TOTUS TUUS, MARIA !

LENTEBLOESEMS EN ZOMERVRUCHTEN

Augustusmeditatie

Myriam van Nazareth

Nu de bloesems van de lente als door een onzichtbare hand in Gods Hart zijn gelegd om zich precies volgens Zijn Wetten in de zomervruchten te veranderen, kan ik er niet omheen, terug te denken aan de mysterieuze beschouwing, die de Koningin van alle schoonheden en verrukkingen mij ooit in het hart legde. Zij wees mij erop, hoe alle geschriften, ja elke regel ervan, die het Haar behaagt, via mijn kleinheid aan de wereld na te laten onder de beloftevolle benaming Wetenschap van het Goddelijk Leven, in wezen tevens Haar volmaakte schoonheid tot uitdrukking brengen. De schoonheid van de Koningin en Meesteres van al het geschapene is nu eenmaal volmaakt omdat Maria de absolute belichaming van Gods Liefde is. Gods Liefde is de essentie van het Ware Leven, en draagt Gods zaad in zich. De ziel, in dewelke de Ware Liefde volmaakt is, en deze in de toestand van volmaaktheid behouden blijft, wordt tot een bloem van een onvergankelijke schoonheid. Zo stelt God tekenen voor het feit dat Hij ten volle tegenwoordig en werkzaam is in alles, wat de essentie van Zijn Wezen, de Liefde, koestert en in zijn leven toepast, en deze verheerlijkt door de wijze waarop het leeft.

Zoals Zij het mij in het hart prentte opdat ik al Haar lessen precies zou kunnen begrijpen zoals Zij deze bedoelt, is de Meesteres van al het geschapene de belichaamde Zomervrucht uit de Lentebloesem die God reeds lang vóór Haar Onbevlekte Ontvangenis aan de engelen toonde, toen Hij hen Zijn Plan aankondigde, de volmaakte mensenziel te scheppen. Inderdaad, precies zoals in de natuur de beloftevolle tekenen van de lente zich in gehoorzaamheid jegens Gods Intelligentie laten veranderen in de verrukkelijke werkelijkheid van de zomer, heeft de beloftevolle Bloesem uit Gods 'droom' zich ontplooid tot de verrukkelijke Vrucht van de verheerlijkte Maria, vanwege de volmaakte gehoorzaamheid van deze Bloesem jegens de Wet van de Eeuwige Liefde.

Maria was en is volmaakte Liefde, ademt volmaakte Liefde, en laat volmaakte Liefde in volkomen ongerepte vorm doorstromen in al Haar spreken en zijn. Tussen God en de Koningin des Hemels bestond vanaf de Onbevlekte Ontvangenis van Laatstgenoemde een overvloeiing, die elke voorstelling tart. Eigenlijk zou men kunnen zeggen: Wie Maria bekijkt, kan zich voorstellen, dat God, mocht Hij een stoffelijk Wezen zijn, er net zoals Maria zou kunnen uitzien. Wordt niet gezegd dat de ogen de spiegels van de ziel zijn? Heel opmerkelijk is in elk geval de gelijkenis tussen de ogen van de God-Mens en deze van Zijn Moeder: deze milde uitstraling, deze zachtheid, deze betoverende blauwe schoonheid, deze blik via dewelke zowel Maria als Jezus Hun omgeving leken te omhelzen, te kussen en in Zich leken te trekken, zodat elk zuiver hart, dat deze blik zag, als betoverd en van de aardbodem weggetrokken achterbleef.

De Schepper verheerlijkt alles wat Zijn Plannen ten volle heeft gediend. Laten wij slechts bedenken, zoals de Meesteres onderricht, dat zelfs een dier alles wat het op aarde heeft beleefd en in zich heeft 'opgeslagen', bij zijn dood naar Gods Hart terug brengt. In wezen verheerlijkt derhalve zelfs de muis de boomwortel waaraan zij heeft geknaagd, en het schaap het gras waarvan het zich heeft gevoed, want de harten van deze dieren hebben zich over deze geschenken verheugd. Al deze verheerlijkingen hebben slechts één enkele Bron: de Liefde, en slechts één doel en zin: de verheerlijking van de Eeuwige Liefde, die God is. Naarmate het levend wezen voor andere levende wezens méér heeft betekend – vooral naarmate het de anderen spiritueel meer heeft helpen ontwikkelen – schijnt deze verheerlijking toe te nemen.

Laten wij bedenken welke stromen van Heil (in duidelijke taal: van volmaakte Liefde) Maria reeds gedurende Haar leven op deze wereld heeft achtergelaten, want zo kunnen wij tenminste beginnen begrijpen waarom God Haar zo tot het uiterste toe heeft verheerlijkt, dat Zij als enige met Lichaam en Ziel ten Hemel werd opgenomen en tot Koningin en Meesteres over al het geschapene werd gekroond. Wij zouden kunnen zeggen, dat de waarde van een mensenleven in Gods ogen wordt bepaald door de mate waarin de ziel in al haar medeschepselen de indruk heeft vergroot, dat zij slechts Liefde, Vrede en geborgenheid heeft te bieden, en haar tegenwoordigheid bij hen het leven mooier heeft gemaakt. Vanuit deze hoek beschouwd, valt heel goed te begrijpen waarom Maria’s leven in Gods ogen absoluut volmaakt was, aangezien Zij in al Haar medeschepselen, met inbegrip van de dieren, deze gevoelens in de hoogste mate heeft ontsloten.

Augustus is de maand van Maria’s verheerlijking. Deze maand gedenken wij Haar als Koningin en Meesteres van al het geschapene, als Koningin van de engelen, als Middelares van alle Genaden, als de vlekkeloos Heilige, Die tot en met het lichaam, het wezensniveau dat normaal gesproken als strikt aardgebonden geldt, ten Hemel werd opgenomen, opdat Zij voor alle eeuwigheid als het Groot Teken van God Zijn Heerlijkheid op de zielen zou kunnen afstralen. Zo belichaamt Maria ten volle de verrukkelijke Belofte van de Vrouw met de slang van alle werken van duisternis onder Haar voeten. Precies in deze voorstelling is de Koningin en Meesteres van al het geschapene – engelen, mensenzielen en duivels – de Belichaming van de zomervruchten uit alle lentebloesems (Werken van het Licht op de weg van de meest beloftevolle verwezenlijking), die ooit in Gods Hart werden ontworpen.

Op de christen rust de plicht, Christus in alles na te volgen, opdat hij een leven moge kunnen leiden, dat Gods Plannen en Werken kan dienen. Deze navolging komt helaas vaak nauwelijks tot stand wat de verheerlijking van Maria, Gods Meesterwerk, betreft, terwijl Jezus Zelf nochtans Zijn Moeder tot het uiterste verheerlijkte: Hij stelde alle zielen van alle tijden onder Haar hoede, en deed dit vanop het Kruis van hun Verlossing. In de verheerlijking van de Koningin des Hemels sedert Haar Onbevlekte Ontvangenis putte de Allerheiligste Drievuldigheid zo onbegrijpelijk diep uit de Bronnen der volmaakte Liefde, dat geen menselijk verstand vat kan krijgen op de effecten van dat Goddelijk eerbetoon aan een geschapen mensenziel. Het hoeft ons derhalve niet te verbazen dat vele zielen er niet in slagen, de Waarheid over de verhevenheid van de Koningin des Hemels en over Gods instelling jegens Haar werkelijk diep in zich in te bouwen. Wanneer de christen zo graag gelooft in de realiteit van de Eeuwige Gelukzaligheid in de Hemel, waarom lukt het hem dan zo moeilijk, te geloven in de realiteit van de Werken, die God heeft voltrokken aan de Ziel, Wier verdiensten in alle eeuwen niet werden, worden en zullen worden overtroffen?

Augustus als maand van de verheerlijking van Maria, is precies de maand van de verheerlijking van Gods Meesterwerk, en derhalve van de verheerlijking van Gods Liefde, die in Maria een Spiegel heeft geschapen van datgene wat Hij met Zijn Werken van Schepping, Verlossing en Heiliging eigenlijk heeft beoogd. In Maria zien wij hoe waar het is, dat Gods Werken en Plannen volmaakt zijn, en dat elke onvolmaaktheid in de Schepping dan ook niet uit Gods Hart voortkomt, doch uit de tekortkomingen van menselijke bijmengsels.

Moge augustus ons onderdompelen in het verheffend Licht van Gods Liefde, opdat wij de Waarheid in haar volheid mogen herkennen en liefhebben, want slechts zij kan ons uit de schaduwen van de schijnlichten van ons mens-zijn bevrijden.

Myriam, juli 2012