TOTUS TUUS, MARIA!

DE GEVONNISTE GODDELIJKE RECHTER

Myriam van Nazareth

De Heilige Maagd Maria laat melden dat deze onderrichting kon worden geïnspireerd dank zij een genade die Zij in Haar hoedanigheid als Middelares van alle Genaden voor de mensheid heeft bekomen als een belangrijke akt van eerherstel aan de Eeuwige Liefde. Deze onderrichting toont de onzinnigheid aan van het feit dat mensen soms geneigd zijn om God de schuld te geven voor de beproevingen, tegenslagen en kruisen die zij op hun levensweg ontmoeten.

Vaak geven mensen tijdens of na een beproeving de schuld voor het door hen ervaren leed aan God. God, de Goddelijke Rechter van alle Leven, wordt hierdoor door de mensenziel, bedoeld als de kroon op Zijn Werken, als de spiegel van Zijn heiligheid en Zijn hartsgesteldheden, gevonnist als bron van alle leed. Niettemin is en blijft Hij de Eeuwige Liefde, een onophoudelijk stromende Bron van genaden die slechts één ding beogen: dat elke mensenziel de grootst mogelijke Gelukzaligheid moge erven in het Leven na het leven op aarde.

God heeft Zijn Schepping als het ware gemaakt als een spiegel van het niet-stoffelijk Hemels Rijk in het stoffelijke. De Schepping zou Gods Rijk op aarde zijn, een Rijk waarin de Goddelijke Wet van de volmaakte Liefde en de volmaakte Vrede op volkomen onbevlekte wijze in alle relaties en contacten tussen alle schepselen tot uiting zou komen. Het leven binnen de Schepping was volmaakt heilig, met inbegrip van het stoffelijk (het lichamelijk) niveau ervan. Door een volmaakte harmonie tussen het stoffelijk leven en de Goddelijke Wet voltrokken alle lichamelijke processen zich volkomen in overeenstemming met de Goddelijke Groei- en Bloeiwetten, wat betekent dat de Wet van de Goddelijke Intelligentie zich op volmaakte wijze in het stoffelijk leven kon uitwerken. Als gevolg hiervan bestonden geen ziekte en geen lichamelijk lijden.

Dit alles gaf uitdrukking aan de volmaakte eenheid van het leven op al zijn niveaus enerzijds, en de Schepper van alle leven anderzijds, dit wil zeggen: Er bestond een volkomen onbelemmerde overvloeiing tussen Gods Hart en al het levende. De Goddelijke Liefde, die de essentie is van het Goddelijk Leven, werd volkomen onbelemmerd in de mensenziel ontvangen en verwerkt. Toen het uur zou zijn gekomen, waarin God het leven van de mens op aarde zou beëindigen, zou de mensenziel als het ware automatisch haar aardse leven kunnen voortzetten in de Eeuwige Gelukzaligheid.

De eerste mensenzielen bedreven echter de erfzonde van de eerste ongehoorzaamheid jegens een Goddelijk gebod. Als gevolg hiervan verloren zij het voorrecht van een automatische voortzetting van het leven in de Eeuwige Gelukzaligheid. Door de schending van de volmaakte harmonie van het leven, ook op het stoffelijk niveau, verloor ook het stoffelijk leven zijn volmaakte heiligheid, en kon de Wet van de Goddelijke Intelligentie zich ook in het stoffelijk leven niet meer onbelemmerd uitwerken. Zo ontstonden het lijden en de ziekte.

God bewees nu Zijn absoluut volmaakte Liefde door de mens actief in te schakelen in Zijn Plan tot herstel van de heiligheid van het leven. Alle lijden en ziekte, alle beproevingen en kruisen van het leven konden worden ingeschakeld als grondstoffen voor de bereiding van de immense genade van de Verlossing, waarvan God de effecten definitief zou ontsluiten door Zijn Zoon Jezus Christus in de wereld te zenden om in de gedaante van een mens een absoluut volmaakt Lijden te doorstaan. Dit Lijden van de God-Mens zou de sleutel leveren om de heiligheid van het leven op aarde te ontsluiten in elke mensenziel die de Christus van harte en in verloochening van het eigen 'ik' zo getrouw mogelijk zou navolgen.

De bevrijding van de mensenziel uit de onmogelijkheid om na haar leven in een stoffelijk lichaam de Eeuwige Gelukzaligheid in de Hemel te ontvangen, ligt dus in een trouwe navolging van Jezus Christus: Leven zoals de God-Mens, door:

  • volhardende, spontane, bewuste toepassing van de Wet van de Ware Liefde in alle aspecten van het leven, in alle contacten met alle medeschepselen en in de relatie met God;
  • een leven als spiegel van Gods Waarheid, als levend getuige voor de volmaaktheid van Gods Werken en Plannen en tegen alle duisternis;
  • een liefdevolle aanvaarding van alle beproevingen en kruisen, alle leed en tegenslagen van het leven, in het bewust besef dat deze niets anders zijn dan uitingen van de volmaakte Liefde van God, Die de mensenziel gelegenheden wil bereiden om door eenvormigheid met de lijdende Christus actief mee te werken aan de Verlossing van de mensenziel uit de macht van de duisternis om haar van de Eeuwige Gelukzaligheid uit te sluiten.

Om op een vruchtbare wijze te kunnen omgaan met de beproevingen en kruisen van het leven, moet de mens de volgende vijf principes uit de Goddelijke Wet diep in zijn zielenleven wortel laten schieten en er onvoorwaardelijk naar handelen:

1. De mens moet actief deelnemen aan de Verlossing. God verwacht van elke mensenziel een bewuste, vrijwillige, spontane, actieve en volhardende bijdrage tot de ontsluiting van de Verlossingswerken van de Christus. Dit is wat de H. apostel Paulus bedoelde met zijn uitspraak dat de mens in zijn leven moet aanvullen wat nog ontbreekt aan de Werken van Christus. Het enige wat aan die Werken 'ontbreekt', is de actieve vereniging van elke ziel met die Werken vanuit haar diepste hartsgesteldheden. God dringt niets op, Hij wil al Zijn Werken voltrekken via de handen, de mond, het hart en de geest van mensenzielen. De mensenziel moet God en Zijn Werken vertegenwoordigen naar al haar medeschepselen toe. Daarom ook, moet elke mensenziel zich volkomen één van hart maken met Gods bedoelingen.

2. De mens heeft een vrije wil. God heeft geen schuld aan het feit dat talloze mensenzielen hun vrije wil gebruiken voor dienst aan de duisternis in ontelbare aspecten en situaties van het leven, en daardoor de wereld stelselmatig dieper en dieper laten wegzinken in de duisternis, met als gevolg: een wereld vol chaos, leed, ellende en onrecht, die samen talloze situaties, gebeurtenissen, contacten en relaties uitleveren aan de meest uiteenlopende invloeden van duisternis. Hierdoor is de wereld een doorlopende bron van leed geworden, een bron van ontelbare ontsporingen van de Goddelijke Wet.

Het leven op deze wereld vertoont in de meest uiteenlopende aspecten geen harmonie meer met de Goddelijke Liefde. Op grond van deze vaststelling neigen zeer veel mensen ertoe, God de schuld te geven voor alles wat in hun leven niet loopt zoals zij het graag zouden hebben, en voor alle ellende en chaos die zij in de wereld vaststellen. Doordat God de vrije wil van de mensenzielen tot het uiterste toe respecteert, bemoeit Hij Zich niet met de wijze waarop de mens de wereld bestuurt. Doordat talloze zielen méér luisteren naar de inspiraties der duisternis dan naar deze van God, lopen in deze wereld zeer veel dingen verkeerd. Niet God is hieraan schuldig, doch de vele zielen die handelen, denken, voelen en bestreven volgens de inspiraties vanwege de duisternis, die zich tot doel heeft gesteld, alle Werken van God te verwoesten en elk teken voor Gods Tegenwoordigheid en werking in deze wereld onzichtbaar te maken.

De verslechtering van de wereld komt niet doordat God onverschillig zou zijn, en nog minder doordat God niet zou bestaan. De krachten van het kwaad doen hun best om deze ketterse opvattingen op grote schaal op deze wereld wortel te doen schieten.

3. Het leven op aarde is geen doel op zich, het is slechts een middel tot heiliging en daardoor een brug naar het Ware Leven na de dood in het lichaam. De mensenziel valt gemakkelijk voor de verleiding, slechts datgene te zien dat zij via de zintuigen kan waarnemen. Vóór het bedrijven van de erfzonde was de mens begenadigd met een spontaan en doorlopend contact met het Hart van God. Door de erfzonde is deze genade verloren gegaan, en moet elke ziel individueel de eigen heiliging trachten te herstellen door een actieve inzet voor de toepassing van de Ware Liefde in alle situaties en contacten van het leven.

In de mate waarin de heiligheid in een ziel opnieuw begint te bloeien, neemt haar inwendige voeling met het Hart van God opnieuw toe en kan de ziel opnieuw spontaan leren beseffen dat de mens niet leeft voor dit aardse leven, doch in werkelijkheid voor het Leven erna, en dat dus alles wat de mens op deze wereld ervaart, ook datgene wat als negatief of pijnlijk wordt aangevoeld, een diepe zin heeft in voorbereiding op de ontsluiting van de Goddelijke Nalatenschap van toegang tot de Eeuwige Gelukzaligheid in de Hemel. Naarmate dit besef waarlijk bloeit, ontwikkelt de mens een spontaan en groeiend vermogen om te beseffen hoe relatief alle leed op deze wereld is. Hoezeer de mens ook door het leed en de beproevingen wordt overweldigd, het is nooit een eindpunt en heeft geen betekenis op zich, het is slechts een middel tot herstel van een steeds dieper wordende nieuwe eenheid met het Hart van God.

Dit alles heeft te maken met het materialistisch denken dat door de duisternis in de wereld is gebracht: De mens leeft en denkt alsof buiten het stoffelijke niets bestaat (dus wordt geen rekening gehouden met de Wetten van het spirituele, die niets te maken hebben met de stoffelijke behoeften). Daarom voelen vele mensen zich rechtstreeks en persoonlijk geschaad door God (voor zover zij al rekening houden met Zijn bestaan) wanneer in hun stoffelijk leven iets niet loopt zoals zij zouden willen.

4. Elke mensenziel is één radertje in het netwerk van de Schepping. Veel zielen maken zich schuldig aan zelfoverschatting, hoogmoed, zelfverheffing, en gaan ervan uit dat zij aanspraak kunnen maken op een automatisch recht om door God te worden gevrijwaard van alles wat zij als onaangenaam beschouwen. In plaats van hun rol als één radertje in een systeem van miljarden radertjes (het hele netwerk van alle schepselen op deze wereld) te erkennen, zien zij zichzelf als een belangrijk en/of onmisbaar knooppunt. Sommige zielen verheffen zichzelf zodanig dat zij vervallen in egocentrisme en menen dat vele dingen rond hen moeten draaien. Vanuit een dergelijk wereldbeeld wordt het moeilijk om beproevingen te aanvaarden, want deze worden dan onder invloed van duistere inspiraties gemakkelijk beschouwd als 'bewijzen' voor een gebrek aan Liefde van Gods wege en voor het feit dat God hen 'tekort doet'.

Zo wordt vaak naar God toe de beschuldiging geuit, dat het onrechtvaardig is dat een welbepaald leed een bepaalde mens heeft getroffen. Het komt de mens niet toe, alle details van Gods Plan te kennen, want dit zou hem beroven van alle verdiensten van een blind Geloof in Zijn volmaakte Liefde en Wijsheid. Daarom kan ook geen mens oordelen over de (on)rechtvaardigheid van een Goddelijke beschikking ten aanzien van de levensloop van een mens. Lijden en dood van een mens, de omstandigheden en het tijdstip ervan, hebben steeds een diepe zin binnen Gods Heilsplan. Elke mensenziel is slechts op aarde om haar eigen specifieke rol te vervullen binnen de verwezenlijking van Gods Werken en Heilsplan.

Daarom moet de ziel die wordt getroffen door een speciaal leed, bijvoorbeeld de dood van een geliefd medeschepsel, vast geloven dat God in Zijn volmaakte Liefde en Wijsheid met dit gebeuren het beste voorheeft, zowel voor de betrokken ziel als voor het hele netwerk van de Schepping en voor de voltooiing van Zijn Heilsplan voor de wereld. Alles heeft ergens zijn plaats binnen de ononderbroken strijd tussen het Licht en de duisternis en voor de voltooiing van de grondvesting van Gods Rijk van volmaakte Liefde en Vrede op aarde. Bovendien heeft bijvoorbeeld de leeftijd waarop een bepaald mens tot God terug wordt geroepen, volstrekt niets te maken met de mate van deugdzaamheid of van zondigheid van deze mens en/of van zijn verwanten. De 'getroffen' mens is uitsluitend op dat welbepaald ogenblik tot God teruggeroepen omdat God dit in Zijn onfeilbare Wijsheid en op grond van Zijn volmaakt overzicht over alle gebeurtenissen, situaties en ontwikkelingen binnen Zijn Heilsplan als het meest efficiënte ogenblik heef geoordeeld. Dit alles is louter Gods zaak, en dient ongetwijfeld de voltooiing van Zijn Heilsplan ten voordele van de hele Schepping. De getroffen ziel en haar verwanten kunnen via liefdevolle aanvaarding en overgave aan Gods beschikking een belangrijke bijdrage tot dit Goddelijk Geschenk leveren, in volkomen eenheid met de lijdende Christus, Wiens lijdensvruchten zich blijven vermenigvuldigen via de actieve medewerking van mensenzielen doorheen alle eeuwen.

5. God is onfeilbaar. Geen enkele van Zijn beschikkingen kan op een vergissing berusten, want al Zijn beschikkingen zijn op onfeilbare wijze gericht op de voltooiing van Zijn Heilsplan. Niets dat op deze wereld gebeurt, is onzinnig. Datgene wat rechtstreeks door God is beschikt, beoogt automatisch de voltooiing van Zijn Werken van Liefde. Datgene wat gebeurt onder invloed van de duisternis, kan door de getroffen mensenzielen zinvol worden gemaakt door het in Liefde aan God op te dragen, waardoor het actief wordt ingeschakeld in de altijddurende Verlossingswerken en derhalve eveneens de voltooiing van Gods Werken van Liefde helpt bespoedigen.

Een grote reden voor het protest van veel zielen tegen beproevingen en kruisen ligt in een gebrek aan geloof in de volmaaktheid van Gods Liefde en Wijsheid en in het feit dat al Zijn beschikkingen uitsluitend de maximale graad van Gelukzaligheid voor elk individu in het Eeuwig Leven alsook de grondvesting van Zijn Rijk op aarde beogen. Waar dit Geloof gebrekkig is of ontbreekt, zal de ziel beproevingen gemakkelijk als zinloos beschouwen, of zelfs als een onrecht dat haar door God wordt aangedaan.

Veel zielen gaan van de stelling uit, dat een onfeilbare en volmaakt liefhebbende God geen onrecht, ellende en leed op de wereld zou toestaan. Inderdaad, vanuit een werelds standpunt, dit wil zeggen vanuit een wereldbeeld dat eindigt met dit stoffelijk en vergankelijk leven, lijken onrecht, ellende en leed te wijzen op een gebrek aan Liefde en macht van God. Daarom moet met klem worden onderstreept dat God Zijn handelingen, Plannen en interventies niet richt op de noden van een eindig stoffelijk leven doch op de niet-stoffelijke noden van Zijn Heilsplan in de eeuwigheid. Bovendien worden aan de almacht van God starre grenzen gesteld door de onschendbare vrije wil van de mensenzielen.

Ik heb er reeds op moeten wijzen in welke hoge mate alle onrecht, ellende, leed en chaos op deze wereld worden geschapen, versterkt en in stand worden gehouden door menselijke beslissingen die zeer sterk van Gods Wet en bedoelingen afwijken, zodat zij in geen enkel geval kunnen worden verweten aan God, doch aan de satan, wiens inspiraties oneindig veel vaker worden gevolgd dan deze van God. Dit is het geval in talloze situaties, gebeurtenissen en ontwikkelingen die in zekere mate, hoe gering soms ook, te maken hebben met geldgewin.

De Meesteres van alle zielen geeft de volgende stelling: De beproevingen, kruisen en tegenslagen van het leven zijn nooit aan God te wijten. Zij ontstaan uit een combinatie van twee factoren:

  1. De onfeilbare beschikkingen van de God van volmaakte Liefde, Die met Zijn beschikkingen uitsluitend het grootst mogelijk Eeuwig Heil voor elke ziel beoogt, en dit Eeuwig Heil slechts kan verwezenlijken in de mate waarin de ziel actief, bewust, vrijwillig, spontaan en volhardend alle Goddelijke beschikkingen voor haar leven aanvaardt en ermee samenwerkt (door er niet tegen te protesteren doch onwankelbaar te geloven in de grote waarde en betekenis ervan voor haar Eeuwig Heil);
  2. De invloeden der duisternis, die de hele Schepping van haar heiligheid hebben beroofd doordat talloze mensenzielen gewillig aan deze invloeden hebben toegegeven en deze in de praktijk hebben omgezet, waardoor de wereld wordt beheerst door een atmosfeer die massaal ellende, chaos en wantoestanden schept. Vele beproevingen worden in de hand gewerkt, en veel zwaarder gemaakt dan God hen ooit had bedoeld, door de automatische uitwerkingen van de Wet van Gods Gerechtigheid, die de zware ontwrichting van het evenwicht in de Schepping ten gevolge van de zware duisternis door de talloze zonden en ondeugden, tracht te helpen herstellen door méér en intensere beproevingen in de mensenlevens toe te laten. Niet God is hieraan schuldig, doch uitsluitend de enorme zondigheid en verleidbaarheid van de mensheid als geheel.
 
Ziehier de Grondwet van het Geloof: dat de eindoverwinning van het Licht in de wereld, met de grondvesting van Gods Rijk op aarde, vaststaat. Het is de plicht van elke ziel, haar leven te geven voor de verwezenlijking van deze toestand. Dit is de enige, ware doelstelling van elk leven, en de uiteindelijke roeping van elke ziel. De zielen kunnen dit slechts verwezenlijken zodra zij het verbond dat God bij hun schepping met hen heeft gesloten, opnieuw beginnen na te leven.

Op de mensenziel rust de verantwoordelijkheid om de Eeuwige Lente in de Schepping terug te brengen. Dit moet beginnen in de mensenziel zelf: Zij moet terugkeren naar een uitsluitende oriëntering op Gods Wet, die in haar ingebed ligt. God treft geen schuld voor de kruisen van het leven, daar God op deze wereld tracht te werken via mensenzielen, en een meerderheid van de mensenzielen niet, of slechts gebrekkig, leeft volgens Gods Wet van de Ware Liefde. De mensheid veroorzaakt daardoor zelf ellende, leed, chaos en onrecht. De 'schuld' voor de kruisen van het leven ligt in de verleidbaarheid van de mensheid voor de inspiraties der duisternis. De Goddelijke Rechter wordt op deze wereld dagelijks ontelbare malen onterecht gevonnist en daardoor tot slachtoffer van Zijn volmaakte Liefde gemaakt.

Myriam, december 2018