TOTUS TUUS, MARIA !

DE ONVERWELKBARE BLOEM VAN GALILEA

Onderrichting van de Allerheiligste Maagd Maria
over Haar eigen gedrag en innerlijke gesteldheden als mens

Praktische gids voor de navolging van Maria

Myriam van Nazareth

"(...) Vergeet nooit, dat de Allerhoogste in Mij, Maria, alle volmaaktheden heeft verzameld die ooit uit Zijn hand zijn gekomen, en dat Ik aldus de volheid van Zijn scheppende, verlossende en heiligende Werken vertegenwoordig. Daarom word Ik in deze Allerlaatste Tijden verkondigd als de Meesteres van alle zielen, want de tijd van de totale verheerlijking van Gods Werken is thans aangebroken". (Openbaring van de Meesteres van alle zielen, 2-3 maart 2009)

"Ik zal de zielen eerstdaags doorheen Mijn Myriam een onderrichting schenken, die hen zal tonen, hoe Ik als mens was, opdat zij het beeld voor ogen krijgen van de gedragspatronen en van de wijze van zijn, die aan de Goddelijke Gerechtigheid de volmaakte vervulling schenken en hierdoor de allerhoogste Genaden vrijmaken". (Openbaring, zondag 22 augustus 2010 - Feestdag Maria Koningin en Meesteres van alle zielen)

In Haar Openbaring op 22 augustus 2010, de feestdag van Haar Kroning tot Koningin van Hemel en aarde en tot Meesteres van alle zielen, kondigde de Allerheiligste Maagd de belofte aan, dat Zij Haar Myriam ten behoeve van de zielen een onderrichting zou schenken om de zielen te tonen, hoe Zij als mens op aarde werkelijk was. Als bedoeling van deze belofte gaf Maria het verlangen te kennen, dat alle zielen zich voor ogen zouden kunnen houden, wat het concreet in het dagelijks leven betekent, 'Maria na te volgen'.

Precies dit was reeds de voornaamste bedoeling van het boek Wedergeboorte van het Aards Paradijs, dat in 2007 het licht zag als vrucht van een lange reeks visioenen over het dagelijks leven van Maria.

Via deze praktische gids voor de navolging van Maria stort de Meesteres van alle zielen in de zielen de genade, zich een overzichtelijk beeld te vormen van Haar, Die model staat voor de hoogste heiligheid, de hoogste vruchtbaarheid die ooit door een geschapen ziel is bereikt.

De zielen krijgen aldus een beeld van de mensenziel in de gedragswijzen en gesteldheden die samen tot een leven in de hoogste vruchtbaarheid, dus in de hoogst mogelijke heiligheid leiden. Zij zien hier MARIA, maar worden ertoe uitgenodigd, deze gedragingen en gesteldheden tevens zodanig tot hun eigen gedragingen en gesteldheden te maken, dat zij in deze tekst steeds méér zichzelf als in een spiegel kunnen terugvinden. Deze onderrichting leert niet slechts hoe Maria Zich gedroeg, doch ook waarom (de spirituele achtergrond bij Haar gedrag).

De tekst van deze onderrichting kan onmogelijk volledig zijn. De bedoeling bestaat er daarom slechts in, een aantal situaties en gesteldheden uit het leven en het Wezen van Maria te schetsen, die samen zoveel mogelijk zielen in staat kunnen stellen om Haar zo goed mogelijk na te volgen in vele situaties van het dagelijks leven.

Deze tekst wordt geschreven in de tegenwoordige tijd, omdat hij de weergave is van de beelden van Maria’s leven, die aan Myriam zijn getoond en in de vorm van een beschrijving zijn opgetekend.

De Allerheiligste Maagd Maria, de onverwelkbare Bloem van Galilea

Het hele Wezen, het hele gedrag en alle innerlijke gesteldheden van Maria worden tijdens Haar leven op aarde gevormd rond de volmaakte toepassing van Gods Wet. Zij wijkt in geen enkel opzicht af van het ideaalbeeld dat God bij de schepping van de mensenziel voor ogen had. God had voorzien dat de mens volmaakt heilig zou zijn en leven, dit wil zeggen: de mensenziel zou

  • met alles wat in haar omging (alle gedachten, gevoelens, verlangens en bestrevingen) en

  • met alles wat van haar uitging (alle handelingen en woorden, zelfs alle gelaatsuitdrukkingen en gebaren)

de hoogst mogelijke vruchtbaarheid voor Gods Plannen en Werken voortbrengen, in de hoogst mogelijke mate tot de verwezenlijking en voltooiing van deze Goddelijke Plannen en Werken bijdragen, en in de hoogste mate Heil en zegen over de Schepping brengen.

Maria was de eerste mensenziel in wie dit Goddelijk ideaal in zijn volheid tot leven kwam en in alle situaties van het dagelijks leven werd uitgedrukt. Zij bracht dit tot stand door de Liefde, de enige Bron van alle Leven, het diepe wezen van het Goddelijk Leven in de ziel, in de volmaaktheid in Haar leven toe te passen. Maria voedde Zich totaal aan de Bron van het Goddelijk Leven, en was daardoor in de allerhoogste graad beeld en gelijkenis van God.

De Onbevlekte Maagd Maria is een buitengewoon mooie vrouw. Haar schoonheid is waarlijk bovennatuurlijk, alsof Zij Gods volmaaktheid op aarde vertegenwoordigt. Haar trekken zijn betoverend zacht, als door een ongewone gloed omgeven. Of men Haar ziet als kind, als jong meisje, als volwassen vrouw of als vrouw in de 'jaren van rijpheid', het lijkt alsof Haar wezenstrekken nauwelijks veranderen. Steeds straalt Zij dat hoogst ongewone mengsel van gloed, zachtheid, tederheid en waardigheid uit, dat zeer velen fascineert. De onvergankelijkheid van Haar wezenstrekken en Haar hele Hemelse uitstraling zijn toe te schrijven aan het feit dat Maria in de kern van Haar ziel wordt gedreven door een absoluut volmaakte en onvoorwaardelijke Liefde tot God en tot elk medeschepsel. Deze totale Liefde bepaalt Haar hele wijze van zijn en Haar hele doen en laten. Wie Maria met een volkomen geopend hart bezig ziet en hoort, weet dat Gods Rijk op aarde in voorbereiding is.

Bekijken wij Maria, de Bloem Die het zaad van Goddelijk Leven zo totaal in Zich tot rijping wist te brengen, dat aan Haar in alle eeuwigheid geen blaadje zou verwelken:

  1. Maria benadert elk schepsel (mens en dier) met een Hart dat voortdurend een brug slaat tussen het schepsel en God. Zij leeft Zich in het schepsel in, legt diens noden aan God voor in een ononderbroken toewijding, en straalt Gods Liefde recht in het hart van het schepsel. Doordat Zij deze stroming in twee richtingen tot stand brengt, versterkt en versnelt, zuivert Zij voortdurend het innerlijk leven van dit schepsel, en bevordert Zij diens levenskracht. Zo verbindt Zij op geestelijke wijze ononderbroken elk schepsel dat Zij ontmoet, met God.

  2. Steeds laat Maria Zich drijven door de innerlijke vraag, hoe Zij Haar medeschepsel van dienst kan zijn. Zij ziet Haar eigen leven louter als een opeenvolging van kansen om jegens de hele Schepping of jegens één of meer schepselen God te vertegenwoordigen: Zij wil elk schepsel (mens en dier) in de geborgenheid van Gods Liefde hullen, opdat dit schepsel moge voelen en weten dat God met hem bezig is. Bij dit 'dienen' richt Maria Zich in de eerste plaats op het bevorderen van het Zielenheil van Haar medemens en van de bloei van de Liefde in elk ander schepsel.

  3. Elk contact met een schepsel (mens of dier) is voor Maria een moment van zelfverloochening. Zij is slechts gelukkig in de mate waarin het medeschepsel het goed heeft. Elk lijden van het medeschepsel in lichaam of gevoelens zet Maria aan tot handelingen en woorden om dit lijden hetzij te verzachten hetzij vruchtbaarder te maken. Als eerste offerande om deze genade te bekomen, biedt Zij steeds Zichzelf aan God aan met Lichaam en ziel, met Hart en geest, met de volheid van Haar Liefde, en met de opoffering van Haar tijd.

  4. Ik zie Maria omgaan met dieren: Zij spreekt zacht tegen hen, streelt hen graag, behandelt hen met eerbied en zachtheid, in het volle besef dat het schepselen zijn, die door God aan de mens zijn gegeven uit Liefde, om voor de mens gezellen te zijn met dewelke hij tijdens het leven op aarde Gods Liefde kan uitwisselen in de beide richtingen. In Haar omgang met elk dier toont Maria de zielen hoe het Ware Geluk en de Ware Vrede op aarde in zeer hoge mate worden bepaald door de kracht van de Liefdesstroom tussen de mensenzielen en de dieren. Wanneer Maria een dier streelt, wil Zij dit dier, alsook de mensen die eventueel bij Haar zijn, leren dat aanrakingen geen bron van angst mogen zijn, doch dat de hand van een mens slechts zegen mag brengen.

  5. In Haar omgang met de dieren herinnert Maria de zielen eraan, dat de mensenziel door God was bedoeld als vertegenwoordigster van God jegens de hele Schepping: Van elke mensenziel verwacht God dat zij in elk medeschepsel de gevoelens wekt, die eigen zijn aan Gods nabijheid: Liefde, vertrouwen, geborgenheid, innerlijke Vrede, diepe rust, ware levenslust. Zo wekt Maria in elk medeschepsel het vermogen om het Plan dat God met het leven van dit schepsel heeft, totaal te helpen vervullen, doordat in dit schepsel elke remming en alle angst volkomen wegvallen, en het zich in al zijn beproevingen volkomen ondersteund weet.

  6. Maria geeft Zich zo totaal aan elk medeschepsel (mens en dier), dat dit niet langer ten prooi is aan gevoelens van eenzaamheid. Het schepsel voelt zich zozeer in Maria’s Hart opgenomen, dat het voelt hoezeer God het liefheeft. Via deze weg bevordert Zij in hoge mate de stroming van de Ware Liefde en het vertrouwen onder schepselen onderling, en van schepselen uit naar God toe.

  7. Maria gaat zacht en teder met elk medeschepsel (mens en dier) om. Zij beschouwt elk schepsel als Gods eigendom, als een levend wezen dat gevoelens heeft en voor hetwelk het heel belangrijk is, te voelen dat het wordt bemind en dat het in zijn eigenheid (zijn specifieke trekken, persoonlijkheid, soortgebonden kenmerken enzovoort) wordt aanvaard. Maria slaat geen enkel schepsel, spreekt geen schokkende woorden, ontneemt geen enkel schepsel zijn waardigheid.

  8. Maria bemint de stilte als een heilig goed. Zij zoekt de stilte omdat deze Haar ten volle aan Gods volmaaktheid herinnert. Zelf spreekt Zij zacht en beheerst, gedraagt Zich beheerst, zonder enige uitbundigheid. Zij beweegt Zich heel rustig, zodat Zij ondanks Haar lichamelijke schoonheid bij vrijwel niemand opvalt. Voor Maria is elke overtreding tegen de stilte zoals een inbraak in Gods eigendom, omdat Gods Geest overal is, en in alle harten zacht de Eeuwige Wijsheid tracht te fluisteren. Maria verafschuwt elke overtreding tegen de stilte eveneens omdat dit bij Haar overkomt als zelfverheffing: het opdringen van de eigen aanwezigheid tegenover de Schepping.

  9. Maria’s stem is heel mooi en zacht, Zij spreekt in alle omstandigheden teder en liefdevol. Met Haar wijze van spreken brengt Zij rust, Vrede en vertrouwen in elk hart. Maria spreekt geen enkel woord op een wijze die bij Haar toehoorder (mens of dier) irritatie of onbehagen zou kunnen verwekken, noch door de toon, noch door de inhoud van Haar woorden. Haar wijze van spreken geneest vele gewonde harten doordat Haar zachtheid voelbaar draagster is van Gods Liefde, en in mensen en dieren zeer veel onrust tot bedaren brengt.

  10. Wanneer Maria tot een medeschepsel (mens of dier) spreekt, doet Zij dit in de vorm van vriendelijke uitnodigingen, zachte uitspraken, nederige vragen of blijmoedige, bemoedigende opmerkingen. In geen enkele omstandigheid zie ik Maria een bevel geven, noch aan de jonge Jezus, noch aan Jozef, noch aan een apostel, noch aan de vrouwen die Jezus volgen, noch aan dieren. Tegen alle medeschepselen spreekt Zij zacht, Zij beveelt nooit. Niettemin heeft Zij een grenzeloos gezag, omdat Haar woorden en verzoeken dragers zijn van een buitengewone Liefde, en de medemensen zich hierdoor veel dieper bij de verlangens van Haar Hart betrokken voelen. Maria beschouwt bevelen, voor zover Zijzelf deze zou geven, als uitingen van hoogmoed, en voelt Zich veel te klein en te onwaardig om anderen bevelen te geven. Als enige uitzonderingen toont Maria mij de situaties waarin Zij bevelen geeft aan duivels, die Zij op grond van Haar uitzonderlijke begaafdheid kan zien.

  11. Maria spreekt niet of nauwelijks over wereldse onderwerpen. Wanneer Zij spreekt, doet Zij dit over het algemeen om Gods Waarheid te verkondigen, om een ziel uit een dwaling te bevrijden, om een ziel moed of Hoop te geven, of om een medeschepsel (mens of dier) te omhullen met een atmosfeer van diepe Liefde. Zij doet nooit aan achterklap, verspreidt geen roddel, spreekt met een medemens niet over een andere medemens die niet aanwezig is (tenzij om iets goeds over hem te zeggen). Zij is in Haar Hart zo voortdurend op God georiënteerd, dat Zij geen enkele behoefte heeft aan wereldse gesprekken. Zij beschouwt dergelijke gesprekken als inhoudsloos, leeg, en louter tijdverlies. Het leven is te kostbaar om met medemensen gesprekken te voeren die geen Heil over de wereld kunnen brengen.

  12. Maria neemt nooit uit eigen initiatief deel aan openbare festiviteiten of private feestjes. Wanneer Zij er toch aanwezig is, gebeurt dit op uitnodiging, indien Zij de uitnodiging niet kan weigeren. Zij gaat op een uitnodiging uitsluitend in, indien Haar aanwezigheid spirituele voordelen voor de deelnemers kan brengen. Op een feest eet en drinkt Zij buitengewoon matig, spreekt heel weinig, en dan nog uitsluitend over God en Zijn Werken. Op de bruiloft te Kana zie ik Haar uitsluitend over de Missie van Jezus spreken, Die pas Zijn Openbaar Leven begint. Maria beschouwt ontmoetingen met mensen louter als gelegenheden om Gods Liefde te laten stromen en zielen voor Hem te openen. Zij schuwt elk werelds gesprek, omdat Zij weet dat dit voor Gods Werken tijdverlies betekent.

  13. Ondanks het feit dat Maria heel veel emotioneel leed draagt, voelt Zij geen behoefte om Haar Hart bij Haar medemensen uit te storten. Zij herkent de neiging van mensen om dit te doen, als een valstrik van de duivel om alle verdienste uit het lijden en de beproevingen weg te roven, en de zielen ertoe aan te zetten om met hun wereldse aangelegenheden bezig te blijven. Zij draagt Haar emotioneel leed op aan God, dankt ervoor omdat het Haar de kans geeft om Heil voor zielen te verwerven, en tracht er de grootst mogelijke vruchtbaarheid uit te halen.

  14. Wanneer Maria een medeschepsel (mens of dier) bekijkt, ontbrandt Haar Hart in diepe Liefde. Zij ziet elk schepsel als een bouwwerk van God, een uiting van Zijn Liefde, waarin Hij iets van Zichzelf heeft gelegd. In elk medeschepsel bemint Zij God. Zij beseft welk oneindig wonder in elk levend wezen werkzaam is: Een lichaam waarin ontelbare processen op elkaar inwerken, uiteenlopende geestelijke vermogens, emoties, levenskracht. Zij beschouwt daarom elk levend wezen als een heilig werk, dat in Haar diepe verwondering en intense Liefde wekt. Om deze reden is ook Haar respect voor elk schepsel (mens, dier, plant) grenzeloos. Het feit dat Zij door langdurige omgang met een welbepaald schepsel, steeds vertrouwder wordt met dit wezen, vermindert Haar respect niet, zodat Zij met elk medeschepsel heel voorzichtig, zacht en ingetogen blijft omgaan. Zij blijft Zich er volkomen van bewust, dat elk schepsel Gods eigendom is.

  15. Maria weet dat, op grond van de erfzonde en de zondigheid van de mensheid, het leven op aarde een ononderbroken reeks van beproevingen is. Ook om deze reden beschouwt Zij elk contact met een medeschepsel (mens of dier) als een kans om Gods Liefde uit te wisselen en krachtiger te laten stromen, opdat alle bij dit contact betrokken schepselen zich door elkaar gedragen en bemind mogen weten, en aldus hun leven op aarde de vruchtbaarheid zouden kunnen geven, die God voor dit leven had voorzien. Maria wil hierdoor de schepselen leren, aan te voelen hoezeer Gods adem van diepe Vrede alles doordringt wanneer Zijn Liefde onbelemmerd tussen alle schepselen stroomt. Zij toont door Haar hele gedrag aan, hoe mensen hun eigen ongeluk bewerken door hun gebrek aan Ware Liefde onder elkaar en jegens alle medeschepselen.

  16. Maria’s Lichaam is heel fijngevoelig. Zij lijdt veelvuldig onder ongemakken, pijnen en een vaak heel zware vermoeidheid. Bovendien brengen de omstandigheden van Haar leven Haar zeer vele hartenpijnen. Op grond van Haar buitengewone mystieke roeping draagt Zij daarenboven onbeschrijflijk veel lijden van andere schepselen in Haar Lichaam en Hart mee. Al dit lijden beschouwt Zij als kansen om Gods Heilsplan voor de hele Schepping te helpen voltooien. Om deze reden klaagt Zij nooit over de beproevingen die Haar treffen. Zij draagt Haar lijden grotendeels volkomen in het verborgene, als de uitwerkingen van een verbond van medeverlossing dat Zij in Haar Hart met God heeft gesloten.

  17. Maria voelt Zich nog het meest intens met God verbonden in de beproeving. Zij beseft volmaakt dat God opgeofferde beproevingen nodig heeft om Zijn Heilsplan te voltooien en de duisternis voorgoed uit de wereld te verjagen. Opgeofferde beproevingen brengen immers de macht van de Ware Liefde tot bloei, doordat zij volkomen onder de uitwerkingen van Gods Liefde worden gesteld, die uit beproevingen genaden bereidt. Daarom wijdt Maria God elke beproeving als zaad voor de uitbreiding van Zijn Paradijs op aarde. Zij doet dit met Haar eigen beproevingen, maar ook met alle lijden van alle schepselen.

  18. Wanneer Maria beproevingen en lijden toewijdt, doet Zij dit in naam van alle schepselen, zodat het voor God is alsof alle levende wezens die Hij ooit heeft gemaakt, samen al hun lijden en het lijden van alle andere levende wezens ononderbroken aan Hem zouden toewijden. Op deze wijze wordt Maria tot een nooit opdrogend verzamelbekken voor alle leed der aarde, dat Zij op een zodanige wijze naar God laat stromen dat het lijkt alsof de hele Schepping constant alle duisternis in Licht helpt omzetten. Zo wordt Maria’s hele leven tot een ware, alomvattende transformator tussen de Schepping en God.

  19. Wanneer Maria lijdt, beschouwt Zij dit lijden als Haar aandeel in de Werken, die God wil voltrekken tot zuivering en verheffing van Zijn Schepping, die ziek is door de zonden der mensheid. Daarom draagt Zij alles in volkomen aanvaarding. Zij vraagt nooit, van enig lijden bevrijd te worden, doch slechts om ondersteuning en kracht, opdat Zij Haar aandeel in Gods Werken met maximale vruchtbaarheid moge kunnen volbrengen. Door deze ingesteldheid weet Zij Haar grenzen als het ware voortdurend te verleggen, zodat niets Haar te veel wordt. Maria’s hele leven is hierdoor een ononderbroken beoefening van volmaakte Liefde. Het is deze heilige en steeds actieve Liefde, die Maria een zo hoge levenskracht geeft.

  20. Maria aanvaardt alles wat op Haar dagelijks levenspad komt, zonder protest. Zo mort Zij bijvoorbeeld nooit over de weersomstandigheden. Ik zie Haar bij langdurig regen- of stormweer, bij aanhoudende hitte en droogte. Haar Lichaam lijdt soms onder de gevolgen van noodweer of van intense hitte, en Zij adviseert ook anderen (bijvoorbeeld Jezus en Jozef, en later de apostelen) om niet in regen, wind of hitte langdurig buiten te lopen, maar Zij spreekt geen negatief woord. Zij weet dat God alles toelaat met een bedoeling, en dat de natuur tekenen stelt, en wijdt dit alles aan God toe voor het Heil van de hele Schepping. Zij ziet dus alle weersomstandigheden als beschikkingen van Gods Voorzienigheid, en draagt deze uit Liefde voor Zijn Heilsplan.

  21. Maria is dankbaar voor alles, omdat Zij weet dat God letterlijk alles gebruikt om de uitwerking van Zijn Heilsplan te voltooien, en dat dus uiteindelijk alles wordt benut om het Eeuwig Geluk van alle zielen te vergroten. Door deze ingesteldheid is Maria nooit geneigd om tegen bepaalde gebeurtenissen in Haar leven te protesteren. Hoe lastig deze op het ogenblik zelf ook kunnen zijn, Maria weet dat in het Eeuwig Leven alles rijk wordt gecompenseerd, en dat God alle van harte aanvaarde beproevingen ook reeds voor de vermindering van ellende en ongeluk voor de hele mensheid benut.

  22. Ziekte en lichamelijk ongemak bij Maria hebben geen negatieve invloed op Haar omgeving. Haar humeur lijdt er niet onder, Zij bewaart de innerlijke Vrede. Maria beschouwt ziekte en lichamelijk ongemak als een toestand die zich strikt tussen Haar en God afspeelt. Zij tracht elk moment van lichamelijk lijden heel bewust te beleven om het aan God toe te wijden voor het Heil van zielen. Zij is Zich ervan bewust dat deze ogenblikken geschenken van God zijn, waarmee Zij bloemen van heiliging voor zielen kan helpen bereiden. Zo slaagt Zij erin, met de moeilijkste uren steeds weer op de meest positieve wijze om te gaan.

  23. Ook met smart en verdriet gaat Maria zodanig om, dat deze zeer heilzaam worden voor zielen. Zij verenigt Zich in smart en verdriet met Gods Hart, dat voortdurend wordt gepijnigd door de stortvloed van zonden en de liefdeloosheid van de zielen. Zij is Zich ervan bewust dat de toewijding van Haar Hartenpijnen aan God de Liefdesstroom vanuit Gods Hart naar Haar eigen Hart nog intenser maakt, en dat deze verhoging van de Liefdesstroom zielen helpt genezen. Precies deze ingesteldheid zal op Calvarie Haar roeping als Medeverlosseres bekronen. Voor Maria vormt het besef dat Zij Haar lijden niet voor Zich alleen draagt, doch voor het welzijn van alle schepselen, een ware krachtbron en bemoediging in de moeilijkste uren.

  24. Ondanks het feit dat Maria zeer veel moreel leed draagt, maakt Zij Zich geen zorgen. Zij weet met zekerheid dat elk detail van Haar leven, ook de tegenslagen, door Gods Voorzienigheid worden gebruikt om Zijn Schepping te zuiveren van elementen van duisternis, op voorwaarde dat Zij het leed draagt met Liefde, en volle vertrouwen toont in Gods werking. Zij weet dat God geen halve dingen doet, en dat alle tegenslagen slechts tussenstappen zijn naar de ontplooiing van Gods hoogste Glorie en een steeds grotere Vrede voor alle zielen.

  25. Maria spreekt onophoudelijk tot God. Zij doet dit lang niet alleen in Haar dagelijkse gebeden: In alle omstandigheden en situaties van het dagelijks leven denkt en voelt Zij op zodanige wijze, dat Haar gedachten en gevoelens zijn zoals gesprekken tot God. Zo draagt Zij ononderbroken alles wat in Haar omgaat, aan God op, zowel het verheugende als het bedroevende, en deelt Zij elk ogenblik van Haar leven met Hem. Zo wordt Maria tot model voor totale toewijding, het model voor een leven dat in volkomen verbondenheid met God wordt geleid.

  26. Maria bidt evenzeer door Haar handelingen en Haar hele wijze van optreden en van zijn, als door woorden. Haar hele Wezen is zo totaal op God afgestemd, dat alles in Haar een ononderbroken gebed is. Zij weet dat de ziel niet is gemaakt om op aarde een leven voor zichzelf te leiden, doch om op aarde een deeltje van God in zich mee te dragen om samen met Hem vruchten voort te brengen door alles wat zich in haar afspeelt en door alles wat van haar uitgaat. Daarom zorgt Maria ervoor, dat in elk detail van Haar leven de eenheid en samenwerking met God in stand wordt gehouden, door al Haar woorden, daden en gedachten volledig onder te dompelen in volmaakte Liefde.

  27. Maria ontboezemt haar Liefde niet slechts in al Haar daden en woorden, doch ook in al Haar gedachten, gevoelens en verlangens, want vanuit de diepste, meest verborgen regionen van Haar hele Wezen vertrekken ononderbroken golven van de diepste Liefde naar de hele Schepping en naar God toe. Terwijl Zij een bloem, een plant, een boom of een dier bekijkt, verheerlijkt en dankt Haar Hart God voor dit geschenk van Zijn Liefde. Al Haar verlangens zijn uiteindelijk uitdrukkingen van Haar verlangen dat het Haar medeschepsel en God 'beter moge gaan', Zij denkt niet aan Haar eigen leven of Haar eigen wezen. Zo zet Zij voortdurend Gods Hart in beweging door Haar diepste innerlijke gesteldheden, zonder dat iemand Haar iets hoort zeggen of iets ziet doen. Hierdoor kan worden gezegd dat Maria zelfs louter en alleen door Haar aanwezigheid op de wereld, ononderbroken werkte als sleutel op de poorten der genade.

  28. In Maria krijgt geen enkele zwarte gedachte of negatief gevoel een kans. Zij verzet Zich onmiddellijk tegen elke bekoring om op welke wijze dan ook af te wijken van de Liefde. Doordat Zij de volmaaktheid van Gods Liefde voor de hele Schepping heeft herkend, en elk schepsel beschouwt als een bouwwerk van Gods Liefde, aan de mens gegeven als geschenken van Liefde en als punten van voelbare doorstroming van Gods Liefde, wordt in Haar elk gevoel van haat, nijd, jaloersheid, wrok of wrevel ogenblikkelijk verstikt in het Vuur van de Liefde. Zij weet heel goed dat elke zwarte gedachte of elk negatief gevoel de kracht van alle ellende op aarde vergroot. Bovendien weet Zij dat dergelijke gedachten en gevoelens niet verenigbaar zijn met een blind vertrouwen op Gods Liefde en op de uiteindelijke overwinning van Zijn Licht.

  29. In Maria leeft niet slechts een absoluut volmaakte Liefde voor Haar medemensen en voor de dieren, Zij beschouwt ook alle planten, bloemen en bomen als bouwwerken van God, in dewelke Zij Zijn Liefde voelt. Zij behandelt daarom ook de plantenwereld met de diepste eerbied, en gebruikt de beschouwing van elke bloem, elke plant en elke boom als gelegenheden om God te danken voor de Liefde, die Hij doorheen al die schoonheid, doorheen al die geuren en kleuren, doorheen die enorme verscheidenheid aan wonderen van Leven en doorheen al die geneeskracht naar de mensenzielen laat stromen. Mede om deze reden waakt Zij erover, dat Zij zo zelden mogelijk een bloem zou vertrappen of een plant op welke wijze dan ook zou beschadigen.

  30. Maria spreekt niet veel. Wanneer Zij spreekt, doet Zij dit steeds zonder omwegen. Achter Haar woorden schuilt steeds een immense Wijsheid, maar nooit enige bijbedoeling of dubbelzinnigheid. Door Haar volmaakte openheid en ondubbelzinnigheid naar Haar medeschepselen toe, boezemt Zij een totaal vertrouwen in. Elk schepsel weet volkomen wat het aan Maria heeft. Hierdoor kan ook niemand Haar wantrouwen. Elk woord uit Haar mond is betrouwbaar, want Zij is zo diep door God bezield en geïnspireerd, dat Zij steeds Zijn woorden spreekt. Voor Maria is elk woord een brug van Liefde, van Hoop en van bemoediging, een brug tussen Gods Hart en elk schepsel.

  31. Ook tijdens lichamelijk of spiritueel lijden is Maria voortdurend vriendelijk, innemend en zacht, spreekt Zij nooit op norse of onvriendelijke toon, kwetst Zij niemand, is Zij over niets geïrriteerd. Zij blijft ook in moeilijke momenten voor elk medeschepsel zoals een zon, een verkwikkende bries of een volle maan in de nacht, naargelang datgene, wat het schepsel dat met Haar in contact komt, juist nodig heeft. Elk ogenblik van lijden is voor Maria een genademoment, een heilige akt waardoor de poorten der genade worden ontsloten. Daarom brengt Zij elk moment van lijden door in een verheven spirituele eenheid met Gods Hart, als in een toestand van innerlijke aanbidding. In deze toestand van eenheid met God is het ondenkbaar dat Zij iets anders zou uitstralen dan Licht en Liefde.

  32. Maria spreekt en handelt in alle omstandigheden op een zodanige wijze, dat Zij Haar medemens niet kan kwetsen, bedroeven, of deze geen gevoelens van minderwaardigheid kan krijgen. Zij past Zich bijvoorbeeld volkomen bij Haar gesprekspartner aan, en stelt deze onmiddellijk op zijn gemak. Dit alles voltrekt zich bij Haar niet op een gekunstelde wijze, doch heel spontaan, omdat Liefde en respect voor elk medeschepsel tot de grootste drijfveren van al Haar contacten horen.

  33. Maria bekritiseert nooit iemand, niet rechtstreeks tegenover de betrokken medemens, en zeker niet in diens afwezigheid. Zij heeft respect voor het feit dat andere zielen in hun gedragingen hun eigen logica hanteren. In deze ingesteldheid geeft Zij uitdrukking aan Haar overtuiging dat de ander zijn redenen heeft om op een bepaalde wijze met zijn leefwereld en de concrete alledaagse situaties om te gaan. Haar nederigheid belet Haar om Haar medemens te bekritiseren, en bovendien wil Zij onder geen enkele voorwaarde tot rechter over Haar medemens worden, zelfs niet in de kleine dingen. Zij doet uitsluitend uitspraken over een gedraging of een situatie wanneer een medemens Haar met een oprecht hart uitdrukkelijk verzoekt om dit te doen. In dat geval zal Zij steeds oordelen op grond van de volmaakte spirituele Wijsheid waarover Zij beschikt.

  34. Door uiteenlopende omstandigheden is Maria ’s nachts vaak wakker. Het wakker-zijn tijdens de nacht offert Zij op om voor Haar medezielen de genade van waakzaamheid tegen de werken der duisternis te bekomen. Zoals elke beproeving beschouwt Maria ook elk uur van slapeloosheid als iets wat door God wordt toegelaten omdat Hij dit op dat ogenblik nodig acht. Zij stelt Zich geen vragen over het 'waarom', Zij ondergaat, en weet dat het goed is, omdat het, zoals alles, uit Gods hand komt en door Haar aanvaarding wordt omgezet in Licht.

  35. Maria eet heel matig. Zij vast heel veel, vanwege het bewustzijn dat onthechting vele vruchten oplevert voor de hele Schepping. Zij ontzegt Zich heel veel voedingsmiddelen. Onder andere legt Zij als kind de gelofte af, geen honingkoeken meer te eten (die in Haar land in die tijd heel populair waren). Zij wijdt dit aan God toe, als strijdmiddel tegen de 'zoetheid' van vele wereldse bekoringen, die als gif voor de ziel zijn. Zij eet louter voor de instandhouding van Haar Lichaam, en hecht daarom ook weinig belang aan de smaak van Haar voedsel, louter aan de zuivere voedingswaarde ervan. Alle voedsel beschouwt Zij alsof Zij het rechtstreeks uit Gods hand ontvangt.

  36. Wanneer Maria voedseloverschot heeft, deelt Zij dit met Haar medeschepselen (mens en dier). Zij beschouwt elk overschot als werk van Gods Voorzienigheid, dat Haar in staat stelt om andere schepselen te ondersteunen in de vervulling van hun levensplan. Wanneer Maria dieren in de natuur voedert, draagt Zij dit aan God op met de intentie, dat deze dieren hierdoor in staat mogen zijn om de opdracht te vervullen, die God in Zijn Heilsplan voor hen heeft voorzien. Zij is Zich ervan bewust, dat God bij slechte weersomstandigheden de dieren ten dele onder de hoede van de mensenzielen stelt: dieren die te weinig voedsel vinden, kunnen er zich geen verschaffen. De mens kan dit wel, en indien hij volmaakt wil worden, moet hij daarbij ook aan de dieren denken, die vaak grotendeels afhangen van het voedsel dat mensen hen ter beschikking stellen.

  37. Maria is gezegend met een buitengewone schoonheid, die niet slechts voortkomt uit Haar lichamelijke trekken, doch evenzeer vanuit Haar ziel, die doorheen Haar Lichaam lijkt uit te stralen. Niettemin doet Zij er alles aan om Haar schoonheid te verbergen. Slechts enkele malen zie ik Haar prachtig lang, goudblond hoofdhaar ongesluierd (binnenshuis). Ook Haar gelaat verbergt Zij in aanwezigheid van mannen meermaals achter een gedeeltelijke sluier. Door de versluiering van Haar lichamelijke kenmerken wil Zij ertoe bijdragen dat medemensen in het contact met Haar niet door zintuiglijke waarnemingen worden afgeleid van de boodschap van Goddelijke Liefde die Zij met Haar hele optreden wil verspreiden.

  38. Maria’s kleding is heel eenvoudig en rein, en vertoont geen enkel teken van ijdelheid. Ik zie Haar in de loop van Haar leven steeds in een eenvoudig kleed (gewoonlijk wit), waar overheen Zij buiten doorgaans een eerder lange mantel aantrekt (ik heb deze gezien in donkerblauwe, in hemelsblauwe en in grijze kleur). Als Kind geeft Maria de voorkeur aan een heel eenvoudig grijs kleedje, dat Zij (tot spijt van Haar moeder Anna) absoluut wil dragen om niet op te vallen. Zij draagt een sluier, die doorgaans ofwel wit is, ofwel dezelfde kleur heeft als Haar mantel. Over de mantel heen komt vaak nog een gordel uit stof. Maria heeft heel weinig keuze wat Haar kleding betreft, maar kiest deze volgens de weersomstandigheden en eveneens met het oog op de zielen met wie Zij in contact komt. Haar richtlijn bij deze keuze is steeds de betrachting, zo weinig mogelijk op te vallen.

  39. Maria spreekt geen negatieve woorden over Haar medemens. In ieder medemens zoekt Zij het positieve en tracht Zij dit tot ontwikkeling te brengen. Tevens wijst Zij diens medemensen indien nodig eveneens op deze positieve kwaliteiten, opdat zij over deze mens een beter beeld mogen krijgen. Dit maakt deel uit van Maria’s strijd voor de zuivering der harten, omdat elke negatieve gedachte, elk negatief gevoel en elk negatief woord de duisternis in de Schepping groter maakt, en schepselen die zich negatief benaderd voelen, minder vrij beginnen te functioneren en aldus hun bijdrage tot Gods Heilsplan niet meer met optimale vruchtbaarheid volbrengen.

  40. Maria leidt een intens innerlijk leven. Zij verbindt Haar Hart voortdurend met God, en merkt in Haar medeschepselen slechts de dingen op, die Haar verraden dat deze lijden of een bepaalde behoefte hebben. Voor het overige let Zij helemaal niet op wat Haar medemens doet. Zij toont geen enkele belangstelling voor gesprekken of gebeurtenissen op straat, activiteiten bij Haar buren of wereldse nieuwtjes. Zij weet dat God met elk leven een bedoeling heeft, en dat de uitwerking van een levensplan in alle details een zaak is tussen de betreffende ziel en God. Haar medemens interesseert Haar slechts in zoverre Zij Liefde naar hem kan laten doorstromen, en Zij hem kan ondersteunen in zijn noden.

  41. Maria is niet nieuwsgierig naar wereldse gebeurtenissen. Wat Haar medemensen doen of zeggen, laat Zij zo weinig mogelijk tot Zich doordringen, tenzij rechtstreeks tot Haar wordt gesproken. Zo respecteert Zij het privaat leven van ieder mens. Zij beschouwt elke handeling die een medemens verricht, en elk woord dat hij tot een ander mens spreekt, als een zaak tussen de betreffende zielen en God, en gaat ervan uit, dat indien God het nodig acht dat Zij bepaalde dingen ziet of hoort, Hij Haar actief en persoonlijk bij die gebeurtenissen zal betrekken. Op deze wijze houdt Maria Haar geest en Hart helemaal vrij voor het innerlijk contact met God.

  42. Maria verricht al Haar huishoudelijke werken voor en met God. Wanneer Zij Haar huisje veegt, draagt Zij dit op voor reiniging van een ziel. Wanneer Zij kleren wast, wast Zij in Haar Hart een ziel met water van Goddelijk Leven. Wanneer Zij maaltijden bereidt, voedt Zij in Haar Hart een ziel met Gods Wijsheid. Voortdurend spreekt Zij tot God. Hierdoor verlicht Zij de last van alle werken, en geeft Zij deze een veel grotere (spirituele) zin: Alle huishoudelijke werken worden op deze wijze ingeschakeld in Gods Heilsplan als werken van Liefde en dienst aan God en de hele Schepping. Zij biedt Haar handen aan God aan als een 'extra paar handen' met dewelke Hij Zijn Werken kan voltrekken, want Zij weet dat Hij in elke ziel de gelegenheid zoekt om Zijn Werken door mensenhanden verder te zetten. Door de zuiverheid van Haar Hart in de uitvoering van Haar Werken, weet Maria dat Zij in waarheid Gods Werken doet, zelfs in de banale klusjes van elke dag.

  43. Maria houdt Zich in Haar leven niet aan vaste patronen. Zij verricht bijvoorbeeld Haar huishoudelijke werken niet volgens een vast schema. Maria wil Haar leven niet organiseren volgens wereldse gewoonten, doch volledig en onmiddellijk beschikbaar zijn voor elk plan dat God met Haar heeft. Maria beschouwt een leven met vaste patronen als een leven volgens menselijke tijd in plaats van Gods Tijd. Zij weet dat een dergelijk leven de ziel niet naar maximale vruchtbaarheid kan leiden, want dat het haar tot gevangene van het ritme der wereld en van werelds denken maakt, en de schijnbehoeften van het werelds leven de voorrang geeft op de ware noden van de ziel (voor haar spirituele groei), die van minuut tot minuut door God kunnen worden bijgestuurd.

  44. Wanneer Maria met een medemens samen aan iets werkt, maakt Zij Haar eigen werksysteem ondergeschikt aan dat van deze medemens. Ik zie dit bijvoorbeeld terwijl Zij met twee vrouwen samen aan de herstelling van kleren werkt: Hoewel Maria zeer vaardig en vindingrijk is, is Zij onmiddellijk bereid om de voorstellen van Haar vriendinnen uit te proberen. Zij geeft adviezen wanneer Haar hierom wordt gevraagd, doch gaat er nooit van uit dat Haar werkwijze de beste is. Daarom aanvaardt Zij onmiddellijk om Zich bij de ander aan te passen. Zo verschijnt Zij in deze context ook als toonbeeld van nederigheid, zelfverloochening en solidariteit.

  45. Maria oordeelt niemand volgens uiterlijkheden, noch op het gebied van lichaamskenmerken noch op het gebied van kleding, huisvesting of andere kenmerken. Maria stelt Zich in elk contact met een medeschepsel in op het aanvoelen van het diepere wezen van dit schepsel. Zij weet dat oppervlakkige kenmerken in vele gevallen misleidend zijn en de ziel belemmeren om waarlijk contact met het wezen van de andere ziel te krijgen. Bovendien weet Zij dat elk schepsel zijn welbepaalde uiterlijke kenmerken bezit omdat God daar bepaalde bedoelingen mee heeft, en dat het daarom onzinnig is, en een uiting van protest tegen (of van kritiek op) Gods beschikking, wanneer men een medeschepsel oppervlakkig beoordeelt.

  46. Maria is een toonbeeld van nederigheid. In elk contact met een medemens gedraagt Zij Zich als de mindere, die niets anders wil, dan dienen en Liefde geven. Zij werkt Haar nederigheid uit in hulpvaardigheid en in de betrachting om altijd en overal onopvallend op de achtergrond te blijven. Waar een groepje mensen bij elkaar staat, valt Zij meestal als laatste op. Zij is doorgaans ook de stilste van allen. Zij aarzelt ook niet om Zich zelfs lichamelijk kleiner te maken dan Haar gesprekspartner, door bijvoorbeeld op één knie te rusten terwijl Zij tot een kind spreekt. Zo vermijdt Zij dat Haar medemens ook letterlijk naar Haar zou opzien, en dat er voelbaar afstand zou zijn tussen Haar en Haar gesprekspartner.

  47. In alle omstandigheden van het leven lijken Maria’s innerlijke Vrede en rust onverstoorbaar. Zij oefent een volmaakt geduld. Maria beschouwt alle gebeurtenissen van het leven als een beek, die Gods water van Leven zacht langs Haar ziel heen laat vloeien. Geen druppel komt vóór Gods Tijd bij de ziel aan, en indien de ziel een welbepaalde druppel voortijdig tracht te drinken, zal deze haar niet laven, doch schaden. Zo loopt Maria niet op de dingen vooruit, doch wacht geduldig, en offert intussen al Haar gewaarwordingen en beproevingen op aan God, opdat Haar geduld genaden moge helpen scheppen. Geduld is voor Maria tevens een onderdeel van Haar blind vertrouwen op Gods werking: Nadat Zij een bepaalde gebeurtenis, situatie, ontwikkeling of ziel aan God heeft opgedragen, wacht Zij vol vertrouwen op het ogenblik waarop God een verandering brengt. In de meeste gevallen stelt Zij na de toewijding niet actief handelingen of spreekt Zij niet actief woorden om de zaak te bespoedigen.

  48. Maria stoot geen enkele medemens af. Zij tracht hen allemaal, zonder uitzondering, van dienst te zijn op hun weg naar God. Zij, de Onbevlekte, de volmaakt heilige, wordt in de tweede helft van het Openbaar Leven van Jezus tot een boezemvriendin voor Maria Magdalena, die vóór die tijd een vrouw van lichte zeden was. Nadat Magdalena door Jezus heel diep is geraakt, zal Maria de bevrijding van deze ongelukkige afronden: Wanneer Magdalena op zekere dag aan Maria’s voeten geknield bitter weent over haar verleden, richt Maria haar op. Magdalena zal Haar voortaan tegelijkertijd beschouwen als haar Meesteres, haar Voorbeeld en haar beste Vriendin. Maria zal haar nooit nog met één woord aan haar zondig verleden herinneren.

  49. Maria staat nooit stil bij het verleden. Zij spreekt niet over wereldse gebeurtenissen noch over Haar verleden, tenzij er een speciale les in schuilt, die Zij als onderrichting wil gebruiken. Zij staat soms een aangename herinnering in Haar geest toe, en dankt God ervoor, doch leeft verder totaal in het heden. Telkens een pijnlijke herinnering bovenkomt, beschouwt Zij dit moment als een gelegenheid om voor God een pijn te beleven die zielen dichter bij Hem kan brengen. Zij doet dit niet in een gesteldheid van droefgeestigheid, doch van liefdevolle aanvaarding van een kans om Haar Liefde te 'vervolmaken'. Maria’s Liefde IS volmaakt, doch dit besef houdt Zij ver buiten Haar geest: Zij wil tot iedere prijs een steeds mooiere Bloem voor God worden. In deze gesteldheid bewijst Zij andermaal Haar nederigheid, doordat Zij, Die volmaakt heilig is geschapen en volmaakt heilig leeft, ervan uitgaat dat Haar Liefde, zoals deze van elke andere ziel, verder vervolmaakt kan worden.

  50. Vanaf het Openbaar Leven van Jezus noemen velen Maria 'Moeder', omdat Zij de Moeder is van Jezus van Nazareth, de befaamde 'Profeet', Die door de meest verlichte zielen als de Messias wordt herkend. Dat is de rol die Zij Haar hele leven lang met Hart en ziel zal vervullen, in de diepste spirituele betekenis van het woord: Zij is voor iedereen, jong en oud, man of vrouw, de belichaming van de zorgzaamheid, de bescherming en de spirituele opvoeding. Reeds tijdens het Openbaar Leven van Jezus wordt Maria af en toe ook als 'Meesteres' aangesproken, door zielen die hierdoor naar Haar unieke relatie tot 'de Meester', de 'Rabbi van Nazareth', verwijzen. Vooral na de Hemelvaart van Jezus zullen de leden van de jonge Kerk van Christus Haar met de beide hoedanigheden, 'Moeder' en 'Meesteres' aanduiden. Maria aanvaardt en draagt deze beide aanduidingen als een eerbetoon aan Haar Goddelijke Zoon, Die – zo blijkt dit uit heel veel situaties die mij zijn getoond – in en door Haar verder wordt geëerd alsof Hij nog levend onder de christenen zou zijn.

  51. Maria schuwt niet alleen de deelneming aan festiviteiten, zoals eerder aangetoond. Zij zoekt geen menselijke contacten. Zij is heel gastvrij, doch gaat zelden uit eigen beweging bij mensen op bezoek. Wanneer Zij dit toch doet, is het meestal om hulp te bieden, en zonder uitzondering beschouwt Zij het bezoek als een gelegenheid om God en Zijn Werken te verheerlijken, want in alle contact met mensen spreekt Zij nauwelijks over andere onderwerpen dan Gods Woorden en Zijn Waarheid. Zij verliest geen tijd met wereldse gesprekken.

  52. Maria laat Zich door geen enkele tegenslag of negatieve gebeurtenis ontmoedigen. Zij beschouwt elk gebeuren in Haar leven als een bouwwerk van Gods Voorzienigheid, en leeft bovendien in het besef dat het Licht altijd het laatste woord heeft, want dat Gods Gerechtigheid steeds elk door de duisternis in het leven geroepen onevenwicht herstelt. Deze ingesteldheid maakt Maria altijd en overal tot een spreekbuis van onwankelbare Hoop en een bron van bemoediging. Zij leert ontelbare medemensen op een heel andere wijze naar hun leven en hun beproevingen kijken, en draagt er zo toe bij, dat het leven van velen heel wat zinvoller wordt en ook door deze zielen als zinvoller wordt ervaren, en niet door spirituele leegheid en negatieve gesteldheden onvruchtbaar blijft. Zo draagt Maria ertoe bij, dat vele zielentempels worden omgevormd tot kleine burchten van Hoop en moed.

  53. Het uniek voorrecht van Maria’s Onbevlekte Ontvangenis betekent geenszins dat Zij vrij is van bekoringen. Zij krijgt Haar heiligheid niet ten geschenke, wel integendeel. De satan valt Haar veelvuldig en hard aan. In elke bekoring zegt Zij tot God: "God van Israël, dit dient niet Uw Werken". Verscheidene malen zal God Haar eraan herinneren dat Hij Haar de macht heeft gegeven om de duivel aan Zich te onderwerpen. Zij vraagt dan om toelating om de duivel te bestrijden 'zoals elke ziel dit moet doen'. Zelden zal Zij gebruik maken van Haar buitengewone macht over de duivel. Zij doet het slechts ter verheerlijking van God, nooit om Haar eigen kruis te verlichten noch om Haar macht tentoon te spreiden.

  54. God heeft Maria de macht gegeven om wonderen te doen. Zij krijgt deze macht niet louter als geschenk, Zij verdient deze ook Zelf op basis van de Wet van Gods Gerechtigheid, door Haar volharding in het volmaakt heilig leven dat Zij uit eigen vrije wil leidt. Eén van de grootste bewijzen voor Haar nederigheid levert Maria hierdoor, dat Zij de Haar geschonken macht slechts weinige malen gebruikt, en zo goed als nooit in bijzijn van een medemens.

  55. Maria wordt gedreven door een absolute behoefte aan Vrede met al Haar medeschepselen. Om deze reden maakt Zij nooit ruzie. Zij beoefent een volmaakte vergevingsgezindheid en koestert nooit wrok. Zij verzoent vele zielen met elkaar. Maria weet dat elk gebrek aan volkomen Vrede in het hart de opname en het doorgeven van de Liefde kan remmen, en dat onenigheid met een medemens de werken der duisternis in stand houdt, alsook een vruchtbare bodem vormt voor steeds nieuwe bekoringen tegen deze medemens.

  56. Maria’s zelfbeheersing is volmaakt. In alle omstandigheden gedraagt Zij Zich zodanig dat Zij in staat is om elk medeschepsel dat met Haar in contact komt, in elk opzicht een goed gevoel te geven. Dit gebeurt bij Haar spontaan, omdat Haar Liefde zo totaal is, dat Zij slechts het Geluk van elk medeschepsel op het oog heeft. Wanneer Zij in contact is met een ziel die kwaadwillig is en werkelijk het kwaad méér bemint dan de Liefde, zal het Haar een inspanning kosten om deze gesteldheid ten volle te laten schitteren. Vooral in dergelijke omstandigheden zet Zij Zich totaal in voor de uitstraling van alle Liefde die Zij in Zich draagt, opdat de betreffende ziel moge worden geraakt.

  57. Maria vermijdt zoveel mogelijk alle contact met de buitenwereld. Wanneer Zij buitenshuis komt, sluit Zij Zich inwendig zoveel mogelijk af voor de indrukken uit Haar omgeving, omdat Zij Haar Hart volkomen op God gericht wil houden. Zij kijkt niet actief naar gebeurtenissen rondom Haar, luistert niet actief naar gesprekken, doch leeft intens inwendig. Dit betekent dat Zij Haar zintuiglijke indrukken eerder beperkt tot indrukken uit de natuur, omdat deze minder gemakkelijk de ziel verontreinigen dan indrukken uit menselijke activiteiten. Wanneer Zij inkopen doet, beperkt Zij Haar aandacht tot datgene wat Zij werkelijk nodig heeft. Op deze wijze zorgt Zij ervoor dat de zintuiglijke indrukken beperkt blijven en de geest (het denken) niet te actief wordt. Elke uiting van materialisme, en alle tijd die mensen aan materialistische activiteiten, werelds denken en wereldse gesprekken verliezen, wijdt Zij ononderbroken aan God, opdat genaden mogen worden vrijgemaakt voor de zielen die volledig in dat alles opgaan.

  58. Maria’s enige Kind (Jezus) is wel van nature Goddelijk, doch God heeft beslist dat de Messias als Mens met menselijke trekken moet opgroeien. De opgroeiende Jezus moet dus als Mens 'opgevoed' worden. Maria is voor de jonge Jezus de Gids op de weg naar volwassenheid. In elk contact met jongeren is Maria de zachte en liefdevolle Opvoedster, Die in Haar hele optreden volledig steunt op Gods Leer, Die in elke situatie van het dagelijks leven onderricht geeft in de deugden, en Die eerder het zelfvertrouwen en de positieve eigenschappen stimuleert en aanmoedigt, dan op het negatieve te wijzen. Maria is er Zich ten volle van bewust, dat slechts de ziel wier zelfvertrouwen op een gezonde wijze wordt gevoed, de kracht kan opbrengen om de onophoudelijke strijd tegen de duisternis in het leven te winnen.

  59. Maria’s grootste drijfveer in al Haar gedragingen is deze, dat Zij absoluut niet wil zondigen. Haar Liefde voor God, voor Zijn Werken en voor de Schepping is zo totaal, dat Zij in geen enkel opzicht wil afwijken van de Wet van de Liefde. Elke zonde is een overtreding op Gods Wet van de Liefde. Maria stelt Zich in elke situatie, vóór elke handeling die Zij zal stellen en vóór elk woord dat Zij zal spreken, de vraag, hoe Zij maximale vruchtbaarheid kan brengen voor de voltooiing van Gods Werken en van het groot Heilsplan voor alle zielen in alle tijden. Daarom wil Zij elk element van Haar optreden, van Haar spreken, en van Haar innerlijke gesteldheden, gedachten en gevoelens volkomen in overeenstemming brengen met Gods Wet. Zo wil Maria de tijd die Haar op aarde toegemeten is, volmaakt en totaal benutten, en niets dan Licht en Liefde om Zich heen verspreiden.

  60. Maria stelt Zich geen enkel werelds doel. Zij leeft werkelijk van dag tot dag, van uur tot uur in openheid ten aanzien van Gods inspiraties en leiding, omdat Zij weet dat elke minuut van het aardse leven uitsluitend aan de ziel wordt gegeven opdat deze haar bijdrage tot Gods alomvattende Werken zou kunnen leveren. Plannen maken, is organiseren volgens menselijke tijd. Maria gaat ervan uit dat de ziel haar handelen zoveel mogelijk moet afstemmen op Gods inspiraties en op de tijdstippen waarop Hij deze inspiraties schenkt, teneinde haar grootste vruchtbaarheid te verwezenlijken. De ziel leeft immers niet voor het wereldse, doch om haar persoonlijke bijdrage tot de vervulling van Gods grote Plan met de Schepping te leveren, en slechts God weet wanneer Hij welke bijdrage vanwege een bepaalde ziel het beste kan gebruiken. Om deze reden ziet de organisatie van Maria’s dagen er precies uit zoals God Haar dagen maakt via al Zijn inspiraties en tekenen, de zielen die Hij op Haar pad brengt, enzovoort.

  61. Maria aanvaardt zelfs zonder protest onrechtvaardigheid die jegens Haar wordt bedreven. Zij offert dit telkens op om genaden te bekomen voor de bestrijding van alle ongerechtigheid in de wereld. Zij aanvaardt dergelijke situaties als beschikkingen van God, Die heeft geoordeeld dat Haar leven hierdoor vruchtbaarder zou worden voor Zijn Heilsplan. Uit deze gesteldheid blijkt Maria’s buitengewone zelfbeheersing, die ertoe aanleiding heeft gegeven dat ik Haar ooit in gebeden de 'Koningin van Golgotha' noemde, nadat ik Haar in diverse visioenen in die nochtans verpletterende omstandigheden onder de aanblik van Haar stervende Zoon had gezien met een onbeschrijflijke waardigheid. Op Golgotha weent de Moeder van Smarten, doch veel heviger inwendig (onzichtbaar, in het Hart) dan uitwendig (zichtbaar en hoorbaar). Uit Haar mond komen geen verwensingen, geen negatieve woorden. Zij ondergaat slechts, begrijpt dat het moet gebeuren, verloochent Haar eigen gevoelens, en offert al Haar pijnen op, opdat de duisternis die zich daar vóór Haar ogen voltrekt, in Licht zou worden veranderd.

  62. Maria is zodanig bekommerd om het welzijn van Haar medeschepselen (mensen en dieren) dat Zij hun noden vooruitziet. Zij geeft hiervan bijvoorbeeld blijk op het bruiloftsfeest te Kana. Wat de medemens betreft, beoefent Zij deze deugd in de eerste plaats wat de belangen van het zielsleven betreft. Zij zal zielen ook bijstaan in hun materiële noden, want hoewel Zij Zelf nauwelijks overvloed bezit, deelt Zij zelfs zoveel mogelijk met anderen. Liever vast Zij een dag wanneer Zij de gelegenheid ziet om Haar voedsel voor die dag weg te geven aan een arme medemens of zelfs aan een hongerig dier. Zij bedrijft deze weldaden zo verborgen mogelijk. In deze situaties vertoont Maria het absoluut hoogtepunt van de onzelfzuchtige Liefde en naastenliefde.

  63. Maria vermijdt alle leeg tijdverdrijf. Zij vult al Haar tijd met handelingen, gedachten en woorden die rechtstreeks of onrechtstreeks Gods Werken kunnen helpen bevorderen. Aan handelingen die hiertoe niet kunnen bijdragen, begint Zij niet eens. Noodzakelijke wereldse handelingen (waterkruiken vullen, eten bereiden, enzovoort) verbindt Zij ononderbroken met toewijding en stil gebed, en maakt deze zo in hun uiteindelijke uitwerkingen tot spirituele handelingen die de Liefde doen stromen en hierdoor Gods Werken bevorderen. Hoewel Zij de heiligheid bezit om zelfs de meest banale handeling of situatie in iets waardevols om te zetten, doet Zij bewust afstand van alles wat louter wereldse elementen in zich draagt: spelletjes, uitvoerig winkelen, wereldse gesprekken, enzovoort.

  64. Maria laat Zich nooit leiden door negatieve verwachtingen. Zij weet dat zielen inwendig kunnen verduisteren en onvruchtbaar kunnen worden in hun gedrag wanneer zij voor de toekomst iets negatiefs verwachten, zelfs in heel kleine dingen. Maria geeft negatieve verwachtingen geen kans omdat Zij er vast van doordrongen is dat God alles ten beste regelt. Het negatieve dat niettemin gebeurt, is op het vlak van het Eeuwig Heilsplan nooit een definitieve situatie, doch steeds een tijdelijke fase, die door God des te spoediger in Licht kan worden omgezet naarmate de ziel de beproeving van harte toewijdt.

  65. Maria is een uitstekend luisteraar. Zij luistert naar de noden van zielen. Zij doet dit niet oppervlakkig en niet uit beleefdheid, doch vanuit de wil om doelgerichte genaden voor deze zielen te bekomen, en om hen ervan te overtuigen dat zij in hun moeilijkheden niet alleen staan. Zo vertegenwoordigt Zij de luisterende God, Die intens met Zijn schepselen meeleeft en hen nooit vergeet. Door deze houding weet Maria vele zielen de kracht te geven om in hun beproevingen te volharden.

  66. Om het even wat Maria doet, Haar innerlijke beleving is voortdurend verbonden met de hogere dingen. Bij elke handeling, zelfs de meest banale, is het alsof Haar Hart voortdurend de bovenaardse werkelijkheid aftast, en Haar handeling tracht te situeren binnen het geheel van Gods Werken. Zij stelt Zich voortdurend voor de geest, wat de handeling precies zal betekenen voor Gods Heilsplan en voor de ontwikkeling van de betrokken zielen. Zo geeft Maria al Haar handelingen een bovenaardse, spirituele waarde.

  67. Hoewel Maria zoals elk levend wezen in de wereld leeft, verwijlen Haar echte waarneming en al Haar gewaarwordingen eigenlijk steeds in de bovenaardse werkelijkheid: Zij ziet alles, doch laat vele waarnemingen bewust niet tot Haar Hart toe. Haar Hart filtert al datgene weg, dat louter werelds is en Haar zou kunnen wegleiden van wat echt van tel is. Hierdoor is het alsof Zij slechts een klein gedeelte van datgene wat om Haar heen gebeurt, werkelijk in Haar geest 'registreert'.

  68. Maria is niet wraakzuchtig of haatdragend. Wanneer een medemens iets tegen Haar heeft misdaan, werkt Zij aan zijn bekering door hem met Liefde te behandelen, geen slecht woord over hem te spreken, en ook slechts in gedachten vervuld van Licht over hem te denken. Zij weet dat elke negatieve gedachte en elk negatief woord de bekering van een dwalende ziel kan remmen, en dat negativiteit zich heel snel onder zielen verspreidt.

  69. Maria brengt heel veel offers en doet heel veel boete. Daarbij onderwerpt Zij Haar lichamelijke gevoelens van pijnen en ongemakken zodanig aan de beleving van de Liefde en het verlangen om God te dienen, dat Zij in dat lijden vreugde ervaart, in het besef dat Haar leed zaad van Goddelijk Leven voor zielen in zich draagt.

  70. Maria zorgt ervoor dat elke handeling, elke gedraging, elk woord en elke lichaamshouding dragers van Licht, Liefde en zuiverheid zijn, opdat Zij elk ogenblik niets anders zou verspreiden dan Licht, en een zichtbaar model moge zijn voor een leven in Gods Tegenwoordigheid. Zo helpt Zij duistere neigingen uitroeien in zielen die met Haar in contact komen.

  71. Maria is een Vredesapostel. Om het even hoe Haar medemens Haar behandelt, Zij voorkomt elk mogelijk conflict door Haar buitengewone zelfbeheersing, die haar kracht put uit Maria’s onvoorwaardelijke Liefde en uit het bewustzijn dat zielen ook buiten hun wil tegen elkaar worden opgezet. Zij weet dat elke onenigheid Gods Werken minder vruchtbaar maakt en de ellende in de wereld vergroot. Maria tracht ook te bemiddelen tussen Haar medemensen wanneer deze tegen elkaar zijn gekeerd. Zij doet dit heel discreet, zonder Zich op te dringen.

  72. Maria is een heel blijmoedige Ziel. Zij is Zich ervan bewust dat een blijmoedige gesteldheid veel Licht verspreidt, de medeschepselen tot ontspanning en innerlijke Vrede brengt, en hierdoor ieder met wie de ziel in contact komt, beter in staat stelt om de eigen beproevingen vruchtbaar te doorstaan. Maria ervaart blijmoedigheid als een bron van Goddelijke kracht, die Haarzelf vruchtbaar maakt in alles wat Zij doet en zegt, en die Haar medeschepselen draagt in de gewaarwording van Gods nabijheid. Om deze reden behoort de ervaring van gebrek aan blijmoedigheid in andere zielen voor Maria tot de zwaarste kruisen. Door Haar blijmoedigheid bewijst Maria Haar absolute macht over Haar eigen Hart: Zij staat geen enkele bedroevende of teleurstellende ervaring toe om Haar gemoed te verduisteren.

  73. Maria ontwikkelt een buitengewoon vermogen om Zich te verheugen en op een zeer beheerste wijze geestdriftig te zijn over vele kleine dingen. Dit valt Haar niet moeilijk, omdat Zij elk detail van Haar dagelijks leven als een bouwwerk van Gods Voorzienigheid weet te beschouwen. Deze ingesteldheid stelt Haar in staat om zeer intens in contact te blijven met de bezieling die Gods Geest de ziel in al haar werken en woorden tracht in te storten opdat zij elke situatie zou gebruiken voor de verwezenlijking van Gods Plannen.

  74. Eén van de grote bronnen van Maria’s kracht bestaat uit Haar Wil om Zich door niets te laten ontmoedigen en alles op een positieve wijze te beschouwen. Zij ziet in alles iets goeds, ook al zit dit soms diep verborgen, omdat Zij weet dat Gods Werken en Plannen met alles gediend kunnen worden indien de ziel elke situatie vanuit haar hart met Licht vervult. Precies door deze ingesteldheid laat Maria Zich door geen enkele beproeving (en deze zijn in Haar leven heel talrijk) ontmoedigen.

  75. Wie Maria veelvuldig en langdurig bezig ziet en hoort, wordt getroffen door Haar gelijkmoedigheid. Haar stemming vertoont zo goed als geen wisselingen. De grootste extremen die ik zie, zijn Haar betoverende glimlach enerzijds, en een ingetogen droefheid anderzijds. Voor het overige geen plotse schommelingen: Elk contact met Maria is als een boottocht op een rimpelloos meer, waarbij diegene die Haar ziet of met Haar spreekt, dit contact beleeft als een ervaring zonder enige schok, in een volmaakte geborgenheid van hart, en als het ware een gelijkmatige injectie van Hemelse zaligheid beleeft. Maria slaagt hierin door Zich voor ogen te houden, dat God elke ziel op elk ogenblik wil gebruiken als kanaal voor Zijn Licht, Liefde en kracht. Haar gelijkmoedigheid is één van de vele gesteldheden waardoor Zij Haar volmaakte zelfbeheersing aantoont: niets brengt Haar van Haar stuk, omdat Zij God totaal in Zich laat leven.

  76. Maria’s medelijden is volmaakt: Ondanks Haar eigen talrijke beproevingen vindt Zij steeds de beproevingen van Haar medemens belangrijker, en zoekt Zij voortdurend middelen en wegen om Haar lijdende medemens met het Licht van de Ware Hoop en met veel bemoediging te ondersteunen en hem inwendig tot rust en Vrede te brengen. Zij geeft geen enkel medemens het gevoel alsof Zij zijn beproevingen onbelangrijk zou vinden. Niettemin beklaagt Zij Haar lijdende medemens niet, doch helpt hem zijn beproevingen gebruiken als bruggen naar Heil en zegen.

Slotbeschouwing

De Meesteres van alle zielen verlangt ernaar dat de zielen alles wat Zij (Maria) in Haar leven op aarde jegens God deed, jegens Haar zouden doen: Zij wijdde alles aan God toe, de zielen wijden alles het beste aan Haar toe, want Zij is Gods geliefkoosde Brug naar de Bron der Genaden, de vlekkeloze Transformator die al onze handelingen, gebeden, opofferingen, toewijdingen enzovoort, zuivert en oneindig versterkt met Haar volmaakte Liefde, en deze dan aan Gods Werken toevoegt. Wij zouden het zo kunnen uitdrukken, dat Maria de Vruchtbaarheidsfactor is voor elke ziel die het zaad van Jezus Christus in zich tot bloei tracht te brengen. De kracht van Maria’s leven op aarde was de kracht van de totale en alomvattende toewijding. Wij moeten Haar hierin navolgen, door alles aan Haar toe te wijden, want Zij is de volmaakte, alles veredelende Brug naar Gods Hart. Zo kan en moet deze onderrichting in wezen worden beschouwd als een gids voor totale toewijding aan Maria.

Maria is de Dageraad van Gods Rijk op aarde, het Licht van de opgaande zon, dat de duisternis breekt en geleidelijk overvloeit in het Licht van de Middagzon (Christus), Teken voor de voltooiing van de Verlossing in de ziel. Naarmate de opgaande zon (Maria) in de ziel (die zich door totale toewijding één met Maria heeft willen maken) wordt tot Middagzon (Christus), wordt in de ziel haar Verlossing voltooid. De Meesteres van alle zielen is aldus de Brug naar deze voltooiing. In de totaal aan Maria toegewijde ziel, die haar Verlossing voltooit, herhaalt Maria Zelf tevens als het ware Haar volmaakte vereniging met Christus.

Door een Goddelijk Mysterie kan elke ziel, die bereid is om zich totaal en onvoorwaardelijk aan Maria weg te geven om door Haar te worden gebruikt in de strijd tegen de duisternis, in zo verregaande mate deel krijgen aan de gesteldheden die Maria als mens volmaakt beheerste, dat zij onder Maria’s leiding, heerschappij en bezieling langs de vruchtbaarste wegen naar haar eigen heiligheid kan worden gevoerd. De Hemelse Meesteres tracht dit Mysterie in Haar toegewijden te voltooien door innerlijke begeleiding en inspiraties, en via verhoging van de bewustwording van de ziel. Dit laatste tracht Zij hoofdzakelijk via de Wetenschap van het Goddelijk Leven te volbrengen, die Zij in al Haar onderrichtingen via Haar Myriam naar de zielen brengt.

Voor de Meesteres van alle zielen,

Myriam – oktober 2010