TOTUS TUUS, MARIA !

ZONSOPGANG IN DE ZIEL

Beschouwing door de Allerheiligste Maagd Maria geïnspireerd

aan Myriam van Nazareth

Bij herhaling reeds, leerde de Meesteres van alle zielen dat de Ware Liefde de essentie van alle Leven is, de brandstof waardoor de hele Schepping functioneert en in evenwicht moet worden gehouden. De Ware Liefde is de kracht met dewelke God zowel de Schepping heeft voltrokken, als waarmee Hij voor de mensenzielen de Verlossing uit de eeuwigdurende effecten van verwoestende werken der duisternis in hen beschikbaar heeft gemaakt, en de kracht waarmee Hij in ieder van hen de heiliging zoekt te voltrekken doorheen alle tussenkomsten van Zijn Voorzienigheid en al Zijn Werken in de harten. De Ware Liefde is ook de kracht door dewelke God Zijn Schepping in stand zoekt te houden, door compensatie van alle werken der duisternis die Gods Werken ononderbroken zoeken te vernietigen, te ondermijnen, onwerkzaam zoeken te maken of deze zelfs zodanig zoeken te vervormen dat zij voor haar eigen doelstellingen bruikbaar worden. Het knooppunt doorheen hetwelk zowel de Werken van het Licht als deze van de duisternis hun concrete uitwerking krijgen, is de mensenziel.

Elke handeling, elk verzuim, elk woord, elke gedachte, elk gevoel, elk verlangen of elke bestreving door dewelke een mensenziel Gods Werken van Liefde niet dient, deze tegenwerkt of deze zodanig vervormt dat zij door de duisternis kunnen worden ingezet voor de noden van Gods tegenpool, is een afwijking van Gods Wet van Liefde en verzwakt het Goddelijk Leven in de hele Schepping. Dergelijke afwijkingen worden ondeugden of zonden genoemd. Een ondeugd is elke gesteldheid of handeling, die de vruchtbaarheid van de ziel voor Gods Werken en voor het Goddelijk Heilsplan vermindert. De zonde werd ooit door de Meesteres van alle zielen gedefinieerd als elk effect dat tot ontwikkeling komt in, en uitgaat van, de ziel, waarin een afwijking van de eeuwige Goddelijke Waarheid vervat zit en waardoor Gods Plan van Heil voor de zielen wordt bemoeilijkt, tegengewerkt of niet wordt bevorderd, of waardoor dit Plan in de ziel wordt besmeurd. De zonde is de verwezenlijking van de bekoring, de vrucht die groeit op het zaad van de bekoring. Het verschil tussen ondeugd en zonde ligt vooral hierin, dat een ondeugd alles is wat de vruchtbaarheid van de ziel voor Gods Plan, en dus de vruchtbaarheid van haar eigen levensroeping, vermindert, terwijl van 'zonde' eerder sprake is wanneer de ziel door iets wat van haar uitgaat, Gods Plannen of Werken waarlijk tegenwerkt. Een ondeugd berust vaak op een spiritueel onvruchtbare gewoonte (bijvoorbeeld in het kader van een gedragspatroon of een onzuivere gesteldheid van hart), terwijl een zonde eerder kan worden beschouwd als een individuele (al dan niet terugkerende) overtreding van Gods Wet door het plots toegeven aan een bekoring tot een gedrag, gedachte, gevoel of verlangen die niet in overeenstemming zijn met Gods Wet van Liefde.

Elke zonde en elke ondeugd is een vrucht van een onvolkomenheid in de toepassing van de Ware Liefde, en derhalve het kind van een kiem van ongehoorzaamheid jegens God in het hart.

De Meesteres van alle zielen wijst erop, dat een onvolkomenheid in de Ware Liefde steeds verband houdt met een tekortkoming van de ziel om boven zichzelf uit te stijgen, een niet loskomen van haar eigen menselijkheid, met andere woorden een niet loskomen van de neiging om haar eigen behoeften (of datgene wat zijzelf vanuit haar eigen ingesteldheid en haar kijk op het leven of verwachtingen ten aanzien van het leven waarneemt of aanvoelt als een behoefte) te bevredigen. Het gaat er dus om, dat de ziel er onvoldoende in slaagt, of er onvoldoende naar verlangt, om zichzelf achteruit te stellen bij haar medeschepselen, en dat zij zich dus niet onvoorwaardelijk geeft voor haar medeschepselen. Anders uitgedrukt: Het gaat erom, dat de ziel zichzelf op welke wijze dan ook op zeker ogenblik (of gedurende langere tijd, indien het waarlijk een neiging betreft) belangrijker acht dan haar medeschepsel.

Deze neiging kunnen wij terecht beschouwen als de ware essentie van de vloek van de erfzonde: Het is deze neiging, die door de erfzonde als onkruid in de mensenziel is uitgestrooid, en waarvan elke ziel zich gedurende haar leven op aarde moet zien te bevrijden. De vruchtbaarheid van de mensenziel en haar leven op aarde kunnen wij vergelijken met een tuin. Elke ziel draagt in zich de zaden van een grote verscheidenheid aan bloemen, heesters en bomen, die haar samen tot een paradijs moeten maken, een lusttuin voor Gods ogen maar ook voor elk medeschepsel dat de tuin van de ziel bezoekt (met andere woorden: dat door Gods Voorzienigheid met de ziel in aanraking wordt gebracht). Deze moeten onophoudelijk worden bevloeid door het Water van Goddelijk Leven, dat wij kunnen beschouwen als het grondwater dat wordt gevormd door de regen der Genaden. Deze regen wordt door de ziel vaak niet herkend als een zegen, want hij valt in de zielentuin vaak neer tijdens de uren waarin zij innerlijk in strijd verkeert (Licht en duisternis gebruiken elke ziel als slagveld voor hun onophoudelijke oorlogvoering voor, respectievelijk tegen de uitwerkingen van Gods Heilswerken) en die zij daarom ervaart als smart en pijn. De momenten van regen zijn de ogenblikken waarin de zonnestralen van Gods Liefde zich voor de zielentuin lijken te verbergen. In werkelijkheid echter, bereiden zij een nieuwe en grotere vruchtbaarheid voor, op voorwaarde dat de bodem van de ziel de regen der Genaden in zich opneemt. Indien de bodem zich voor Gods regenbuien afsluit, blijft het Water van Goddelijk Leven op de bodem staan en verwordt de ziel vroeg of laat tot een moeras waarin zijzelf en ieder die met haar in aanraking komt, dreigt te vergaan als 'gevangenen van de aarde' dit wil zeggen: als gevangenen van de duisternis. De ziel wordt dan tot een factor van leed voor haar medeschepselen, en tot een struikelblok voor de verwezenlijking van Gods Werken en Plannen.

In elke mensenziel komt de neiging om zichzelf onvoldoende achteruit te stellen bij haar medeschepselen, in vele omstandigheden en gebeurtenissen en op vele punten van het leven aan de oppervlakte. Over haar gehele levensduur beschouwd, schiet elke mensenziel veel vaker tekort in de toepassing van de Ware Liefde dan zij zich bewust is of dan zij zich bewust wil worden. Hier ligt de sleutel voor de spirituele bloei, en voor zuivering van de ziel van alles wat haar verontreinigt, en voor de vervanging van elk spoor en elk effect van duisternis in haar door Licht. De ziel kan haar eigen lot – Eeuwige Gelukzaligheid, of verdoeming – vorm geven door de wijze waarop zij deze sleutel hanteert. Deze sleutel is de sleutel van de ware, onzelfzuchtige, onvoorwaardelijke, volhardende Liefde tot elk medeschepsel: tot alle medemensen, tot alle dieren, tot de hele levende Schepping.

Ziehier de aanbevelingen van de Koningin van Hemel en aarde, Die de Spiegel van Gods Hart is, de onbevlekt geboren en onbevlekt gebleven, belichaamde heiligheid: De ziel moet elk detail van haar dagelijks leven leiden in een ononderbroken voltrekking van de volgende vier processen, die haar hele leven lang ononderbroken in elkaar behoren over te vloeien zoals een gesmeerde ketting over een tandwiel:

De ziel moet :

  1. erkennen dat zij geregeld te kort schiet in zelfverloochening jegens haar medeschepselen. Over een heel mensenleven beschouwd, kan dit letterlijk duizenden malen het geval zijn, soms onbewust en zelfs ongeweten (de ziel ziet doorgaans niet alle effecten die de eigen handelingen, woorden, gedachten, gevoelens en bestrevingen hebben op haar medeschepselen, en nog minder op de ontwikkeling van Gods Heilsplan);
  2. alle situaties herkennen en leren herkennen, waarin zij tekort schiet in de onvoorwaardelijke, zelfverloochenende Liefde jegens om het even welk medeschepsel (mens en dier, zelfs de levende natuur), teneinde tot een beter bewustzijn te komen over de wijze waarop en de mate waarin zij bezig is, haar eigen rol binnen Gods Heilsplan te vervullen of juist niet (of onvoldoende, of op onzuivere wijze);
  3. op grond van de aldus verworven inzichten zichzelf dieper leren kennen: Wat draag ik in mijzelf mee aan duisternis uit mijn hele leven? Volgens welke wegen neig ik mij te gedragen, te denken, te voelen, te verlangen, dus waar liggen de punten waarop ik onvruchtbaar of weinig vruchtbaar ben met het oog op de vervulling van de door God voor mij voorziene rol in dit leven?
  4. dit alles overleveren aan het Vuur van een oprecht berouw. Echt berouw is een krachtige generator van Ware Liefde. Het is de gesteldheid van hart waarin de ziel wordt getroffen door het inzicht in de onvolkomenheid van haar Liefde jegens God, jegens Zijn Werken of Plannen, jegens één of meer medeschepselen, en jegens het uniek wonder dat God in haar tracht te verwezenlijken (elke ziel en het heiligingsproces van haar leven op aarde is een uniek Wonderwerk dat God gedurende haar aardse leven tot volle ontplooiing zoekt te brengen).

In de mate waarin de ziel zich de ontwikkeling van dit hele mechanisme ter harte neemt, en zij dit mechanisme voortdurend zoekt te verfijnen en doeltreffender en daardoor vruchtbaarder zoekt te maken, kan zij tot een volkomen wedergeboorte komen, kan zij worden tot een ziel die steeds dichter nadert tot het ideaalbeeld van de ziel zoals God deze had bedoeld.

Uiteindelijk vormt het geheel van alle details uit het leven van de ziel waarin zij niet tot onvoorwaardelijke zelfverloochening ten gunste van één of meer medeschepselen is gekomen, het geheel van haar schuldenlast jegens God en Zijn Werken en Plannen, jegens de Schepping als geheel en jegens bepaalde medeschepselen die door Gods Voorzienigheid op haar levensweg zijn gebracht. Bij elk contact tussen de ziel en een medeschepsel koestert God bepaalde verwachtingen ten aanzien van de ziel. In de mate waarin haar gedragingen en gesteldheden bij een dergelijk contact geen volkomen en onvoorwaardelijke Ware Liefde in zich dragen en de ziel aldus niet wordt gedreven door een alles beheersend verlangen om het contact te laten verlopen volgens Gods Wet en dus tot bevordering van Zijn Werken, schiet de ziel ten aanzien van deze verwachtingen tekort en scoort zij onvoldoende voor een test op de toepassing van de Ware Liefde.

Laten wij intens doordrongen blijven van deze waarheid: Een gemiddeld mensenleven bestaat uit duizenden, zelfs miljoenen tests op de bekwaamheid van de ziel om Gods Wet van de Ware Liefde op een vruchtbare wijze in toepassing te brengen. Laten wij even een mensenziel beschouwen, die gedurende vijftig jaar op deze aarde leeft. Een leven van vijftig jaar omvat 50 x 365 = 18.250 dagen. Bedenken wij daarbij dat elke dag bestaat uit een aaneenschakeling van duizenden momenten (tijdens elke seconde van het leven is een mensenhart gevuld met een bepaalde inhoud, een bepaald gevoel, een bepaalde gesteldheid, en dit alles vertaalt zich in goede of minder goede gedachten, goede of minder goede handelingen, goede of minder goede effecten op één of meer medeschepselen). Onze gedachten en gevoelens beïnvloeden zelfs dat overgroot gedeelte van de Schepping waarmee wij op elk ogenblik geen rechtstreeks contact hebben: De gesteldheid van elke mensenziel op elk ogenblik gaat ononderbroken doorheen de hele Schepping, geen enkele gedachte blijft zonder effect (ook al merkt de ziel dit in haar beperktheid niet)... Miljoenen signalen gaan gedurende een mensenleven van elke ziel uit, en helpen Licht en duisternis over de Schepping verspreiden, en helpen aldus Gods Heilsplan bevorderen, respectievelijk verlammen, ondermijnen, tegenwerken, of van richting veranderen...

Deze overwegingen maken duidelijk hoe immens veel groter de schuld kan zijn die een ziel doorheen haar leven met zich meesleept, dan datgene wat vele zielen zich voorstellen. Geen ziel is in staat om zich elk detail van haar leven te herinneren waarin zij zelfs in slechts geringe mate onvolkomen in de ware, zelfverloochenende Liefde heeft gehandeld, jegens elke medemens en elk dier die zij op haar levenspad heeft aangetroffen, zelfs gedurende slechts een ogenblik. Een negatieve gedachte, een negatief gevoel, een woord of een blik die geen warmte in zich bergen, dit alles gaat in een gemiddeld mensenleven vele malen als kortstondige, ongecontroleerde flitsen van een ziel uit en veroorzaakt bewust of onbewust, zichtbaar of niet zichtbaar effecten die één of meer medeschepselen niet helpen in hun bloei of in de ontplooiing van hun eigen ervaringen van Liefde. Elke mensenziel is ertoe geroepen, Gods Tegenwoordigheid voelbaar te maken jegens al haar medeschepselen. Hoe vaak echter, laten zielen zelfs in kortstondige contacten eerder sporen van duisternis en kilte achter op de levensweg van mens of dier met wie zij in aanraking zijn gekomen...

Dit alles, beschouwd over het geheel van de Schepping, vormt een laag van duisternis, die dagelijks door vele miljoenen stofdeeltjes en zelfs grote duistere wolken wordt aangedikt. Voor elk mens afzonderlijk geldt, dat de ziel onvermijdelijk duisternis in zich draagt, die vaak zelfs door de Sacramentele Biecht onvoldoende wordt omsloten, tenzij de ziel een waarlijk omvattend en diepgaand berouw weet te ontwikkelen over elke mogelijke onvolkomenheid in haar toepassing van de Ware Liefde, en zij haar hele verdere leven daadwerkelijk vorm weet te geven vanuit een alles beheersend verlangen om elke levenssituatie, elk contact met een medeschepsel, en zelfs elke innerlijke gesteldheid van hart en geest te laten bezielen door de volheid van Gods Tegenwoordigheid.

Het is ook precies de veelheid aan momenten waarin de mensenziel over het geheel van haar levensweg geen volmaakte, zelfverloochenende Liefde in toepassing heeft gebracht of brengt, die de stelling rechtvaardigt dat geen ziel volmaakt is. Met uitzondering van de Onbevlekte Ontvangenis, Die Haar hele leven lang zonder enige zonde of ondeugd, en zonder enige onvruchtbaarheid in Haar innerlijke gesteldheden is gebleven, draagt elke mensenziel een schuldenlast met zich mee. Eigenlijk kan het zo worden gezien, dat de vele momenten die een ziel gedurende haar leven op welke wijze dan ook niet volkomen in de gesteldheid van Ware Liefde beleeft, samen een wolkendek vormen dat zich constant tussen de ziel en de zon (God, de Bron van de Ware Liefde) ophoudt. Elke ziel draagt (ten dele bewust, ten dele onbewust) een zekere mate van duisternis met zich mee. De ervaring van deze duisternis in de ziel wordt gevormd door haar eigen onvolkomenheden in de toepassing van de Ware Liefde, samen met de herinnering aan momenten waarop zijzelf gebrek aan Liefde van medezielen jegens haar heeft ervaren. Het is aldus de stroming van de Ware Liefde doorheen de Schepping die bepaalt in welke mate het Goddelijk Leven in de zielen tot ontplooiing kan komen, Gods Tegenwoordigheid in elke levenssituatie kan worden ervaren, en die uiteindelijk eveneens de kwaliteit van het leven bepaalt. De ziel mag nog zoveel stoffelijke behoeften weten te bevredigen, zolang in haar de Ware Liefde niet waarlijk tot bloei is gekomen, zal zij diep in haar hart geen Vrede vinden, en zal zij deze onvrede ook op de meest uiteenlopende wijzen in haar hele optreden naar haar medeschepselen toe tentoon spreiden.

Door dit alles kan worden gesteld dat de hemel boven een zielentuin nooit helemaal wolkeloos is. In elke situatie en op elk ogenblik van haar leven op aarde, zelfs wanneer zij helemaal alleen is, moet de ziel zich staande weten te houden in een nooit ophoudende strijd tegen de dreigende verduistering van haar tuin. Het mooie is echter, dat de mensenziel het vermogen heeft gekregen om op actieve wijze mee te werken aan weersveranderingen ten goede: Zij is niet machteloos overgeleverd aan elke blokkade van het zonlicht op haar bodem, zij kan de zon doorheen de wolken helpen komen vanuit haar eigen hartsgesteldheden. De zon die de ziel uit haar ervaring van relatieve duisternis kan bevrijden, moet eerst en vooral opgaan, of zich een weg doorheen de wolken banen, in het eigen hart, door een bewuste betrachting van de ziel om zelf de Ware Liefde toe te passen in al haar handelingen, woorden, gedachten, gevoelens en bestrevingen, en door een volhardende beoefening van een Ware Hoop, een Waar Geloof en een waar vertrouwen. De bevrijding van de ziel uit haar ervaring van duisternis moet worden geboren in de wil om van binnen uit te veranderen in Licht. De ziel moet niet slechts Licht in zich opnemen (dit zou haar rol in Gods Heilsplan herleiden tot een passief afwachten, en dus tot de verwachting dat God Zelf alles voor haar zou doen), zij moet zelf in Licht veranderen. De wil om in Licht te veranderen, betekent in wezen een alles beheersend verlangen om een generator van Ware Liefde te zijn. Dit verlangen maakt de ziel tot een magneet die de Zon (Gods Tegenwoordigheid) steeds opnieuw naar haar tuin toe trekt.

Concreet beschouwd, ligt de sleutel tot bevrijding van de ziel door aflossing van haar schuldenlast door elke tekortkoming ten aanzien van de toepassing van de ware, zelfverloochenende Liefde jegens al haar medeschepselen, niet in losse pogingen om het goede te doen, doch in de ontwikkeling van een gesteldheid van hart die volkomen moet worden gebouwd rond, en beheerst door, de volhardende wil om van nature en spontaan op elk ogenblik en in elke mogelijke situatie, gebeurtenis en contact met om het even welk medeschepsel, te handelen of na te laten, te spreken, voelen, denken en verlangen vanuit de volheid van de Wet van de Ware Liefde. Deze Ware Liefde berust in wezen volledig op een zelfverloochenende inzet van het hele eigen wezen voor het welzijn van elk medeschepsel en voor de bevordering van de voltooiing van Gods Heilsplan. Deze gesteldheid van hart moet de ziel zo diep en zo totaal beheersen dat zij geen Liefde toepast, doch dat zij in de diepste zin van het woord zelf Liefde IS en deze zo uitstraalt als was niet zij aanwezig, doch God Zelf. De ziel in de hartsgesteldheid van Ware Liefde is een vlekkeloze spiegel van Gods Tegenwoordigheid, een feilloos werkende schakelaar op de stroomlijn die vanuit God via de zielen naar de hele Schepping toe loopt.

Deze gesteldheid van Ware Liefde, en daardoor een nieuwe en blijvende zonsopgang, kan in de ziel tot ontwikkeling komen door de bloei van de volgende drie componenten:
  1. een oprecht, diep berouw over al haar onvolkomenheden in de toepassing van de Ware Liefde in elke situatie, gebeurtenis of contact van haar hele leven waarin zij ook maar in de geringste mate God niet heeft vertegenwoordigd jegens een medeschepsel;
  2. een bewust aanvaarde uitboeting van dergelijke tekortkomingen door een protestloze gehoorzaamheid aan Gods beschikkingen en alle tussenkomsten van Zijn Voorzienigheid in het leven, ook deze welke voor het onvolkomen inzicht van het menselijk verstand onaangenaam of weinig zinvol lijken. Een ideale weg om dit punt tot volle bloei te laten komen, is deze van de volkomen, onvoorwaardelijke en levenslange toewijding van de ziel met haar hele leven en haar hele wezen aan de Heilige Maagd Maria, de Meesteres van alle zielen;
  3. de ontwikkeling van een oprechte wil tot goedmaking, en tot consequente en spontane vermijding van de herhaling van gedragingen, gesteldheden en bestrevingen die op de ziel zelf en de bevrediging van haar eigen behoeften zijn gericht. Dit komt neer op het cultiveren van een hartsgesteldheid waarin de ziel in elke situatie heel spontaan slechts het beste voor elk medeschepsel beoogt, en zich waarlijk helemaal wil geven om een echt positief verschil te kunnen maken voor elk medeschepsel waarmee zij ooit door de werkingen van Gods Voorzienigheid in aanraking wordt gebracht.

Elke mensenziel is de inzet van de strijd tussen het Licht (God) en de duisternis (de satan). De ziel laadt zich een schuldenlast op door elke toegeving aan bekoringen: de inspiraties vanwege de duisternis, die elke mensenziel tracht in te zetten voor de verwezenlijking van werken die Gods Plannen dwarsbomen en aldus de grondvesting van Gods Rijk van Liefde en Vrede op aarde uitstellen. Elk effect van de werken die de duisternis doorheen de miljarden bedreven zonden en ondeugden op deze wereld heeft kunnen voltrekken, draagt bij tot de ellende die wij dagelijks in deze wereld moeten vaststellen. Elke ziel kan er actief toe bijdragen, deze ellende teniet te doen en de laag van duisternis over de Schepping te helpen breken, zodat Gods Licht gemakkelijker de zielentuinen moge bereiken. Deze wereld is niet van nature gedoemd om een oord van ellende te blijven, hij is van nature bedoeld om een spiegel van het Rijk der Hemelen te worden. Elke ziel kan deze droom tot werkelijkheid wekken door de oprechte wil om zelf een haard van Ware Liefde te worden. Gods Voorzienigheid schenkt elke ziel dagelijks gelegenheden om deze haard aan te steken, in elk contact met medemensen, dieren, en de hele levende Schepping. De haard is het eigen hart, het Vuur is de Ware Liefde, het brandhout is het eigen wezen, dat is bedoeld om restloos ten dienste van alle medeschepselen en van Gods Heilsplan te worden ingezet.

In Liefde, en ten dienste van de Meesteres van alle zielen,

opgedragen aan de Moeder Gods op Haar feestdag als Koningin en Meesteres van alle zielen, 22 augustus 2015