TOTUS TUUS MARIA !

ZONDE EN VERGEVING

Visioen geschonken door de Allerheiligste Maagd Maria

aan Myriam van Nazareth

op 21 mei 2006

(deze tekst is de beschrijving van de beelden
aangevuld met Maria’s toelichting)

Ik zie hoe de ziel ononderbroken doorstroomd wordt door de Liefde, die de ware levenskracht voor de ziel in zich draagt. Deze stroom van levenskracht vloeit onophoudelijk van God naar de zielen. Ik neem deze stroming van Liefde waar als wervelende, kleurrijke lichtgolven. Zo wordt de ziel gevoed op een wijze die ongeveer vergelijkbaar is met de voeding van lichaamsweefsel door de bloedstroom.

Bij elke bedreven ondeugd en zonde treedt een bruuske blokkering op in de stroom van Liefde: Deze stroom vloeit nog steeds naar de ziel, doch binnen in de ziel is het alsof plots een samentrekking optreedt waardoor de Liefdesstroom op een bepaalde plaats (of plaatsen) niet meer opgenomen en dus ook niet meer verdergeleid wordt. De hierdoor toegebrachte schade is des te groter naarmate de zonde zwaarder is. Bij een doodzonde zie ik een effect dat doet denken aan het openscheuren van een gebouw na een aardbeving. Op de plaats(en) van de geblokkeerde Liefdesstroom zie ik een 'wonde' gevormd worden. Om de stroming van de Liefde doorheen de ziel in haar volmaakte staat te herstellen, moet deze wonde genezen worden. Ik zie hoe een opeenvolging van ondeugden en zonden het aantal blokkades en wonden doet toenemen, zodat de ziel er geleidelijk begint uit te zien als een landschap met kraters, en uiteindelijk als een vormloze massa die lijkt weg te teren, min of meer vergelijkbaar met een rottend stuk fruit. Hoe verder de aftakeling van de ziel voortschrijdt, des te doffer wordt de ziel: zij geeft de straling van Gods Licht niet meer door wegens toenemende onzuiverheid (alsof er een laag stof of zelfs slijk gevormd wordt, die voortwoekert vanuit de wonden).

De wonde kan alleen genezen worden door een instorting van Goddelijke Barmhartigheid in de ziel. Ik zie de Goddelijke Barmhartigheid als een instroming van Licht van een andere soort dan dat van de 'gewone' Liefde. Ik zie dat de Goddelijke Barmhartigheid geladen is met een onvergelijkbare kracht die de wonden waarmee zij in aanraking komt, lijkt te herscheppen (helemaal te veranderen, om te keren).

Ik zie ook dat deze stroom van herscheppende kracht van de Barmhartigheid slechts door twee machten opgewekt kan worden: in het Sacrament van de Biecht, en door de Voorspraak van de Allerheiligste Maagd Maria met een daaropvolgende instorting van een herscheppende genade. Deze stroom kan zijn effect slechts ten volle krijgen wanneer de wonde 'ontsloten' wordt door een diep en oprecht berouw. Ik zie hoe echt berouw als het ware de toegangswegen naar de wonde in de ziel vrijmaakt voor de instroming van de herscheppende kracht van Gods Barmhartigheid.

Ik zie dan de wonde genezen, maar er blijft een spoor over, vergelijkbaar met een litteken in lichaamsweefsel dat na een verwonding geneest. Dit spoor ('litteken') in de ziel kan alleen weggewerkt worden door uitboeting vanwege de ziel zelf. Dit proces kan versneld worden door uitboeting en gebed vanwege andere zielen (naastenliefde die Gods Barmhartigheid opwekt, hetzij rechtstreeks hetzij door tussenkomst van Maria). Na dit hele proces is de ziel werkelijk volledig vrij van elk spoor van de oorspronkelijke verwonding. Maria zegt mij tevens dat dit alles verklaart waarom een 'collectieve biecht' volkomen waardeloos is: zij wekt geen enkele herscheppende, genezende kracht op voor de ziel.

Maria geeft de volgende vijf
richtlijnen voor voortdurende reiniging van de ziel:
  1. betrachting van alle deugden

  2. regelmatige Biecht (als Sacrament, individueel), en ten minste 1 x levensbiecht

  3. gesteldheid van voortdurende rouwmoedigheid

  4. veelvuldig vurig gebed tot de Heilige Maagd om rouwmoedigheid en vergeving

  5. een leven van boetvaardigheid

Myriam, mei 2006