TOTUS TUUS, MARIA !

HET AANSCHIJN DER VOLMAAKTE LIEFDE

Myriam van Nazareth

De Passietijd is het meerdaags feest van de volmaakte Liefde van God. Vanaf het eerste uur van haar schepping had God met de mensenziel het verbond der volmaakte Liefde gesloten: Zij zou voor altijd Zijn Wet van Liefde tot enige wegwijzer van haar aards bestaan kiezen. Gods Wet van Liefde is het voorschrift door hetwelk de Schepper in alle schepselen een onuitwisbaar teken van Zijn Tegenwoordigheid en Zijn gesteldheden heeft gedrukt. Deze Wet moest de mensenziel, de kroon op de Schepping, aan haar oorsprong in Gods Hart herinneren, en haar in staat stellen om haar God jegens alle schepselen te vertegenwoordigen. In duidelijke bewoordingen: De mensenziel moest in een zodanige gesteldheid leven, dat haar tegenwoordigheid, haar hele optreden en uitstraling op basis van de gesteldheid van haar hart en op basis van haar bestrevingen en van haar wil, op haar medeschepselen een effect zouden hebben alsof God in hoogsteigen Persoon aanwezig zou zijn. De vlekkeloze naleving van Gods Wet van Liefde moest de mensenziel in een gesteldheid houden, in dewelke zij zou overkomen als een spiegel van Gods Hart.

De eerste mensenzielen overtraden Gods Wet der volmaakte Liefde door een persoonlijk voordeel, dat hen via een godvijandige influistering werd voorgespiegeld, boven Gods belangen te stellen: Hun eigenliefde scheen hen plotseling belangrijker te zijn dan de Liefde tot God, want de Ware Liefde richt zich onbeperkt op de belangen en wensen van de geliefde, zelfs indien dit een niet-bevrediging of een geringere bevrediging van eigen behoeften in het vooruitzicht stelt. Deze eerste plotse verloochening van de Ware Liefde jegens God is bekend als de erfzonde. Deze zou zich voor alle tijden op de menselijke natuur uitwerken zoals een litteken in lichaamsweefsel: een verharding van cellen die niet meer in staat zijn, de functies te vervullen waartoe zij geschapen zijn. Op gelijkaardige wijze zou de erfzonde in elke mensenziel werken zoals een lek, doorheen hetwelk – zoals de Meesteres van alle zielen het uitdrukt – het water van Goddelijk Leven neigt weg te sijpelen.

De erfzonde heeft de menselijke natuur blootgesteld aan de meest uiteenlopende zwakheden. Met andere woorden: De zondeval van de eerste zielen heeft de weerstand van de mensenziel tegen elke godvijandige kracht en inspiratie ondermijnd, zodat de ziel er sedertdien toe neigt, gemakkelijker te kiezen voor zelfzuchtig gedrag dan voor de naleving van Gods Wet van Liefde. Deze ondermijnde weerstand heeft het vermogen van de mensenziel om onzelfzuchtig te beminnen en niet toe te geven aan elke godvijandige kracht, verzwakt, en heeft de zondigheid tot hoofdkenmerk van de menselijke natuur gemaakt.

De overtreding vanwege de mensenziel tegen het verbond der volmaakte Liefde, dat God met de kroon op Zijn Schepping was aangegaan, stelde een eind aan de 'automatische' intrede van de mensenziel in de Eeuwige Gelukzaligheid van de Hemel. De smet van de verkeerde beslissing door dewelke de menselijke natuur in wezen voor de duisternis – of tenminste niet onvoorwaardelijk voor het Licht – had gekozen, zou voortaan voor alle tijden de voltooiing van de heiliging in de weg staan, dit wil zeggen: Niets in het gedrag en in de gesteldheden van de mensenziel zou nog de effecten van de heiliging in de ziel kunnen ontsluiten. Opdat dit proces voltooid zou worden, ontbrak nog een schakel: De mensenziel zou voortaan Verlossing nodig hebben, die zij niet langer uit zichzelf zou kunnen bewerken. De erfzonde was een overtreding vanwege de mensenziel tegen het verbond dat God met haar was aangegaan; nu zou God Zelf de mensenziel de hand reiken en het verbond vernieuwen, en wel via een unieke versmelting van Gods Wil met een menselijke wil, en van de gesteldheid van het Goddelijk Hart met de menselijke natuur. God ontwierp een meesterlijk Plan van Verlossing in twee unieke handelingen van absoluut volmaakte Liefde tot de kroon op Zijn Schepping.

Als eerste stap ontwierp God de absoluut unieke modelziel van een mens, die Hij als sleutel voor het – door de erfzonde en de zondigheid van de menselijke natuur – verroeste en daardoor onbeweeglijke slot van de mensenzielen zou inzetten. Deze Ziel was Maria, 'de Vrouw', aan Wie God het uniek voorrecht van de Onbevlekte Ontvangenis schonk, waardoor deze ziel niet door het litteken van de erfzonde was getekend.

Als tweede stap voorzag God de Menswording van Zijn Zoon, Jezus Christus, uit deze onbevlekt ontvangen Vrouw. Te dien einde verleende God een unieke versmelting van de Heilige Geest met Maria. De Christus zou de menselijke natuur in Zich sluiten, en in het allerheiligste Tabernakel van de geschapen ziel van Maria worden voorbereid op de geboorte voor de wereld. De Allerheiligste Drievuldigheid laat hierbij Haar Tweede Persoon uit een menselijke vrouw geboren worden, opdat de mensenzielen verlost zouden kunnen worden. Maria als sleutel, Christus als hand die deze sleutel in het slot moet omdraaien en derhalve de verroeste deur van de geschapen ziel moet ontsluiten. Door een Goddelijk Mysterie moesten de sleutel en de bedienende hand één worden: de mystieke vereniging tussen Maria en Jezus Christus, tussen de 'vergoddelijkte' (d.w.z. absoluut vlekkeloos heilige) mensenziel en de Mens geworden Godheid. Hoe moest nu het roest in het slot van de mensenzielen, dat zich door de zondigheid had opgehoopt, worden verwijderd, opdat de deuren opnieuw van binnen uit (d.w.z. door het juiste gebruik van de vrije menselijke wil) zouden kunnen worden geopend en de zielen opnieuw de volheid van het Licht in zich zouden kunnen opnemen?

Krachtens een Goddelijk Mysterie kan alle duisternis door heilig lijden worden gecompenseerd en onwerkzaam worden gemaakt. Het lijden van de mensenzielen was echter niet heilig, daar de menselijke natuur met zonden beladen was. Vandaar Gods tussenkomst, door dewelke Hij Zijn Zoon Mens liet worden, opdat de menselijke natuur geheiligd zou worden en het roest in de sloten der mensenzielen zou kunnen worden verwijderd,... door lijden dat in het Lichaam, in het Hart en in de geest van de Tweede Goddelijke Persoon in mensengedaante zou worden volbracht.

Jezus heeft het volbracht, in de gruwelijkste omstandigheden, en uitsluitend op basis van de absoluut volmaakte Liefde. Hij onderwierp Zijn Lichaam, Hart en geest vrijwillig aan de gruwelijkste kwellingen, die oneindig werden versterkt door een absoluut uiterste aan duistere inspiraties, doordat de krachten der duisternis alles in het werk stelden om Jezus er in Zijn aangenomen menselijke natuur toe te bewegen, zich gewonnen te geven (nederlaag van de vrije menselijke wil tegenover de bekoring) en de strijd tot de laatste seconde in de volheid van de menselijke gevoeligheid verder te zetten. Inderdaad, als God had Christus boven het Lijden kunnen uitstijgen. De hele zin van het Passielijden en van het eraan voorafgaand Lijden in de lichamelijke en emotionele lasten en uitputting van een leven van onthechting en vol negatieve beïnvloeding bestond echter hierin, dat Christus al dit Lijden, deze beproevingen en lasten door de zuiverste Liefde, door vurige toewijding en een volkomen op God en Zijn Werken gerichte Wil zou volbrengen.

Zo was de Passie niet een eenmalige gebeurtenis op zich, die de mensheid zonder meer moest bevrijden. Zij was bovendien bedoeld als voorbeeld dat door alle mensenzielen moest worden nagevolgd. De God-Mens toonde de mensenzielen aan, dat de Verlossing slechts kan worden voltooid op basis van een leven waarin de volgende factoren vlekkeloos met elkaar verweven zijn:

  1. een Ware, onzelfzuchtige Liefde, die met volharding wordt toegepast in alle details van het leven;
  2. een bewust toegepaste toewijding van alle elementen van het leven;
  3. liefdevol en onzelfzuchtig aanvaard lijden, beproevingen en lasten;
  4. een wil die voortdurend op de verwezenlijking van Gods Heilsplan en van al Zijn Werken is gericht, in plaats van telkens weer te kiezen voor de bevrediging van eigen behoeften en schijnbehoeften.

De Goddelijke Messias is de Verlosser, niet omdat Hij elke individuele ziel definitief en 'automatisch' zou hebben verlost en daardoor voor haar de noodzaak zou hebben weggenomen om aan zichzelf te werken, doch omdat Hij elke ziel de mogelijkheid heeft geboden, Zijn Verlossingswerken, dit unieke voorbeeld van volmaakte Goddelijke Liefde voor de zielen, in Zich te helpen ontsluiten, door een levenslange eigen bijdrage. Waaruit die bijdrage moet bestaan, evenals de wijze waarop zij behoort te worden geleverd, heeft Jezus de zielen getoond. Indien de Verlossing zich in elke ziel louter op grond van de Werken van Jezus automatisch mocht verwezenlijken, zou deze Verlossing volgens Gods Wet niet eens geldig zijn, want dan zou het een opgedrongen Verlossing zijn. God dringt niets op, Hij beschouwt Zijn Werken slechts als geldig wanneer, en in de mate waarin, deze door mensenzielen vrijwillig worden aanvaard en benut, d.w.z. in de mate waarin mensenzielen vrijwillig tot hun verwezenlijking bijdragen. Om deze reden heeft God het zo beschikt, dat ook de Verlossing slechts kan worden ontsloten in de mate waarin elke individuele ziel haar in zich ontsluit door actief en vrijwillig door volhardende navolging van de Verlosser tot de bloei ervan in zichzelf bij te dragen. De weg daarheen heeft de Verlosser getoond in Zijn Leer, en wordt in onze dagen door de Meesteres van alle zielen in de diepte uiteengezet in Haar Wetenschap van het Goddelijk Leven.

De Meesteres van alle zielen onderricht in de Wetenschap van het Goddelijk Leven inderdaad dat elke ziel de Verlossing in zich moet helpen ontsluiten. Elk Werk van God wil door een 'partnerschap' met de mensenziel worden volbracht. God heeft dit het duidelijkst en op de meest sprekende wijze aangetoond door de Moeder Gods ertoe te roepen:

  • Op de innigst mogelijke wijze deel te hebben aan Zijn Verlossingswerken, ja deze zelfs pas door Haar ja-woord mogelijk te maken;
  • Moeder en Meesteres van alle zielen te worden, doordat Hij Haar op Golgotha aan de voet van het Kruis aan de zielen, en de zielen aan Haar, toevertrouwde;
  • de zielen om te vormen in de mate waarin deze zich door volkomen toewijding aan Haar toevertrouwen en zij in alle details van het dagelijks leven met Haar samen leven, opdat het woord van de apostel zich zou voltrekken, volgens hetwelk de ziel zich behoort in te spannen om 'het Lijden van Christus aan te vullen', en wel door de bestreving, de beproevingen van haar hele levensweg te verbinden met deze van de Passie – door de vier bovenvermelde factoren: Liefde, toewijding, liefdevol aanvaard lijden, en goede wil.

Dit alles kan eenvoudig worden gevat onder de noemer navolging van Christus. De ziel kan de ware heiligheid slechts in zich verwezenlijken in de mate waarin zij met haar eigen intensieve medewerking de Verlossing in zich helpt verwezenlijken. Dit betekent dat de Eeuwige Gelukzaligheid zich voor de ziel ontsluit op voorwaarde dat de ziel de Passie van Christus op haar eigen levensweg 'herhaalt', en wel volgens de persoonlijke roeping en volgens datgene wat zij op haar levensweg aantreft. Zo kunnen de vruchten van de Passie in de ziel rijpen. Deze vruchten rijpen slechts in de zon van de Ware Liefde. Laten wij nooit vergeten dat de zielen voortdurend het voorwerp zijn van de strijd tussen Licht en duisternis, tussen God en de satan, en dat de satan onophoudelijk elke ziel volgens haar individuele zwakheden van God tracht te verwijderen. Elke bekoring vanwege de satan, aan dewelke wordt toegegeven, wordt tot een zonde, een teken van ongehoorzaamheid jegens Gods Wet van Liefde. De effecten van deze overtredingen kunnen slechts door de vier bovenvermelde factoren onwerkzaam worden gemaakt: onzelfzuchtige Liefde, volhardende toewijding, onvoorwaardelijk aanvaard lijden, en volkomen oriëntatie van de vrije wil op de Werken en Plannen van God, dit wil zeggen: navolging van Christus in elk detail van het dagelijks leven. De onbevlekte Smartvolle Moeder van Christus en Meesteres van alle zielen is ons precies te dien einde door God Zelf gegeven.

Lijden en Liefde zijn niet, zoals de mensenziel wel eens meent, zoals water en vuur, wel integendeel: Wanneer het lijden en de beproevingen precies in de juiste gesteldheid van hart (in onzelfzuchtige Liefde) worden aanvaard, zijn zij als water dat niet het Vuur van de Liefde uitblust, doch door dit Vuur aan de kook wordt gebracht. In het kokend water hebben het water en het vuur als het ware een verbond gesloten, waarbij de beide samen de verwezenlijking van een doel tot stand brengen. In de Passie van Christus verbergt zich het grootste Mysterie van de Goddelijke Liefde, en is de verzoening tussen God en de zielen voor eeuwig verzegeld. In de Passie heeft God de kruisen van alle lijden gekust en met de menselijke natuur een nieuwe bruiloft gesloten met de intentie, samen met de mensenziel nieuwe vruchten voort te brengen, die in de voltooiing van Gods Heilsplan en de grondvesting van Gods Rijk op aarde zichtbaar kunnen worden.

De Moeder van de Verlosser wordt in onze dagen als Meesteres van alle zielen tot ons gezonden met de bedoeling, de zielen terug te brengen naar de staat van heiligheid van vóór de erfzonde. Zij wil daardoor het verbond dat God in de Passie van de God-Mens met de zielen heeft vernieuwd, in de volheid van zijn glorie laten stralen door te trachten, de zielen zodanig om te vormen dat deze de Wet van Gods Liefde precies navolgen zoals het de kroon van de Schepping betaamt. Tegen de achtergrond van dit besef is de Passie niet slechts de absoluut volmaakte spiegel van Gods Liefde, doch behoort zij eveneens het absoluut hoogtepunt van de bewustwording van onze uiteindelijke roeping als kinderen van God te zijn. Laten wij ons er heel bijzonder in de huidige Passietijd van bewust zijn, en laten wij vurig bidden, dat deze tijd in ons datgene kan herscheppen dat in ons de vlekkeloze naleving van Gods Wet van Liefde, en derhalve de vervolmaking van onze ziel in de weg staat. Deze vervolmaking is in de ware zin van het woord het Pasen, de Verrijzenis van de ziel.

Vastentijd 2013