van de Verlossingswerken van de Christus in de wereld en in haarzelf te helpen ontsluiten. Deze Werken zijn absoluut volmaakt, doch hun effecten, hun concrete uitwerkingen, moeten worden ontsloten door actieve bijdragen vanwege elke mensenziel.

Deze individuele bijdragen vanwege elke mensenziel worden geleverd door haar omgang met de dagelijkse beproevingen en lasten. Elke beproeving, elke last, elk ongemak, elke ziekte, elke ontbering, elke vermoeidheid, elk lichamelijk of moreel leed, vormen samen de verzekeringspremies, die de ziel betaalt aan de Goddelijke Gerechtigheid.

Op grond van al deze premies wordt de Goddelijke Wet van de Ware Liefde in staat gesteld om zich in de wereld uit te werken. Deze Wet voorziet dat de Goddelijke Liefde zich in de wereld slechts kan uitwerken volgens de mate waarin de stroom van de Goddelijke Liefde, door dewelke God alles in leven houdt en Zijn Schepping in evenwicht tracht te houden, een verbond kan aangaan met de concrete, zelfverloochenende – dit wil zeggen: volkomen onzelfzuchtige – Liefde die mensenzielen opbrengen jegens hun medeschepselen – medemensen, dieren en zelfs de natuur als geheel. Dit verbond betekent dat de stroom van de Goddelijke Liefde doorheen de Schepping ongehinderd moet worden aanvaard en voluit moet worden benut en beantwoord door mensenzielen via hun handelingen, woorden, gevoelens, gedachten en bestrevingen vervuld van oprechte onzelfzuchtige Liefde en dienst aan al hun medeschepselen in de meest uiteenlopende situaties, gebeurtenissen en contacten van het leven.

De 'premies' van het aardse leven als levensverzekering worden concreet betaald in elke beproeving die in een gesteldheid van een dergelijke zelfverloochenende, dienende Liefde wordt aanvaard en gedragen, in een bewust verlangen dat de betreffende beproeving moge bijdragen tot de grondvesting van een betere wereld, dit wil zeggen een wereld in dewelke de Goddelijke Liefde zich waarlijk moge kunnen uitwerken in de zin waarin zij door de Schepper is bedoeld, namelijk in een zin die alle leed, ellende, chaos en gebrek aan welzijn onmogelijk maakt.

Na haar leven op aarde ontvangt de ziel volgens de mate waarin zij gedurende haar leven de premies zonder protest en in Ware Liefde heeft betaald, de uitbetaling van een 'levensverzekeringskapitaal' dat in de Goddelijke Wet bekend staat als de Eeuwige Gelukzaligheid. Volgens de mate waarin méér mensenzielen méér premies betalen, wordt de Goddelijke Wet vollediger vervuld, doordat hierdoor de uitwerkingen van het Verlossingsmysterie dieper worden ontsloten.

Deze ontsluiting vertaalt zich in een toename van een atmosfeer van Liefde, Licht, warmte, innerlijke Vrede, Geluk en Gerechtigheid in en tussen méér schepselen. De huidige toestand van de wereld en de levensatmosfeer in deze wereld tonen aan dat vanuit de mensenzielen te weinig beproevingen daadwerkelijk zonder protest en met oprechte Liefde worden aanvaard en gedragen. Je zou het zo kunnen beschouwen, dat de premiesommen die de Grote Verzekeraar (God, de Schepper) vanwege het geheel van alle mensenzielen uitbetaald krijgt, niet volstaan om Zijn doelstelling met de Schepping volkomen te verwezenlijken, namelijk de herschepping van deze van duisternis vervulde wereld in een wereld die concreet voelbaar is vervuld van oprechte Liefde, Licht, warmte, innerlijke Vrede, Geluk en Gerechtigheid in en tussen alle schepselen.

Zeer veel zielen krijgen na hun leven geen levensverzekeringskapitaal uitbetaald omdat zij nauwelijks premies hebben betaald en bovendien nog extra schulden jegens de Eeuwige Liefde hebben gemaakt door schade en leed die zij gedurende hun leven veelvuldig aan medeschepselen hebben berokkend. Deze zielen hebben weinig of geen bijdragen geleverd tot de Werken van Liefde die God via de mens op aarde wil volbrengen. Dit alles vloeit voort uit de heilige plicht van elke ziel, de Verlossingswerken van de Christus in haar eigen leven te helpen ontsluiten door in Zijn navolging haar kruisen te dragen en ononderbroken een levend teken van Ware Liefde te zijn".


43. De ziel als Vlam uit het Goddelijk Vuur

De Die-Ene God kan worden beschouwd als een Vuur, Bron van het Licht van de volheid van de Waarheid en van de warmte van de absoluut volmaakte Liefde, die samen het Goddelijk Leven vormen.

God heeft de mensenziel geschapen met de bedoeling dat deze een leven zou leiden als Zijn beeld en gelijkenis, en dat zij bijgevolg op haar beurt een Vuur zou zijn, dat jegens de hele Schepping het Goddelijk Vuur van de Waarheid en de Liefde vertegenwoordigt.

Het Vuur van de ziel mag nooit doven, daar het ononderbroken alle schepselen moet kunnen herinneren aan de Tegenwoordigheid en werking van de Drie-Ene God. Hoe zuiverder de ziel haar gelijkenis met het beeld van haar God en Schepper in stand weet te houden, des te vruchtbaarder kan haar leven worden, want God beoordeelt elk mensenleven volgens de maat waarin dit leven de Goddelijke Wet van de Liefde heeft vervuld en getuigenis is geweest van de volheid van de Waarheid, dit wil zeggen van God als de volmaakt liefhebbende Bron van het Goddelijk Leven.

Herinneren wij ons even dat de Meesteres van alle zielen ooit het Goddelijk Leven definieerde als:

"het ware Leven van de ziel zoals God het in de ziel heeft voorzien, op basis van de onophoudelijke ingevingen van de Heilige Geest, met een fijngevoeligheid die de ziel ertoe in staat stelt, datgene wat juist is en de enige volle Waarheid van de Goddelijke Mysteries, steeds dieper te doorschouwen, zodat de ziel als het ware volledig en uitsluitend door de Wil van God wordt bewogen, en zij al haar beslissingen treft op grond van deze beleving".

Om met haar hele leven een oprecht en overtuigend teken en getuigenis te kunnen zijn van God als Bron van absoluut volmaakte Liefde, moet de ziel een bloeiende tuin van Waar Geloof zijn, op basis van een oprechte overtuiging dat God alles in het werk stelt om in Zijn Schepping niets anders te laten heersen dan Liefde, Vrede en harmonie, en dat derhalve alle ellende en leed in onze wereld niet aan God zijn toe te schrijven, doch aan een te geringe inzet bij vele mensenzielen om hun innerlijk Vuur voor Gods belangen waarlijk brandend te houden.

Het Vuur van de ziel kan slechts branden volgens de maat waarin de ziel het ononderbroken blijft voeden met brandhout. Dit brandhout bestaat uit de oprechte wil om, in navolging van God Zelf, onvoorwaardelijk, belangeloos en vlekkeloos lief te hebben, zowel jegens alle medeschepselen als jegens God en al Zijn Werken, Zijn Plannen en Zijn Wet. Zodra de ziel deze wil in zichzelf laat verzwakken door zich in de gesteldheden van haar hart te verwijderen van God en van het verlangen om slechts te leven voor de vervulling van al Zijn Werken en Plannen binnen de Schepping, begint het zielenvuur te verminderen.

Hoe verder de ziel in haar hart van God weggroeit, des te zwakker wordt haar Vuur, tot het nog slechts smeult en uiteindelijk helemaal kan doven. Zij verzeilt dan in een toestand die zeer gevaarlijk is voor haar eeuwige toekomst, want een ziel in dewelke het Vuur is gedoofd, wordt een punt van duisternis en kilte binnen het netwerk van de Schepping, en wordt als werktuig voor de vervulling van Gods Werken onbruikbaar. Zalig de ziel in wie God, in het uur waarin de vruchtbaarheid van haar leven op aarde definitief zal worden beoordeeld, een laaiende Vlam kan herkennen die is voortgekomen uit Zijn eigen Vuur, en die jegens Hem getuigenis aflegt van de duisternis die zij tijdens haar levensreis zal hebben verbrand omdat zij zich heeft gevoed aan een nimmer dovend verlangen om te zijn zoals Diegene van Wie zij is uitgegaan, teneinde het waardig te zijn om op Zijn Tijd opnieuw in Hem over te vloeien.


44. Gekwelde Liefde

God heeft Zijn Schepping gemaakt als een systeem, een netwerk, dat opgebouwd is uit talloze punten (de diverse schepselen) die onderling verbonden zijn door onzichtbare 'draden' of 'kanaaltjes'. Via deze kanaaltjes moet de 'brandstof' stromen, die het hele systeem intact, gezond en werkzaam moet houden. Deze brandstof is de Liefde. De Liefde is de Goddelijke kracht die het hele systeem Leven inblaast en die het systeem moet maken tot een getrouw beeld van de 'hartsgesteldheid' van Zijn Goddelijke Schepper.

De Schepper heeft Zijn Schepping onder de hoede van de mensenzielen gesteld. De levenskracht voor de hele Schepping, de Liefde, stroomt uit God naar al Zijn schepselen toe. De Goddelijke Liefde is één en ondeelbaar, wat betekent dat elk schepsel de volheid van Gods Liefde ontvangt. Omdat de mensenziel echter de hoede over elk medeschepsel heeft ontvangen, is de mensenziel verantwoordelijk voor het garanderen van een ongehinderde doorstroming van de Liefde doorheen de hoofdkanalen, die lopen vanuit elke mensenziel naar al haar medemensen en naar de niet-menselijke schepselen (dieren en levende natuurelementen). Dit komt doordat de mensenziel op aarde het enige schepsel is, dat van God de opdracht heeft ontvangen om zich te heiligen, dit wil zeggen: een leven te leiden naar het beeld van haar Goddelijke Schepper teneinde de hele Schepping te laten zien of voelen dat God en de werkingen van Zijn volmaakte Liefde waarlijk bestaan, en deze Goddelijke Liefde ongeschonden doorheen alle kanalen van het netwerk te kunnen stuwen zodat alle schepselen in hun eigen hart zowel als onderling kunnen leven in een gesteldheid die de Tegenwoordigheid van God bewijst, namelijk in volkomen Vrede, Geluk, geborgenheid en zonder enig gevoel van bedreiging.

Dagelijks worden over de hele wereld talloze kanalen in het netwerk door mensenzielen geschonden of verwoest, blijven onbenut, worden misbruikt, vele raken verstopt en sterven af, dit alles door handelingen, woorden, gedachten, gevoelens, verlangens of bestrevingen die geen Liefde in zich dragen of de Liefde zelfs rechtstreeks schaden, verontreinigen, verzieken of verwoesten.

De Koningin des Hemels wees er ooit met grote klemtoon op, dat het netwerk van de Schepping zwaar wordt verziekt door de miljoenen situaties in dewelke het dagelijks in deze wereld voorkomt, dat mensenzielen een medeschepsel (mens of dier) verkeerd behandelen omdat 'de wijze waarop dit medeschepsel er uitziet en/of zijn wijze van zijn, niet past bij mijn voorstellingen, verwachtingen of wensen'. Mensen en dieren met een lichamelijke afwijking, met een (huids)kleur die men 'niet wenst' of met om het even welk 'opvallend' of vermeend 'ongewoon' kenmerk, worden bespot, gekweld, mishandeld, vervolgd, geterroriseerd, gehaat, beledigd, belasterd, met stenen of stokken beworpen, hun verblijf of woning en hun gebruiksgoederen worden beschadigd, en zij worden systematisch tot voorwerp van de meest uiteenlopende vormen van sadisme en van het opzettelijk toebrengen van leed en ellende gemaakt.

Binnen dergelijke ingesteldheden jegens medeschepselen ontstaan neigingen waarvan de Meesteres van alle zielen reeds veelvuldig zei dat zij God zeer zwaar mishagen en zware duisternis over de wereld afroepen: racisme, mishandeling en misbruik van medemensen en/of dieren, vervolging, genocide (moord op bevolkingsgroepen), foltering en de meest uiteenlopende vormen van opzettelijke beschadiging en opzettelijk veroorzaken van leed en ellende. De immense maat van deze zonden bestaat hierin, dat de mensenziel zich hierdoor boven medeschepselen stelt in plaats van de positie te aanvaarden die God haar binnen de Schepping heeft toebedeeld, dat zij haar medeschepsel niet respecteert en niet waardeert (terwijl elk schepsel een bouwwerk van God is, dat is gemaakt vanuit Zijn Liefde en dat volgens Gods Plan binnen de Schepping een welbepaalde rol te vervullen heeft op grond van de kenmerken die het van Hem heeft meegekregen), en dat zij door deze ingesteldheid de volmaakte Liefde van God openlijk veracht, bespot en verwerpt.

Telkens een mensenziel een medeschepsel (medemens of dier) mishandelt, bespot, kwelt, vervolgt enzovoort, zegt zij in werkelijkheid tot dit medeschepsel "ik wil jou niet" en tot God Zelf "ik wil Uw Liefde niet". Zij is zo, omdat zij zich door de krachten der duisternis laat misleiden om de ware levenskracht van God uit haar eigen leven én uit de hele wereld te verbannen. De duisternis doet dit opdat in de Schepping alle Licht zou doven en het Vuur van de Liefde zou worden vervangen door de levenloze kilte van de satan zelf, die de bron is van dood, ellende en leed, en die dit alles bij voorkeur via de mensenzielen in de hele Schepping tot stand wil brengen.

De mensenziel die niet elk contact met een medeschepsel spontaan en van harte beschouwt als een geschenk van de Eeuwige Liefde, een kans om de Liefde, deze Goddelijke brandstof van Leven en dit Goddelijk geneesmiddel voor verziekte harten met kracht te laten stromen, snijdt zichzelf af van het Ware Leven, kiest hierdoor voor een leven in een gesteldheid van duisternis, liefdeloosheid, eenzaamheid, dood en uitzichtloosheid, en vervalt in de hoogmoed, zichzelf tot rechter over haar medeschepselen te maken: God Zelf, de Eeuwige Wijsheid en volmaakte Liefde, heeft elk schepsel gemaakt als een werktuig tot vervulling van Zijn Plan van volmaakte heiliging van de hele Schepping, opdat de wereld waarlijk een paradijs van volmaakte Vrede en Geluk zou worden, doch de mensenziel die zichzelf voor medeschepselen tot kanaal van leed en duisternis maakt, eigent zich het recht toe om medeschepselen neer te halen en in duisternis en ongeluk te storten, zodat zij hun levensopdracht in dienst van de grondvesting van het Ware Geluk op aarde niet meer kunnen vervullen omdat zij door toedoen van een mensenziel – door God bedoeld als de kroon op Zijn Schepping! – zijn beroofd van het Ware Licht en de warmte van oprechte Liefde en Ware Hoop.

Een schepsel dat door een medemens in duisternis wordt gedompeld, wordt tevens beroofd van oprecht Geloof, want een gewelde mensenziel voelt zich hierdoor verstoten door God Zelf, de Bron van alle Liefde, en een geweld dier vervalt in een gesteldheid in dewelke het niet meer spontaan zichzelf kan zijn wegens het gevoel dat het niet wordt bemind en slechts leeft om constante dreiging en verachting te ervaren. De Hemelse Koningin wees er ooit op, dat dieren hiervoor oneindig veel gevoeliger zijn dan elke wetenschap laat vermoeden, want dat dieren een buitengewoon sterk ontwikkeld onbewust gevoel van intense verbondenheid met God, Zijn Liefde, Zijn Levensplan en Zijn Levenswetten bezitten.

Mensenzielen die zich jegens medemensen en/of dieren hieraan bezondigen, kwellen hierdoor het Hart van God Zelf, Die de Bron en de Belichaming van de absoluut volmaakte en allerzuiverste Eeuwige Liefde is. God heeft in Zijn absoluut volmaakte Wijsheid de hele Schepping ontworpen volgens een Plan dat, in de mate waarin het door de mensenzielen strikt wordt gevolgd (de richtlijnen daartoe staan in elk mensenhart afgedrukt!), een volmaakt gezond, heilig systeem van Goddelijk Geluk op aarde kan waarborgen. Hij heeft daarom ook elk individueel schepsel precies zo gemaakt zoals het is, en niet anders, ieder met zijn specifieke persoonlijke kenmerken, omdat dit zo binnen Zijn onfeilbaar Plan past.

Elk schepsel moet zijn persoonlijke kenmerken zo leren gebruiken dat zij waarlijk Heil over de wereld helpen brengen. Dieren doen dit veelal op wonderbaarlijke wijze, mensenzielen daarentegen slagen daarin vaak minder goed, onder meer omdat velen te weinig leven vanuit het hart (de stille, niet beredeneerde verbondenheid met God!) doch zich in de eerste plaats laten leiden door verstandelijk beredeneren (waardoor zij zichzelf zeer gevoelig maken voor inspiraties vanuit duistere denksystemen die automatisch leiden tot illusies, misleiding, dwaling en wereldbeelden die heel ver afwijken van Gods bedoelingen met de Schepping). Geen mensenziel bezit het onfeilbaar vermogen om te kunnen oordelen dat een bepaald mens of een bepaald dier 'verkeerd in elkaar zit', 'niet past' of 'verwerpelijk' zou zijn. God verlangt van elke mensenziel dat zij voor elk medeschepsel spontaan een onvoorwaardelijk respect opbrengt en het niet afkeurt op grond van bepaalde kenmerken. Deze laatstgenoemde neiging wordt geboren wanneer een mensenziel Gods Plannen niet aanvaardt als onfeilbaar en volmaakt zinvol.

Om deze reden, zo stelt de Moeder Gods met de grootste nadruk, is het voor het Heil van de hele Schepping van buitengewoon grote waarde wanneer een mensenziel elk medeschepsel (mens en dier), in het bijzonder deze met 'ongewone' kenmerken of kenmerken die afwijken van de eigen kenmerken (bijvoorbeeld een medemens met een andere huidskleur, een dier met een ongewoon uiterlijk, enzovoort), spontaan en van harte benadert vanuit een gesteldheid van onvoorwaardelijke, zelfverloochenende Liefde, gedragen door een oprecht verlangen om het medeschepsel dienst, hulp, ondersteuning, troost en bemoediging te schenken en dit schepsel te omhullen met het gevoel, onvoorwaardelijk gewaardeerd, gerespecteerd en bemind te worden. Precies een dergelijke gesteldheid, aldus de Heilige Maagd Maria, ontwikkelt een zodanige kracht van Licht, dat het veel duisternis in deze wereld onwerkzaam helpt maken en kan helpen verhinderen dat bepaalde zondige of verwoestende voornemens vanwege werktuigen van duisternis in deze wereld zouden worden uitgevoerd.


45. Het zaad en de oogst

Elke ziel is een element in het alomvattend systeem van de Schepping, een punt in een netwerk. Om deze reden oogst elke ziel zelf ook van de vruchten waarvoor zijzelf het zaad uitstrooit:

Een negatief ingestelde ziel brengt duisternis in de Schepping, en oogst daardoor zelf nog méér negativiteit. Een ziel die duisternis voortbrengt (in daden, woorden, gedachten, gevoelens, verlangens en bestrevingen) oogst zelf mede de vruchten van die duisternis die intussen de Schepping heeft helpen verzieken, waarvan zijzelf een element is. Dit betekent dat een ziel die medeschepselen kwaad berokkent, kwaad toewenst, of zelfs eenvoudig met een verduisterd gemoed doorheen de dagen gaat, niet slechts anderen schaadt of hen van Licht en innerlijke Vrede berooft, doch tevens zichzelf schaadt. Niet slechts anderen worden slachtoffers van haar wijze van zijn en van optreden, zij maakt tevens zichzelf tot slachtoffer, en wel twee maal:

Een ziel die duisternis voortbrengt, schept om zich heen een duistere atmosfeer via dewelke zij het ook zichzelf moeilijk maakt om in haar eigen leefwereld nog Licht en warmte op te nemen. Een tweede maal wordt zij slachtoffer van haar eigen duistere gesteldheden, handelingen, verlangens enz., door haar eigen zielsgesteldheid steeds verder te verduisteren (wie duisternis verspreidt, koestert zonden en ondeugden), waardoor zijzelf haar eeuwige toekomst (haar lot na haar aardse leven) in het gedrang brengt. Daarom is een ziel die medeschepselen kwaad berokkent of het leven van medeschepselen verduistert of tot een hel maakt, in de ware zin van het woord beklagenswaardig: Zij is bezig, zichzelf te verdoemen en aldus haar eigen hel te bouwen voor de eeuwigheid na haar aardse leven, en doordat haar duistere gesteldheid nog méér duisternis naar zich toe trekt, vindt zij ook nooit het Ware Geluk.

Men kan dit verschijnsel ook uitdrukken in het volgende beeld: Beschouwen wij het geheel van de Schepping als een grote vijver. Elke ziel drinkt uit die vijver, maar stort ook zelf via elke uiting van haar leven (door haar hele doen en laten, haar woorden, gedachten, gevoelens en bestrevingen) vloeistof in die vijver uit. Een ziel die duisternis voortbrengt in doen en laten, denken, voelen en bestreven, stort als het ware gifdruppels in de vijver uit. Dit betekent dat zij de hele Schepping, waarvan elk element (mensenziel) uit deze vijver drinkt, helpt vergiftigen, en bovendien eveneens zichzelf verder vergiftigt.

Omgekeerd helpt een ziel die Licht in het hart koestert, via haar doen en laten, spreken, denken, voelen en bestreven de vijver van de Schepping gezonder en zuiverder maken, en zorgt er daardoor voor, dat ook zijzelf zuiverder en gezonder water kan drinken. De Koningin des Hemels zei reeds jaren geleden dat blijmoedigheid het Licht van de ziel is. Een positief ingestelde, blijmoedige ziel die wordt gedreven door zuivere hartsgesteldheden (dit wil zeggen: gesteldheden die in overeenstemming zijn met het Hart van God Zelf en dus dragers zijn van zuivere Liefde), is een draagster van Licht en helpt daardoor verhinderen dat de duisternis haar verwoestende plannen en werken in de wereld kan volbrengen.

Zodra een ziel medeschepselen schaadt, of de intentie of het verlangen koestert om medeschepselen te schaden, te kwellen, te ontmoedigen of medeschepselen op welke wijze dan ook van innerlijk Licht berooft, oogst zij ook zelf nog méér duisternis(!), want zij opent hierdoor de deur van haar eigen innerlijk leven voor de intrede van de duisternis als alleenheerseres over haar hele doen en laten en al haar gedachten, gevoelens en verlangens, waardoor zij tevens de inwerkingen van de God van Licht en Liefde in zich belemmert. God dringt Zijn Liefde en Licht niet op, Hij richt zich naar de vrije keuze van de ziel.

Een mensenziel die duisternis, leed en ellende over de Schepping helpt brengen, beschadigt hierdoor de Schepping als Werk van God, en kan niet anders dan uiteindelijk door de Schepper worden geoordeeld als vijand van Zijn Werken. Deze ziel helpt de hele wereld vergiftigen en zal tevens zelf de vruchten van die duisternis oogsten, reeds tijdens haar leven op aarde (al zal zij zich hiervan soms niet bewust zijn) en met absolute zekerheid erna, in het onstoffelijk leven na haar aardse leven. De Koningin des Hemels noemde ooit een ziel die duisternis, leed en ellende voortbrengt, een moordenares van het Ware Leven: Zij helpt door haar hele wijze van zijn en haar hele innerlijk leven de kracht van de stroming van Gods Liefde doorheen de wereld verzwakken, zodat de levenskracht van de Schepping als geheel vermindert. De Meesteres van alle zielen noemt dit de diepe reden waarom de huidige wereld zo bedrukkend, ontmoedigend en verlammend op het innerlijk leven van de zielen inwerkt: Het Leven dat God zonder ophouden in het hele netwerk van de Schepping stuurt, kan slechts in beperkte mate zijn immense kracht ontwikkelen. Deze toestand vergelijkt Zij met het verschijnsel waarbij dikke donkere wolkenmassa’s zelfs de krachtigste zonnestralen beletten om tot het aardoppervlak door te dringen, zodat het midden op de dag schemerig lijkt.

Een ziel die duisternis voortbrengt, zal om deze reden nooit de innerlijke Vrede noch het Ware Geluk vinden, doch uiteindelijk wegkwijnen in onvrede, wrok, teleurstelling, frustratie en gevoelens van grote leegte en zinloosheid, omdat haar geweten weet dat zij niet bezig is, de enige missie te vervullen met dewelke God haar in de wereld heeft gezonden. Een ziel die in de loop van haar enige leven in deze wereld geen oogst bereidt die gezond voedsel voor de hele Schepping (Werk van God) levert, leidt in Gods ogen een volslagen nutteloos leven, want in plaats van haar ware levensroeping als werktuig voor de vervulling van Gods Plannen en Werken in de Schepping te vervullen, draagt zij bij tot vergroting van de macht van de duisternis om Gods Plannen en Werken te verontreinigen en zo mogelijk te verwoesten. Zolang Gods Wet van de Ware Liefde niet volkomen wordt vervuld, kan Gods Rijk van volmaakte Liefde, Vrede, Geluk en Gerechtigheid in de wereld niet worden gegrondvest. Voor deze grondvesting, of voor elk uitstel of belemmering van deze grondvesting, is elke mensenziel verantwoordelijk.


46. De Passie van elk mensenleven

Elke mensenziel is slechts om één reden en met één doelstelling, één algemene levensopdracht, in deze wereld: God schept elke ziel en zendt haar voor één leven op aarde om daar levenslang met haar hele wezen, al haar doen en laten en haar hele innerlijke leven (denken, voelen, verlangen, nastreven...) een bruikbaar werktuig te zijn via hetwelk Hij Zijn Heilsplan kan uitwerken, dat moet worden voltooid met de grondvesting van Zijn Rijk van volmaakte Liefde, Vrede, Geluk en Gerechtigheid op aarde. De zielen kunnen deze levensopdracht uitsluitend en alleen vervullen door de Goddelijke Wet van de ware, zelfverloochenende Liefde te beleven in hun hele gedrag, in al hun contacten met al hun medeschepselen, in hun ingesteldheid jegens God Zelf en in alles wat diep in hen leeft.

Nadat reeds de eerste geschapen mensenzielen de erfzonde hadden bedreven (die de eerste overtreding tegen de Wet van de Ware Liefde vormde), ontstond voor God de noodzaak om de mensenzielen grondig te reinigen, dit wil zeggen: om hun hele gesteldheid opnieuw volkomen in harmonie te brengen met Zijn volmaakte bedoelingen. Er was geen andere weg om ooit het grote doel van de hele Schepping te bereiken: de grondvesting van Gods Rijk op aarde. Door deze grondvesting moet de hele Schepping worden tot een volkomen afspiegeling van het Rijk der Hemelen, dat niets anders is dan het Rijk der absoluut volmaakte beleving van de Goddelijke Wet van de Ware Liefde. Het Rijk der Hemelen is de niet-stoffelijke uitdrukking van het Rijk van de volmaakte Liefde, de Schepping moest de stoffelijke (de materiële) uitdrukking van dit Rijk worden. De zonde van de mensenzielen stond dit in de weg.

Daarom moest Jezus Christus, de Zoon van God, in een mensenlichaam in de wereld komen, om via prediking van de Ware Liefde en via een absoluut volmaakt en alomvattend lijden in lichaam, geest en gevoelens de volmaakte uitboeting te brengen van de uitwerkingen van de zware overtredingen die de mensenzielen in hun stoffelijk leven tegen de Goddelijke Wet hadden verzameld en nog verder zouden verzamelen.

Op elke mensenziel rust de heilige plicht, de Christus na te volgen door in dezelfde gesteldheid als Hijzelf (een innerlijk leven van volmaakte, zelfverloochenende en onvoorwaardelijke Liefde) alle beproevingen van haar leven eveneens aan God op te dragen tot ontsluiting van de oneindige en eeuwig rijpe vruchten die de Christus door Zijn Lijden heeft voortgebracht. Het geheel van alle beproevingen die een mensenziel gedurende haar leven op aarde doorstaat, vormt als het ware haar Passie. Zoals voor de Christus de Grote Passie de kern van de ware zin van Zijn leven op aarde was, vindt voor elke mensenziel de ware zin van haar leven zijn ware uitdrukking in de beproevingen van haar hele leven. Deze beproevingen zijn het, die haar leven kunnen maken tot een aaneenschakeling van bombardementen op de stellingen van de duisternis, op voorwaarde dat zij waarlijk worden beleefd, aanvaard en opgedragen (toegewijd) in de geest van de Christus, Die de Belichaming is van de Ware Liefde. Hierbij is van het grootste belang dat de ziel zich voor ogen houdt dat de Christus niet slechts heeft geleden in de laatste dagen van Zijn leven op aarde, de dagen van de eigenlijke Passie. Zijn hele leven was een aaneenschakeling van (veelal niet algemeen bekende) beproevingen en leed.

Een volkomen getrouwe navolging van Christus is slechts mogelijk in de mate waarin de mensenziel de ware, zelfverloochenende Liefde beleeft in al haar contacten met al haar medeschepselen en zelfs in haar diepste, meest verborgen gevoelens, gedachten en verlangens, én in de mate waarin zij alle lichamelijke en morele beproevingen van haar leven (deze vormen samen haar kruis, haar geseling, haar doornenkroning, haar lijden in de Hof van Olijven) draagt in eenheid van hart met de lijdende Christus.

Een ziel die haar leven leidt in een dergelijke gesteldheid, reinigt haar hart in de diepte. Slechts vanuit een voldoende zuiver hart is de ziel in staat om waarlijk zuivere Liefde in haar hele doen en laten te doen stromen. Slechts hierdoor kan de ziel een krachtig stralend Licht zijn, dat duisternis in de wereld onwerkzaam kan helpen maken en daardoor de grondvesting van Gods Rijk op aarde daadwerkelijk naderbij kan helpen brengen.

De Meesteres van alle zielen biedt de zielen bovendien deze gelijkenis:

De Schepping is door de zonde en de aanhoudende toegevingen vanwege alle mensenzielen aan de meest uiteenlopende bekoringen en influisteringen vanwege de duisternis vergelijkbaar met een water dat zwaar vergiftigd is en daardoor een bedreiging vormt voor alle Leven. Elke handeling, woord, gedachte, gevoel, verlangen en bestreving die bestaat uit Ware Liefde is als een druppel van tegengif die in dat verziekt water wordt gedruppeld, waardoor dit minder giftig en minder troebel wordt, en daardoor opnieuw meer levensvatbaar.

Elke dergelijke druppel is hierdoor reeds een voortzetting van het Bloed van Christus, dat alle duisternis totaal kan ontkrachten, doch waarvan de onoverwinnelijke macht moet worden ontsloten (tot zijn volle werking moet worden gebracht) door uitingen van Ware Liefde vanwege mensenzielen. Elke uiting van Ware Liefde vanwege een mensenziel is in wezen een vereniging van een ziel met het verlossende Bloed van Christus. Uit deze vereniging worden vruchten van nieuw Leven voor de Schepping geboren.

De Hemelse Koningin ziet hier een heilige Passie-opdracht voor elke mensenziel: De Goddelijke Wet van de Ware Liefde moet zo spontaan en zo onvoorwaardelijk worden beleefd in alle situaties van elk mensenleven en in al haar contacten met alle medeschepselen, en alle beproevingen van het leven moeten in een zodanige staat van aanvaarding en zelfverloochening en in bewuste eenheid met de lijdende Christus aan God worden opgedragen dat de hele levensweg van de mensenziel kan worden gebruikt als een krachtig werktuig in Gods handen, tegen alle werken en plannen via dewelke de duisternis Gods Schepping dag na dag vergiftigt en tracht te herscheppen in een rijk van leed en ellende. Een ziel die aan dit verlangen van haar Schepper weet te voldoen, wordt een actieve tuinierster in de tuinen uit dewelke God Zijn Rijk op aarde wil vormen. Haar werken zullen veel onkruid wieden en alle zaad dat God tot bloei tracht te brengen, helpen omzetten in bloemen, struiken en bomen tot getuigenis van het Ware Leven.

(deze verzameling wordt geregeld verder uitgebreid)