TOTUS TUUS, MARIA !

HET VISSERSHUISJE BIJ HET MEER VAN GALILEA

Korte beschouwing geïnspireerd door de Meesteres van alle zielen aan

Myriam van Nazareth

Deze beschouwing is ontstaan tijdens een geestelijke communie, in dewelke ik Jezus eerherstel wilde aanbieden voor de grote verlatenheid waaronder Hij lijdt, doordat ontelbare zielen Hem de warmte van de Ware Liefde weigeren en Hem als het ware buiten in regen en wind alleen laten. De Meesteres van alle zielen nam deze intentie te baat als uitgangspunt voor een schitterend visioen.

Op zekere dag, in het kader van een geestelijke communie, schonk de Koningin des Hemels mij een prachtige reeks beelden ter beschouwing. Bij datgene wat ik zag, schonk Zij toelichtingen, en verklaarde Zij dat ik dit thema heel goed als een open deur naar contact met Jezus in elke geestelijke communie zou kunnen gebruiken. Laten wij ons eens naar het verleden verplaatsen voor een geestelijke reis naar het Galilea in de dagen van Jezus op aarde.

Mijn ziel is een vissershuisje op het strand van het meer van Galilea. Ik trek mij diep in mijn ziel terug, en zie niets anders meer dan het interieur van dit huisje. Buiten wordt het donker, de avond valt. Ik hoor het razen van een stormwind, die onophoudelijk aan de kleine deur rammelt, en de onstuimige golven van het water in de onmiddellijke nabijheid van het huisje. In het huisje heb ik het pas na enige inspanning warm gekregen, bij de open haard, die ik steeds opnieuw met brandhout tracht te voeden.

De muren van het huisje bestaan uit natuursteen, en in alle hoeken zijn de gebruikelijke benodigdheden zichtbaar, die horen bij de visvangst vanuit een boot.

Hoewel mijn zintuigen helemaal in beslag worden genomen door de bruisende geluiden van de storm op het meer van Galilea en door het brandend vuur in het huisje, brandt mijn hart van diep verlangen naar een enorme kracht, die mij van buitenaf aantrekt en die ik met alle macht naar mij toe tracht te trekken. Mijn geest begrijpt niet waarover het hier gaat, doch mijn hart ervaart een verrukking die alles in mij beheerst. Plots wordt aan de deur geklopt. Op onverklaarbare wijze komt het mij voor, als zou dit kloppen mijn ziel bevrijden en al haar gewaarwordingen zuiveren.

Op het onhoorbare roepen van mijn hart gaat de kleine houten deur open, en de Mens geworden Goddelijke Liefde treedt binnen: Jezus, door en door nat, doch met een glimlach die het verstand uitschakelt en het hart laat smelten. Met open armen treedt Hij op mijn nietigheid toe. Ik wil mij brandend van Liefde voor Hem neerwerpen, doch Hij verhindert dit door mij in Zijn armen te sluiten en mij te vragen, of ik soms wat brood en water voor Hem heb.

Nadat ik Hem heb uitgenodigd om aan de kleine houten tafel bij de open haard plaats te nemen en het laatste brood en water tot Zich te nemen, dat ik in mijn huisje heb, reikt Hij mij alles zonder enige aarzeling aan, en nodigt mij ertoe uit, te eten en te drinken. Het brood smaakt plots helemaal anders, en het water smaakt naar wijn. Ik eet en drink, maar het brood en het water, respectievelijk de wijn, raken niet op.

Terwijl ik eet en drink, blijven mijn ogen op Jezus rusten. Mijn hart wordt door slechts één enkel gevoel beheerst: het gevoel van een diepe liefdespijn bij de gedachte dat de Eeuwige Liefde ginds buiten in storm, wind en regen liep, nergens werd binnengelaten, en uiteindelijk vrede heeft genomen met een armzalig huisje, dat Hem zo weinig te bieden heeft. De hele tijd lang spreekt Jezus geen woord, Hij glimlacht mij slechts toe. Na een poosje, dat mij voorkomt als een eeuwigheid van Gelukzaligheid, spreekt Hij slechts deze woorden: "Hier wil Ik voor altijd blijven. Waar slechts de Liefde spreekt, zwijgen alle stormen".

Terwijl ik dit alles diep in de ziel beleefde, verklaarde de Moeder Gods mij de diepe symboliek van de beelden als volgt:

  • mijn ziel als vissershuisje: Elke ziel is ertoe geroepen, zielen te winnen voor het Rijk Gods, als waren zij vissen in Gods net.

  • het huisje staat bij het meer van Galilea: De plaats en tijd verwijzen ten volle naar het leven van Jezus, de God-Mens op aarde.

  • in het huisje is een open haard: het middelpunt van de ziel, de kiem der heiligheid.

  • het vuur in de haard wordt met brandhout gevoed: Het vuur is het Leven gevend Vuur der genade, het brandhout zijn de beproevingen van het dagelijks leven, de aan Maria toegewijde zwakheden en alles, wat de ziel verhindert om zich te heiligen, doch door de vrije menselijke wil aan het Vuur der genade wordt toevertrouwd.

  • de muren van het huisje bestaan uit natuursteen: De ziel heeft niets kunstmatigs, zij is volgens Gods Wetten gebouwd en haar innerlijke bewegingen zijn volkomen op Gods Wetten gericht.

  • buiten stormt het: De buitenwereld bedreigt voortdurend het zielsleven (de stormwind rammelt bedreigend aan de kleine huisdeur). Al het wereldse is als een onophoudelijke storm, de wereld heeft geen Ware Vrede, geen ware rust te bieden.

  • het wordt buiten donker, de avond valt: Elke ziel is voortdurend omgeven door duisternis.

  • in het huisje heb ik het pas na enige inspanning warm gekregen: Het kost heel veel moeite om bij alle wereldse invloeden de ziel tot het juiste niveau van het Goddelijk Leven op te tillen, waar de Liefde alles beheerst en als het ware tot enige blijvende gewaarwording wordt.

  • mijn zintuigen werden door de vele indrukken in beslag genomen. Het hart daarentegen, voelt slechts een hevig verlangen: Slechts in het eigen hart vindt de ziel God en de Vrede van het Goddelijk Leven, vanuit de wereld dringen zich slechts de bedreigingen van de wereldse onrust aan haar op.

  • Jezus is buiten: Hij wordt in ontelbare zielenhuisjes niet meer binnengelaten, doch geeft niettemin Zijn zoektocht naar Liefde niet op, omdat Hij niet anders kan, dan op Zijn beurt de Goddelijke Liefde in zielen te storten. Hij kan dit echter slechts doen waar de ziel zich ertoe bereid toont om zich voor Hem open te stellen.

  • wanneer aan de deur wordt geklopt, ervaart mijn ziel dit als een bevrijding, want mijn hart heeft vurig naar een kracht ginds buiten verlangd: Hoewel het verstand de ware beweegredenen van de ziel niet begrijpt, wordt het hart steeds aangetrokken tot datgene, wat de ziel de ware vervulling brengt.

  • de Eeuwige Liefde treedt binnen: Jezus betreedt de ziel. Voor Hem is dit zoals de vervulling van een diep verlangen, want Hij kan nu met Zijn Werken van Liefde beginnen.

  • Jezus vraagt om brood en water: Hij heeft dit voedsel niet voor Zichzelf nodig, doch wil het de ziel aanbieden. De ziel bezit wel brood en water, doch slechts wanneer deze door God worden bekleed met de volheid van Zijn Liefde, veranderen deze in voedsel voor het ware Goddelijk Leven. Precies dit wil Jezus de ziel met Zijn eigen handen geven. De basisstoffen (brood en water) moeten Hem eerst door de ziel in handen worden gegeven. Wanneer zij dit doet, betekent dit voor Hem, dat zij voortaan slechts uit Gods hand gevoed wil worden. Laten wij overigens bedenken, dat Jezus er met Zijn vraag naar brood en water tevens naar informeert, of de ziel bereid is om zich in alle omstandigheden van het leven aan Hem te geven, met haar hele wezen en een oprechte offerbereidheid.

  • het brood smaakt plots heel anders, en het water smaakt naar wijn: Jezus heeft het onzichtbaar in brood van heiliging en wijn van lijden (wijn als symbool voor bloed) veranderd. Zonder dit brood en deze wijn is geen ziel ertoe in staat, de weg van Christus – d.w.z. de weg naar de verwezenlijking van Gods Heilsplan! – te voltooien en derhalve de ware zin van het leven op aarde tot zijn recht te laten komen.

  • het brood en water raken niet op: Alles wat uit de Goddelijke Bron stamt, is oneindig. Bovendien is de heiliging een proces dat zich in ontelbare stappen voltrekt, en wordt het eindpunt van alle lijden aan de kennis van de ziel onttrokken, omdat deze kennis haar van alle verdiensten zou beroven.

  • Terwijl ik eet en drink, spreekt Jezus niet, Hij glimlacht slechts: God zegt in de ziel alles zonder woorden, de Hemelse taal is de volmaakte Liefde, die de ziel kan verstaan in de mate waarin zij zelf geopend is voor het ontvangen en geven van Liefde. Jezus kijkt toe hoe mijn ziel zich met Zijn Gaven voedt (dit wil dus zeggen: spiritueel groeit) en spreekt dan Zijn enig woord, door hetwelk Hij in principe alles uitdrukt, wat God elke ziel wil leren: Wanneer de ziel God in zich toelaat, zullen haar leven en gewaarwordingen zich geleidelijk aan méér op het niveau van het Goddelijk Leven en minder op het niveau van het werelds leven voltrekken.

De toelichtingen die de Moeder Gods in mijn hart heeft begraven, zijn nog aanzienlijk uitgebreider. Zij acht het echter passend, mij deze in deze beschouwing niet volledig te laten weergeven, opdat de zielen zich er zelf toe uitgenodigd zouden voelen, de beelden diep in hun eigen hart te beschouwen en Gods Geest in zich te laten spreken. Het geheel van deze beschouwing bezit een buitengewoon rijke symboliek, doch als hulpmiddel voor de ontsluiting van de ziel krijgt zij pas haar volle kracht wanneer elke ziel haar diep in zichzelf tot ontplooiing laat komen. Deze beschouwing is door de Koningin des Hemels immers bedoeld als een brug, over dewelke de ziel Jezus in zich kan uitnodigen in een geestelijke communie, die een zeer verrijkende aanraking met de Eeuwige Liefde mogelijk maakt.

Myriam, januari 2013