TOTUS TUUS, MARIA !

DE OOGST VAN DE EEUWIGE LIEFDE

Getuigenissen uit de Bron der Verlossing
De laatste Smekingen en Verzuchtingen van het Goddelijk Paaslam

zoals geopenbaard aan
Myriam van Nazareth
 
Opgedragen aan JEZUS CHRISTUS, de Goddelijke Graankorrel,
en aan MARIA, de Kelk van het Kostbaar Bloed


INHOUD

Inleiding – Voorbereiding van de akkers der zielen op de voltooiing van hun Verlossing
1 – Voorbereiding van het Goddelijk Graan
2 – De Rijping van de Oogst
           Hoe zag Jezus de grote doelstellingen van Zijn leven op aarde?
           2.1. Glorie brengen aan God
           2.2. Onderrichting van de zielen
           2.3. Instelling van de Kerk en de Sacramenten
           2.4. Maria voor alle eeuwen aan de zielen geven
           2.5. Het Verlossend Lijden volbrengen
3 – De Oogst van de Eeuwige Liefde – De Passie van Jezus Christus
           3.1. De grote les van de Passie
           3.2. Mijlpalen van Lijden in de laatste levensdagen van Jezus
                  3.2.1. Palmzondag
                  3.2.2. Tussen Bethanië en Jeruzalem
              Witte Donderdag
                  3.2.3. De Hof van Gethsemani
                  3.2.4. De verhoren
              Goede Vrijdag
                  3.2.5. De geseling
                  3.2.6. De doornenkroning
                  3.2.7. De veroordeling
                  3.2.8. De Kruisweg
                  3.2.9. Golgotha
Slotbeschouwing – De Oogst van de Eeuwige Liefde als Bron van Goddelijk Leven


TOTUS TUUS, MARIA!

INLEIDING –
VOORBEREIDING VAN DE AKKERS DER ZIELEN
OP DE VOLTOOIING VAN HUN VERLOSSING

(MARIA tot Myriam – 6 maart 2008): "Eén van de doelstellingen van de ervaring waar Ik je gedurende achttien dagen doorheen wil leiden, is deze: Dat je getuigenis zou afleggen van alle gewaarwordingen in je lichaam, je gemoed, je geest en de hogere gesteldheden van je hele wezen. Ik wil dat je ervan doordrongen blijft dat het de gesteldheden van Jezus gedurende Zijn laatste levensdagen zijn, die Ik je laat herbeleven. Dit alles heeft een heel diepe zin. Ik zal zodanig diep in jou werkzaam zijn dat je dit alles, dat uiting geeft aan diepe Mysteries, zult kunnen verwoorden, opdat de zielen gewekt worden voor de gesteldheden die hen hebben verlost".

Vóór U ligt een getuigenis met een zeer ongewone oorsprong. Drie weken vóór het einde van de Vastentijd van 2008 vroeg de Allerheiligste Maagd Maria mij om medewerking met Haar Plan dat eruit zou bestaan, mij op intense wijze te laten delen in de gesteldheden van ziel, Hart, geest en lichaam van Jezus gedurende de laatste paar weken van Zijn leven als God-Mens op aarde. Daartoe zou Jezus mij totaal in Zijn Hart trekken, om vanuit het Goddelijk Hart de aanloop naar de Passie en zo verder tot en met de gebeurtenissen op Golgotha te ervaren in mijn eigen ziel, hart, geest en lichaam. Gedurende precies achttien dagen (5 tot en met 22 maart – Paaszaterdag, 2008) heb ik aldus in buitengewoon diepe eenheid met de Verlosser mogen leven. De bedoeling van dit Plan was, aldus de Hemelse Koningin, dat ik in eigen lichaam, hart, geest en ziel de gesteldheden en gewaarwordingen van Jezus uit die voor de mensheid zo belangrijke dagen, zo precies zou 'herbeleven', dat ik hierdoor in staat zou worden gesteld om de gewaarwordingen van de Verlosser uit de dagen van de Grote Passie zo diep mogelijk te ervaren om de vrucht ervan zo nauwkeurig mogelijk op schrift te kunnen stellen.

Toen ik na Pasen 2008 mijn aantekeningen uit die wonderbaarlijke periode wilde uitschrijven, werd ik door allerlei gebeurtenissen verhinderd om dit te doen, tot de Moeder van Smarten mij zei dat "de tijd daartoe nog niet gekomen was". Drie weken vóór Pasen van het daaropvolgend jaar – 2009 – nodigde Maria mij uit om de ervaring van 2008 te herhalen. Ik stemde toe, en de gewaarwordingen in lichaam, hart, geest en ziel herhaalden zich.

In 2010 gebeurde dit alles voor de derde maal. In 2009 en 2010 was de ervaring alleen grilliger, minder constant doch met zeer intense pieken. Tijdens de Goede Week van 2010 droeg de Meesteres van alle zielen mij op om mijn ervaringen en aantekeningen van de drie opeenvolgende Passieperiodes 2008-2009-2010 tussen Pasen en Pinksteren te boek te stellen. Het resultaat ligt nu vóór U.

Dit geschrift wil de zielen een diepere kijk op een aantal spirituele achtergronden van de Passie van Jezus geven. De bedoeling ligt in geen geval hierin, een volledige historiek van de Passie te schrijven. Daartoe zijn andere zielen geroepen geweest. Het uniek geschenk van De Oogst van de Eeuwige Liefde ligt hierin, dat dit geschrift de zielen de combinatie van drie elementen wil geven.

 Het geschrift is opgebouwd op drie pijlers:
  1. de diepe mystieke betekenis van een aantal details uit de laatste dagen van het leven van Jezus op aarde;

  2. de lichamelijke en emotionele gesteldheden van Jezus gedurende diezelfde dagen;

  3. een aantal verzuchtingen van Jezus tot de Eeuwige Vader tijdens Zijn laatste levensdagen.

De zielen worden in dit geschrift dus geïnformeerd op drie vlakken waarover weinig bekend is. Deze drie bronnen van informatie willen samen:

zeker niet een volledige geschiedenis van de Passie of van het Leven van Jezus schrijven,

doch wel getuigenis afleggen van de oneindige Liefde van God in het Verlossingsmysterie.

De Oogst van de Eeuwige Liefde wil, zoals de titel zelf zegt, de zielen laten zien wat de Christus voor hen heeft volbracht, uit volmaakte Liefde, en welke enorme verscheidenheid aan tekenen van Liefde God in de hele atmosfeer van de Passie heeft verborgen. De zielen die erin slagen, al deze informatie in zich op te nemen en deze bewust en actief in hun leven toe te passen, zullen zich daadwerkelijk voeden aan de Oogst van de Eeuwige Liefde: In hen zal het Graan van het Goddelijk Leven rijpen en tot brood van Eeuwig Leven worden.

De hele ervaring die ik met het oog op het schrijven van dit boek drie maal gedurende bijna drie weken heb mogen doormaken, is in die zin uniek geweest, dat ik die hele tijd lang op mystieke wijze via diverse kanalen gelijktijdig werd geïnformeerd:

  • In heel lange reeksen inwendige beelden werd ik in de oorspronkelijke sfeer van de laatste levensdagen van Jezus op aarde ondergedompeld, waarbij mij van vele details die ik mocht waarnemen, de diepere mystieke achtergronden werden geopenbaard;

  • Voortdurend mocht ik in lichaam en hart voelen wat in het Lichaam en Hart van Jezus omging;

  • Geregeld werd mij door Jezus toegestaan, in Zijn Hart de gebeden en verzuchtingen af te lezen, die Hij tijdens Zijn laatste levensdagen vrijwel ononderbroken tot de Eeuwige Vader richtte. Zoals ik in de loop der jaren door de Hemelse Koningin ben gevormd in Haar eigen innerlijke gesteldheden, en ik hierdoor zelf heb geleerd, voortdurend innerlijk met Haar te spreken, zo mocht ik nu ervaren dat zich in Jezus precies hetzelfde proces afspeelde, daar ook Hij zonder onderbreking in de beslotenheid van Zijn Hart tot de Eeuwige Vader sprak, als in een onophoudelijk gebed. De passages van deze verzuchtingen die voor dit geschrift noodzakelijk waren, heb ik mogen optekenen, dit alles opdat de zielen mogen zien in welke gesteldheden van Hart zij zijn verlost.

Mysterievol is de vaststelling dat van alles wat ik vanuit het Hart van de Messias mocht waarnemen, mij tezelfdertijd de diepe betekenis in het hart werd gestort. Het is een onvergetelijke ervaring geworden, een ervaring die om twee redenen zeer diep in mijn hart is gebrand: Ten eerste vanwege het zeer ongewoon lijden dat ik in mijn lichaam heb mogen doorstaan doch dat ik ook op een onbeschrijflijke wijze in mijn hart heb ervaren, en ten tweede vanwege de buitengewoon aangrijpende Liefde die ik in het Hart van Jezus heb ontmoet. Precies deze Liefde heeft ook het lijden in de periodes van eenheid met de Verlosser voor mij tot een unieke verrukking gemaakt, daar dit lijden in eenheid met Jezus de ziel boven zichzelf laat uitstijgen.

Nooit heb ik iets gelezen of gehoord dat mij een beeld van de Liefde van Jezus heeft kunnen geven dat ook maar enigszins vergelijkbaar was met deze eigen ervaring. Dit geschrift is daarom een getuigenis van deze onmetelijke Liefde van de Verlosser voor de zielen.

Meermaals heb ik tijdens deze bijzondere periode Jezus gesmeekt dat ik alles wat ik in Zijn Hart heb ervaren, zo nauwkeurig mogelijk zou mogen kunnen weergeven, opdat alle zielen die vanwege Gods Voorzienigheid het geschenk ontvangen, deel te hebben aan deze weergave van de Oogst van de Eeuwige Liefde, op hun beurt mogen ontvlammen tot een onwankelbaar Geloof in de Liefde die hen heeft verlost en die nog dagelijks brandt van verlangen dat zij – de mensenzielen – het Verlossingswerk in zich tot voltooiing zouden brengen door een ongeremde beleving van de Ware Liefde in hun eigen leven, opdat de Oogst van de Eeuwige Liefde in elke ziel moge worden tot Brood van Eeuwig Leven.

Dat de oorsprong van deze unieke ervaring daadwerkelijk van bovennatuurlijke aard was, heb ik bevestigd gekregen door de vaststelling dat de ellendige gevoelens van algemeen ziek-zijn die ik sedert 5 maart 2008 in mijn eigen lichaam had gedragen, op Goede Vrijdag na 15 uur geleidelijk wegtrokken, om tegen de avond van die hoogheilige dag vrijwel te zijn verdwenen. Wat wel nog een aantal dagen bleef doorwerken, was het gevoel van lichamelijk gebroken-zijn. Een gelijkaardige ervaring viel mij in de Passiedagen van 2009 en 2010 opnieuw te beurt.

Het volstaat niet, over de oogst op de velden te spreken, de vruchten van de oogst moeten verwerkt worden tot voedsel. Zo ook verlangt Jezus dat de zielen niet slechts over Zijn Oogst zouden praten, doch de vruchten ervan in zich tot rijping zouden brengen door hun lessen te trekken uit deze boodschap van Liefde uit de Passie, en deze lessen te benutten voor een volledige bloei in heiligheid.

De bedoeling van dit geschrift ligt dus in de openbaring van elementen uit de innerlijke gesteldheden van de Verlosser, datgene wat gedurende de laatste paar weken van Zijn leven op aarde in Zijn Hart omging, en de wijze waarop Hij dit tot uitdrukking bracht in verzuchtingen en smekingen tot de Eeuwige Vader ten bate van de zielen van alle tijden. De gunst van deze unieke kennis wordt de zielen verleend met de bedoeling, dat zij zich beter rekenschap mogen kunnen geven van Gods Liefde voor hen, en dat zij de juiste gesteldheden in hun eigen wezen kunnen inbouwen om zelf op een meer vruchtbare wijze te kunnen deelnemen aan de verwezenlijking van Gods Plan van Heil voor alle zielen, met als bekroning de definitieve grondvesting van Gods Rijk op aarde.

De lezer zal ontdekken welke onvermoede betekenissen achter alle kleine details van het hele Passiegebeuren schuilgaan: Er wordt gewezen op vele verbanden tussen, enerzijds, de menselijke zwakheid en zondigheid, en anderzijds de wijze waarop deze zwakheid en zondigheid door de Goddelijke Voorzienigheid in elk element van de Passie tot uitdrukking zijn gebracht. De les van de Passie van Jezus Christus is oneindig veel groter en dieper dan de christenen zich bewust zijn.

Mogen de zielen hieruit leren:

1) hoe God alle menselijke zwakheden beschouwt en hen een bepaalde betekenis toekent;

2) hoe God deze menselijke zwakheden door de Messias heeft laten ontsluiten voor uitboeting en Verlossing. De zielen kunnen de menselijke zwakheden van alle tijden helpen uitboeten door hun beproevingen en lijden één te maken met deze van de Christus. Het bewustzijn van de betekenis van elk element van de Passie zal de zielen hierbij behulpzaam zijn.

Het is mijn vurig verlangen, dat de zielen die dit manifest zullen lezen, ontvankelijk mogen zijn voor het immens Vuur waarin het is geschreven, opdat zij geraakt mogen worden door het alles verterend verlangen waarmee de Eeuwige Liefde de Werken der Verlossing voor hen heeft voltrokken: het verlangen, ieder van hen ooit bij Zich in het Paradijs terug te mogen zien.

Myriam – Paastijd 2010

HOOFDSTUK 1
VOORBEREIDING VAN HET GODDELIJK GRAAN

Het leven van Jezus Christus op aarde was Gods antwoord op de verwoestende uitwerking die de erfzonde op de mensheid zou hebben gehad indien God geen God van volmaakte Liefde zou zijn. Op grond van de onveranderlijke Wet van Gods Gerechtigheid kon de Eeuwige Gelukzaligheid in de Hemel niet zonder meer voor de mensheid toegankelijk blijven, nadat deze het heilig verbond met haar Schepper had geschonden. Door de ongehoorzaamheid jegens een Goddelijk verbod hadden de eerste mensenzielen jegens God te kennen gegeven dat hun Liefde voor Hem niet onvoorwaardelijk was, want dat zij hun eigen verlangens voorrang gaven op de Zijne. Hierdoor verloor de mensenziel haar heiligheid als verworven recht, want het ware fundament van de heiligheid is de onvoorwaardelijke Liefde. Doordat de mensenziel precies de oorspronkelijke volkomenheid van haar Liefde had verloren, was de erfzonde de eerste van een eindeloze reeks overtredingen (zonden) ten opzichte van Gods Wet. Zo verwijderde de hele mensheid zich steeds verder van Gods Hart. God echter, wilde de mensenzielen niet loslaten.

De erfzonde heeft het Hart van God onnoemelijk veel en diep leed berokkend. Desondanks was Zijn antwoord een daad van absoluut volmaakte Liefde. De zielen zouden individueel (elke ziel op zich) een nieuwe kans krijgen om de Eeuwige Gelukzaligheid in Gods Aanschijn te verdienen. God zou Zijn Zoon als Messias in de wereld zenden om de gesloten toegangspoort tot het Paradijs te ontgrendelen. Dit kon slechts gebeuren door een slachtoffering van het gedeelte van Zijn Wezen dat in staat was om te lijden: Zijn Lichaam. Gods Wet had immers beschikt dat de mensenziel zich door opoffering van het laagste niveau van haar wezen (het niveau dat het dichtst bij het aardse staat) zou kunnen bevrijden uit de ketenen die de ziel aan de wereld vasthouden. Daarom bestaat de ware heiliging in wezen uit een steeds toenemende onthechting ten opzichte van de behoeften van ons stoffelijk wezen (de behoeften van het lichaam).

Om deze reden zou de Zoon van God in een lichaam geboren worden, opdat Hij dit volkomen zou kunnen offeren als een teken jegens Gods Gerechtigheid en Barmhartigheid, dat in Hem de menselijke natuur bereid was geweest om de aspecten van haar wezen die haar aan het wereldse vasthouden (de wereldse behoeften als het terrein dat volkomen door de duivel en zijn werken wordt verziekt), totaal te laten verwoesten: Hierdoor zou de Messias in naam van de mensenzielen jegens God het verlangen vertegenwoordigen om voluit te kiezen voor God, voor de totale onthechting van het wereldse, en voor de onbelemmerde vlucht naar de sferen der Eeuwige Liefde. Het geheel van deze Werken, die met dit doel door de Messias zouden worden volbracht, noemen wij de Verlossing.

Met deze Missie kwam de Messias in de wereld. Drieëndertig jaar lang leefde Hij slechts naar dit ene doel toe: de Verlossing van de mensenzielen. In dit manifest zal blijken welke gesteldheden in Jezus’ Hart leefden terwijl Hij het laatste gedeelte van Zijn Missie, de absolute bekroning ervan, volbracht. De sturende drijfveer van alle handelen, denken, voelen, verlangen en spreken van Jezus was de absoluut volmaakte, onvoorwaardelijke Liefde, die in Hem werkzaam was zoals een Vuur waarin Hij de hele menselijke zijde van Zijn Wezen stap voor stap volledig liet verteren. Eigenlijk kan men in waarheid zeggen dat Jezus gedurende de laatste dagen van Zijn aardse leven zelfs in Zijn Lichaam vanuit twee bronnen tezelfdertijd volledig werd verteerd:

  • door pijnen in elke vezel van Zijn Wezen, en loodzware vermoeidheid;

  • door een Liefdesvuur dat Hem van binnenuit restloos leek op te vreten, alsof Hij Zijn Lichaam zonder ophouden toevertrouwde aan een Goddelijk Offervuur.

Vooral gedurende de laatste dagen van Zijn leven op aarde, was de Geest van Jezus voortdurend in twee vragen verzonken:

  1. Met welk doel ben Ik in de wereld gekomen?

  2. In welke mate heb Ik Mijn levensdoel verwezenlijkt?

Deze beide vragen zijn voor elke ziel van cruciaal belang. De eerste vraag heeft betrekking op de ware levensroeping, de tweede op datgene, wat de ziel met haar leven heeft gedaan, en op welke wijze en in welke innerlijke gesteldheden zij haar levensopdrachten heeft vervuld. Zodra de ziel deze heeft ontdekt, behoort zij regelmatig te overwegen in hoeverre zij deze roeping in haar leven invulling heeft gegeven ten bate van Gods Heilsplan, want elke ziel wordt uiteindelijk slechts in de wereld gezonden om zichzelf te heiligen, en om haar specifieke bijdrage tot de verwezenlijking van Gods Plan van Heil voor alle zielen te helpen verwezenlijken. Het Goddelijk Heilsplan beoogt het Eeuwig Heil voor elke ziel. Een ziel kan het Eeuwig Heil slechts bereiken door in zichzelf de door Jezus vrijgekochte Verlossing te voltooien, door een leven volgens Gods Wet. Een leven volgens Gods Wet is een leven in volle deugdzaamheid en met volle benutting van alle beproevingen van het leven binnen Gods Plan.

Een beproeving wordt binnen Gods Plan ten volle benut door haar aan God toe te wijden: Pas door de toewijding wordt een beproeving werkelijk aan God opgedragen en kan Hij haar waarlijk gebruiken voor de verwezenlijking van Zijn Heilsplan voor alle zielen van alle tijden. Dit komt doordat door de toewijding de menselijke beleving van de beproeving (de wijze waarop de mens met de beproeving omgaat, en alles wat deze in de mens bewerkt) in verbinding wordt gebracht met God. Het is een Goddelijke Wet, dat in de Schepping elke verandering, groot of klein, slechts kan worden voltrokken wanneer Gods Wil en de wil van één of meer zielen met elkaar versmelten.

Dit alles heeft Jezus de zielen voorgeleefd. Hij stelde het voorbeeld voor een leven in volkomen deugdzaamheid, waarin alles ten dienste van Gods Heilsplan was gesteld, en slachtofferde Zichzelf bovendien totaal, als een volmaakte, afgeronde toewijding van alle beproevingen van Zijn aardse leven aan het Heilsplan.

De roeping van Jezus was deze, Brenger van het Goddelijk Licht en van de Verlossing te zijn. Ik verwijs hier naar de onderrichting Waarom is Jezus Mens geworden?

Op zeker ogenblik word ik in het Hart van Jezus getrokken terwijl Hij de ondergaande zon bekijkt, en ik lees daar Zijn verzuchting:

"O Mijn Vader, Ik kus het Licht uit Uw Hart, dat in de wereld ondergaat, opdat het in eeuwigheid niet moge sterven. Ik trek de macht van alle zonden in Mijn Goddelijk Hart, opdat de wereld moge zien dat het Rijk van het Licht spoedig zal opstaan".

Vaak vind ik Jezus in de laatste dagen vóór de Passie terug op een afgelegen plaats. Bij voorkeur trekt Hij Zich terug op een heuvel, of ergens tussen struiken of achter een rots, waar Hij zoveel mogelijk voor menselijke blikken verborgen kan zitten, en niets anders ziet, hoort en ruikt dan de schoonheden, de geluiden en de geuren van de onvervalste natuur, die Hem aan het Hart van Zijn Eeuwige Vader herinneren, waaruit dit alles was voortgekomen.

In een dergelijke gesteldheid van Jezus’ Hart lees ik in die laatste dagen telkens opnieuw de vraag:

"In welke mate heb Ik Mijn levensdoel op aarde verwezenlijkt? Wat heb Ik gedaan om Ons Goddelijk Plan van Heil voor de zielen te ontsluiten en hen de wegen te tonen naar de verwezenlijking ervan?"

Op zeker ogenblik laat Jezus mij de volgende verzuchting horen, die Hij tot de Eeuwige Vader richt terwijl Hij, in diepe meditatie verzonken en met een nostalgische blik in Zijn ogen, een prachtige avondzon bekijkt, die laag boven een landschap vol gras en heesters prijkt:

"O Vader, Ik bid U dat alle zielen in alle tijden de genade mogen ontvangen, te begrijpen dat de vraag naar hun roeping, naar de zin van hun leven op aarde, in wezen een vraag is naar het kennen van Onze onfeilbare Wil, die hen wil oprichten in de ware heiligheid. Het zaad om haar roeping te kennen, ligt in elke ziel verborgen, omdat het de drager is van datgene wat Wij van haar verlangen als bijdrage tot Ons grote Plan van Heil voor alle mensenzielen. De ziel kan dit zaad ontsluiten door een diep en volhardend verlangen om Onze Wil jegens haar leven te kennen. Niets anders dan de Liefde kan dit verlangen tot leven wekken en het zaad laten uitbloeien tot een bloem. Deze bloem is de kennis van datgene wat Wij van haar in haar leven verwachten. Het parfum van deze bloem zal de ziel klaar maken voor de ervaring van de Ware innerlijke Vrede".

Jezus overweegt daarbij de Erfenis die Hijzelf aan de zielen wil nalaten, omdat dit Zijn roeping als de Verlosser is, en die elke ziel in haar eigen leven moet waarmaken.

Jezus beschouwt het geheel van de volgende vijf punten als Zijn levensdoel, waarvan Hij verlangt dat alle zielen het als de pijlers van hun aardse leven zouden beschouwen door deze punten na te volgen, respectievelijk Jezus’ verlangens die in deze punten verborgen liggen, in hun eigen leven in te willigen:

  1. Glorie brengen aan God
  2. Onderrichting van de zielen
  3. Instelling van de Kerk en de Sacramenten
  4. Maria voor alle eeuwen aan de zielen geven
  5. Het Verlossend Lijden volbrengen

HOOFDSTUK 2
DE RIJPING VAN DE OOGST

Hoe zag Jezus de grote doelstelling van Zijn Leven op aarde?

De Oogst van de Eeuwige Liefde zou aldus via vijf kanalen rijpen: de vijf grote doelstellingen van Jezus’ leven op aarde. In de laatste paar weken van Zijn leven op aarde beschouwt Jezus voortdurend deze vijf kanalen, en onderricht mij nu over datgene wat hierover in Zijn Goddelijk Hart omgaat. De beide eerste kanalen, evenals het vijfde kanaal, heeft Hij in zekere zin Zijn hele leven lang invulling gegeven, doch heeft Hij in Zijn laatste levensdagen bekroond. Het derde en vierde zou Hij tijdens de laatste twintig uren van Zijn leven verwezenlijken.

2.1 Glorie brengen aan God

(Deze doelstelling van Jezus’ leven wordt tot uitdrukking gebracht in het Bijbelwoord Nomen Domini invocabo = "Ik aanroep de Naam van de Heer", wat bij uitbreiding te begrijpen is als 'Ik betrek God bij alles, en stel Hem in het middelpunt van mijn leven')

Jezus wilde in de eerste plaats de zielen het voorbeeld stellen van een leven van verheerlijking aan God, opdat zij nooit uit het oog zouden verliezen dat slechts een leven dat volledig op God en de verwezenlijking van Zijn Werken en Plannen is afgestemd, vruchtbaar is voor het eigen Eeuwig Heil en voor de verwezenlijking van Gods Heilsplan. Jezus deed dit op vele wijzen: door gebed, door Zijn talloze Wonderwerken, en door het voorbeeld van een heilig leven.

De laatste paar weken vóór de Passie: Ik word in het Hart van Jezus getrokken, en lees er voortdurend hoe Hij de elementen van de natuur om Zich heen doorschouwt tot in hun wezenskern. Hij ziet daarbij hoe zij zijn gemaakt, met welk groeiplan Zijn Vader hen heeft voorzien, en waarom, en hoe dit alles zich in deze elementen vlekkeloos uitwerkt, zolang de mens hen niet met zijn eigen ingrepen verontreinigt. Vaak tuurt Hij naar een grasspriet, een vlinder, een vogel, een bloem, terwijl op Zijn prachtig Gelaat die onbeschrijflijke mysterieuze blik prijkt, die een mengsel lijkt te zijn van diepe Hemelse Vrede en toch diepe weemoed, van verrukking en toch hartverscheurende pijn. Ik mag in Zijn Hart iets lezen van de oorsprong van deze mysterieuze blik: Jezus kent volmaakt het diepe wezen van elk bestanddeel van de natuur, en weet hoe het zich uitwerkt, omdat Gods Plan zich op niet vast te stellen wijze in dit bestanddeel uitwerkt volgens een vaste Wet, die als enige afwijkingen toestaat:

  • de ingrepen van Gods Voorzienigheid, die elk ogenblik kan beschikken dat van het groeiplan moet worden afgeweken;

  • de invloeden van Gods Gerechtigheid op grond van zonden die door mensenzielen worden bedreven, en die ook een invloed hebben op vele ontwikkelingen in de natuur.

Het Evangelie zegt meermaals dat Jezus Zich in het gebergte terugtrok om in afzondering te bidden. De ziel moet in communicatie treden met God, en moet daartoe ook de geschikte omstandigheden scheppen, namelijk het hart vrijmaken van wereldse (zintuiglijke) invloeden, onthechting van mensen en van indrukken. Hoe meer het hart inwendig de stilte en Vrede (vrij-zijn van verwarring stichtende invloeden) tot stand kan brengen, des te dichter nadert de ziel tot God. Jezus betrachtte dit veelvuldig, in het bijzonder nadat Hij vele indrukken had opgedaan of veel mensen om Zich heen had gehad, bijvoorbeeld na de wonderbare broodvermenigvuldiging. Jezus stelt hier een groot voorbeeld. Wij mogen nooit vergeten dat Hij Gods Zoon was, en dus in feite Zelf geen gebed nodig had om in God verworteld te blijven. De 'menselijke' component van Zijn Wezen had echter de doorstroming van Gods invloed, het contact met God in Zijn leven, nodig.

De Goddelijke Wet had het zo beschikt, dat de God-Mens op aarde volkomen in de doorstroming van de Goddelijke Liefde ingeschakeld zou zijn, precies zoals alle schepselen, zoals elk levend wezen op aarde. Mede om deze reden beschouwde Jezus het als een onderdeel van Zijn levensopdracht, de Liefde volmaakt en actief (bewust) te laten stromen, in alle richtingen, zowel vanuit Gods Hart door Hem heen naar alle schepselen toe, als vanuit Zijn Hart als de God-Mens naar het Hart van de Eeuwige Vader toe. Wij zien dus Jezus als 'Doorgeefluik' en 'Transformator' tezelfdertijd: Hij trok onophoudelijk alle indrukken, die Hij in de wereld opving, in Zijn Hart, verbond het daar met Zijn volmaakte Liefde, en stuurde het in deze veredelde vorm naar de Eeuwige Vader. Dit is overigens precies wat ook Zijn Moeder Maria vanaf het begin van Haar leven op aarde deed, en wat Zij in Haar volkomen verheerlijkte toestand na Haar aardse leven in de volle omvang zou blijven doen.

Hoewel Jezus het gebed dus niet nodig had om Zijn eigen Heil te verzekeren, wilde Hij niettemin in de eerste plaats een voorbeeld stellen, hoe 'de mens' moet leven om zijn leven op aarde tot volle vruchtbaarheid te brengen. Veel menselijk contact, en zintuiglijke indrukken die niet meer louter Gods handtekening in zich dragen (bijvoorbeeld de aanblik van een landschap dat niet meer ongeschonden uit Gods hand komt, of dat duidelijke tekenen van menselijke cultuur of beschaving bevat), kunnen de ziel verontreinigen en beladen. Mede om deze reden beminde Jezus zozeer de afzondering in een natuurlijke omgeving zonder enige menselijke invloed. Hij voelde de ware Liefde slechts in haar volheid stromen op afgelegen plaatsen waar nauwelijks menselijke invloed mogelijk was. Dit is een indruk die ik in buitengewoon intense mate in het Hart van Jezus blijf voelen, evenals Ik dit sedert vele jaren constant in het Hart van Maria voel: deze enorme behoefte aan de gewaarwording van de stroming van Ware Liefde.

Jezus bad zeer veel. Daar Hij deze gebeden niet voor Zijn eigen spirituele ontwikkeling of voor het bekomen van genaden voor Zichzelf nodig had, dienden zij louter de zielen. Jezus bood de Eeuwige Vader al Zijn gebeden aan opdat zoveel mogelijk zielen doorheen alle eeuwen de genade van hun ontsluiting voor de eeuwigdurende vruchten van het grote Verlossingswerk zouden aanvaarden. Een weinig bekende waarheid is deze, dat het Hart van Jezus gedurende Zijn gebeden zeer intens verbonden was met het Hart van Zijn Moeder.

Tussen Jezus en Maria bestond een buitengewoon ontwikkelde zielsverbondenheid, die het mogelijk maakte dat Maria – met uitzondering van de sporadische gevallen waarin God de concrete uitwerkingen van deze gave tijdelijk liet verminderen – precies aanvoelde wat in het Hart van Jezus omging. Ook terwijl Zij Zich ver van Hem verwijderd bevond, wist Zij wanneer Hij bad, wanneer Hij leed, wanneer Hij bedroefd was, enzovoort. Dat Maria in de diepste zin van het woord de Medeverlosseres naast Jezus was, berust op de (niet algemeen bekende) waarheid dat tussen Jezus en Maria een volmaakte overvloeiing van gevoelens en hartsgesteldheden bestond, en zelfs in een hoge mate een overvloeiing van lichamelijke gevoelens. Toen Jezus zwaar vermoeid was door wekenlang doorheen het land van Israël te trekken, nam ook in Maria’s Lichaam de vermoeidheid spoedig toe. Tijdens de uren van de Grote Passie vergunde God dat Maria vele van de pijnen van Jezus in Haar eigen Lichaam voelde, zij het in een enigszins verzachte vorm (omdat het niet de bedoeling was dat Maria aan dit Lijden zou sterven). Ik zal later nog op dit gegeven terugkomen.

Tussen Jezus en Maria bestond tevens een innig verbond van gezamenlijke toewijding. Alle pijnen, Smarten, droefheden, menselijke tegenkanting, enzovoort, werden door Hen gezamenlijk (vaak terwijl Zij niet fysiek met elkaar in contact waren) aan de Eeuwige Vader opgedragen. Zo werd de voltrekking van het Verlossingsmysterie in wezen de voltrekking van een volmaakt verbond van gezamenlijke toewijding.

Zoals mij dit in verband met Maria reeds zo vaak is getoond, stel ik nu ook bij Jezus vast, dat Hij niet bidt zoals de mensenziel zich dit gewoonlijk voorstelt. Voor Jezus en Maria is gebed niet alleen het uitspreken van bepaalde formules of aanroepingen tot God, doch vooral werkelijk een levenshouding: Hun hele gedrag en Hun hele innerlijke gesteldheid tonen een ononderbroken verbinding met God aan. Uit alles spreekt dat God totaal in Hen leeft, en Hun Aanwezigheid verspreidt intense golven van Liefde doorheen Hun omgeving. Vroeger beschreef ik in verband met Maria, hoe van Haar Tegenwoordigheid een atmosfeer van Licht uitging, en hoeveel macht en majesteit Zij uitstraalde, zodat het niet zelden voorkwam dat zielen vóór Haar op de knieën vielen en trachtten, Haar de voeten te kussen.

Zo zie ik ook welke indruk Jezus maakt op Zijn omgeving. Hij lijkt mij 1,80 m groot, Zijn haarkleur zou ik als blond omschrijven, Zijn ogen diep blauw, stuk voor stuk kenmerken die onder het joodse volk zeldzaam waren. Hij is heel slank, maar met behoorlijk ontwikkelde spieren. Bovendien straalt uit Hem iets ontzagwekkends, dat niet alleen met Zijn uiterlijk te maken heeft doch vooral van binnenuit komt. Zijn gelaatsuitdrukking is, zoals deze van Maria, tegelijkertijd zacht doch heel waardig. Ondanks Zijn voorkomen blijkt niet iedereen onder de indruk van Zijn Tegenwoordigheid te zijn. Net zoals bij Maria, blijkt ook bij Jezus, dat hoofdzakelijk zielen die hoogmoedig van aard zijn of die weinig open staan voor het Goddelijke, door Zijn Aanwezigheid niet worden geraakt.

Jezus bedreef een volmaakte naastenliefde. Deze kwam op de meest opvallende wijze tot uitdrukking in de wonderen van uiteenlopende aard, die Hij verrichtte tot verheerlijking van God. Hoewel deze wonderen doorgaans via uiterlijk waarneembare tekenen tot uiting kwamen (genezingen, opwekking van doden, broodvermenigvuldiging, wonderbare visvangst, duiveluitdrijvingen, enzovoort), lag hun doelstelling niet in het resultaat zelf dat zichtbaar was. Jezus beoogde door Zijn wonderen de opening van de zielen, die van de wonderen getuige waren: bekering, terugkeer naar het geloof in Gods Werken, en verheerlijking aan God als de Grote Bron van het Ware Geluk, de Ware Liefde, de Ware Vrede, de Ware Vreugde. Wanneer Jezus een zieke genas, lag Zijn bedoeling nooit in de genezing van het lichaam: Hij gebruikte de lichamelijke genezing louter als een middel om de ziel te openen voor Gods Werken.

Jezus stelde Zijn wonderen niet meteen als voorbeeld opdat de zielen Hem in het verrichten van wonderen zouden volgen. Het verrichten van wonderen is onderworpen aan een Goddelijke Wet, en is slechts mogelijk:

  • in zoverre de ziel de eigenschappen bezit om de poorten voor een 'buitengewone' genade te openen. Deze eigenschappen houden verband met de graad van heiliging van de ziel, met de mate waarin zij in deugdzaamheid leeft, met de mate waarin zij zich van het wereldse heeft losgemaakt (en aldus voortdurend de hogere niveaus van het zielsleven voedt) en met de mate waarin van haar wezen en levensweg invloeden uitgaan die tot grondstof voor genaden kunnen dienen. De mate van Liefde van de ziel, van haar toewijding aan Gods Werken en van haar verlangen om God en haar medeschepselen te dienen, zelfs ten koste van haar eigen belangen, bepaalt in verregaande mate of de ziel door God wordt aanvaard als middelares voor wonderwerken;

  • in zoverre God het binnen de ontwikkelingen van Zijn Heilsplan, en binnen de Wetten van de Goddelijke Gerechtigheid en Barmhartigheid passend acht, dat een wonderwerk wordt toegestaan. Een voorbeeld: Zelfs indien een ziel aan Gods voorwaarden zou voldoen om als middelares van een wonderwerk op te treden, is het mogelijk dat een wonder niet wordt toegestaan indien het zou worden voltrokken aan een ziel voor wie de uitwerking van het wonder op dat ogenblik van haar leven niet geschikt zou zijn.

Er zijn wonderen, die elke ziel onbeperkt zou kunnen verrichten. Zo kan een ziel bijvoorbeeld andere zielen het wonder tonen van de totale wedergeboorte die voortvloeit uit een levenswijze die totaal op het Goddelijk Leven is afgestemd. Zo is in Gods ogen één van de machtigste bronnen van ware wonderen het leven in totale toewijding, waardoor de ziel voortdurend in stilte de atmosfeer van Gods nabijheid om zich heen verspreidt, en hierdoor ongemerkt een grote invloed kan uitoefenen op velen. Wellicht is dit het grootste wonderteken dat Jezus drie jaar lang zonder ophouden verrichtte.

De opmerkelijkste soort van wondertekenen die Jezus heeft gesteld, waren zonder twijfel de opwekkingen uit de doden. Hij heeft God hierdoor veel Glorie gebracht. Voor Jezus waren deze tekenen veel méér dan het tot leven wekken van een lichaam dat in feite reeds van de ziel was losgemaakt. Voor Jezus stond dit symbool voor de opwekking van zielen die spiritueel stervend waren, met andere woorden: die bezig waren, hun kansen op de Eeuwige Gelukzaligheid van de Hemel na hun aardse leven te verspelen. Uiteindelijk was dit het grootste levensdoel van de Christus: zielen op te wekken voor een zo hoog mogelijk niveau van spiritueel leven. Het is daarom belangrijk, erop te wijzen dat Jezus bij elke gelegenheid, waarbij Hij tijdens Zijn leven op aarde een mens uit de doden opwekte, dit gebeuren aan de Eeuwige Vader toewijdde met de intentie, dat dit wonder doorheen alle eeuwen vele zielen ontvankelijk zou maken voor een wedergeboorte voor het Ware Leven, weg uit de slavernij van het wereldse, dat de ziel geleidelijk overlevert aan de spirituele dood.

Ik heb het voorrecht gehad, in visioenen getuige te zijn van de opwekking van Lazarus, kort vóór het begin van de Passie. Jezus herinnert mij hier aan de woorden die Hij in dit verband op 17 december 2007 in mij sprak, en die ik hier weergeef:

JEZUS: "Toen Ik, staande vóór het graf te Bethanië, uitriep: 'Lazarus, kom naar buiten!', beefde Mijn stem van aandoening. Niemand wist toen dat Ik deze woorden sprak in het tijdloze: Ieder van jullie zag Ik toen vóór de ogen van Mijn geest. Tot ieder van jullie riep Ik de uitnodiging om het graf van de wereld te verlaten, opdat jullie ziel opnieuw in het zonlicht zou verschijnen. In werkelijkheid riep Ik dus: 'Zielen van alle tijden, kom uit jullie graf van wereldse gehechtheden, gewoonten, herinneringen en werelds denken naar buiten, en begroet het Licht van het Goddelijk Leven'. Te Bethanië heb Ik de deur ontsloten voor de opstanding van elke ziel uit de dood van het werelds leven. Ik heb dit ontsluitingswerk weinige dagen later voltooid op het Kruis".

De hele atmosfeer rond het gebeuren bij het graf van Lazarus is buitengewoon aandoenlijk. Het wordt mij vergund, het Hart van Jezus te voelen tijdens Zijn opgang naar Bethanië en tijdens Zijn optreden vóór het graf van Lazarus. Jezus weent, om meer dan één reden:

  • Hij is diep aangedaan in de ervaring van de komst van een gebeurtenis waarvan Hij weet dat zij een buitengewone verheerlijking van God zal betekenen. Dit is de component van de verrukking;

  • Hij is diep bedroefd over de afwijking in de zielen door de erfzonde, die de lichamelijke dood in de wereld heeft gebracht en de mens heeft afgescheiden van Gods Wil, en die vele zielen heeft gesloten ten aanzien van de volle Waarheid van God. Jezus heeft te Bethanië de terugkeer van de zielen uit de gehechtheden aan de stoffelijke zijde van het leven geheiligd. Dit is de component van de Smart.

Doorheen de jaren is mij telkens opnieuw opgevallen hoezeer in het innerlijk leven van Maria de verrukking en de Smart in wisselende verhoudingen samengaan, en slechts zelden los van elkaar tot ontplooiing komen. In deze dagen ervaar ik precies hetzelfde in het innerlijk leven van Jezus. Elke diepe Smart, elke pijn in Hart en/of Lichaam, wekt de verrukking op van het besef dat hier een waardevolle grondstof voor nieuwe verheerlijking aan God, voor de verwezenlijking van Zijn Werken en Plannen, en voor verlossende en heiligende genaden voor de mensenzielen wordt aangeboden. Ik krijg dit bij wijze van vergelijking in een beeld te zien: Blokken hout (alles wat het leven zwaar maakt) worden voortdurend in het Vuur (de Ware, onvoorwaardelijke Liefde) geworpen, en produceren onophoudelijk warmte (verrukking) en Licht (uitstortingen van Gods Waarheid in de zielen, steeds weer een nieuwe overwinning op de duisternis).

Tot kort vóór de Passiedagen dreef Jezus duivels uit. Voor Hem stond dit soort wonderen, evenzeer als deze waarbij Hij zielen uit de doden opwekte, model voor de overwinning van Gods Licht op de werken der duisternis. Jezus laat mij in Zijn Hart het verlangen aflezen, dat alle zielen Hem hierin zouden navolgen in hun eigen leven, in de voortdurende uitdrijving van de duivel uit hun eigen ziel, uit hun eigen hart, uit hun eigen geest, uit hun leefwereld (dit laatste door alle onzuiverheid in hun leefwereld bewust te mijden, en hierdoor de greep van de duivel op hun levensloop te verminderen). Jezus leert de zielen hierin steeds weer, hoe de duivel slechts overwonnen kan worden door onvoorwaardelijke Liefde tot God en tot alle schepselen, door zuiverheid van hart, geest, mond en lichaam, en door een resolute keuze voor God boven de wereld in alles. Omdat de ziel door ontelbare invloeden wankel en zwak kan zijn, kan zij de invloeden der duisternis in zichzelf vaak niet op eigen kracht breken. Daarom wordt haar de gave van het Geloof geschonken: het geloof in het bestaan van een almachtig Wezen, en in de Werken van volmaakte Liefde van dit Wezen. Hoe vaak toch, zou Jezus dit bekrachtigen en bevestigen door Zijn woorden: "Uw Geloof heeft U gered".

Voor Jezus is heel belangrijk dat de zielen de ware diepte van de macht van de Liefde zouden beseffen, en zouden inzien dat alle schepselen en God onderling verbonden zijn in één geheel:

Ik zie Jezus op een steen zitten. Op heel korte afstand van Hem vandaan zie ik een kleine vogel neerstrijken, die Hem bekijkt. Jezus glimlacht, en werpt het diertje een stukje brood toe. De vogel begint erin te pikken en het met zijn snavel heen en weer te bewegen om kruimels los te maken. Terwijl Jezus dit schouwspel wat geamuseerd bekijkt, lees ik in Zijn Hart een diepe emotie, en een verzuchting tot de Eeuwige Vader:

"O Vader, hoe eng hebben Wij in Onze Schepping toch alles met elkaar vervlochten. O welke Liefde stroomt toch tussen alle harten, zoekend naar wederliefde, opdat deze stroming het Ware Leven in alle schepselen zou kunnen wekken, tot verheerlijking van Uw Glorie. O mochten alle zielen zien en voelen hoe totaal Onze Harten elke gewaarwording van elke mens en van elk dier aanvoelen, omdat een deeltje van Onszelf leeft in elk levend wezen. Hoezeer voelen Wij Zelf elk spoortje van vreugde, zelfs in deze kleine vogel. Hoezeer voelen Wij Zelf elk spoortje van pijn dat zelfs dit kleine wezen wordt aangedaan in het hart of in het lichaam. Hoe zwaar lijdt toch Ons Hart onder elk tekort aan Liefde tussen Onze schepselen, en welke vreugde ervaart Ons Hart om elke uiting van Liefde tussen Onze schepselen. O Vader, Ik bid om de terugkeer van het bewustzijn over de volmaakte eenheid van alle schepselen, opdat geen schepsel nog een medeschepsel schade of pijn moge toebrengen. Zo zal het zijn in de Volheid van de Tijd, in het Rijk van de volmaakte Liefde onder de volmaakte heerschappij van Onze Wet".

Jezus wijst mij erop, hoe Zijn hele levensgesteldheid in feite wordt gedekt door het Onze Vader. Hij maakt mij getuige van de volgende scène, korte tijd vóór de dagen van de Passie:

Het is sabbat. Jezus heeft een woordenwisseling gehad met een viertal Farizeeën. Ik zie hoe drie van hen zich verontwaardigd en trots terugtrekken. De vierde aarzelt, blijft nog even naar Jezus kijken met een blik die laat vermoeden dat hij ernstig overweegt wat Jezus heeft gezegd, en na enkele ogenblikken trekt ook hij zich terug, doch zoekt niet onmiddellijk aansluiting met de drie anderen, die onderling druk in gesprek zijn terwijl zij enigszins gejaagd verderlopen. Jezus kijkt eerst de drie achterna, daarna de vierde. De apostelen lijken verward en geschrokken. Ik mag in Jezus’ Hart lezen:

"O Vader, hoe onmetelijk rijk is Onze Waarheid, en hoe arm de wijsheid der zielen die zich van het Licht hebben afgewend. Hoezeer hunkert Mijn Hart naar het uur waarin de nevelen om de geesten en harten worden opgelost door het Vuur van Onze Liefde terwijl de Vlammen Mijn Vlees verteren. O Vader, slechts waar het vlees zich laat verteren door de Liefde, kan Onze Geest de Eeuwige Waarheid fluisteren en kan Zijn adem de nevelen verjagen".

Jezus duidt hier reeds aan, dat de essentie van Zijn Verlossingswerk de Ware Liefde zal zijn. Telkens weer voel ik het hunkeren van Zijn Hart naar navolging van deze Liefde door de zielen zelf, opdat de effecten van Zijn Werken niet verloren zouden gaan. Jezus was gekomen om te zaaien. Telkens een ziel bij een bepaalde gebeurtenis of toestand op haar levensweg de Liefde niet volkomen toepast, gaat een zaadje uit Jezus’ Hart verloren. Zo heeft God het voor alle tijden beschikt: Elk Goddelijk Werk is volmaakt en onfeilbaar, niettemin krijgt het pas zijn ware uitwerking en vruchtbaarheid in de mate waarin het in een ziel tot bloei kan worden gebracht doordat deze ziel dit Werk in zich opneemt, navolgt, en in haar eigen leven toepast, of mogelijk maakt dat het zich zou uitwerken. Elke akt van Gods Wil moet de bruiloft sluiten met een akt van menselijke wil, anders blijft zelfs Gods Werk onvruchtbaar. Dit is de reden waarom Gods Rijk bijvoorbeeld niet in het uur van de Kruisdood van de Christus op aarde is gegrondvest.

Jezus knielt neer, en ik lees nu in Zijn Hart woorden die mij het verband laten zien met het Onze Vader zoals wij dit kennen:

"O Mijn Vader, Bron van al het geschapene, Die leeft en werkt in het verborgene en doorheen een Wijsheid die niet van de wereld is, moge de hele Schepping de onaantastbare heiligheid van Uw Wezen erkennen en zich naar deze heiligheid richten. Laat Uw Rijk spoedig komen. Moge Uw onfeilbare Wil opnieuw tot Bron en drijfveer van alle handelen en spreken worden onder de zielen zoals hij dit is voor de engelen die Wij tot Onze dienst hebben geroepen. Voed toch de zielen met het Goddelijk Leven, opdat zij niet dwalen op hun weg naar Ons toe. Reken hen hun schulden niet aan, mits zij hun zwakheid erkennen en belijden dat niet hun medeschepselen hun ware vijand zijn. Breek toch alle bekoring tot verloochening van Onze Liefde, Onze leiding en Ons Licht, en zuiver de zielen van alle duisternis. O laat Mijn Vlees en Bloed overvloeien in de zielen, opdat zij in Onze navolging dragers van Ons Licht mogen zijn".

Ziehier de vergelijking tussen, enerzijds, de woorden van dit inwendig gebed van Jezus, en anderzijds het Onze Vader zoals wij dit uitspreken. Wie de woorden van Jezus diep overweegt, ontdekt hierin de diepe betekenis van het Onze Vader zoals Hij dit gebed heeft bedoeld:

INWENDIG GEBED VAN JEZUS HET 'ONZE VADER'
"O Mijn Vader, Bron van al het geschapene, Die leeft en werkt in het verborgene en doorheen een Wijsheid die niet van de wereld is "Onze Vader, Die in de hemelen zijt
moge de hele Schepping de onaantastbare heiligheid van Uw Wezen erkennen en zich naar deze heiligheid richten. geheiligd zij Uw Naam
Laat Uw Rijk spoedig komen. Uw Rijk kome
Moge Uw onfeilbare Wil opnieuw tot Bron en drijfveer van alle handelen en spreken worden onder de zielen zoals hij dit is voor de engelen die Wij tot Onze dienst hebben geroepen. Uw Wil geschiede op aarde als in de Hemel
Voed toch de zielen met het Goddelijk Leven, opdat zij niet dwalen op hun weg naar Ons toe. geef ons heden ons dagelijks brood
Reken hen hun schulden niet aan mits zij hun zwakheid erkennen en belijden dat niet hun medeschepselen hun ware vijand zijn. en vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven aan onze schuldenaren
Breek toch alle bekoring tot verloochening van Onze Liefde, Onze leiding en Ons Licht, en zuiver de zielen van alle duisternis. en leid ons niet in bekoring
O laat Mijn Vlees en Bloed overvloeien in de zielen, opdat zij in Onze navolging dragers van Ons Licht mogen zijn" maar verlos ons van het kwaad"

Ondanks alle Lijden, dat Jezus reeds zeer lange tijd vóór de werkelijke Passie in steeds toenemende mate in Zijn Lichaam en Hart draagt, voel ik in Hem een diepe Vrede en een blijmoedigheid, die ook in de uren van hartenleed niet helemaal wordt uitgeblust. Ik zie Jezus op een zonnige namiddag, zittend op een grasberm naast een smal zanderig wandelpad, kijkend naar een stralend blauwe hemel, en ik lees in Zijn Hart:

"Mijn Vader, ondanks alle ellende op deze wereld straalt uit Ons Hart het hemelsblauw Licht van de diepe Vrede en blijheid. Mogen de zielen begrijpen dat slechts Onze Vrede en blijheid in hun harten in hen de ware Verlossing zal ontsluiten".

Jezus wijst hier op het beeld van de blauwe kleur van het hemelgewelf op een mooie zonnige dag. Blauw, in het bijzonder lichtblauw, hemelsblauw, is mij door de Moeder Gods ooit verklaard als symbool voor diepe Vrede en blijheid. Jezus wijst er nu op, dat deze diepe Vrede en blijheid uit Gods Hart (gesymboliseerd door het hemelgewelf) stroomt, op zonnige dagen (symbool voor het Licht van Gods Waarheid en de warmte van Zijn Liefde). Jezus nodigt de zielen uit, de les hiervan steeds voor ogen te houden: Slechts het Hart van God en de atmosfeer van het Hemelse kunnen Licht, warmte, ware Vrede van hart en blijheid in de mensenziel brengen. Hij wijst erop, net zoals Maria dit in Haar onderrichtingen voortdurend doet, dat de ziel God geen grotere Glorie kan brengen dan een leven in blijmoedigheid en Vrede van hart. Deze gesteldheden kan de ziel slechts in stand houden in de mate waarin zij waarlijk gelooft in Gods Liefde: Slechts dan weet zij zich ervan verzekerd, dat in haar leven elke wolk ooit voorbij trekt, en dat het leven in wezen een reis naar de zon (de Eeuwige Gelukzaligheid) is voor elke ziel die ervan overtuigd is dat het Licht altijd het laatste woord heeft.

Er gaat vrijwel geen dag voorbij, of Jezus lijdt verschrikkelijk in het Hart over de onwil of het onvermogen van zielen om Zijn Leer aan te nemen. Hij weet dat Hij Gods enige en eeuwig geldende Waarheid verkondigt, en moet niettemin ervaren hoe steeds opnieuw zielen Hem van ketterij en zelfs van godslastering beschuldigen. In de laatste dagen vóór de Passie word ik meermaals tot getuige gemaakt van een zeer bedroefde Jezus, onhoorbaar wenend om het feit dat zovele zielen blijkbaar niet willen aanvaarden dat er zielen kunnen bestaan die ertoe geroepen zijn om hen de Hemelse Waarheid te brengen en daardoor de weg naar het Ware Geluk voor hen te openbaren. Zo ervaart Jezus dat, hoe méér Hij God verheerlijkt, des te groter de weerstand tegen Hem wordt. Telkens weer bidt Hij ook voor de zielen die in alle tijden een gelijkaardig lot zullen ondergaan, en vijandschap zullen oogsten omdat zij God in woord en daad verheerlijken en aan zielen de Waarheid verkondigen. Het is in een dergelijke gesteldheid dat Jezus kort vóór Zijn Lijden zal zeggen: "Als ze Mij vervolgd hebben, zullen ze ook u vervolgen".

"O Vader, in elke ziel hebben Wij het zaad van Onze Eeuwige Waarheid gelegd. In de nacht der zielen heeft hij, die nog vóór de schepping van de mensenziel Onze Wet niet langer heeft aanvaard, het zaad der Waarheid uit vele zielen weggeroofd, zodat zij onvruchtbaar zijn geworden. Als Zaaier ben Ik uitgetrokken om een nieuwe, altijddurende, nooit verwelkende Oogst voor te bereiden. Thans nadert het uur waarop de graankorrels voor alle tijden worden ontsloten. Zoals de rover Mij besluipt, zo zal elke ziel die het Licht zal ontvangen om van de volle Waarheid te getuigen, door werktuigen van de duisternis worden bestreden. In alle tijden zal de satan door zielen spreken om hen, die Wij als bloemen tussen het onkruid zullen zaaien, als onkruid te laten beschouwen, dat verdelgd moet worden. Ik bid dat het zaad, dat deze bloemen onder de slagen vanwege hun bestrijders in de akkers der zielen zullen loslaten, Ons Licht in de wereld moge vermenigvuldigen. In deze bloemen zal Ik telkens opnieuw worden gekruisigd, doch verrijzen".

2.2 Onderrichting van de zielen

(Deze doelstelling van Jezus’ leven wordt tot uitdrukking gebracht in het Bijbelwoord ad hoc veni in mundum ut testimonium perhibeam veritati = "Ik ben in de wereld gekomen om te getuigen van de Waarheid")

In het manifest Testament van het Verbond is aan de zielen getoond, dat Jezus Zelf in Zijn onderrichtingen in feite tien hoofdpunten zag. Ik verwijs de zielen naar voormeld Testament voor nadere verdieping in deze hoofdpunten, die de kern van de Leer van Christus vormen. In het geschrift dat vóór U ligt, wil ik slechts de gesteldheid van Jezus belichten, waarmee Hij in het bijzonder tijdens Zijn laatste dagen deze Leer naar de zielen toe heeft gebracht, omdat dit geschrift niet is bedoeld als een getuigenis van de inhoud van de Leer van Christus, doch als een getuigenis van de Goddelijke Liefde.

De Missie van de Messias op aarde moest worden bekroond met het Lijden dat voor elke ziel van goede wil de Verlossing zou ontsluiten. Men zou het Lijden het dak op het Bouwwerk van de Christus op aarde kunnen noemen. De fundering echter, moest bestaan uit de onderrichting van de Waarheid. Reeds sedert de erfzonde waren de zielen de volmaaktheid van hun voeling met Gods Wet verloren. Mede hierdoor tierde de zonde zo welig. Jezus wilde in de zielen opnieuw het inzicht in goed en kwaad ontsluiten, opdat zij niet alleen opnieuw in de deugd zouden leren leven, doch eveneens zouden weten waarom het heilzaam is, dit te doen, en dat elke afwijking daarvan de bron van alle onvrede en ongeluk is. Jezus onderrichtte Gods Wet met zoveel bezieling en Liefde, dat in vele zielen een waar verlangen geboren werd om zich waarlijk te bekeren. Zij die Hem volgden, werden de eerste christenen. Op hen zou de Kerk van Gods enige Waarheid worden gegrondvest.

Ik zie Jezus op één van de laatste dagen vóór de Passie. In Zijn Hart mag ik de volgende woorden lezen, die Hij in stilte tot de Eeuwige Vader richt:

"O Vader, mogen de zielen verlangen naar het voedsel van de Eeuwige Waarheid, opdat zij op hun beurt het Licht kunnen ontsluiten voor andere zielen, want de stroming van de Waarheid tussen de zielen zal hen vrij maken en hun harten klaarmaken voor de volheid van de Verlossing".

Buitengewoon rijke woorden, die meteen duidelijk maken wat Jezus met Zijn predikingen, met de verkondiging van de Leer van Gods enige Wet en Waarheid beoogde.

Even later ontsluit Jezus nogmaals Zijn Hart voor mij, en maakt mij getuige van de volgende ontboezeming:

"O Vader, hoezeer heeft de zonde de zielen afgesloten voor de waarneming van Onze Waarheid. Zij zoeken wat zij niet kennen, en zij zijn niet in staat het te herkennen wanneer zij het hebben gevonden. Ben Ik niet in de wereld gekomen om het Licht te laten stralen in hun duistere harten? Doch zij herkennen zelfs niet meer hun behoefte aan Licht, duister als zij zijn geworden. Het Licht is hen een aanstoot, want het hoort niet langer thuis in hun wereld. Zie toch hoezeer de bloemen der ware vreugde bloeien in hen die het Ware Licht hebben herkend en het tot bron van al hun denken, voelen en verlangen hebben gemaakt".

Onmiddellijk hierop zie ik beelden van apostel Johannes, daarna van Maria, en tot slot van Maria Magdalena. Mij worden symbolische beelden getoond van deze zielen zoals God Zelf deze ziet: siertuinen op een stralende dag. De ziel van Maria, de Heilige Maagd, tart elke beschrijving. Jezus spreekt verder vanuit Zijn Hart:

"O Vader, met elk woord heb Ik gezaaid, met elke glimlach heb Ik de zon op de ingezaaide akkers laten stralen, met elke Traan gestort in verborgen uren heb Ik het water van Eeuwig Leven over deze akkers laten vloeien. Het uur nadert, waarin Ik elk spoor van onkruid en alle ongedierte uit deze akkers zal wegspoelen in Mijn Bloed. Reeds brandt Mijn Hart als het Vuur van Onze Geest, Die heiligt en bezielt. Zoveel heb Ik hen nog te zeggen, maar zo weinig kunnen zij nu begrijpen, omdat hun hart het Licht nog niet in zijn volheid in zich kan opnemen. Maar welke troost schenkt Mij Onze eeuwig geldende Beschikking dat het uur zal komen waarin zielen van Onze uitverkiezing zoveel Licht zullen ontvangen dat Onze Mysteries, de instromingen van het sap van het Goddelijk Leven, voor hen verteerbaar zullen worden, en deze zielen Ons Licht herkenbaar zullen maken voor veler ogen. O Vader, ook zij zullen worden vervolgd, en duisternis te drinken krijgen voor elke slok Licht die zij aan zielen te drinken hebben gegeven. Ik bid voor hen, dat zij mogen volharden door hun Liefde voor het Kruis, zoals ook Ik Mijn Missie zal voltooien uit Liefde voor het Kruis. Ja, het uur is nabij, want niets kan Ik nog zeggen, tot de zielen hebben verteerd wat Ik voor hen heb bereid. Het bruiloftsmaal is voorbereid. De Bruiloft kan slechts worden voltrokken aan hen die de Bruidegom Zelf tot zich nemen".

Naar mij wordt getoond, verwijst Jezus hiermee naar twee dingen: het Sacrament van de Eucharistie, maar ook de totale navolging van Christus op de kruisweg van het dagelijks leven. Jezus wilde de zielen tijdens die laatste dagen nog zoveel zeggen, maar Hij was Zich er terdege van bewust, dat hun begrip voor Zijn woorden pas ontsloten zou worden door Zijn Offer aan het Kruis.

Even later gaat het inwendig gebed als volgt verder:

"Vader, Mijn menselijkheid bidt om kracht, want voor dit uur ben Ik in de wereld gekomen".

Onmiddellijk na deze woorden zie ik Jezus beginnen sidderen over Zijn hele Lichaam, en in mijn eigen lichaam krijg ik het heel koud – een koude die een hele tijd aanhoudt.

Ik heb er zopas nog op gewezen, dat Jezus de zielen nog zoveel te zeggen had, doch dat Zijn Kruisoffer de harten moest ontsluiten voor een correct begrip van Zijn zo diepe en inhoudsrijke woorden. Op onvergetelijke wijze word ik getroffen door de beelden die Jezus mij vergunt van de laatste dagen tussen Palmzondag en het begin van de werkelijke Passie. In mijn lichaam laat Hij mij Zijn lichamelijke gesteldheden voelen. Deze zijn verrassend, en waren mij vóór deze gezegende dagen van eenheid met de Verlosser slechts vaag bekend. Ik tracht dit alles heel kort weer te geven, opdat de essentie ervan nooit verloren moge gaan:

Na de opwekking van Lazarus te Bethanië verblijft Jezus hoofdzakelijk op het landgoed van Lazarus. Hij brengt er de avonden en nachten door, slaapt heel weinig, is echter voortdurend in stil gebed en beschouwing verzonken, doorgaans op een terras, dat met bloemarrangementen is versierd, soms ook wel kuierend tussen bomen en rozenstruiken. ’s Ochtends vroeg vertrekt Hij met de apostelen naar Jeruzalem, en verblijft daar hoofdzakelijk op het grote domein van de Tempel en in de zuilengangen van de Tempel. De Tempel van Jeruzalem blijkt een reusachtig groot gebouw met wellicht honderden kamers, kamertjes, insprongen, zalen, binnenpleinen, trappen en trapjes. Eigenlijk lijkt hij mij eerder een klein dorp op zich, dan een gebouw.

Ik mag delen in Zijn gesteldheid van Hart. Jezus leeft in die uren meer dan ooit op een buitengewoon hoog niveau van mystieke beleving. Zijn blik staat op oneindig, zodat het lijkt alsof Hij 'kijkt, doch niet ziet'. Niettemin neemt Hij heel scherp alles waar, wat spiritueel belangrijk voor Hem is. Hij wordt gedreven door een verlangen dat zo intens is, dat Hij inwendig lijkt te verbranden: Het is alsof Hij tot elke prijs nog wil redden wat nog gered kan worden. Hij is vaak langdurig zwijgzaam. Dat blijkt bijvoorbeeld ook onderweg van Bethanië naar Jeruzalem, en op de terugweg. Deze tocht duurt gemakkelijk langer dan een uur, doch over het algemeen spreekt Jezus slechts wanneer Hij wordt aangesproken, wat zelden gebeurt, daar de apostelen enigszins beschroomd lijken over de hoge sferen waarin Zijn Hart kennelijk verkeert. Wanneer Hij spreekt – wat vooral in de Tempel het geval is – zijn het woorden die als kolkend Vuur uit Zijn Hart ten Hemel lijken te schieten, alsof Hij de Hemelpoorten (de deur naar het Hart van Gods Barmhartigheid) voor de zielen wil laten openbranden.

De koorts van Jezus’ Hart laat zich ook in Zijn Lichaam voelen. In mijn eigen lichaam voel ik deze brand, die op bepaalde ogenblikken vrijwel onhoudbaar lijkt, alsof het hele lichaam uitdroogt en door vuur wordt verteerd, waardoor ook de ogen wazig worden en zich als het ware vanzelf voor de wereld afsluiten. In mijzelf voel ik een lichamelijke gesteldheid, die ik het beste zou kunnen omschrijven als: loodzware vermoeidheid, waarbij het lichaam slechts wordt gedragen door een onvoorstelbare drang om mystiek Vuur te ontsteken, en door een vreemdsoortige verrukking over deze vermoeidheid, in het besef dat deze zelfslachtoffering het laatste is wat men voor de zielen kan doen.

In deze gesteldheid zie ik Jezus in de Tempel bezig: Ondanks Zijn vreselijke vermoeidheid en een koortsachtig vuur dat Zijn lichaam van binnenuit lijkt aan te vreten, perst Hij eindeloze golven van brandende woorden uit Zijn Hart, stromen van woorden die met een onvoorstelbare bezieling over de binnenpleinen van de Tempel galmen en vele zielen als in een toestand van hypnose vastkluisteren. Het lijkt mij alsof velen zich de vraag stellen, hoe dergelijke woorden uit een mens kunnen komen. Beelden van een Mens geworden Liefde, het Vuur van de Heilige Geest dat Vlees en Bloed is geworden. God heeft inderdaad plotseling een mensengestalte aangenomen, en Zijn Waarheid heeft voortaan een naam: Jezus Christus.

2.3 Instelling van de Kerk en de Sacramenten

(Deze doelstelling van Jezus’ leven wordt tot uitdrukking gebracht in het Bijbelwoord hoc est enim corpus meum – hic est enim calix sanguinis mei – hoc facite in meam commemorationem = "Dit is waarlijk Mijn Lichaam – dit is waarlijk de Kelk van Mijn Bloed – blijft dit doen om Mij te gedenken")

Op zekere dag vroeg Jezus aan Zijn apostelen: "Maar gij, wie zegt gij dat Ik ben?". Petrus antwoordde: "Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God". Daarop sprak Jezus: "Gij zijt Petrus, en op deze rots zal Ik Mijn Kerk bouwen, en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen". Toen reeds kondigde Jezus Zijn intentie aan, dat Hij de zielen een Kerk zou nalaten. Jezus bedoelde Zijn Kerk als gemeenschap van zielen voor lofprijzing aan God, eredienst, en de verspreiding van Gods Waarheid in woord en daad (dit laatste doordat zielen het voorbeeld van Christus in hun eigen leven zouden reproduceren, en daardoor tot een teken zouden worden voor een leven van maximale vruchtbaarheid voor Gods Heilsplan).

Toen Jezus de bovenstaande woorden tot Petrus sprak, trilde Hij van vervoering. Van een nog intensere vervoering ben ik getuige op de avond waarop Hij daadwerkelijk Zijn Kerk en Sacramenten instelt. Ik zie Jezus in het Cenakel op de avond van Witte Donderdag, heel weemoedig. De Tranen blinken in Zijn ogen, en Zijn hele Wezen lijkt in koorts. Zijn mooie blauwe ogen lijken nog groter dan gewoonlijk. Lichamelijk geeft Hij een zwaar oververmoeide indruk. Hij lijkt opgewonden, in die zin, dat Zijn blik op oneindig staat en het lijkt alsof Hij diep in Zijn ziel eindeloze visioenen schouwt, die Hem naar hoge toppen van verrukking brengen doch Hem tezelfdertijd tot tranen bewegen. In Zijn Hart voel ik de opwinding van het besef dat een heel grote mijlpaal in de geschiedenis van het Heil in de maak is. Hierover zo dadelijk meer.

Hoe is het op de avond vóór het grote Lijden verder inwendig met Jezus gesteld? Ik tracht mijn eigen ervaring te beschrijven, daar Jezus Zijn eigen gesteldheden van toen nu in mij reproduceert.

Op de avond vóór Witte Donderdag merk ik in mijzelf heel vreemde gevoelens van opwinding, enigszins vergelijkbaar met de gevoelens die men kan hebben wanneer men met enige spanning uitkijkt naar een speciale gebeurtenis, doch tegelijkertijd een beetje onzeker of wat angstig is voor wat komt, maar uiteindelijk toch niet kan wachten tot het zover is. Jezus vergelijkt Zijn gesteldheid met het gevoel van een man vóór de dag van Zijn bruiloft: De man wordt volkomen beheerst door het gespannen verlangen naar zijn bruid, en is tezelfdertijd opgewonden over de onzekerheid van diverse aspecten van het groot gebeuren dat hem wacht. De naam van de 'bruid' van de Christus is 'Kruis van Verlossing'.

Op Witte Donderdag zelf voel ik mij, naarmate de avond nadert, in mijn eigen lichaam steeds zieker worden. Ik wijd mijn gesteldheid toe aan Jezus zoals Hij was op de avond van het verraad, en Hij zegt:

"Zo voelde ook Ik Mij in het Vlees, ziek door de opname van het gif van de zonden der eeuwen. Lijd met Mij".

Op de avond van Witte Donderdag komen de gevoelens van opwinding terug, en ik voel deze heel sterk tijdens de beelden die ik van het Laatste Avondmaal en de instelling van de Eucharistie ontvang. Jezus’ Hart ervaart een veelvoud aan emoties, terwijl Zijn Lichaam ziek en uitgeput aanvoelt. De overheersende emotie is deze: Jezus is gegrepen door een vreemde soort opwinding in de intense beleving van de grondvesting van het Nieuw Verbond, door het bewustzijn van het feit dat Hij bezig is, de hele geschiedenis van het Heil voor alle eeuwen grondig te veranderen. Zijn grote kracht is de volmaakte Liefde, en Hij ervaart een intense vreugde bij het besef dat Hij Zijn 'revolutionaire' handelingen en woorden een nooit geziene kracht verleent door alles wat uitgaat van Zijn intens lijdend Lichaam. Hij weet dat Hij bezig is, de macht van het Nieuw Verbond voor eeuwig te bezegelen door Zijn Lijden, want Zijn Lichaam is nu reeds volop Offerlam – in vele opzichten is het reeds Zijn hele leven lang Offerlam, en in het bijzonder de jongste tijd, nu Zijn vermoeidheid buitengewoon zwaar drukt. In mijn eigen lichaam ervaar ik onophoudelijk pijnen, krampen, misselijkheid, krachteloosheid, gevoelens alsof ik zwaar vergiftigd zou zijn.

In aanloop naar het groot gebeuren van deze dag heeft Judas Iskarioth Jezus reeds verraden tegen geld. De joodse overheid zal hem 30 zilverlingen uitbetalen om Jezus aan hen uit te leveren. Judas staat hier symbool voor de vele zielen die geld en materiële dingen boven God stellen, en zelfs 'God verkopen', Hem verlagen tot een voorwerp dat zij verhandelen om er in hun materiële belangen 'beter' van te worden: Zij menen het zonder God te kunnen stellen, zolang zij hun materiële leven veilig kunnen stellen. Opmerkelijk is wel, dat 30 zilverlingen zelfs niet eens zoveel geld was.

Elke ziel kan ertoe bijdragen, deze schanddaad van het verraad goed te maken door vergeestelijking en onthechting van materiële behoeften na te streven, en hierdoor de Verlossing in zich te helpen voltooien.

De atmosfeer in het Cenakel is buitengewoon plechtig. Het is er schemerig. Mij lijkt het alsof uit Jezus meer Licht straalt dan uit de verlichting aan de wanden en op de tafel. De gelaatsuitdrukking van de apostelen toont aan dat zij heel diep onder de indruk zijn van de vermenging van plechtigheid, verrukking, koortsachtigheid en weemoed, die van Jezus uitgaan. De stemming wordt niet getekend door de gebruikelijke vreugde rond het joods paasfeest, zoals men zou kunnen verwachten, doch eerder door een soort gespannen verwachting. De apostelen geven een enigszins onzekere indruk, alsof zij zich geen houding weten te bepalen vanwege de ongewone uitstraling die van Jezus uitgaat. Zij hebben Hem reeds in zovele situaties meegemaakt, waarbij zij telkens zwaar onder de indruk waren van de onaardse atmosfeer die om Hem heen hing, doch in dit uur is alles nog helemaal anders.

In feite voltrekt deze avond in het Cenakel zich in drie grote fasen:

  1. het Laatste Avondmaal

  2. de voetwassing

  3. de instelling van de Sacramenten

Het Laatste Avondmaal is letterlijk de laatste maaltijd die Jezus met Zijn apostelen houdt. Jezus toont mij het groot symbool achter deze gebeurtenis: het laatste voedsel vóór de grote duisternis. God verlangt van de ziel dat zij Jezus aan haar tafel uitnodigt om het door Hem voor haar gezegend voedsel tot zich te nemen, opdat zij Gods kracht in zich zou dragen in elke beproeving. Het Laatste Avondmaal heeft plaats terwijl het buiten reeds donker wordt, en de duisternis wordt eveneens gesymboliseerd door het naderend verraad door Judas Iskarioth, die precies tijdens dit Avondmaal de laatste stap naar deze daad zal zetten om aldus de grote duisternis van het Lijden in te luiden. Elke levensweg heeft momenten van duisternis. Wie God steeds in zijn hart draagt, is gewapend om in elke periode van duisternis (wanneer Jezus niet zichtbaar tegenwoordig is, zoals het voor de apostelen, behalve Johannes, vanaf de gevangenneming in de nacht van het verraad het geval zou zijn) het lijden vruchtbaar te maken.

Tijdens het Laatste Avondmaal ligt apostel Johannes tegen Jezus’ borst. Hij geeft hier onbewust uiting aan het feit dat van de ziel wordt verwacht dat zij in alle omstandigheden zoekt naar de hartenklop (de ware gesteldheid) van God: de Bron van waaruit alle Goddelijk Leven, alle Verlossing en alle Heiliging over de Schepping uitstroomt.

Na de maaltijd waste Jezus de voeten van Zijn apostelen. Ook hier gaat een machtige Hemelse les schuil achter de zichtbare handeling. De voeten staan symbool voor het contact met de aarde, en voor het stof van de wereld, dat aan de voeten blijft kleven. Jezus stond op het punt, Zijn apostelen in te wijden in het priesterschap. Om deze reden ook zorgde Gods Voorzienigheid ervoor dat de verrader op dit ogenblik niet meer aanwezig was: Judas was niet voorbestemd voor het priesterschap.

Met de voetwassing wil Jezus Zijn verlangen aantonen, dat elke priester van Christus zich totaal van al het wereldse zou onthechten ('al het wereldse van zich zou afwassen'). Dit verklaart Jezus’ antwoord aan Petrus: Deze laatste wil Jezus niet toestaan, hem de voeten te wassen, omdat hij het niet passend acht dat de Christus zich zo voor Zijn leerling 'vernedert'. Hij beschouwt de handeling echter louter werelds, net zoals hij enige tijd voordien had aangekondigd dat het Lijden van Jezus zou moeten worden verhinderd. Jezus antwoordt hem dus: "Indien gij u niet door Mij laat wassen, kunt gij Mijn deelgenoot niet zijn". Jezus toont hiermee aan, dat de priester die zich niet door Jezus van alle wereldse gehechtheid wil laten zuiveren, geen priester van Jezus kan zijn en Hem niet naar de zielen toe zal kunnen vertegenwoordigen.

Na de voetwassing onderricht Jezus Zijn apostelen met zeer ernstige woorden. Het geheel van Zijn optreden en woorden komt over als een laatste diepe instructie.

De drijvende gedachte van Jezus, is het verlangen om in de zielen te zijn, en de zielen een steeds nieuwe motivatie te geven om actief en bewust naar Zijn inwoning te verlangen. Waarom? Omdat Hij weet hoe wankel de menselijke natuur is. In de Eucharistie wil Hij Zich tegenwoordig stellen in de volheid van Zijn Wezen, als God en Mens tegelijk, om de menselijke natuur te sterken in haar draagkracht tijdens de beproevingen (de kracht en Liefde van de Lijdende Jezus), en om het Goddelijk Leven in de zielen te ontsluiten.

Jezus toont mij Zijn Hart en maakt mij tot getuige van Zijn inwendige gesteldheid, onmiddellijk vóór Hij de woorden uitspreekt, door dewelke Hij de Heilige Eucharistie zal instellen. Alles trilt in Hem, en lijkt in vuur en vlam te staan. Hij trekt in Zijn Hart alles samen, wat Hij de voorbije drieëndertig jaar en drie maanden aan de zielen heeft geschonken aan woorden, daden, en in het voorbeeld van Zijn leven. Het is alsof Hij het Vuur in Zijn Hart zo hevig laat oplaaien om daardoor voor alle komende eeuwen zoveel mogelijk zielen in brand te steken aan de Liefde die Verlossing en Heiliging brengt, en die alle neiging tot zonde verbrandt.

Ik zie symbolische beelden die tot uitdrukking brengen hoe Jezus de immense Goddelijke kracht van de allerhoogste Liefde in Zich verzamelt, die Hem in staat moet stellen om tegelijkertijd het Offer der Offers, dat Hem te wachten staat, met de hoogst mogelijke verlossende kracht te volbrengen, en tevens Zijn hele Wezen te veranderen in een volmaakt heilig gebed voor de Verlossing van zielen, alsof Hij met het Vuur van Zijn Hart zowel de Hemelpoort als de poorten van talloze zielen wil openbranden.

Tijdens de gedachtenis van het Laatste Avondmaal en de instelling van de Eucharistie voel ik mij zo ziek dat het mij een raadsel is hoe Jezus gedurende die bewuste avond op de been kon blijven. Ik bied mijzelf nu totaal aan Jezus aan. Hij vraagt mij of ik bereid ben om met Hem door te gaan, daar ik mij nu werkelijk onwezenlijk voel. Ik antwoord Hem dat ik het gevoel heb dat ik mijn aardse leven als onvolkomen, als 'niet voltooid' beschouw, zolang ik niet tenminste één maal deze uren kan ervaren in totale eenheid van gesteldheid in lichaam en hart met Hem, maar ik smeek Hem ook om kracht, want ik voel mij lichamelijk als om te sterven. Het besef dat dit de gevoelens van Jezus op deze dag tot uitdrukking brengt, vervult mij met ontzag voor de Verlosser.

Maria spreekt in mij de woorden:

"De Goddelijke kracht die Jezus hier doorheen heeft geholpen, heet 'volmaakte Liefde'. Deel in Ons Hart, in Ons Lichaam, en in Onze Liefde".

Weinige ogenblikken later, bij de gedachtenis aan de woorden zoals deze in de Consecratie worden uitgesproken ("Hoc est enim Corpus Meum..."), ervaar ik de gesteldheid van Jezus gedurende die ogenblikken op de bewuste avond, en kan deze als volgt beschrijven:

1) lichamelijk lijkt mijn hart open te scheuren van krampachtige pijn

2) ik ben buitengewoon geëmotioneerd.

De gevoelens van Jezus terwijl Hij deze woorden uitspreekt, kan ik onmogelijk beschrijven. Zij zijn waarlijk bovenaards. Ondanks jarenlange mystieke ervaring heb ik deze specifieke gevoelens nooit eerder in deze mate gehad. De buitengewone emotionele aandoening in het Hart van Jezus wijst erop dat Hij in het bewustzijn verkeert dat Hij hier bezig is, een grote mijlpaal in de Heilsgeschiedenis te grondvesten.

Ik krijg nu opnieuw beelden van het Laatste Avondmaal en van de instelling van de Eucharistie. Jezus zegt mij:

"Zie toch hoezeer God Zijn schepselen bemint. Onder het Oud Verbond brachten de zielen offers door het slachten van dieren. Het paaslam werd geslacht, en de deurposten van de huizen werden bestreken met het bloed van de geslachte lammeren. In het Nieuw Verbond ben Ikzelf tot Paaslam geworden. Van de zielen wordt niet langer verwacht dat zij het bloed van lammeren aan hun deurposten strijken, doch dat zij Mij opnemen in het huis van hun ziel. Om Mijn Werken van Verlossing in zich te voltooien, moeten zij bovendien bereid zijn om zichzelf tot paaslam te maken door in totale zelfofferande hun leven met zijn beproevingen en kruisen op te dragen aan Gods Plan van Heil. Het enige wat zij daarbij slachten, zijn hun wereldse gehechtheden en de heerschappij van hun stoffelijke behoeften. Voor dit alles krijgen zij het Lam Gods in zich, tot steun en kracht. God maakt Zich één met de zielen. Houd de zielen het volgende beeld voor ogen: Onder het Oud Verbond werden bij het paaslam bittere kruiden genuttigd om het beter verteerbaar te maken. Welnu, onder het Nieuw Verbond wordt de rol van de bittere kruiden vervuld door de beproevingen: Ook al lijken zij, voor wereldse ogen, het leven een bittere smaak te geven, niettemin is het precies de liefdevolle aanvaarding van de beproevingen die Mijn inwoning als Paaslam in de ziel 'verteerbaar' maakt. Want zie, wie de Christus in zich opneemt, moet Zijn Werken doen, Zijn Kruis helpen dragen, en uit Zijn beker drinken. Zonder liefdevolle aanvaarding van alles op de kruisweg van het leven, is deze opdracht onverteerbaar. Ik maak je dezer dagen deelachtig aan de ware gesteldheden van Mijn Lichaam en Hart gedurende de laatste weken van Mijn leven op aarde. Je ervaart nu in de diepte, dat de Liefde waarlijk de enige kracht is die alle Leven draagt".

Omstreeks de instelling van de Eucharistie lees ik in Jezus’ Hart het volgende gebed tot de Eeuwige Vader:

"O Mijn Vader, reeds is de verrader onderweg naar hen die Onze Werken willen ondermijnen voor de eeuwigheid. Het verraad zal niet eenmalig zijn. Doorheen de eeuwen zullen velen, die geroepen zijn om de ene ware Kerk in stand te houden, Mij verraden door Mijn Werken te verloochenen, hen te verontreinigen door hen aan te passen bij de schijnbehoeften der wereld, en door Mijn woorden te veranderen omdat de duisternis in hun hart het Ware Licht niet verdraagt. Hoeveel zielen zullen zij misleiden. Hoezeer zullen zij Mijn Kruis verzwaren, hoeveel bitterheid zullen zij toevoegen aan Mijn Kelk".

Maria licht mij toe dat Jezus hier doelt op alle modernisme binnen de Kerk en op vele priesters die eerder zichzelf zoeken dan zich totaal te geven voor de verwezenlijking van Gods doelstellingen. Jezus vervolgt:

"Ik bid voor hen, dat zij de hartslag van Mijn Liefde mogen voelen en tot inkeer mogen komen, opdat zij Mij niet overleveren aan de hogepriesters van de dwaling nadat Ik hen de wonderen van de Liefde heb geleerd".

In mijn hart welt een merkwaardige vaststelling op terwijl ik de plechtigheid van Jezus’ handelingen zie en de toon hoor waarmee Hij elk van Zijn woorden uitspreekt: Ik voel mij alsof ik op sterven lig, vóór mij de enige Arts staat, Die mij het leven kan redden, en ik met zekerheid weet dat Hij het zal redden. In mij is in ziel en lichaam, in hart en geest, de diepe betekenis van dit hele gebeuren in het Cenakel voelbaar gemaakt: Hier wordt het fundament gelegd voor de wederopbouw van de spiritueel stervende mensheid. De Sacramenten, en het begin van de grote Passie, dit alles is drager van de grote Belofte: de Verlossing uit de eeuwige dood. Het ware bruidsboeket dat de ziel tijdens deze bruiloft met haar Verlossing zal dragen, is de offerande van haar vrije wil: Elke ziel moet voor zichzelf de Verlossing willen, en bereid zijn, daartoe zichzelf te slachtofferen op het kruis van het leven. De Sacramenten zullen de geneesmiddelen zijn, die haar op de pijnlijke kruisweg van het leven staande zullen houden. De vrucht van de bruiloft zal de Eeuwige Liefde zijn.

2.4 Maria voor alle eeuwen aan de zielen geven

(Deze doelstelling van Jezus’ leven wordt tot uitdrukking gebracht in het Bijbelwoord Mulier ecce filius Tuus; ecce Mater tua = "Vrouw, ziedaar Uw zoon; zoon, ziedaar Uw Moeder")

God heeft het nooit zo bedoeld, dat de rol van Maria beperkt zou blijven tot het baren van Zijn Messias in het Vlees. Vele jaren heeft Hij Maria voorbereid op het unieke voorrecht, Moeder van de Messias te zijn. Daarom voorzag Hij reeds lang vóór Haar geboorte in het vlees dat Zij voor altijd de Koningin van de Schepping zou zijn, Diegene die de plaats, die voor Eva voorzien was geweest, zou bekleden met een heiligheid die de oorspronkelijke heiligheid van Eva ver zou overtreffen. God schiep Maria met het uniek voorrecht van de Onbevlekte Ontvangenis, zodat in Haar het heilig verbond tussen God en de mensenziel volledig in ere hersteld werd. Hij verzamelde in Maria al Zijn Werken in hun staat van absolute volmaaktheid. Slechts zo kon Hij van Haar een Tabernakel maken dat geschikt zou zijn om de Zoon van God in Zich te dragen.

Toen Jezus geboren werd, omsloot Maria’s menselijk vlees de Vrucht Die geboren zou worden als de God-Mens. Haar Hart en geest werden één gemaakt met het Hart en de geest van Jezus, en op de hogere niveaus van het zielsleven werd een mystieke brug tussen Jezus en Maria geslagen. Op deze wijze bereidde God Maria voor op Haar rol als Medeverlosseres. De Heilige Paulus zou later schrijven dat hij zich verheugde, in zijn lichaam te mogen lijden wat nog aan het Lijden van Christus ontbreekt. Ik heb het hierover in vroegere geschriften reeds gehad: Deze woorden verwijzen naar het feit dat elke ziel in haar eigen leven het Leven en Lijden van Christus moet 'herbeleven', met andere woorden de Verlossing in zichzelf moet waarmaken. Houden wij hierbij heel goed voor ogen dat God Maria als Vertegenwoordigster voor de geschapen mensenzielen heeft bedoeld, om in Haar de heiligheid, die de geschapen ziel vóór de erfzonde bezat, opnieuw tot leven te wekken. Door de overvloeiing van de gesteldheden van lichaam, Hart, geest en ziel van Jezus in deze van Maria, werd het Haar mogelijk gemaakt om de geschapen mensenzielen te vertegenwoordigen in dit 'aanvullen van het Lijden van Christus'.

Maria zou gedurende heel het leven van Jezus op aarde een buitengewoon ontwikkelde mystieke band met het Wezen van de Verlosser beleven. Zij werd op dit leven in de hoogste graden van versmelting met de God-Mens voorbereid door de instorting van een unieke graad van Wijsheid, kennis van de Goddelijke Mysteries, en doorzicht in het Goddelijk Heilsplan. Zij doorschouwde elke mensenziel. Op grond van al deze unieke begaafdheden en van Haar vlekkeloze heiligheid, werd Maria in staat gesteld om voor altijd Gids, Middelares, Lerares en Voorspreekster voor alle zielen te zijn, en Brug tussen de zielen en God. Haar leven zou voor eeuwig gelden als het groot Voorbeeld voor de absolute top die een geschapen mensenziel kan bereiken.

Jezus zou deze intentie van de Allerheiligste Drievuldigheid laten blijken tijdens de laatste fase van Zijn Verlossingswerk, toen Hij vanaf het Kruis de woorden sprak: "Vrouw, ziedaar Uw zoon; zoon, ziedaar uw Moeder". Maria werd aan de mensenzielen gegeven, en de mensenzielen aan Maria, een eeuwigdurende band tot heiliging van de mensheid op grond van het Verlossingswerk van Jezus Christus, waaraan de zielen echter concreet gestalte moesten geven doorheen Maria. Dit rechtvaardigt alle hoedanigheden van Maria, in het bijzonder deze als:

  • Medeverlosseres: Zij Die de vrucht van de Verlossing in elke ziel kan helpen voltooien, en als

  • Meesteres: Zij Die alle zielen kan leiden en begeleiden naar de heiligheid die voor hen is bestemd, op grond van de eeuwigdurende verdiensten van het Verlossend Lijden dat door Jezus is voltrokken en dat Zij in absolute volmaaktheid doorheen Haar eigen Hart, geest, Lichaam en ziel aan de Eeuwige Vader heeft opgedragen, en op het fundament van de door Jezus verkondigde Eeuwige Waarheid.

In de dagen vóór de Passie zie ik Jezus naar Maria kijken, Die enkele tientallen meter verder voorovergebogen, zacht glimlachend, spreekt tot één van de vrouwen uit het gevolg van Jezus, en in Zijn Hart wellen de volgende woorden op:

"O Mijn Vader, zegen de Duif van Ons welbehagen, Haar Die dit alles heeft mogelijk gemaakt door Haar vlees te delen met Mijn Goddelijk Vlees, Haar bloed met Mijn Goddelijk Bloed. Hoezeer bemint Zij de kleur van Onze Vrede en Onze blijmoedigheid. Zij is er één mee geworden tot in Haar uiterlijke verschijning. Moge Zij een Hemel op aarde blijven voor hen die Ik spoedig in het vlees zal verlaten".

Jezus zinspeelt in de woorden 'de kleur van Onze Vrede en Onze blijmoedigheid' op de blauwe kleur van Maria’s mantel, die Zij in dit beeld draagt. Hij beschouwt dit hier als een zichtbare uitdrukking van Maria’s Wezen, dat als een Hemel op aarde is, doordat Zij de heiligheid en gesteldheden van een Hemels wezen in Zich draagt, en alles wat van Haar uitgaat (handelingen, woorden, Haar hele lichaamstaal en uitstraling) de Hemel op alle schepselen afstraalt.

Wat later zie ik Jezus geknield liggen op de top van een groene heuvel. Het is nacht, de maan is bijna vol, wat erop wijst dat Witte Donderdag (dag van de volle maan tijdens de Passie) nog hooguit twee of drie dagen in de toekomst ligt. Jezus bidt intens. Opnieuw krijg ik het voorrecht, te mogen verzinken in Zijn Hart, en ik voel trillingen van een ware extase. Uit deze Vuurhaard van Goddelijke Liefde voel ik de volgende woorden opwellen, terwijl ik een lange reeks beelden zie van Maria op vele verschillende tijdstippen tijdens het leven van Jezus:

"O Vader, welke verrukkingen ervaart Mijn gekweld Hart bij de aanschouwing van de ziel van Haar Die heeft aanvaard, Mijn Moeder in het vlees te zijn. O verrukkelijke schoonheid van de volmaakt heilige Ziel... Mirakel der mirakelen. O welke troost biedt Mij de kennis dat Zij de Schatbewaarster van Mijn Erfenis zal zijn voor alle eeuwen. Mijn macht zal Zij erven, Mijn Wijsheid zal Zij verspreiden, Mijn Werken zal Zij voltooien door het Mysterie van de macht van de kringloop der volmaakte Liefde, want Zij zal zielen vormen naar Haar beeld. Zij zal deze zielen bevruchten met het zaad van Haar eigen Hart, en de bloesems zullen bloeien en vruchten geven, en de vruchten zullen nieuw zaad aan de zielen toevertrouwen. De uitwerkingen van Haar macht zullen groeien naarmate de vacht der duisternis over de zielen drukkender wordt, want Haar heerschappij zal verborgen blijven... Slechts Haar uitverkorenen zullen zien hoe Zij de slang tot Haar slaaf heeft gemaakt. Ja, het uur van Haar Rijk over de duisternis is er al, doch het zal in Ons Hart besloten blijven tot Onze Geest de Volheid van de Tijd zal aankondigen. In dat uur zullen de erfgenamen van Onze Mysteries vervolgd worden zoals Ik vervolgd word, en de kruiken van alle menselijke zwakheid zullen aan Haar voeten moeten worden gebroken opdat het parfum van de algehele heiliging der zielen waarneembaar zou worden. Dan zullen de eerste zaden uit Haar Hart ontkiemen en hun bloesems Haar macht verkondigen. O Vader, reeds verlangt Mijn Hart naar dat uur, waarin ook de schoonheid van Ons Goddelijk Plan van Liefde openbaar zal worden in de harten die wedergeboren zijn uit het Licht".

Uit deze woorden spreekt in hoge mate welke immense kracht Jezus in Zijn laatste dagen putte uit de toekomstige rol van Maria naar de zielen toe. Voor de Verlosser was Zij de Grote Hoop. Zij was ook Diegene, Die in de eerste jaren na het heengaan van Jezus het levend Teken van de blijvende Tegenwoordigheid van de Christus onder de zielen zou zijn, opdat deze laatsten tijdens de vormingsjaren van de jonge Kerk van Christus aan de werkelijkheid herinnerd zouden worden, dat Jezus waarlijk onder hen had geleefd, waarlijk de Messias was, waarlijk de Kruisdood was gestorven voor de Verlossing der zielen van goede wil, waarlijk was verrezen en ten Hemel was opgestegen, en waarlijk bij de zielen zou blijven voor alle tijden. Zowel gedurende Haar verdere jaren op de wereld als in de verdere eeuwen zou Maria voor tallozen de sleutel tot de Hemelpoort zijn, en zoals Jezus hier letterlijk tot uitdrukking brengt, was door God beschikt dat Maria’s macht zichtbaarder zou worden naarmate de duisternis de wereld meer in de greep zou krijgen. Jezus doelt hier overduidelijk op de tijd die wij thans beleven: de Laatste Tijden, met de verkondiging van Maria als de Meesteres van alle zielen.

Het visioen gaat verder. Ik voel nu in mijn eigen lichaam hevige buikkrampen, en in Jezus’ Hart wellen de woorden op:

"De verduisterde Schepping zal in elkaar krimpen wanneer de Eeuwige Moeder de volrijpe vruchten van Ons Licht zal baren. Sidderen zullen de regionen der duisternis. De voeten van de Maagd zullen voorwerpen van vrees en van gelukzaligheid worden, want zij zullen de Hemel voorgoed openscheuren voor de derde geboorte van het Licht".

Ik ontvang hierbij de volgende toelichting:

  • de eerste geboorte van het Licht is de scheppingsdaad;

  • de tweede geboorte van het Licht is de Komst van Jezus Christus in de wereld

  • de derde geboorte van het Licht zal de definitieve grondvesting van Gods Rijk op aarde zijn.

De hevige buikkrampen die ik voel, worden mij verklaard als symbool voor het samentrekken van het laagste niveau van het leven (de buik als symbool voor de verbinding van de mens met het aardse). Jezus verklaart deze pijn als het krampachtig kronkelen en spartelen van de slang (de duivel) vóór en onder de voeten van Maria, uit angst voor Haar verpletterende macht, als teken voor de volkomen vernedering van de duivel en zijn werken door Maria, en van zijn totale nederlaag door Haar toedoen.

Op zeker ogenblik lees ik in Jezus’ Hart:

"O Mijn Vader, nu Ik spoedig het leven in het Vlees zal verlaten, bid Ik U om de bekrachtiging van Onze Beschikking dat Onze Geest de zielen het Licht zou schenken van een verlangen naar totale toewijding aan Haar Die U hebt geschapen als de nieuwe Eva, want in Haar is de totale overwinning op de erfzonde en dus op de kiem van alles wat de zielen verwijdert van de heiligheid en van hun bestemming als Ons beeld en gelijkenis".

Jezus heiligt dus, slechts een paar dagen vóór Zijn Kruisdood, in Zijn Hart de toewijding van de zielen aan Maria, en brengt tot uitdrukking dat de totale toewijding van een ziel aan Maria neerkomt op een toewijding aan de totale overwinning op de duisternis en aan het verlangen van de ziel om terug te keren naar de toestand als beeld en gelijkenis van God, zoals de mensenziel oorspronkelijk was geschapen. Door de erfzonde heeft de mensenziel deze toestand verloren, door de Kruisdood zal zij de kans krijgen om deze toestand voor zichzelf terug te winnen, en dit zal op geen enkele wijze beter kunnen dan via de totale toewijding aan Maria, Die als enige Ziel de effecten van de erfzonde nooit in Zich heeft gedragen.

Jezus Zelf stelt dus duidelijk een zeer grote hoop op de rol van Maria voor het christendom, dat na Zijn heengaan de taak zal krijgen, de enige Waarheid van God over de wereld te verspreiden. Maria Zelf geeft mij echter de reden waarom het niet mogelijk was om dit in die dagen op schrift te laten stellen (in het Evangelie of in andere gezaghebbende geschriften):

MARIA: "Het jodendom had een traditie van mannelijke heiligen en profeten. De Waarheid over Mij als Voortzetster van de Werken van Jezus in de zielen zou voor de joden onaanvaardbaar zijn geweest, en zou een bedreiging hebben gevormd voor het jonge christendom, dat nood had aan stevige wortels in een steeds groeiend aantal zielen".

Jezus gaf vanaf het Kruis Maria aan de zielen tot bekroning van Zijn Werken tot vervulling van de Tijd. Maria zou voor altijd het levend Voorbeeld en de Belichaming van de Allerheiligste Drievuldigheid worden, de volmaakt verloste en geheiligde Ziel, en zou de onderrichtende rol van Christus doorheen de eeuwen voortzetten.

2.5. Het Verlossend Lijden volbrengen

(Deze doelstelling van Jezus’ Leven wordt tot uitdrukking gebracht in het Bijbelwoord quid retribuam Domino pro omnibus quae retribuit mihi? Calicem salutaris accipiam = "Wat zal ik de Heer teruggeven voor alles wat Hij mij geeft? Ik aanvaard de Kelk van het Heil")

De meeste zielen, ook onder de christenen, gaan uit van de indruk, dat God voor hen leeft, en niet omgekeerd. God is er om hun noden te bevredigen. Wanneer zij het moeilijk krijgen, bidden zij om van hun kruis te worden bevrijd, en niet zelden keren 'christenen' God de rug toe omdat Hij hun gebed om verlossing uit hun beproevingen 'niet verhoort'. Zij hebben niet begrepen dat, indien God een gebed niet verhoort (of niet lijkt te verhoren, want in werkelijkheid verhoort Hij vele gebeden gewoon 'anders' – meer in overeenstemming met het Eeuwig Heil van de ziel en het nut van het Heilsplan als geheel), dit betekent dat Hij het in Zijn Wijsheid beter acht dat Hij de ziel niet precies datgene geeft waar zij om vraagt. De ziel weet vaak niet wat werkelijk het beste voor haar is, omdat de mens doorgaans te zeer op het werelds aspect van zijn leven is gericht, terwijl het leven op aarde toch geen doel op zich, doch slechts een middel tot de verwezenlijking van het Eeuwig Heil en de grondvesting van Gods Rijk op aarde is.

De ziel daarentegen, die heeft begrepen wat God voor haar doet, en welke oneindige schatten voor haar worden bereid, zelfs (ja, vooral) in de beproevingen van het leven, zal gewoonlijk ook het ontwikkelingsniveau hebben bereikt, waarop de Liefde haar drijvende kracht is geworden. Deze ziel zal het passend vinden, zich de vraag te stellen, wat zij voor God kan doen. Het antwoord wordt door de Heilige Geest in de kern van de ziel gelegd: God verlangt van elke ziel twee dingen:

  • dat zij haar eigen Verlossing en heiliging zoekt te verwezenlijken;

  • dat haar leven in alle details bijdraagt tot de verwezenlijking van Gods Plan voor het Heil van alle zielen van alle tijden.

Dit alles loopt uit op de opdracht, de kelk van het Heil te aanvaarden. Deze kelk is het symbool voor de drank die de ziel Verlossing en Heil brengt, doch die bitter smaakt. Het drinken ervan doet hart, geest en lichaam walgen, doch verandert in de onzichtbare regionen van de ziel in de Hemelse honing van de Eeuwige Gelukzaligheid. De kelk van het Heil is als een gouden beker met een bittere inhoud: De ziel wil hem absoluut hebben, maar is niet steeds bereid om de inhoud te ledigen (zeer vele zielen verwachten, de Hemel ten geschenke te krijgen, zonder aan hun eigen Verlossing te werken door zich via hun beproevingen te vervolmaken in alle deugden).

God verwacht van de zielen: aanvaarding van hun levenslot, de offerande van elke beproeving, van alle vermoeidheden en lijden, het verdragen van elke vernedering, onbegrip, van het onterecht veroordeeld worden, kortom: een zo volkomen mogelijke navolging van de gesteldheden van Jezus Christus. Dit is de enige wijze waarop de ziel de Verlossing, die door Jezus op aarde is voltrokken, in zichzelf kan voltooien. De Passie van Jezus was het omdraaien van de sleutel in het slot op de Hemelpoort, de ziel zelf moet voor zich de poort openen, door haar inspanningen tot vervolmaking in de deugd, en door de aanvaarding en het liefdevol dragen en toewijden van al haar beproevingen.

De grote les van het voorbeeld van de Messias als de God-Mens op aarde, is precies dit: dat de kelk van het Heil moet worden aanvaard, en dat het de Ware Liefde is, die de bittere smaak van de inhoud ervan (de kruisen van het leven) zoeter maakt. Zonder Liefde, of met een tekort aan Liefde, is de smaak der beproevingen afstotelijk (wekken de kruisen slechts verzet en verbittering, protest en jammerklachten op). De Liefde tot God, tot Zijn Werken en Plannen, en tot de medeschepselen, maakt elke slok aanvaardbaar, en geeft hem uiteindelijk een nasmaak van honing (innerlijke Vrede, rust en overgave).

In hoofdstuk 3 zal ik de gesteldheden van Jezus tijdens de diverse onderdelen van Zijn Grote Passie bespreken, alsook toelichtingen verstrekken bij de spirituele betekenis van vele details ervan, zoals deze mij zijn geopenbaard. In dit punt wil ik wijzen op de algemene gesteldheid waarin Jezus Zich gedurende de laatste dagen van Zijn Leven op aarde bevond.

Tijdens de drie jaren waarin Maria in mij het project voor dit manifest uitwerkt (2008-2009-2010), ervaar ik telkens gedurende de laatste circa twee en een halve week van de Vastentijd, hoe mijn eigen lichaam in een heel merkwaardige gesteldheid wordt gebracht, en mijn emotionele belevingssfeer in een buitengewone graad 'onwerelds' wordt, en hoe deze gesteldheden in lichaam en hart de hele tijd lang (telkens ongeveer achttien dagen) aanhouden, tot Goede Vrijdag omstreeks drie uur in de namiddag. De Allerheiligste Maagd bevestigt mij dat deze beleving een reproductie is van de lichamelijke gesteldheid en de gesteldheid van Hart van Jezus gedurende de laatste weken van Zijn Leven op aarde. Zij nodigt mij uit, te beschrijven wat ik voel, opdat de zielen een beeld mogen krijgen van de precieze lichamelijke toestand van Jezus in Zijn laatste levensweken. Met de hulp van mijn Meesteres en van Jezus Zelf tracht ik dit nu te doen. Ik voel (en dus: Jezus voelt):

  • loodzware vermoeidheid, doch niettemin een verlangen om in alles tot het uiterste te gaan;

  • ik voel mij als zwaar vergiftigd. Deze gevoelens zullen zich bij Jezus uiten in het bloedzweten in de Hof van Gethsemani als een 'uitzweten van het gif van alle zonden'. Wij kunnen hier het bloed beschouwen als drager van Goddelijk Leven. Wanneer dit door zonden beladen wordt, is als het ware sprake van een 'vergiftiging op het spiritueel niveau';

  • ik ervaar deze vergiftiging als een beladenheid met ontelbare kruisen, gesteldheden en zonden van zeer vele zielen (zo wordt dit onbeschrijflijk gevoel mij door Maria verklaard), alsof ik al deze zielen 'met mij mee draag';

  • niettemin voel ik werklust, geestdrift, en ondanks gevoelens van werkelijk ziek-zijn, een opvallende lichaamskracht (omdat de eenheid met de Heilige Geest maximaal stroomt);

  • verspreide pijnen, die geregeld hevig worden, onder andere geregeld buikkrampen en steken in de leverstreek. Verspreide pijnen en verkrampingen staan symbool voor het feit dat het lichaam zichzelf bereid stelt om ook van binnen uit totaal 'leeggeperst' te worden (aldus verklaart Maria mij deze ellendige gevoelens), terwijl de steken in de leverstreek symbool staan voor het feit dat het hele Wezen het gif van de zonden van de mensheid (die in de eigen ziel zijn getrokken), nauwelijks kan 'ontgiften'. Vergeten wij niet dat Jezus alle zonden van alle tijden in Zich trok om de zielen te kunnen verlossen (= in de spirituele zin te 'ontgiften');

  • gevoelens van, tegelijkertijd, diepe Vrede, beheerste opwinding, volmaakte overgave;

  • opstoten van misselijkheid: Het lichaam verwerkt de effecten van de zondenmassa, die op de ziel overkomt als walging wekkend en onverteerbaar. De zonde maakt de ziel misselijk;

  • algemeen gevoel van ziek-zijn, een ellendig gevoel dat onmogelijk te plaatsen valt (het lijkt bij geen enkel bekend ziektebeeld te passen);

  • het lichaam voelt aan als totaal gebroken en uitgeblust (een gevoel alsof ik inwendig volkomen leeg loop, alsof alle energie uit mij wegloopt, en ik desondanks, wanneer ik mijn hart intens op Jezus en Maria richt, waarlijk ver boven mijzelf blijk te kunnen uitstijgen). Deze gevoelens staan symbool voor het feit dat Jezus Zich totaal ontledigt van alle kracht, en Zichzelf totaal slachtoffert voor de verwezenlijking van Gods Plan;

  • elke nacht tijdens deze achttiendaagse lig ik te gloeien als in hoge koorts, waardoor de nachtrust slecht is. Dit draagt bij tot het toenemend gevoel van totaal-gebroken-zijn. Maria verklaart mij de koortsige gesteldheden gedurende de nachtelijke uren met de woorden:
    "De Missie van Jezus bestond erin, met het Vuur van de Liefde warmte en Licht te brengen in de kilte en duisternis der zielen. Dit is waarin je nu mag delen door gedurende de nachten (duisternis) te gloeien als in hoge koorts (vuur). Gedenk dat Jezus en Ikzelf vooral in de laatste weken vóór de Passie heel weinig nachtrust genoten. Het waren uren van totale zelfslachtoffering".

  • geregeld voel ik koude rillingen, afgewisseld met een koortsachtig gloeiend gevoel, af en toe zelfs gelijktijdig (rillen op de huid, maar inwendig gloeien als in koorts): Jezus brandt inwendig op in Liefdesvuur en verlangen naar het voltrekken van de Verlossingsdaad, maar voelt tezelfdertijd de kilte van de zielen buiten Zich in haar volle intensiteit (hitte inwendig, koude uitwendig – op de huid);

  • het lichaam voelt aan alsof het totaal opbrandt. Dit gevoel staat symbool voor het prijsgeven van het lichamelijke, het stoffelijke, aan het Vuur van de Liefde. Jezus laat elke wereldse gewaarwording overvloeien in het spiritueel bewustzijn. Ik zal dit vooral buitengewoon sterk voelen tijdens de geseling, de kruisdraging, en in de uren aan het Kruis. Deze totale overvloeiing is een omschakeling op een totaal ander niveau van beleven, waardoor alle Lijden gedragen lijkt te worden op een bed van Liefdesvuur;

Op zeker ogenblik, in de laatste dagen vóór de Passie, zie ik de apostel Johannes naderen tot Jezus, Die kreunend in elkaar getrokken, op de grond geknield ligt, tussen struiken. Jezus richt Zich op, en ik lees in Zijn Hart de volgende woorden:

"Vader, laat deze zoon van Onze Liefde niet merken wat de Graankorrel lijdt, tot het uur gekomen is. Ja, reeds is zijn hart in het Mijne geborgen, doch het Vuur van zijn Liefde mag niet lijden onder de aanblik van de Waarheid over het kaf dat in Onze Liefde wordt verbrand. Nog niet, Vader, nog niet".

De gesteldheid van Jezus op dit ogenblik geeft duidelijk blijk van de Wil om in het verborgene te lijden, omdat 'het uur nog niet gekomen is'. Het Mysterie mocht duidelijk niet vóór Gods Tijd worden onthuld, opdat geen enkele mensenziel in de wil en de ziel zou worden beïnvloed door de vaststelling van datgene wat zich in Jezus afspeelde.

Dan zie ik hoe Jezus Zich met moeite opricht en Johannes omhelst met een zachte glimlach, doch met ogen die blinken door tranen die Hij verbijt. Ik merk ook aan het mooie, onschuldige gelaat van Johannes, dat iets in de kern van zijn ziel begrijpt wat zich hier aan het afspelen is. De open blik van de ziel die volkomen leeft vanuit de Ware Liefde, doorgrondt vaak de gesteldheden van andere wezens wanneer zij in dit schepsel datgene ontdekken, wat de Liefde een bijzondere glans verleent: Lijden, Smart en/of verrukking.

Tijdens een opstoot van hevige buikkramp in mijn eigen lichaam zegt Jezus inwendig:

"Mijn Vader, zo zullen in de Volheid van de Tijd de regionen der hel scheuren, waar alle zonden van het lichaam verzameld zijn".

Ik zie nu Jezus, de apostelen en de vrouwen uit het gevolg van de Messias over een landweg gaan. Johannes, die blijkbaar vaak de gesteldheden van Jezus aanvoelt, zegt op zeker ogenblik bezorgd tot Hem: "Meester, laten wij rusten. U kunt dit niet volhouden. Ik heb U ook deze nacht zien waken en bidden". Jezus glimlacht hem toe, legt Zijn rechterhand op Johannes’ schouder, wijst met de linkerhand naar de akkers rondom, en zegt:

"Reeds rijpt het gouden koren, verlangend naar het uur van de oogst. Het kijkt niet naar de aarde omlaag, doch reikt steeds hoger naar de hemel boven zich en drinkt het licht van de zon in zich op. Ja, het uur is onafwendbaar".

Johannes lijkt bij deze woorden in diepe beschouwing te verzinken. Enkele andere apostelen die de woorden hebben gehoord, kijken elkaar verbaasd en zichtbaar verward aan. Ik heb het gevoel dat Johannes de enige is die vermoedt dat Jezus zopas over Zichzelf heeft gesproken, en niet over de ontwikkelingen op de velden.

Kort na dit visioen krijg ik in mijn eigen lichaam hartkramp, en onmiddellijk zie ik inwendig Jezus Die (duidelijk op een ander ogenblik dan daarnet) inwendig tot de Vader roept:

"O Vader... Vader... geef Mij zielen. Geen brood verlang Ik, doch zielen, want de honger van Mijn Hart kwelt Mij".

(Jezus lijkt te rillen van koorts). Hij vervolgt:

"Ik heb dit Vlees en Bloed slechts nodig opdat de zielen verheerlijkt worden in het Licht. Ben Ik niet gezonden om met de zielen het heilig Verbond te sluiten? Verteer dan, Vlees, opdat zij het Licht van de totale navolging mogen ontvangen en aanvaarden. Ja, Vader, vlees hebt Gij ook hen gegeven, opdat zij het op hun beurt in Licht zouden veranderen".

Met deze woorden verkondigt Jezus duidelijk het verlangen, dat de zielen Hem zouden navolgen tot in het lijden in het lichaam. Jezus wil met Zijn zelfofferande de fundamenten van Gods Rijk op aarde leggen. Hiertoe verlangt Hij naar zielen die in Zijn navolging eveneens zichzelf totaal slachtofferen in een leven in uitsluitende dienst van de verkondiging van de Waarheid.

Inderdaad, ik zie nu Jezus, alleen, in diepe beschouwing verzonken. Vanuit Zijn Hart wellen de volgende woorden naar de Eeuwige Vader op:

"O Mijn Vader, reeds bereid Ik U het offer van Mijn mens-zijn, opdat het Licht van Onze Geest moge blijven stralen doorheen alle eeuwen. Ik bid opdat deze offerbereidheid voortzetting moge vinden in de zielen die Mij zullen aanvaarden als Bron van het Licht, opdat Wij in alle tijden zielen mogen roepen die sleutels zullen zijn tot ontsluiting van het geweten van andere zielen;
zielen die Ons Licht zullen laten doorstralen over de Schepping, opdat de wereld nooit in de duisternis moge ondergaan;
zielen die de Wijsheid van Onze Geest zullen aanvaarden opdat andere zielen niet zouden ondergaan in onwetendheid;
zielen die de dwaallichten der wereld zullen ontmaskeren;
zielen die de Waarheid zullen verkondigen ten koste van eigen vervolging, zoals Ikzelf dit zal blijven doen tot in het uur waarnaar Wij sedert eeuwen verlangen;   (Jezus verwijst hiermee naar Zijn naderende Kruisdood).

Voor deze zielen zal Ik de druiventros van Mijn menselijke natuur laten ontledigen, opdat in hen Mijn Nalatenschap onder de stralen van Onze Geest moge rijpen tot wijn die andere zielen zal sterken voor het Goddelijk Leven.

O Vader, in deze zielen zal Ik de druppels honing vinden die Mij in staat zullen stellen om de afschuw voor de kelk der zonden te overwinnen. In deze zielen zal Ik de Hoop vinden van de nimmer ondergaande zon".

Jezus lijkt steeds méér te baden in een koortsig zweet.

Terwijl ik opnieuw hevige buikkrampen heb, lees ik in het Hart van Jezus:

"Dank U, Mijn Vader, dat Ik een Lichaam heb gekregen waarin Ik de uitwerkingen van de zonden der wereld kan laten verteren in het Vuur van Onze Liefde. Mogen de zielen begrijpen dat hun lichaam niets anders is dan brandstof om het Vuur van de Liefde in de Schepping in stand te houden".

Ik zie Jezus hierbij geknield zitten, ten prooi aan inwendige pijnen, voorover leunend tegen een grote steen, omgeven door struikgewas. Het moet valavond zijn, want ik zie een oranje ondergaande zon. Opmerkelijk, en voor mij heel treffend, is de vaststelling met welke nostalgische blik Jezus vaak de avondzon bekijkt. Hij ziet hierin twee betekenissen, die in Zijn Hart lijken samen te smelten tot één buitengewoon diepe mystieke ervaring:

  1. het Licht dat in de zielen ondergaat, als aankondiging van de spirituele nacht;

  2. de avondzon als bode die Hem toelacht vanuit het Paradijs, en daarom het teken van een grote Hoop.

HOOFDSTUK 3

DE OOGST VAN DE EEUWIGE LIEFDE –
DE PASSIE VAN JEZUS CHRISTUS

3.1. De grote les van de Passie

De ultieme doelstelling van Jezus als God-Mens op aarde was de algehele zelfofferande in een alomvattend Lijden in het Vlees, in het Hart, in de geest en in de ziel. Het Nieuw Verbond was Gods antwoord op de erfzonde: Door de eerste mensenzielen te overhalen tot het bedrijven van de erfzonde, behaalde de satan zijn eerste overwinning op Gods Werken van Licht. Het zou een schijnoverwinning zijn, want God verborg Zijn definitieve overwinning in het vermogen van de mens om zich door toegewijd lijden en toegewijde beproevingen in het vlees, in het hart, in de geest en in de ziel te reinigen van de vloek der duisternis. De mensenziel kon dit niet alleen bewerkstelligen, omdat de erfzonde alle zielen van alle generaties zou tekenen met een litteken dat het proces van hun Verlossing en heiliging in hoge mate zou bemoeilijken. Wij zouden ons de erfzonde kunnen voorstellen als een slot op de poort naar de Verlossing en heiliging van de ziel, en tevens als een lek door hetwelk het 'bloed van de ziel', het Goddelijk Leven, voortdurend uit de ziel wegloopt, zodat zij haar Heil slechts met de grootste moeite in zich tot bloei kan brengen, bij gebrek aan Goddelijke voeding.

Waaruit zou dus de rol van Gods Zoon, de Christus, de Messias, bestaan? Jezus zou als God-Mens in het Vlees geboren worden uit een geschapen mensenziel, die zelf vlekkeloos heilig moest zijn, en dus noodzakelijkerwijs vrij van de erfzonde (anders zou ook deze ziel, de Moeder van Gods Zoon in het Vlees, het Goddelijk Leven niet in Zich kunnen vasthouden, en zou de Messias in Zijn Godheid als het ware vanaf de moederschoot 'worden verontreinigd'). Het menselijk lijden moest verlossende kracht krijgen, opdat de mensenzielen verlost zouden kunnen worden. Deze Verlossing moest echter worden ontsloten (het slot van de erfzonde moest worden geopend), en het lek dat door de erfzonde in alle zielen van alle tijden was geslagen, moest worden gedicht. Slechts een Wezen dat Goddelijk was van nature (de Zoon van God) kon het menselijk lijden heiligen, met andere woorden: het verlossende kracht geven. Daartoe moest dit Goddelijk Wezen in het Vlees worden geboren uit een Vrouw, die 'vergoddelijkt' zou zijn in de orde der Genade, met andere woorden: die door God in een zo hoge mate was geheiligd (zoveel eigenschappen in hun volmaaktheid in Zich zou verenigen), dat Zij een volmaakte Draagster van de Messias kon zijn.

Dus zou Jezus Christus, Zoon van God, als Messias, Gezondene van God, in de wereld komen met als doel: de mensenzielen voor de ware heiligheid te ontsluiten, want dit was de oorspronkelijke bestemming van elke ziel. Deze bestemming (de heiligheid) was echter door de erfzonde onmogelijk geworden, omdat de erfzonde in elke ziel het merkteken aanbracht dat aantoonde, dat de mensenziel uit vrije wil had gekozen voor gehoorzaamheid aan de satan en de werken der duisternis, in plaats van voor God en de Werken van het Licht.

Zo moeten wij het verstaan wanneer Jezus op zeker ogenblik, doelend op het Lijden, zal zeggen: "Voor dit uur ben Ik in de wereld gekomen". De Passie (het Lijden) was de bekroning van het Leven van de God-Mens. Zonder de Passie in al haar onderdelen zou Jezus’ Leven als God-Mens op aarde niet echt zinvol zijn geweest, want ondanks Zijn oneindig verdienstelijke Werken op aarde, kon de banvloek van de erfzonde uitsluitend worden opgeheven door het Lijden en de Dood van Gods Zoon als God-Mens, EN... door de wijze waarop Hij dit Lijden heeft doorstaan. Precies hier ligt de zin van dit manifest: Het wil aantonen dat de Passie en de weg die erheen leidde, een Oogst van de Eeuwige Liefde was. Het is niet het Lijden op zich, dat verlost, doch het Lijden in combinatie met Liefde en Gehoorzaamheid. Ik herinner hier aan de onderrichtingen waarin de Meesteres van alle zielen het heeft over de driehoek van de spirituele vruchtbaarheid: Liefde – Lijden – Gehoorzaamheid.

De Passie was de Erfenis die Jezus aan de zielen wilde nalaten. De onderdelen van de Passie moeten wij beschouwen als de werktuigen waarmee de Christus de zielen uit hun kerker is komen bevrijden, en tevens als de werktuigen waarmee de zielen Zijn Werken kunnen (moeten) voltooien voor zichzelf en voor de mensheid als geheel, en waarmee zij Zijn leven in hun eigen leven moeten verderzetten. Eigenlijk is het hele Leven van de Christus de Oogst van de Eeuwige Liefde. Dit manifest wil daarom de christenen wijzen op vele richtlijnen die in de Passie van Jezus verborgen zitten, en hen leren, hoe zij de lessen van de Passie kunnen inbouwen in hun eigen leven, om, volgens de woorden van de H. Paulus, het Lijden van Christus aan te vullen in hun eigen leven. Deze bladzijden willen de zielen iets leren over de vereiste gesteldheden en levenshouding van de christenen, en over de verlangens die Jezus ten aanzien van de zielen stelt.

De Passie laat de enorm toegespitste strijd zien tussen Licht en duisternis: De satan was erop uit, in Christus Gods Werken totaal te vernietigen. Daarom deed hij er alles aan om alle zielen die met Jezus in contact kwamen en die daarvoor ontvankelijk waren, tot het uiterste op te hitsen om Jezus buitenmate te pijnigen en te vernederen. Hij wilde op de Christus zijn hele samengebalde woede koelen, die hij jegens de kroon van Gods Schepping (de mensenziel) koesterde. Doordat Jezus echter totaal en volmaakt op Gods Licht en Zijn Heilsplan ingesteld was, werd precies dat satans complete nederlaag: Doordat Jezus Zijn verschrikkelijk Lijden onderging in een gesteldheid van onovertrefbare en onvoorwaardelijke Liefde, vlekkeloze gehoorzaamheid en totale toewijding, werd de satan met zijn eigen wapens verslagen. Ook hierin schuilt de grote les van de Passie, en daarom ook van dit manifest:

Elke ziel kan de satan verslaan, door haar beproevingen, haar kruisen, te aanvaarden in onvoorwaardelijke Liefde, zonder enig protest, en in totale overgave en toewijding. Hierdoor kan elke ziel alle manipulaties van de satan tegen deze laatste gebruiken, door totale aanvaarding van haar kruisen en door toewijding aan Gods Werken en Plannen.

In het kader van de onderrichting van de lijdende Verlosser spreekt Jezus op zeker ogenblik in mij als volgt:

"Lees in Mijn lijdend Hart het Goddelijk Plan der Verlossing en de verlangens van de Allerheiligste Drie-Eenheid met betrekking tot de verwezenlijking van dit grote Mysterie doorheen alle eeuwen".

Na deze woorden zie ik Jezus als God-Mens, met gesloten ogen en in diepe beschouwing verzonken. In mij ontvouwen zich eindeloze reeksen beelden, waarbij ik de volgende toelichtingen 'te lezen krijg' als in een open boek. MARIA zegt mij dat deze toelichtingen de omzetting zijn van Jezus’ verheven gedachten tijdens de diepe beschouwing waarin ik Hem verzonken zie. Ik lees:

De zielen zondigen hoofdzakelijk uit één of meer van de volgende drie motieven:

  • zucht naar BEZIT (geld, de vele uitingen van materialisme)

  • zucht naar MACHT (hoogmoed, het verlangen om boven andere schepselen te staan)

  • zucht naar GENOT (alle inspanningen om te ontsnappen aan lijden en beproevingen of aan alle ongemakken of gebreken die gevoelens van welbevinden in de weg staan, verlangen naar seksualiteit, enzovoort).

Jezus Christus leert de tegenwaarden voor deze drie motieven.

Hij heeft de zielen voorgeleefd, hoe zij zich moeten wapenen tegen deze drie zwakheden, die de satan in hen wil zaaien om hen te ondermijnen en hen van het Eeuwig Heil te beroven. In deze drie tegenwaarden leert Jezus de zielen tevens hoe zij eerherstel kunnen brengen voor de talloze zonden die vanuit deze drie zwakheden worden bedreven. Deze tegenwaarden vormen de gesteldheden vanuit dewelke de ziel de snelste vorderingen op de weg naar het Heil kan maken:

SATAN (duisternis)

   zaait in de zielen het zaad van:   

JEZUS CHRISTUS (Licht)

   is voor de zielen het Voorbeeld van:   

zucht naar bezit

Onthechting

zucht naar macht

nederigheid, gehoorzaamheid

zucht naar genot

zelfverloochening

Onthechting (onder andere van zichzelf en eigen welbevinden), nederigheid, gehoorzaamheid en zelfverloochening zijn de basisvoorwaarden die het vermogen tot vrijwillig, opgeofferd lijden in de mens moeten ontsluiten. Zolang een ziel wordt gedreven door het nastreven van bezit, macht en genot, zal zij niet geneigd zijn, lijden te aanvaarden of het vruchtbaar te maken voor haar eigen Heil of het Heil van andere zielen. Dit betekent meteen dat de ziel die streeft naar bezit, macht en/of genot, niet tot ware navolging van Jezus zal komen.

De drie gesteldheden, die Jezus ons heeft voorgeleefd, worden gedragen, gevoed en in elkaar versmolten door de Liefde, die de motor (de krachtbron) achter de ontwikkeling van deze tegenwaarden in de ziel is. Zonder een sterk ontwikkelde, onvoorwaardelijke Liefde kan de ziel deze drie gesteldheden niet in zich laten bloeien.

Jezus laat mij nu instructies zien (ik 'vertaal' de beelden in woorden) in verband met de vraag, hoe de zielen Hem kunnen navolgen:

"De grote onderdelen van Mijn Passie werken zich in jullie leven uit, en krijgen hun nut wanneer jullie op de eigen levensweg toestanden aanvaarden, die door hun aanvaarding een kracht kunnen ontwikkelen die in Gods ogen wordt gedekt door een overeenkomstig lijden binnen Mijn Passie, en wel als volgt...".

Ik lees de volgende overeenkomsten:

Deze tabel moet als volgt worden gelezen: De ziel kan de verdienste van elk onderdeel van de Passie van Christus (links) in haar eigen leven verwerven door de liefdevolle aanvaarding van haar beproevingen (rechts):

IN DE PASSIE VAN JEZUS IN HET LEVEN VAN ELKE ZIEL

Mijn GETHSEMANI










door de aanvaarding van vele vormen van innerlijke strijd, en de betrachting van de Ware Vrede van hart in deze strijd:
  • voortdurende strijd tegen alle bekoringen
  • hartenpijn over vele dingen: de zonden der wereld, negatieve ontwikkelingen in wereld en Kerk, eigen zwakheden, beperkingen, zonden, tekortkomingen, pijnlijke herinneringen
  • voortdurende strijd tegen alle twijfel, elk spoor van ongeloof, elke moedeloosheid, elk gebrek aan vertrouwen in de Goddelijke Voorzienigheid
Mijn VEROORDELING
bij de hogepriesters en
bij Pilatus




door de aanvaarding van:

  • elk negatief en zelfs onterecht oordeel dat door medemensen wordt geveld
  • alle vervolging (elke vorm van tegenwerking omwille van geloofszaken) en onbegrip
  • alle belastering en bespotting, elke leugen die over de persoon, zijn werken of zijn levenshouding wordt verspreid
  • alle onenigheid
Mijn GESELING


de aanvaarding van:

alle lichamelijk lijden, ongemakken en beproevingen

Mijn DOORNENKRONING



de aanvaarding van:

  • alle vernederingen
  • alle kwetsende gebeurtenissen of woorden
  • alle geestelijk martelaarschap
Mijn KRUISDRAGING




de aanvaarding van:

alle ontwikkelingen op de levensweg, het geheel van het levenslot, alle beschikkingen van Gods Voorzienigheid op de levensweg, die als geheel kan worden beschouwd als de 'kruisweg' van de individuele ziel

Mijn KRUISIGING

 

 

 



























de aanvaarding van:

armoede, financiële tegenslagen, het verlies van dingen waaraan de ziel gehecht is

  • het vrijwillig afstand doen van dingen waaraan men gehecht is
  • het opgeven van gehechtheden en gewoonten
  • ophouden met in het verleden te leven.

Dit alles staat gelijk met 'de oude, wereldse gesteldheden aan het kruis laten slaan om aan zichzelf te sterven'

De doornageling van de HANDEN staat gelijk met:

  • het afstand doen van de behoefte om te krijgen, de hebzucht
  • het afstand doen van alle handelingen die niet vruchtbaar zijn voor Gods Plan

De doornageling van de VOETEN staat gelijk met:

het afstand doen van het begaan van de oude wegen, de paden van vaste gewoonten en gedrags- en denk-patronen die menselijk en werelds zijn en de ziel niet naar het Licht voeren, om zich te laten vasthechten aan de ene weg naar het Licht (de weg van Gods enige Waarheid)

Het doorsteken van het HART staat gelijk met:

  • het opgeven van alle liefde voor wereldse dingen, behoeften en verlangens
  • het zich laten leeglopen van wereldse ballast en invloeden, en van alle trekken die niet met God en Zijn Plannen en Werken verenigbaar zijn

JEZUS voegt aan dit alles toe:

"Elke gelegenheid doorheen de geschiedenis van de mensheid waarbij een ziel tekort schiet in één van deze gesteldheden (die vermeld staan in de rechter kolom), heeft het overeenkomstige punt van Mijn Lijden (vermeld in de linker kolom) noodzakelijk gemaakt".

En verder:

"Mogen de zielen in Mijn navolging, en tot voltooiing van de Verlossing, hun vlees laten verscheuren en doden, en hun bloed laten vloeien over de hele Schepping. Hun vlees laten verscheuren en doden, kunnen zij door onophoudelijk aan zichzelf te werken, en door via voortdurende onthechting de oude mens af te leggen en hierdoor elke dag voor een nieuw stuk herboren te worden. Hun bloed over de Schepping laten vloeien, kunnen zij door zichzelf voortdurend te zuiveren, en hun eigen zwakheden uit zich te laten wegvloeien (hen te overwinnen) in gebeden, offers, boetedoening, totale toewijding en zuiverende tranen van rouwmoedigheid".

Dan zegt MARIA:

"In het Hart van Jezus gedurende Zijn laatste dagen op aarde leefde slechts één verlangen: de terugverovering van de zielen op de krachten der duisternis, opdat Gods Plan van Heil zich totaal zou kunnen verwezenlijken en de aarde waarlijk opnieuw onderdeel van Gods Rijk zou worden, zoals dit bij de schepping van de mens was voorzien doch door de zondeval opgeschort was. Ik zal je laten lezen in het Hart van de Verlosser, opdat je de kern van Zijn Nalatenschap aan de zielen zou kunnen openbaren met Zijn eigen woorden".

Hierop toont Jezus mij in beelden datgene wat van de christenen wordt verwacht om de Werken van Christus in de wereld te helpen voltooien en tezelfdertijd hun eigen Verlossing te voltooien:

Jezus verlangt van Zijn volgelingen in het bijzonder de volgende zeven bestrevingen:
  1. betrachting van onvoorwaardelijke Liefde tot God en tot alle medeschepselen. Hiertoe behoren alle vormen van aanbidding en eredienst aan God, en van naastenliefde en zorgzaamheid jegens alle schepselen, met inbegrip van de dieren.

  2. volhardend aan zichzelf werken: de eigen zwakheden en tekortkomingen bestrijden, om zo te streven naar een wedergeboorte uit de Geest (een leven op een steeds hoger niveau, steeds dieper doordringend in het ware Goddelijk Leven), met andere woorden: De heiliging nastreven als enige en ware levensdoel.

  3. heldhaftige groei in de vergeving jegens de medemens, met inbegrip van een steeds verder groeiende verdraagzaamheid, mildheid, geduld met de zwakheden van de medemens, en een totale bereidheid tot verzoening in geval van onenigheden. Hierdoor ook uitroeiing van alle gesteldheden van wrok, wrevel en haat.

  4. van harte aanvaarden van alle beproevingen als geschenken van Gods Wijsheid: Dit is het omhelzen van het kruis op de eigen levensweg, en de erkenning van het kruis als het noodzakelijk instrument tot de volle uitrijping van de ziel tot het volbrengen van de opdracht die Gods Plan voor het individu heeft voorzien.

  5. het zich volkomen schikken naar Gods Wil. Dit betekent: geen ongeduld, geen voortvarendheid, het aanvaarden van de Werken der Voorzienigheid zoals zij zich uitwerken en op het tijdstip waarop zij zich uitwerken, zonder de neiging tot menselijk ingrijpen.

  6. onvoorwaardelijk voorrang geven aan de belangen van Gods Rijk boven de eigen belangen. Dit betekent zelfverloochening ten bate van Gods noden.

  7. zich bestreven om drager te zijn van Gods Licht: in alle omstandigheden een boegbeeld worden in de blijmoedigheid, zachtmoedigheid, zuiverheid (in gevoelens, gedachten, verlangens, woorden en handelingen), en voor elk medeschepsel worden tot een bron van bemoediging, Hoop en troost, en dus van kracht in alle ogenblikken van duisternis en lijden van dit medeschepsel.

Na de onthulling van deze verlangens van Jezus lees ik in Zijn Hart de volgende verzuchting:

"O Mijn Vader, welke volmaakte vreugde doorstroomt Ons in de aanblik van de Dochter van Uw welbehagen, Mijn Moeder, in Wie dit alles aanwezig en werkzaam is in de grootste volmaaktheid die een geschapen ziel ooit zou kunnen bereiken. Daarom zal Ik Haar, in overeenstemming met Onze onfeilbare Wil en Beschikking, in het uur van de ontsluiting van het Paradijs aan de zielen toevertrouwen als de Kroon op Mijn Nalatenschap, de volmaakte Gids, de Sleutel tot de ontsluiting van Mijn Werken binnenin de zielen".

Het is duidelijk dat Jezus hier reeds verwijst naar Zijn voornemen om Maria onmiddellijk vóór het ogenblik waarop alles zal zijn volbracht (op het Kruis) aan de zielen te geven, en de zielen aan Haar te geven.

Daarop hoor ik een stem die, als het ware in antwoord op deze verzuchting in Jezus’ Hart, de volgende woorden laat weerklinken:

"Macht zal Zij hebben om alles te voltooien, opdat de tuinen van hen die in Ons geloven, onder Haar voeten de Eeuwige Lente in zich tot bloei mogen brengen, en Ons Rijk opnieuw in de zielen moge worden gevestigd".

3.2. Mijlpalen van Lijden in de laatste levensdagen van Jezus

Op de donderdag vóór de Goede Week van 2008 spreekt Jezus hardop door Myriam de volgende woorden. Deze inspraak werd toen op audiocassette geregistreerd. Myriam sprak de woorden uit in een trance in diepe eenheid met Jezus. De hele inspraak lang spreekt Jezus wenend doorheen Myriam:

"O Vader, hiertoe ben Ik in de wereld gekomen. Laat hen, die Mij dierbaar zijn, niet merken wat hen te wachten staat, want zij zullen het gevoel krijgen dat dit alles hun krachten te boven gaat. Moge Onze Geest hen begeleiden op deze weg, die zo moeilijk is voor mensenogen en die veel te zwaar is voor een menselijke wil. Mag Ik hen de weg tonen met Mijn Goddelijke Wil, die van U is uitgegaan en die Ik met U gemeen heb tot het einde der tijden, voor altijd.

Vader, U hebt Mij gemaakt tot een Wijnstok. Maar U hebt ook elke ziel gemaakt tot een wijngaard, een wijngaard vol druiventrossen. Maar zij zijn niet bestemd om te dienen als verfraaiing van het landschap, doch om voedsel en drank te geven aan Ons hele Heilsplan dat zich moet voltrekken tot de laatste snik. Geen druif rijpt zonder dat Wij het zien. Geen druif rijpt ook voor zichzelf. Zij rijpt slechts tot voedsel voor anderen, en ooit komt de tijd waarin zij uitgeperst moet worden.

O Vader, geen druif heeft een betekenis op zich. Slechts wanneer zij uitgeperst wordt, krijgt zij de volheid van haar betekenis, want dan vervult zij de Waarheid waartoe zij bloeit.

O Vader, hoe kan Ik deze mensheid de Erfenis nalaten van Mijn Liefde. Geef Mij de woorden daartoe en geef hen het hart om die woorden op te vangen, en vooral om ze na te leven, en de kracht, o Vader, de kracht.

Vader, de mensheid is zo verzwakt door de erfzonde. Voor niets anders ben Ik in de wereld gekomen dan om die smet van het Heilsplan weg te vegen. De zwakke mens moet worden opgetild tot het niveau dat Wij voor hem hebben voorzien, en dat kan alleen wanneer Ik het hen voordoe.

Vader, Mijn Mens-zijn is bevreesd voor wat komt, maar Mijn Godheid verheugt Zich. O zoete Liefde, waartoe Ik ben gekomen. O zoete Liefde, van dewelke Ik ben uitgegaan.

Aanschouw de zoete Duif van Ons welbehagen, Maria. Moge Zij aan de mensheid worden gegeven voor altijd, want eens komt de tijd, waarin de Bruidegom niet meer bij diegenen is die Hij zo heeft liefgehad, althans niet meer tastbaar. Maar de Duif van Ons welbehagen zal er de eerste tijd wel nog zijn en zal hen voorleven, datgene waarvoor Ik heb geleefd, maar dat zij nu nog niet zien. En Onze Geest zal nogmaals van Ons uitgaan over de gehele Schepping om de zielen in herinnering te brengen wat Ik hen heb geleerd. En wanneer ook de Geest opnieuw is heengegaan, zal Hij een brandmerk in vele zielen hebben achtergelaten, en zalig zij die dit brandmerk in ere herstellen in hun bevlekte ziel, hun ziel die door de erfzonde is aangetast.

O Vader, het zal Onze Geest zijn, Die de druiven in de wijngaarden der zielen tot groei en tot rijping zal brengen, en het zal het huwelijk tussen de Geest en de vrije wil van de mensen zijn, die er zal voor zorgen dat hier en daar een druiventros zich vrijwillig laat uitpersen om te blijven doen dat wat Ik hen heb voorgedaan. En dan zullen zij gedenken waartoe Ik ben gekomen, datgene wat zij nu nog niet kennen, wat zij binnen zo korte tijd vóór hun ogen zullen zien gebeuren, maar waarvan zij niet de diepgang zullen begrijpen. Het zal hen allemaal in herinnering worden gebracht.

En zalig de zielen die zich geroepen zullen voelen om zelf tot het uiterste te gaan om dit in hun eigen leven ook te voltrekken. Zoete wijngaarden van Christus, kleine lammetjes zijn jullie nu nog, maar hoe waardevol kan een lammetje worden, wanneer het zich aan de Vader geeft door de handen van Mijn Moeder. Kom toch, lammetjes, zo zwak, zo verlaten soms, en toch zo sterk, wanneer jullie jezelf aan Mij geven, en aan Mijn Moeder".

3.2.1. Palmzondag

Voor het oog der wereld is Palmzondag een dag van vreugde. In het Hart van Maria lees ik echter een diepe droefheid, want Zij weet hoe wankel de lofbetuigingen der wereld zijn, en Zij lijdt zeer onder het besef dat de zielen in Jeruzalem jubelen omdat zij een menselijke overwinning van de 'Profeet uit Nazareth' verwachten. Er waren onder het volk stromingen die Jezus als een soort politieke figuur beschouwden, die kon worden gebruikt in de bevrijdingsstrijd tegen de Romeinse bezetter. Jezus’ woorden over 'vrijheid' waren niet door alle zielen in de spirituele zin begrepen. Voor Jezus Zelf was deze dag een noodzakelijke springplank naar de voltooiing van Zijn grote Werken.

Tijdens de nacht vóór de blijde intocht van Jezus in Jeruzalem verrichten Jezus en Maria een diepe toewijding van de naderende Offerande van de Verlosser aan de Eeuwige Vader voor het Heil van de zielen. Zij doen dit gescheiden, waardoor Zij gehoor geven aan de Beschikking van de Goddelijke Voorzienigheid die de eenheid van Hun Harten wil benadrukken. Maria wijdt tevens Haar eigen Zelfofferande toe.

Op de ochtend van Palmzondag lijken Jezus en Maria nog méér dan gewoonlijk volkomen in een andere wereld te leven. Beiden geven een dromerige aanblik. Hun Harten zijn totaal verzonken in het Verlossingsmysterie dat nu zijn beslissende fase nadert.

Maria voert mij mee naar de kern van het Hart van Jezus, waar het Mysterie zich ontvouwt. De Messias weet dat het uur van Zijn verheerlijking, en van de Verlossing der mensheid, zeer nabij is.

Ik schouw nu de diepere betekenis van de omstandigheden van de blijde intocht in Jeruzalem:

  • Jeruzalem staat symbool voor het Rijk Gods. Zij is 'de Godsstad', de stad waar voor het uitverkoren volk der joden het heiligdom, de eigenlijke woning van God is gevestigd.

  • Het is een stralende lentedag, Jeruzalem is zonovergoten en ligt onder een prachtig blauwe en wolkenloze hemel. Dit is een symbool voor de Eeuwige Lente van het Rijk Gods. Hemelsblauw is de kleur van de volmaakte Vrede van hart, de stralende zon symboliseert het Goddelijk Licht. Op Palmzondag biedt Jeruzalem als het ware een voorafspiegeling van Gods Rijk van de Ware Vrede op aarde – de Eeuwige Lente.

  • Jezus laat Zich twee ezels bezorgen, als symbolen voor de lasten van het werelds leven en van het lichamelijke 'zelf'.

  • Tijdens de intocht in Jeruzalem zit Hij op een ezel, als symbool voor het feit dat de ziel slechts tot volkomen Verlossing kan komen door haar lichamelijkheid en alle lichamelijke ervaringen, haar stoffelijke gehechtheden en alles wat haar aan haar wereldse 'ik' bindt, totaal te overwinnen.

  • Het moesten ezels zijn die nog nooit bereden waren, om aan te tonen dat al het stoffelijke niet in dienst van een mens mag worden gesteld, doch in dienst van God, om tot wedergeboorte te komen. De eerste Berijder van deze ezels zou immers de Zoon van God zijn.

  • De ezel waarop Jezus zit, is vrouwelijk, omdat God de overwinning op de erfzonde wil symboliseren, die over de mensheid is gekomen door de eerste vrouw (Eva), en die alle duisternis in de wereld mogelijk heeft gemaakt en uiteindelijk het Lijden van Jezus noodzakelijk heeft gemaakt.

  • Jezus betreedt Jeruzalem vanuit de richting van Bethfage, ten oosten van Jeruzalem, en symboliseert zo de dageraad van het Nieuw Verbond. De Sleutel van de Verlossing komt Gods Rijk op aarde binnen zoals een gloednieuwe dag, een opgaande zon, een wedergeboorte.

  • De tocht van Jezus verloopt vanaf de stadspoort naar de tempel, symbool voor de poging van de Verlosser om de diepste kern van de zielen te bereiken. Het feit dat Hij de tempel nadert op een ezel, symboliseert het feit dat de weg naar de algehele bevrijding, Verlossing en heiliging van de ziel een weg is die wordt voltooid door aanhoudende beteugeling van de lichamelijkheid en de materiële zijden van het leven, en dat het leven een reis is waarop alle wereldse gehechtheden en beproevingen moeten worden overwonnen tot in de diepste kern van de ziel, om daar contact te kunnen leggen met het heiligdom: een offerande van de levensweg aan God.

  • Jezus wordt begroet met palmen. De palm is symbool voor de overwinning op de eigen zwakheden, gehechtheden, bekoringen, dus de zelfoverwinning en aldus de voltooiing van de Verlossing in de eigen ziel, door een totale aanvaarding van Christus als de Verlosser. De ziel kan de Verlosser niet duidelijker verwelkomen dan door de oprechte strijd tegen de wereld in zichzelf.

  • De weg wordt met mantels bedekt, als symbool voor het feit dat al datgene waarmee de zielen zich bekleden aan wereldse invloeden, moet worden prijsgegeven aan de intocht van God in de kern van de ziel: Al het wereldse, de mantel van de wereldse persoonlijkheid, moet worden gemaakt tot een loper waarover God Zijn triomftocht in de ziel voltrekt.

Terwijl Jezus onder gejuich Jeruzalem binnenrijdt, wellen uit Zijn Hart in stilte gebeden op naar de Eeuwige Vader. Ik lees er onder andere de woorden:

"Vader, moge deze gesteldheid der harten de voorafspiegeling zijn van de definitieve grondvesting van Ons Rijk in de zielen. Wil hen dit aanrekenen als het verlangen naar de uiteindelijke overwinning van de Verlossing over hun wankelmoedigheid en over hun verleidbaarheid tot alle duisternis".

Even later:

"Vader, zo zal het zijn op de dag waarop Ons Rijk op aarde voorgoed zal worden gegrondvest. Dan zal het alleluja tot Ons opstijgen vanuit de gezuiverde harten die de Verlossing in zich hebben kunnen ontsluiten. De palmen zullen onverwelkbaar zijn, want de vijand der zielen zal hen niet langer verschroeien en van het water van Goddelijk Leven beroven, en de zon zal niet slechts vanuit de Hemel op de zielen stralen, doch vanuit de zielen op volmaakte wijze naar Onze Harten worden teruggestraald".

Tijdens de visioenbeelden van de blijde intocht van Jezus in Jeruzalem zegt Maria mij:

"Ik verlang dat alle christenen de palmtakjes die zij op Palmzondag laten wijden, opdragen tot heiliging van hun werelds, stoffelijk leven, en dat zij Mij daarbij vragen dat Ik hun wereldse gehechtheden, gewoonten, zwakheden, herinneringen en verleidbaarheden moge bekleden met de mantel van de totale Verlossing van hun ziel" (hierbij ontstaat gebed nr. 1028).

Bij het aanvoelen van de diepere hartsgesteldheden van Jezus word ik getroffen door twee krachten die buitengewoon intens op elkaar inwerken:

  • een soort gespannen verwachting, vergelijkbaar met Zijn gesteldheid ten tijde van de instelling van de Eucharistie, zoals beschreven in punt 2.3;

  • een diepe droefheid, vergelijkbaar met deze in Maria’s Hart. De ogen van Jezus verraden een diepe weemoed. Deze berust op het besef dat Hij bezig is, een Goddelijk Mysterie in vervulling te brengen, waarvan de enorm rijke symboliek in vele dingen tot uitdrukking komt (zie de opsomming van enkele elementen, zoals hierboven aangeduid), doch dat slechts heel weinig zielen dieper zien dan de oppervlakte van het gebeuren. Het hele gebeuren symboliseert op buitengewone wijze de oppervlakkigheid van de mensenzielen ten aanzien van de hogere dingen van het spiritueel leven en van de Goddelijke Werkelijkheid.

3.2.2. Tussen Bethanië en Jeruzalem

Het is een opmerkelijk gegeven: Op zekere dag wordt Jezus ertoe uitgenodigd, naar Zijn vriend Lazarus op diens landgoed te Jeruzalem te trekken omdat deze zwaar ziek is, en de dood nakend schijnt. Niettemin, hoewel Lazarus een heel trouwe volgeling en een heel goede vriend van Jezus is, geeft de Messias niet onmiddellijk gevolg aan deze uitnodiging, en zegt Hij slechts tot Zijn apostelen, dat deze ziekte 'niet tot de dood zal leiden'. Wanneer Jezus dan toch naar Bethanië vertrekt, is Lazarus gestorven, en spoedig blijkt dat Jezus met Zijn aarzeling een welomlijnde bedoeling heeft gehad: Hij zou, zo kort vóór de grote Passie, een sublieme verheerlijking aan de Godheid brengen. Hij wekt Lazarus opnieuw tot leven, en blijft daarna op diens landgoed logeren. Ook Maria is er aanwezig. God bereidt ook Haar hier voor op de verschrikkingen van de dagen die spoedig zullen volgen.

Het verblijf van Jezus te Bethanië heeft een diepe spirituele betekenis. Hij staat nog maar weinige dagen van Zijn eigen Lijden en Kruisdood verwijderd, heeft pas een overleden mens opnieuw tot leven gewekt, stelt hierbij het teken dat elke ziel die in Christus gelooft, Eeuwig Leven erft en (in de ziel) niet kan sterven, en houdt nu als het ware een laatste retraite in het oord waar de overwinning van het Leven op de dood zich door de Christus heeft voltrokken. In punt 2.1 verwees ik reeds naar de sfeer rond de opwekking van Lazarus. In Jezus’ Hart is bij die opwekking reeds veel van Zijn gesteldheden van de uren van de Passie terug te vinden.

Het verblijf te Bethanië is geen tijd van passiviteit, geen laatste rust vóór het Lijden. Het is in wezen een periode van dagelijkse bedevaarten. Jezus trekt elke ochtend vroeg met Zijn apostelen naar Jeruzalem, verblijft daar de hele dag om Glorie te geven aan God, te bidden, in diepe meditatie verzonken te zijn, de Waarheid te verkondigen in woord en voorbeeld, en er de bekroning van Zijn levensopdracht voluit te aanvaarden en gestalte te geven. Hij ervaart er de waarheid van Zijn eigen uitspraak, dat Hij was gekomen om 'het zwaard te brengen', met andere woorden: dat Hij een Teken van tegenspraak zou zijn. Nooit zou dit scherper tot uitdrukking komen dan in de Tempel te Jeruzalem tijdens deze laatste dagen vóór de Passie: Jezus ontmoet er het ware geloof in Zijn Missie, evenals de vinnigste kritieken. Slechts tijdens de uren van de Passie zelf zouden deze tegenstellingen nog minder verholen aan de dag treden. Elke avond keert Jezus echter uit het gewoel te Jeruzalem naar Bethanië terug, om zich daar te laven aan het Goddelijk Leven (de aanwezigheid van Zijn Moeder Maria, de vele prachtige bloemen, de nabije Olijfberg, de landerijen onder de lentezon).

Tijdens mijn ervaringen in verband met die dagen valt mij overigens een intens contrast op tussen de lucht in Bethanië en deze in Jeruzalem: Terwijl de beginnende lente Jeruzalem eerder laat aanvoelen als een plaats waar de lucht zelfs lichamelijk beklemt en weinig zuurstof draagt, voelt de lucht in Bethanië zacht warm doch leven brengend en zuurstofrijk aan, en is doordrongen van bloemengeuren. Ik voel dit effect niet slechts in het lichaam, doch in de kern van mijn ziel: De atmosfeer in Bethanië opent de ziel en laat haar voluit en vrij ademen, maakt haar levendig en ontspannen. Dit contrast houdt niet slechts verband met het verschil tussen de stad en de open landerijen, doch eveneens met de beklemming van de zonde in Jeruzalem tegenover de levenskracht en verkwikkende invloed van de tegenwoordigheid van heilige zielen in Bethanië. God stelt tekenen, en maakt in de stoffelijke gewaarwordingen duidelijk wat mensenzielen op het spirituele niveau van het leven in hun verblinding niet meer kunnen waarnemen.

Het is eveneens in die dagen te Bethanië, dat Maria Magdalena (het Evangelie geeft hier geen uitsluitsel, maar ik zie overduidelijk dat zij het is) Jezus’ voeten balsemt. Zij weent aan Zijn voeten, droogt deze met haar haren, en laat haar kruik met geurige balsem stuk vallen, waardoor het hele huis wordt doordrongen van een parfum, dat spiritueel symbool staat voor een geur van heiligheid. De kruik staat symbool voor de stoffelijkheid van het lichaam. Wanneer het lichaam zich vrijwillig laat breken, komt de geur van de heiligheid uit de kern van de ziel vrij. Ook hier stelt God een reeks machtige symbolen voor de waarde van het breken van de stoffelijkheid, de onthechting van het stoffelijke en lichamelijke, en het hoogste eerbetoon aan de Verlosser voor de heiliging van de ziel. Weinige dagen later zal de Verlosser Zelf de 'kruik' van Zijn allerheiligste Lichaam vrijwillig laten breken om de volheid van de Verlossing over de zielen te laten uitstromen. Opmerkelijk is, dat Judas Iskarioth de enige is, die tegen de handelingen van Maria Magdalena protesteert: Volgens hem zou de prijs voor deze kostbare balsem beter aan de armen zijn besteed. Judas vertegenwoordigt hier de zielen die vinden dat:

  • de kruik (gehechtheid aan het stoffelijke, het lichamelijke, het wereldse) beter niet wordt gebroken;

  • de verheerlijking aan God en de ontwikkeling van de heiligheid in de kern van de ziel geen grote investering (= de dure balsem!) waard is;

  • de verspreiding van de heiligheid een verspilling is, want dat er nog andere waarden zijn, die voorrang moeten krijgen;

  • eerbetoon aan de Christus overbodig is.

De Meesteres van alle zielen wijst mij erop, dat Jezus in die dagen de zielen een teken stelt voor de terugkeer van de ziel in het Hart van Maria, om daar de kracht te putten voor het volbrengen van haar levenswerken. Zij toont mij in reeksen beelden de spirituele achtergronden van de dagen waarin Jezus van de avond tot de vroege ochtend te Bethanië verbleef, en van de vroege ochtend tot de avond in Jeruzalem. Bethanië en Jeruzalem zijn elkaars spirituele tegenpolen. Jezus Zelf stelt het Jeruzalem van Zijn laatste dagen gelijk met de satan, en Bethanië met Zijn Moeder Maria. Zie de vergelijking:

BETHANIE JERUZALEM

Vrede van hart

lijden en onrust

prachtige landschappen, de geur van rozen, fruitbomen in bloesem

gewoel van mensen, en een voorgevoel van de geur van lijden en dood
rust en Vrede

constante aanvallen op hart, geest en lichaam

geborgenheid en vriendschap (Jezus vindt er het troostend gezelschap van Maria en Lazarus)

vijandschap en verraad (Jezus stoot onophoudelijk op de giftige tongen van farizeeën en schriftgeleerden, en op de sfeer van het verraad). Intussen legt Judas daar ook de contacten voor het nakende verraad

Bethanië is vergelijkbaar met het Hart van Maria. Maria staat daarbij voor het onsterfelijke (zoals gesymboliseerd in de opwekking van Lazarus uit de dood)

Het Hart van Maria is de plaats waar God Zijn hoogste verheerlijking vindt, en waar het Goddelijk Leven bloeit in zijn volheid

Jeruzalem is vergelijkbaar met het hol van de satan, het verderf, een oord waarin de zonde zich opstapelt

 

Jeruzalem is de plaats van de Godsmoord, het ultieme verwoestingswerk van de satan, de dood van de ziel

Bethanië staat voor de zalving van God met geparfumeerde balsem (de essence uit de bloem van de heiligheid) uit de kruik (het lichaam, de stoffelijkheid die gebroken wordt om de heiligheid vrij te maken) Jeruzalem staat voor de ultieme poging om God te verontreinigen, waar niet de voeten van de Christus worden gekust tijdens een balseming, maar Zijn aangezicht wordt gekust tot verraad

Jezus brengt de avonden en nachten in Bethanië door in rustige gesprekken met Zijn gastheer en gastvrouwen (Lazarus, Maria Magdalena, Martha), Zijn Moeder en Zijn apostelen, in diepe meditaties, in stil gebed. Zoals steeds slaapt Hij heel weinig. Het is tijdens een nacht te Bethanië dat Jezus mij tot getuige maakt van Zijn Testament van Liefde, dat Hij aan de Eeuwige Vader toewijdt. Ik zie, en schrijf op:

Ik zie Jezus op het groot terras van het landgoed van Lazarus te Bethanië, zoals ik dit een paar jaar geleden reeds in een visioen heb gezien. Het moet hooguit twee of drie dagen vóór Witte Donderdag zijn, want de maan is bijna vol, en in vroegere visioenen over de gebeurtenissen in de Hof van Gethsemani heb ik telkens gezien dat het in de nacht van het verraad van Jezus volle maan was. Ik zie Jezus in een intens gesprek tot de Eeuwige Vader. Ik lees in Zijn Hart, dat trilt van vervoering:

"O Mijn Vader, het uur is gekomen om U Mijn Testament van Liefde toe te wijden. Weliswaar is het U bekend, daar Onze Harten reeds één waren vóór de grondvesting der aarde. Doch Ik wil het U toewijden terwijl Ik nog in het Vlees ben, opdat het de mensheid tot groter Heil moge strekken. Wil het aanvaarden alsof het door alle mensenzielen tot U werd gericht. Ik wijd het U toe in het verborgene, opdat het geopenbaard moge worden wanneer Onze Tijd daartoe gekomen zal zijn. Dit is Mijn Testament van Liefde: dat alle zielen Mij zouden navolgen door de drie wegen van Mijn Leven in het Vlees ook in hun eigen leven te bewandelen:

1. Door Glorie te geven aan U en aan wie door U wordt gezonden tot vertegenwoordiging van Uw heilige Naam;

(het bijhorend beeld toont mij dat Jezus hier in feite Zichzelf, de Heilige Geest en Maria bedoelt – Jezus toont mij eveneens de Sacramenten)

2. Door Onze Eeuwige Waarheid te belijden, niet slechts in woorden, doch ook door het voorbeeld van een heilig en deugdzaam leven;

3. Door de kelk te aanvaarden die Onze Voorzienigheid voor hen bereidt, dag na dag, in Liefde en zonder verzet.

Dit, Mijn Vader, is wat Ik zozeer verlang, opdat de zielen de vruchten mogen oogsten die U voor hen hebt bestemd. Ikzelf ben de Akker die het zaad in zich draagt. Reeds is de ploeg in aantocht. Weinige uren nog, en zij zal de bruiloft sluiten met Mijn Bloed, opdat het zaad moge rijpen voor elke ziel die de oogst zal hoeden in het uur waarin zijzelf hiertoe zal worden geroepen, in regen en wind, onder de brandende zon en onder dichte nevelen.

O Vader, Ik verlang zozeer dat de zielen van alle komende eeuwen de Ware Liefde leren kennen, het diep wezen van al Ons doen en laten en van hun eigen leven in Ons.

Ik verlang zozeer dat de zielen van alle komende eeuwen mogen voelen wat hun God drijft in al Zijn beschikkingen voor hun levensweg en voor de hele mensheid.

Ik verlang zozeer dat de zielen van alle komende eeuwen de onvoorwaardelijke Liefde herkennen als de enige bron van het Ware Geluk, de ware vreugde, de ware blijheid, de ware innerlijke Vrede.

Ik verlang zozeer dat de zielen van alle komende eeuwen in zich het Vuur mogen vinden om zichzelf totaal te verloochenen opdat al hun medeschepselen de Ware Vrede en het Ware Geluk mogen vinden, doorheen hun daden, hun woorden en hun wijze van leven.

Ik verlang zozeer dat de zielen van alle komende eeuwen voor al hun medeschepselen teken en bron van het Ware Licht mogen zijn: teken en bron van bemoediging, Hoop en steun.

Ik verlang zozeer dat de zielen van alle komende eeuwen de Liefde herkennen als het enige geneesmiddel voor alle onrust, alle twijfel, alle onvrede en alle bekoring.

Ik verlang zozeer dat de zielen van alle komende eeuwen de ware en oprechte Liefde herkennen als de enige weg naar de ware innerlijke bevrijding, en daardoor als de enige weg naar de Eeuwige Gelukzaligheid.

Ik verlang zozeer dat de zielen van alle komende eeuwen Mijn Moeder herkennen als de volgroeide Vrucht van de Liefde, en Haar in zich opnemen als de stem, het Licht en de hartenklop van hun God Zelf.

Ik verlang zozeer dat de zielen van alle komende eeuwen de kracht mogen herkennen die uitgaat van de onvoorwaardelijke Liefde, dat zij mogen ervaren hoe het Bloed van hun God stroomt doorheen alle relaties met hun medeschepselen in de mate waarin zij in al hun medeschepselen een kiem van hun God herkennen.

Ik verlang zozeer dat de zielen van alle komende eeuwen de Liefde zouden verheerlijken door de totale verloochening van hun eigen stoffelijk leven en hun eigen stoffelijke behoeften, in het bewustzijn dat Onze Geest hen dan boven hun zwakheden zal verheffen.

Ik verlang zozeer dat de zielen van alle komende eeuwen mogen begrijpen dat Ik door U ben gezonden als Belichaming van het allerheiligst Verbond van Liefde tussen God en henzelf.

Ik verlang zozeer dat de zielen van alle komende eeuwen de Liefde mogen herkennen als de Goddelijke macht die alle duisternis overwint.

Ik verlang zozeer dat de zielen van alle komende eeuwen de Liefde mogen herkennen als de zon die alle vruchten van hun levenswerken laat rijpen opdat deze hen de Eeuwige Zaligheid zouden brengen, en reeds op aarde de ware innerlijke Vrede.

Ik verlang zozeer dat de zielen van alle komende eeuwen mogen begrijpen en aanvoelen dat elk leed dat zij een medeschepsel aandoen, zij hun God hebben aangedaan, want dat hun God een vezel van Zijn Hart in al Zijn schepselen heeft gelegd.

Ik verlang zozeer dat de zielen van alle komende eeuwen de oneindige macht van de verlossende en heiligende Liefde mogen leren vrijmaken uit Ons Goddelijk Hart, door de uiterste beleving van de vergevingsgezindheid en de restloze verzoening.

Ik verlang zozeer dat de zielen van alle komende eeuwen Mij mogen herkennen als Mens geworden Liefde, als het Voorbeeld voor de Liefde die bevrijdt en verheerlijkt door de aanvaarding van het kruis, en dat zij Mijn Werken mogen erkennen en aanvaarden als de Oogst van de Eeuwige Liefde".

Ik zie nu Jezus met de apostelen op de weg van Bethanië naar Jeruzalem. Het moet in de vroege ochtend zijn. Langsheen de golvende weg zie ik akkers en tuinen die duidelijke tekenen van lente vertonen. Jezus loopt met gebogen hoofd, doch laat nu en dan Zijn blik over het landschap naast de weg gaan. Zijn gelaat straalt een enigszins dromerige, zachte droefheid uit. Ik lees in Zijn Hart de volgende toewijding:

"O Mijn Vader, niet lang meer zullen Mijn voeten de wegen der aarde gaan. Hoe mooi toch is Uw Schepping in deze tijd, doch hoe troosteloos is de aanblik der zielen. Nog ga Ik de weg naar Jeruzalem, de heilige stad die haar heiligheid heeft verkocht aan de duisternis. Ik wijd U deze tocht naar de tempel toe, opdat de zielen weldra mogen worden geheiligd, opdat zij mogen worden ontsloten voor Mijn intrede in hun tempel, en de lente ook in de zielen moge bloeien in zijn heilige schoonheid".

(de apostelen geven een ernstige aanblik, niettemin zie ik enkelen onder hen wat onderdrukt lachen om een zacht uitgesproken opmerking van Thomas, die ik niet woordelijk versta. Jezus bidt in Zijn Hart verder:)

"Vader, Ik bid om kracht voor dezen, die Mij drie jaar lang in hun midden hebben gehad. Ook hun lichaam is gebroken door de lange voetreizen en de zorgen om de zielen. Hoe zwaar worden de harten weldra beproefd. Mogen zij de kracht vinden om, meer dan ooit, alles prijs te geven voor de vreugden van de Eeuwige Lente in de zelfofferande voor de grondvesting van Ons Rijk. Zalig de zielen in alle eeuwen, die in heel hun hart zullen begrijpen en voelen hoe groot de herbeleving van deze uren is voor de ontsluiting van de schatten der Eeuwige Gelukzaligheid.

Ik wijd U alle zielen toe, die doorheen de eeuwen nog over de wegen der aarde zullen gaan, opdat het doel van hun tochten de grondvesting van Ons Rijk op aarde moge zijn. Mogen alle zielen zich de intrede in het allerheiligste van hun tempel tot bestemming van hun levensreis maken: de volle bloei van de heiligheid die U hen hebt gegeven bij hun schepping. Moge Mijn Weg hen tot Bron van Liefde en bezieling zijn, moge Onze Geest hen de stuwende kracht tot volharding schenken, en moge de Bloem van Ons Welbehagen (Jezus heeft het beeld van Maria voor Zijn geest) alle zielentuinen sieren en onderdompelen in de geur van de grootste heiligheid".

WITTE DONDERDAG

3.2.3. De Hof van Gethsemani

Nadat Jezus met Zijn apostelen het Laatste Avondmaal heeft gehouden, en jegens hen de eeuwigdurende Erfenis van Zijn Lichaam en Bloed heeft bevestigd, verlaat Hij met hen het Cenakel en trekt naar de Hof van Gethsemani. Onderweg worden de apostelen bevangen door de aanblik van de Meester, in Wie de mysterieuze gesteldheid waarvan zij in de daaraan voorafgaande uren getuige waren geweest, zich nog verder lijkt te verdiepen. Jezus lijkt te kijken, maar niet te zien. Het komt hen voor alsof Hij 'zweeft' en toch droefgeestig is.

De Hof van Gethsemani is vergelijkbaar met een sterk begroeid domein of park. Jezus is er met Zijn apostelen reeds vaker geweest, om hen in de rust en vrede van de vele olijfbomen te onderrichten. Jezus houdt veel van de olijfboom. Deze boom staat symbool voor de diepe Vrede in hart en ziel, de innerlijke rust van de ziel die de stormen der wereld in zich weet te beheersen. Precies daarom heeft de Goddelijke Voorzienigheid deze plaats uitgekozen voor het begin van de eigenlijke Passie van de Christus. Jezus zal hier de orkaan van alle zonden van alle zielen van alle tijden in Zich trekken om deze in Zijn Goddelijk Hart te beginnen ontmantelen door hun vernietigende kracht toe te vertrouwen aan de bedding van de ware Vrede van Christus, de onverstoorbaarheid van de Godheid. Naarmate de zondigheid uit de zielen wordt getrokken, verhoogt hun Ware Vrede, of in een beeld uitgedrukt: Naarmate de ziel haar Verlossing weet te verdiepen, komen in haar de olijfbomen tot bloei. Doordat Jezus hier in de volheid God en Mens tegelijk moet zijn, zal de confrontatie tussen de zondemassa en Zijn eigen volmaakte Vrede in Hem een verschrikkelijke strijd veroorzaken.

Er is nog een andere reden waarom de Hof van Gethsemani door Gods Voorzienigheid tot decor van de geweldige innerlijke strijd van de God-Mens is gekozen: De Hof van Olijven bevindt zich precies op de plaats waar bij de schepping van de aarde het Aards Paradijs gelegen was. Op de plaats waar het eerste mensenpaar de erfzonde beging, zal de Nieuwe Adam, de God-Mens, de Messias en Christus, de Verlosser, het doodsvonnis voor de gevolgen van de erfzonde ondertekenen.

Boven Jeruzalem en de Hof van Gethsemani schijnt de volle maan als symbool voor het Licht van God in de duisternis der zonden, als Gods Teken van Hoop. Jezus kijkt naar de volle maan boven de Hof, en uit Zijn Hart wellen de volgende woorden naar de Eeuwige Vader op, doelend op alle zielen:

"Het licht van de volle maan zal Ik hen tonen in de troosteloosheid van hun nacht ..."

(Jezus toont mij nu Maria, Die Hij vanop het Kruis op formele wijze aan de zielen zal geven. Hij stelt Maria hier dus symbolisch voor als de volle maan, en geeft uitdrukking aan het Goddelijk Plan om Maria aan de zielen te geven. Ook Maria Zelf vergeleek Zichzelf reeds meermaals met de volle maan), en Jezus verzucht verder:

"... opdat zij hun duisternis mogen herkennen, maar ook de hoop op de overwinning van het Licht".

Deze woorden zijn heel rijk aan inhoud: Maria wordt voorgesteld als Zij Die het Licht van God onbelemmerd en in zijn volheid naar de zielen doorstraalt. Jezus stelt hierbij Maria tot Voorbeeld van volkomen heiligheid en tot Teken van Hoop voor de zielen die zouden twijfelen aan het vermogen van de geschapen ziel om de ware heiligheid te bereiken.

Terwijl Jezus Zich tussen de bomen en struiken ter aarde neerwerpt, flitst letterlijk de hele Heilsgeschiedenis aan de ogen van Zijn ziel voorbij. Hij ziet daarbij de verschrikking van de ontelbare miljarden zonden van alle zielen doorheen alle eeuwen, die Hij hier in Zijn Hart trekt om deze uit te boeten. Zie het beeld: De Verlosser ligt met de borst tegen de aarde gedrukt, als om uit te drukken dat Hij de hele wereld en alle zonden in Zich trekt. De eerste beelden die Jezus hier inwendig schouwt, zijn deze van de erfzonde, die eeuwen voordien op deze plaats is begaan. Zijn lichaam schudt en rilt, als in hevige stuiptrekkingen. De Messias verzucht: "Mijn ziel is bedroefd tot de dood toe". Met deze woorden duidt Hij aan dat de druk van alle zonden op Zijn ziel zo zwaar is, dat het Hem voorkomt alsof Zijn Hart onder de last zal breken.

Precies op het toppunt van deze emotioneel verpletterende last verzucht Jezus: "Vader, moge deze kelk aan Mij voorbijgaan".

De Verlosser toont hier de zwakheid van de mens onder de druk van de beproeving, doch toont onmiddellijk de door God verlangde reactie in de verzuchting: "Niet Mijn Wil geschiede, Vader, maar de Uwe".

De menselijke zwakheid wordt hier onmiddellijk overwonnen door de roep vanuit de kern van de ziel die zich één weet met God, en betuigt in deze laatstgenoemde verzuchting de totale overgave aan Gods Wil, ten dienste van Gods Plan van Heil. Jezus stelt hierdoor het voorbeeld voor de voortdurende bereidheid van de ziel, haar menselijke wil volkomen in dienst van Gods Wil te stellen, omdat dit de enige weg naar haar volkomen vruchtbaarheid is. Hij toont hier ook de noodzaak dat de ziel zich steeds bewust zou zijn van haar ware roeping. Jezus’ roeping bestaat uit de Verlossing der zielen. Hij weet dat Hij Zichzelf, de hele menselijke component van Zijn Wezen, tot het uiterste toe moet verloochenen om dit te verwezenlijken. Derhalve verklaart Hij Zich onmiddellijk één met de Wil van God. De Wil van God is de Bron van alle krachten die gericht zijn op de voltooiing van het Plan van Heil voor alle zielen van alle tijden. Zich één maken met Gods Wil, betekent daarom: de eigen levensroeping zoeken, en deze trachten te voltooien. Voor Jezus kon dit niet anders, dan door de bittere kelk tot de laatste druppel te ledigen, met totale zelfslachtoffering die in vlekkeloze Liefde moest worden voltrokken.

In Jezus voltrekt zich een verschrikkelijke strijd, die op een buitengewone wijze laat zien wat in de ziel onder invloed van de zonde gebeurt: God begint water en bloed te zweten, als symbool voor het feit dat de ziel door de zonde het Goddelijk Leven (Jezus’ Bloed = drager van het Goddelijk Leven) verliest.

Omdat Jezus de Wil van God heeft aanvaard als de enige factor die Zijn verdere lot zal bepalen, wordt Hem een engel tot steun gegeven. Zo zal het met elke ziel geschieden, die haar eigen noden en verlangens ondergeschikt maakt aan de noden van Gods Heilsplan voor alle zielen. In Jezus’ Hart lees ik de woorden:

"O Mijn Vader, hoe zwaar wordt Mijn Hart geteisterd door de verschrikkelijke aanblik van de zondelast der zielen. De zonden zijn talrijker dan het duizendvoudige van alle sterren, hun draagwijdte groter dan de oneindigheid der duisternis tussen de sterren. Zie, Ik bied U Mijn vermorzeld Hart om af te kopen dat de kiem van het oprecht berouw in zielen moge rijpen.

O Vader, is elke opflakkering van berouw in een ziel niet zoals een ster aan de nachtelijke hemel? O, hoeveel berouw is nodig om alle duisternis aan het uitspansel te veranderen in licht, opdat de mensheid moge worden bekleed met een mantel van Goddelijk Licht. Nergens ontmoet de ziel haar God op inniger wijze dan in het berouw over haar zonden en zwakheden. In het berouw wordt de bruiloft gesloten tussen de Liefde en het inzicht in Gods bedoelingen. In de rouwmoedige ziel rijpt de kiem van het Plan dat God met haar heeft: Zij begrijpt plots wat God met haar voorheeft en hoezeer zij dit Plan heeft verstoord, en zij bemint haar Schepper om de grootheid van Zijn Werken in en door haar. O welke vernedering voor de valse verleider is het berouw van de ziel.

O Vader, deze nacht geef Ik U Mijn Hart in ruil voor de zending van Onze Geest, opdat de kiem van het berouw moge rijpen in velen".

Ziehier de Liefde van God in de volheid van haar uitwerking: Jezus staat voor de totale vernietiging in het Vlees, is Zich van de draagwijdte van Zijn komende lijdensweg bewust, en denkt niettemin slechts aan de voltooiing van het Heil van de zielen. Uiteindelijk moet de Verlossing inderdaad door de heiligende werking van de Heilige Geest in de ziel worden voltooid.

Terwijl Jezus Zijn vreselijke doodsstrijd in het Hart doormaakt, wendt Hij Zich tot drie maal toe tot Petrus, Johannes en Jacobus. Hij treft hen telkens opnieuw slapend aan, ondanks Jezus’ vermaning om te waken en te bidden. Jezus brengt hier tot uiting dat God verlangt dat zielen in nood steeds op het gebed van andere zielen zouden kunnen rekenen. De slapende apostelen geven hier echter ook uitdrukking aan het geweten, dat inslaapt terwijl de zonde overal op de loer ligt en tot de ziel nadert (zoals Judas Iskarioth intussen bezig is, de Hof van Gethsemani te naderen met een gevolg van dienaren van de hogepriesters, zoals naderbij sluipende duivels). Jezus wekt de slapende apostelen telkens opnieuw als teken voor het feit dat God de 'slapende' zielen blijft wakker schudden. De ingeslapen apostelen symboliseren dus de zielen die in spiritueel opzicht inslapen omdat zij zich van geen kwaad bewust zijn, en daarom zo vatbaar worden voor alle mogelijke verblinding: Deze zielen merken niet dat de duivels naderbij sluipen. De wakende ziel in innig contact met God (zoals Jezus hier) ziet dit diep in zichzelf wél, en is zich intussen ten volle bewust van de zondigheid der zielen.

Gedurende dit hele visioen ervaar ik in mijn lichaam intense pijnen ter hoogte van de linker lende, en ik zie hoe Jezus telkens weer voorover in elkaar gedoken zit. De pijn in de linker lende blijkt kramp ter hoogte van de milt te zijn. De milt is een groot centrum binnen het immuniteitssysteem van het lichaam (het systeem dat in het lichaam ziekteverwekkers bestrijdt). Deze pijn tijdens dit visioen wordt mij verklaard als symbool voor de strijd van de ziel tegen de zonde die de ziel infecteert en ziek maakt. Jezus strijdt in de Hof van Gethsemani letterlijk tegen alle zonden van de mensheid van alle tijden, die Hij op plaatsvervangende wijze in Zich heeft getrokken. Het is alsof 'de milt' op het niveau van Zijn ziel de verschrikkelijke gifgolf van de zonde van alle tijden te verwerken krijgt, en hieraan uiting geeft door intense druk en stekende pijnen.

Judas Iskarioth en het hele gevolg van gerechtsdienaren naderen nu met fakkels, als symbolen voor de dwaallichten der wereld, de schijnlichten van alle misleiding die uitgaat van werelds denken en verlangen, van alle materialisme, van alle ongeloof en onbegrip ten aanzien van het Ware Licht en Gods Waarheid.

In de Hof van Olijven (met de olijfboom als symbool voor de Ware Vrede) wordt het Licht der wereld gevangen genomen om te worden prijsgegeven aan het groot conflict tussen Waarheid en onwetendheid, tussen Liefde en boosheid, tussen Licht en duisternis (symbool voor gewilde onvrede). Het groot conflict zal spoedig reeds een voorafbeelding vinden in de wijze waarop de ontmoeting tussen de beide partijen plaats vindt. Bij de intrede van de gerechtsdienaren in de Hof vraagt Jezus hen, wie zij zoeken. Zij antwoorden Hem: 'Jezus de Nazareeër'. Wanneer Jezus daarop zegt: "Dat ben Ik", vallen zij op de grond, als symbool voor het feit dat de leugen, de zonde, de verblinding, niet tegen de stem der Waarheid bestand is, en doordat zij zich door de Waarheid (het Licht) overweldigd voelt, zich zo stevig mogelijk aan het aardse vastklampt, als het ware 'bliksemsnel naar de aarde terugkeert' (het ter aarde vallen).

Judas kust Jezus als teken van herkenning voor hen die Hem zoeken en niet zeker zijn hoe Hij eruit ziet. De leugen, de duisternis, kent immers de Waarheid, het Licht, niet, of nog nauwkeuriger uitgedrukt: Zij krijgt er geen vat op, zij krijgt er geen inzicht in, en zij herkent de Waarheid niet, zelfs al leeft deze in de eigen omgeving. De zondige ziel (hier gesymboliseerd door Judas) is bovendien zelfs zo onbeschaamd dat zij God verraadt terwijl zij zich bedient van het teken der Liefde (de kus). Het zal in de Heilsgeschiedenis heel vaak voorkomen dat zielen schijnbaar (voor het oog der wereld) de Liefde beleven en hanteren, doch in werkelijkheid Jezus verraden en Hem uitleveren voor veroordeling en dood. Judas had drie jaar lang Jezus gekend in ontelbare situaties. Zo ook zullen in alle eeuwen talloze 'christenen' Jezus niet echt herkennen, en dus niet als echte christenen leven.

Petrus trekt intussen het zwaard, en hakt het oor van gerechtsdienaar Malchus af. Door het afhakken van het oor stelt Gods Voorzienigheid een symbool voor de zielen die niet willen luisteren naar de Waarheid, die haar horen doch haar niet in zich toelaten en dus ook niet toepassen, die dus in contact komen met de Liefde en het Licht, doch dit niet aanwenden voor hun eigen bekering. Jezus echter, geneest het oor, zelfs nog in die omstandigheden, en duidt hiermee aan dat Hij in alle tijden zal blijven lijden voor de bekering van hen die niet naar Gods Woorden willen luisteren en die de profeten van Gods Waarheid zullen vervolgen.

Zo wordt Jezus dan uit de Hof van Olijven (het symbool voor de Vrede) weggeleid naar de hogepriesters toe. Laten wij de diepe betekenis van dit beeld begrijpen: De duisternis tracht elke ziel uit de Vrede van haar hart weg te trekken om haar naar de onrust der wereldse dingen te leiden. Jezus zal echter in de komende uren méér dan ooit tonen dat het leven pas zijn echte waarde krijgt wanneer de ziel zich niet van de innerlijke Vrede laat beroven, wanneer zij in alle onrust die haar omgeeft, diep in het eigen hart naar de Ware Vrede van het leven-met-God zoekt. Vanuit de beleving van de innerlijke Vrede maakt de ziel haar ware verlossende en heiligende kracht vrij. Zo heeft Jezus het voorgedaan.

3.2.4. De verhoren

Later op de avond krijg ik beelden en gevoelens over de verhoren bij de hogepriesters. Jezus spreekt opvallend weinig, ook niet bij het horen van de vele onwaarheden en schaamteloze leugens die over Hem worden uitgestort. De reden hiervan ligt in een overweging van uiterste Liefde: Jezus houdt rekening met het feit dat de Waarheid zeggen aan een ziel die absoluut niet rijp is om die Waarheid in zich op te nemen en daar iets mee te doen, deze ziel tot veroordeling kan strekken. Hoe meer een ziel over Gods Waarheid verneemt, des te meer wordt zij geacht, deze Waarheid als voedsel in zich op te nemen.

De hogepriesters waren zeer diep in het joods geloof (het Oude Testament) geworteld, en hadden er ook om redenen van sociaal prestige alle belang bij, in hun positie te blijven. Uit werelds oogpunt konden zij zich nauwelijks veroorloven, de Persoon en de Leer van Jezus objectief te beoordelen. Dus waren zij bevooroordeeld, en zonder meer van plan om het zodanig aan boord te leggen dat Jezus zou worden veroordeeld en uit de weg geruimd. Jezus, Die hun hart en ziel doorgrondde, en wist dat zij slechts met één bedoeling naar Zijn woorden zouden luisteren, namelijk om Hem een strafbare uitspraak te kunnen aanwrijven, weerhield Zich ervan, veel te zeggen. Elk woord van Hem dat hen niet dichter bij een grondige bekering zou brengen, zou hen volgens de Wet der Goddelijke Gerechtigheid als een schuld worden aangerekend. Omdat Jezus op de wereld was gekomen om alle zielen dichter bij Gods enige Waarheid te brengen, weerhield de Liefde Hem ervan, Zijn veroordelers nog dieper in de afgrond te laten storten. Precies om dezelfde reden zou Jezus de volgende ochtend nauwelijks spreken tot Pilatus.

Ik lees in Jezus’ Hart, en voel daar hoezeer Hij tijdens de verhoren ononderbroken in God en in de kern van het Heilsplan geworteld blijft. Zijn denken staat vrijwel op nul, Zijn inwendige leven bestaat uit één en al voelen. Naarmate de lichamelijke pijnen van slagen, stoten, valpartijen en verwondingen door de touwen waarmee Hij uit de Hof van Gethsemani is weggevoerd, toenemen, richt Hij Zijn Hart intenser op het Hart van de Eeuwige Vader.

Ik word getuige gemaakt van een wonderbare driehoek van Licht tussen Jezus, de Eeuwige Vader, en Maria (Die niet in de onmiddellijke nabijheid van Jezus verkeert). De stroming van Liefde en van uitgewisselde gevoelens tussen deze Drie is onbeschrijflijk. Maria ervaart vanop een afstand (van soms een paar kilometer) alles (de ervaringen van Jezus in Hart en Lichaam) tot in de details in Haar eigen Hart en Lichaam, alsof Zij en Jezus hetzelfde Hart en hetzelfde Lichaam zouden delen. Ik voel hoe in Jezus’ Lichaam elke vezel zindert en trilt van spanningen en pijnen in spieren, bindweefsels, huid, bloedvaten..., doch niettemin ervaar ik hoe Zijn Hart tezelfdertijd lofzangen tot de Eeuwige Vader richt om Zijn Voorzienigheid die heeft beschikt dat Hij (Jezus) dit alles nu doormaakt.

Ik voel hoe dit Goddelijk Hart ook gevoelens van Hoop en bemoediging richt tot het Hart van Zijn Moeder. Terwijl Zijn Hart zich dieper begraaft in het bewustzijn van de voltrekking van het Heilsmysterie, is het alsof Jezus onophoudelijk golven van Licht in de duisternis stuwt. Jezus overstijgt nu de ellendige gevoelens in Zijn Lichaam door een verschroeiend verlangen om zielen te onttrekken aan de eeuwige duisternis.

Ik krijg met betrekking tot Jezus het symbolisch beeld van iemand die langsheen onmetelijke rozenvelden loopt en in een onvoorstelbare koorts (als in een bezetenheid van Liefde) en in een ijltempo de ene roos na de andere begint te plukken. Bij elke roos haalt hij zich de handen verder en verder open aan de doornen, en hoe heviger hij bloedt, des te vuriger plukt hij, als in een race tegen de klok (elke geplukte roos is een verloste ziel). Jezus is Zich ten volle bewust van Zijn lichamelijke ellende, doch overstijgt deze gevoelens met Vuur: Hoe méér Hij lijdt, des te vuriger draagt Hij dit lijden op aan Zijn onvoorstelbaar verlangen om zielen te ontrukken aan de duisternis en hen te ontsluiten voor het Licht van de Eeuwige Gelukzaligheid. Op zeker ogenblik lees ik in Zijn Hart de aanroeping:

"Vader, leef in Mij, want het is nu of nooit. Het moet volbracht worden. Kan de Ware Goddelijke Liefde bezwijken voor de bekoring?"

(Jezus doelt hier op de macht van de Ware Liefde over alle beproevingen van het stoffelijk leven).

Ik voel hoe Jezus op zeker ogenblik een walgelijk-bittere smaak in de mond krijgt. Ik lees in Zijn Hart hoe intens Hij al Zijn gewaarwordingen zoekt te richten op symbolen van leven die Hij Zich voor de geest haalt: bloemen, een hemelsblauwe lucht, maar ook veelvuldig de ziel van Maria en andere zielen. Ik zie eveneens heel abstracte beelden waarvan mij wordt verklaard dat zij Goddelijke Mysteries symboliseren. Het is duidelijk dat Jezus in Zich de oneindige macht van de Liefde samenbalt als een schild tegen Zijn lichamelijke gewaarwordingen.

Omstreeks de periode van de verhoren en van de overbrenging van Jezus tussen verschillende gebouwen, wordt Hij door Petrus drie maal verloochend. Petrus toonde weinige uren voordien nog de menselijke overmoed door Jezus te verzekeren dat hij zijn leven voor Hem zou geven, doch toont hier nu de zwakheid in de beproeving wanneer het eigen stoffelijk welbevinden wordt bedreigd. Wanneer de haan kraait, heeft dit voor Petrus het effect van een plotse bewustwording. Jezus had hem voorspeld dat hij Hem drie maal zou hebben verloochend vóór de haan zou kraaien. Het kraaien van de haan toont Jezus mij als het symbool voor de dageraad: Het begin van een nieuwe dag. Voor Petrus betekent dit het begin van de inkeer over zijn zwakheid. Petrus zou zich de volgende paar dagen volkomen van iedereen terugtrekken om zijn zonde te bewenen. Voor de mensheid als geheel kan dit hanengekraai worden beschouwd als de aankondiger van de dageraad van de grootste dag uit de Heilsgeschiedenis: Goede Vrijdag, de dag vanaf dewelke de zon nooit meer zou ondergaan voor elke ziel die bereid zou zijn om werkelijk voor het Licht te leven en de duisternis in de ziel te kruisigen met de spijkers van alle lichamelijke beproevingen.

Vóór en tijdens de drievoudige verloochening staat Petrus zich te warmen aan een vuur dat is aangelegd buiten het paleis van de hogepriester. Een machtig symbool: De hogepriester, boegbeeld van de verstarde tak van het jodendom die de Christus niet wilde herkennen als de Messias, staat oog in oog met Jezus, het Vuur van de Ware Liefde en het Licht van Gods enige Waarheid, doch hij herkent Gods Liefde en Waarheid niet. Buiten zijn paleis symboliseert het aangelegd vuur het feit dat de ziel die de Christus niet wil herkennen, het Vuur van Gods Liefde en het Licht van Gods Waarheid buiten de eigen muren bant, en het ondanks de nabijheid niet ziet.

GOEDE VRIJDAG

In mijn eigen lichaam is de nacht van Witte Donderdag op Goede Vrijdag een zeer woelige nacht van ziekte en heel ongewone pijnen. Jezus laat mij begrijpen, door telkens opnieuw in mijn hart te fluisteren: "Deel in de gesteldheden van Mijn Hart en Mijn Vlees". Ik blijf mij koortsachtig voelen. Het lijkt alsof de slijmvliezen en organen van mijn hele lichaam in brand staan, alsof zij uitdrogen. Ik kan de gevoelens nauwelijks beschrijven. Maria herinnert mij aan het feit dat Jezus sedert vele uren niet heeft gedronken, intussen zowel in het Cenakel als in de Hof van Gethsemani zeer hevig heeft getranspireerd, en op de weg uit de Hof naar het paleis van de hogepriester toe, zozeer is opgejaagd dat deze tocht een zware inspanning is geworden. Hij voelt Zich in deze nacht reeds in verregaande mate uitgedroogd.

Opvallend in mijn lichaam zijn de pijnen aan het hart (krampen en een soort zware druk) en de lever (steken). Deze pijnen worden mij verklaard als de druk van de massa zonden tegen de Liefde in haar vele uitingsvormen (het hart als centrum voor de doorstroming van de Liefde), respectievelijk de enorme onzuiverheid van de zielen in handelingen, woorden, gedachten, gevoelens en verlangens (de lever als zuiveringsorgaan).

Nadat Jezus de nacht als gevangene in het paleis van de hogepriester heeft doorgebracht, wordt Hij op vrijdag in de vroegte naar Pilatus gebracht. De joodse overheden willen Hem absoluut zien veroordelen, doch kunnen dit zelf niet doen, omdat het land onder Romeinse bezetting leeft, en de Romeinse wet van toepassing is. Binnen de Romeinse wet bestaan geen bepalingen in verband met godslastering. Daarom heeft de Romeinse landvoogd (vertegenwoordiger van de keizer van Rome voor het bezet gebied van Israël) Pontius Pilatus geen oren naar de eisen die de joodse overheden hem stellen. Pilatus wil dus Jezus vrijlaten, want volgens de Romeinse wet heeft Hij geen strafbare feiten gepleegd.

Omdat hij de druk, die op hem door de Joden wordt uitgeoefend, wil afwenden, besluit Pilatus, een soort teken te stellen door Jezus te laten geselen, in de hoop dat de joden hiermee tevreden zullen zijn.

Vóór de geseling biedt Jezus de Eeuwige Vader Zijn Lichaam aan voor de uitboeting van alle ijdelheid, elk gebruik van het lichaam voor doeleinden die van Gods Heilsplan wegleiden en die de zondelast vergroten, elke gelegenheid waarbij mensen hun lichaam tot middelpunt maken van hun beleving, hun verlangens en hun doelstellingen, en zij het welzijn van de ziel verwaarlozen, kortom: Hij offert Zijn Lichaam om de genade van een nieuwe vergeestelijking voor de zielen af te kopen.

Vóór de erfzonde leefden de beide eerste zielen (Adam en Eva) in vergeestelijking, gericht op God. Door de erfzonde verloren zij het geschenk van het Goddelijk Leven, en werd de beleving van het menselijk wezen steeds méér op de lichamelijkheid georiënteerd. Jezus begaf Zich naar de geselkolom op de binnenplaats van de Romeinse burcht te Jeruzalem met Zijn Hart volkomen verzonken in het vurig verlangen dat de zielen opnieuw van hun lichamelijkheid zouden loskomen en intenser op de eeuwige noden van de ziel geconcentreerd zouden leven.

3.2.5. De Geseling

In de geseling wordt heel duidelijk hoezeer de satan erop uit is, in Jezus de hele mensheid letterlijk stuk te slaan. Volgens de Joodse wet, waaraan de Romeinse strafwet niet noodzakelijk gebonden was, gold de regel '40 min 1'. Dit betekent dat een gestrafte maximaal veertig geselslagen mocht krijgen, doch dat, om dit maximum zeker niet te overschrijden, uit voorzichtigheid in feite maximaal negenendertig slagen werden toegediend. Een gegeselde kon dus in principe aftellen naar het einde toe. Bij Jezus werd deze morele steun weggenomen, want om een reden die slechts besloten ligt in de Goddelijke Voorzienigheid met betrekking tot het Verlossingsmysterie, kreeg Jezus vele tientallen malen dit gereglementeerde aantal geselslagen, zodat Hij in feite geen idee had wanneer het zou eindigen. Deze tuchtiging zou uiteindelijk ruim veertig minuten lang ononderbroken duren, wat in het licht van de wettelijke voorschriften totaal onverklaarbaar was, en dit des te meer omdat Pilatus vooraf had verklaard dat hij "hoegenaamd geen schuld zag in deze mens". Op zeker ogenblik zie ik uit Jezus’ Hart het volgende gebed naar de Vader opwellen:

"Moge Mijn overgave in deze kwellende onzekerheid voor alle zielen het vermogen van een blind geloof afkopen, opdat zij niet zouden wankelen in langdurige beproevingen".

Tijdens de geseling lees ik voortdurend in Jezus’ Hart hoe Hij Zich moreel staande tracht te houden ondanks de onvoorstelbare pijnen: Uit Zijn Hart wellen eindeloze reeksen beelden naar de Eeuwige Vader op. Het inwendig formuleren van woorden wordt Hem bijna onmogelijk gemaakt doordat het openscheuren van bloedvaten en zenuwen Hem als het ware totaal verdwaast van pijn. Zijn geest, alle verstandelijk redeneren, lijkt spoedig in een andere wereld weg te glijden. Het bloed vloeit spoedig uit ontelbare wonden, zodat dit hoogheilige Lichaam, dat bovendien sedert ongeveer vijftien uren geen voedsel en geen water meer in zich heeft opgenomen, van minuut tot minuut verder aan kracht verliest.

De beelden van dit abstract gebed in Jezus’ Hart worden mij 'vertaald' in de volgende woorden:

"Mijn Vader, Ik laat Mijn Lichaam verscheuren opdat de macht van alle ijdelheid, van alle verleidingen die zich bedienen van het lichaam als middel, en de tirannie van alle lichamelijke genotzucht, verscheurd mogen worden in alle zielen die waarlijk verlost willen worden. Ik laat Mijn bloedvaten openscheuren opdat al het gif van lichamelijke bekoringen, dat Ik door de macht van de Liefde in Mij heb getrokken, met Mijn Bloed uit de zielen gedreven moge worden. Elk van deze slagen richt Ik tegen de poorten der hel. Ik bid U, dat vele zielen in alle eeuwen in rouwmoedigheid de diepe betekenis van deze geseling zullen mogen begrijpen, opdat door elke uiting van rouwmoedigheid de effecten van deze geseling mogen worden herhaald tegen de prins der duisternis, en deze effecten zijn werken van verwoesting mogen splijten".

Jezus geeft in deze woorden een modelvoorbeeld voor de mogelijkheid om zelfs het gruwelijkste lijden dat door mensen wordt aangedaan, tegen de duisternis te gebruiken. In de mate waarin zielen in Liefde en volle aanvaarding hun lijden aan God opdragen, wordt dit lijden gebruikt als een werktuig van genade waardoor de duisternis zichzelf onwerkzaam maakt. Zo zou de mensheid de Verlossing in korte tijd kunnen voltooien indien alle zielen hun lijden uitdrukkelijk tegen de duisternis zouden toewijden. Het is het verzuim van de ziel om haar lijden in Liefde toe te wijden, dat haar Verlossing en heiliging bemoeilijkt. De Meesteres van alle zielen wees hier reeds meermaals op, en de wijze waarop Jezus alle elementen van de Passie benadert, bevestigt dit. Tenslotte gaat het hier om een Heilswet, die van alle tijden is:

Lijden + Liefde + Overgave/Toewijding =
Verlossing = Eeuwig Geluk

Op zeker ogenblik tijdens de geseling, waaraan geen einde lijkt te komen, lees ik in Jezus’ Hart:

"O Vader, moge één van de vruchten van deze kwelling deze zijn: dat de zielen al hun beproevingen zouden aanvaarden door het bewustzijn dat niets, geen enkele kwelling, een leven op zich leidt, noch een eindpunt betekent: Aan alles komt een einde, en na de kwelling in dienst van God volgt Gelukzaligheid, ja deze wordt tijdens de kwelling bereid, zoals de druif eerst geperst moet worden om daarna te verblijden als de wijn die kracht schenkt. Ik bid om kracht voor alle zielen, die door de kwellingen der wereld worden achtervolgd en daardoor vergeten of niet meer kunnen geloven dat U, Vader, een God van Liefde bent, en dat het vast geloof in Uw Liefde alle striemen in hart en ziel geneest".

Jezus benadrukt hier nogmaals de bovenvermelde Heilswet, voor dewelke Hij doorheen de hele Passie het grootste voorbeeld uit de geschiedenis heeft gesteld.

Nadat Hij wellicht reeds verscheidene honderden geselslagen heeft gekregen (ik zie hoe Jezus op dat ogenblik reeds meer dood dan levend lijkt) welt in Zijn Hart het volgend bewijs van volmaakte zelfverloochenende Liefde op:

"O Vader, zelfs indien elk van deze slagen slechts één ziel zou verlossen, bid Ik U dat deze geseling nooit moge ophouden".

De geseling komt op mij over als een ongerechtigheid die het hart verplettert, doch in de eerste plaats leert zij, hoe onvoorstelbaar groot de nood aan uitboeting van de ontsporingen van de lichamelijkheid der mensheid is. Alle beelden die Jezus hier innerlijk schouwt, maken Hem buitengewoon verbeten in de volharding in deze verschrikkelijke kwelling. Tijdens elke fase van Zijn Lijden ziet Jezus inwendig zowel verleden als toekomst van de hele mensheid, wat Hem moreel kwelt tot in de diepste kern van Zijn ziel: Hij ziet alle zonden, ondeugden, ontsporingen, alle misbruik van diverse kenmerken en eigenschappen van het mens-zijn. Hij schouwt alle misbruik van de lichamelijkheid: erotiek als doelstelling en middelpunt van het leven, het organiseren van het hele leven rond de bevrediging van alle lichamelijke behoeften, verwennerij van het lichaam, genotzucht, het schuwen van alle offers en beproevingen.

Ik zie hoe, als in een koorts, lange reeksen van ontelbare beelden aan Jezus’ geest voorbij flitsen, onder andere een beeld waarin bij elke geselslag een bloem (symbool voor Goddelijk Leven) haar parfum (heiligheid) loslaat en over de zielen verspreidt. Verder een beeld waarin elke geselslag een wolk van genaden opensplijt. In deze hele ervaring treft mij de overeenkomst met de gebruikelijke wijze waarop de Meesteres van alle zielen mij onderricht en vormt: Het blijkt hoezeer Jezus en Maria 'denken' en beschouwen in beelden waarin wordt aangetoond welke overeenstemmingen bestaan tussen natuurlijke en bovennatuurlijke verschijnselen, en hoe de zielen zich de bovennatuurlijke werkelijkheid kunnen leren voorstellen in beelden waarmee zij wel vertrouwd zijn (het Goddelijk Leven als een bloem, de heiligheid als parfum, een geselslag als het openen van een wolk van genade, het bloeden van Jezus als de uittreding van Goddelijk Leven uit het Lichaam van de God-Mens om de zielen te bevloeien, enzovoort). Alle onderrichtingen, uitingen en openbaringen van de Meesteres van alle zielen staan evenzeer bol van dit beeldrijk taalgebruik. Hierdoor wordt mij aangetoond dat het absoluut geen toeval is, dat Maria mij van meet af aan leerde, al mijn denken en innerlijk schouwen in dergelijke beelden tot uitdrukking te brengen: Dit is de taal, de 'communicatie- en denkwijze', van de Hemel zelf.

Na de geseling, die ruim 40 minuten heeft geduurd, voelt Jezus Zich in het Vlees totaal gebroken en volledig uitgeblust in Zijn krachten. Wij moeten daarbij bedenken dat Hij reeds maandenlang zwaar vermoeid was, heel weinig had geslapen en heel weinig had gegeten, en dat Hij sedert het Laatste Avondmaal op de vorige avond geen druppel meer had gedronken doch intussen wel overvloedig had getranspireerd en gebloed. Ik zie Hem nu bovendien gloeiend van koorts (door de ontelbare geselwonden, die onmiddellijk infecteren), sidderend door ontelbare zenuwprikkelingen tezelfdertijd in alle delen van Zijn Lichaam (vele zenuwen zijn door de geseling opengescheurd of zwaar beschadigd).

De werking van Zijn geest lijkt op nul te staan, zodat Hij alles om Zich heen waarneemt zoals iemand die opgesloten zou zijn in een kooi die bestaat uit matglas. De gehoorsindrukken zijn vage, in elkaar vloeiende klanken. Woorden die Hij hoort, lijken geen steek meer te houden. Niettemin offert Jezus nog steeds (in beelden, niet in geformuleerde woorden), en lees ik in Zijn Hart de woorden:

"Laat de zielen toch begrijpen hoezeer de hoogmoed en de trots de ziel verdwaast en haar afsnijdt van Gods werkelijkheid".

Jezus richt dit gebed tot de Vader op het ogenblik waarop de voorbereiding voor de doornenkroning is begonnen. Ik zie Hem daarbij op iets zitten wat op een blok lijkt. Hij biedt de aanblik van iemand die totaal niet meer van deze wereld is, die niet meer nadenkt, in wie het lichaam stervend is, de ogen uitgeblust, de geest in een delirium, en de ziel totaal in de niet-stoffelijke werkelijkheid verzonken.

3.2.6. De Doornenkroning

Soldaten vlechten voor Jezus een kroon van doornen, die zij Hem op het hoofd drukken. Met deze kroning wil Gods Voorzienigheid aantonen hoe de zelfverheffing, de hoogmoed en de trots een ziel verwonden. De ziel verheft zichzelf door deze gesteldheden boven haar medemensen, beschouwt zich als het ware als koning, doch wordt door deze gesteldheden opengereten als door scherpe doornen. Deze gesteldheden prikken op vele plaatsen in de ziel, en veroorzaken in haar vele wonden, waaruit zij als het ware gaat bloeden (dit wil zeggen: waardoor zij haar Goddelijke levenskracht verliest).

De beulen hangen Jezus nu een purperen mantel om. Purper is de kleur van de rouw. Hier wordt aangetoond dat God rouwt om elke ziel die zichzelf verheft, of hoogmoed en/of trots koestert.

Jezus, Die op een blok is neergeduwd en daar als een hoopje ellende zit te rillen van koorts, versuft en tezelfdertijd als opengescheurd van de pijn, druipend van het bloed, met de purperen mantel om de schouders en de kroon van doornen op het hoofd, krijgt nu ook een rietstok in de hand. Voor wereldse ogen zonder Liefde blijkt dit een bespottelijk beeld te zijn. Alsof hier niet een levend wezen met gevoelens zit, doch een levenloos 'iets', wordt op de doornenkroon geslagen, waardoor bepaalde doornen zelfs in het voorhoofd binnendringen, en worden Jezus de meest hartverscheurende bespottingen naar het hoofd geslingerd. Gods Voorzienigheid stelt in deze bespotting de menselijke dwaasheid aan de kaak. De dwaasheid van de mens, die meent dat hij de waardigheid bezit om zich boven alles en iedereen te verheffen, wordt hier getoond zoals zij werkelijk is: bespottelijk. Elke mens is zwak, en leeft slechts doordat God hem levenskracht schenkt. Daarom zijn zelfverheffing, hoogmoed en trots pure dwaasheid. Elke wijsheid in de ziel maakt dergelijke gesteldheden onmogelijk.

Zoals in elke fase van de Passie stelt Jezus hier in werkelijkheid de zondige mensenziel tegenwoordig. Alles wat Hem tijdens de Passie overkomt, is door Gods Voorzienigheid zo 'ontworpen', dat het laat zien wat de ziel zichzelf door de zonde aandoet. Zo wordt duidelijk dat de Passie niet mag worden beschouwd als een menselijk verhaal van menselijke gebeurtenissen, doch als een buitengewoon rijk geïllustreerde les vanwege Gods Voorzienigheid aan de mensenzielen. In de Passie van Christus worden onthuld:

  • de ware aard van de zonde;

  • de wijze waarop de ziel haar eigen leven kan (en moet) leren zien als een reproductie van het Lijden van Jezus;

  • de wijze waarop de ziel haar leven vorm kan geven om te worden tot een kruisiging van al haar eigen gesteldheden die haar beletten om de Verlossing in zich te voltooien en de heiligheid te bereiken.

Zo wordt de Passie van Christus tot de grootste les in de ware levenskunst, in de Wetenschap van het Goddelijk Leven. Zij is oneindig veel méér dan het droevig verhaal van de lijdende God-Mens. Precies daarom is het zeer oppervlakkig, de Smarten van Maria te beschouwen als de hartenpijn van een moeder die haar zoon ziet lijden en sterven. Maria’s Smarten zijn het geheel van het spiritueel lijden van de volkomen heilige ziel om de zonden der mensheid, die het Lijden van de Mens geworden God noodzakelijk hebben gemaakt, en die uiteindelijk zelfs uitmonden in de moord op God Zelf. De mensheid zou doorheen de hele Heilsgeschiedenis Christus blijven geselen, met doornen kronen en kruisigen. De godsmoord zal pas ophouden in het uur waarin Gods Rijk op aarde kan worden gevestigd. In wezen geselt en doodt de ziel zichzelf, door de zonde. De Passie van Christus is daarom in wezen het droevig verhaal van de zondige mensenziel, ontworpen door Gods Voorzienigheid en Wijsheid en uitgebeeld door de God-Mens, opdat zowel het ontwerp als de uitbeelding getekend zouden zijn door de Goddelijke volmaaktheid.

Tijdens de doornenkroning vloeit bloed uit vele plaatsen van Jezus’ schedel en voorhoofd. In Zijn Hart lees ik:

"Vader, laat de ziel die zichzelf groot waant, begrijpen dat hoogmoed het Goddelijk Leven uit de ziel laat wegstromen".

3.2.7. De veroordeling

Op zeker ogenblik worden de beulen hun spel moe. Jezus wordt bij Pilatus gebracht. Deze bekijkt Hem, gaat met Hem naar buiten, waar de joden verzameld zijn, en spreekt de woorden: "Ecce homo" (= ziedaar de mens). In deel 19 van de Stormschriften heb ik ooit de diepe betekenis van deze uitspraak mogen toelichten:

Jezus ziet er verschrikkelijk gehavend uit, alsof aan Zijn Lichaam geen gave plek meer is, vol met korsten van stollend bloed, vol wonden die ontsteken. God toont de mensheid hier het beeld van wat de zonde met de ziel doet, en spreekt als het ware doorheen de mond van de Romeinse landvoogd: 'Ziedaar de ziel, zoals de zonde haar maakt: totaal misvormd, ontstoken, ziek, bloedend'. In feite is de uitspraak van Pilatus tweeledig, want wij kunnen haar ook begrijpen als 'Ziedaar de Mens, God Die Zich aan de mens gelijk maakt om Zich als vertegenwoordiger van de zielen door de eindeloze zondigheid van het menselijk wezen te laten verminken'.

Pilatus hoopt dat de bloeddorstigheid van de joodse overheden nu verzadigd zal zijn. Integendeel eisen deze nu echter de kruisiging, op beschuldiging van godslastering. De Messias, in hun ogen echter een ketter en godslasteraar, wordt pas ongevaarlijk wanneer Hij dood is.

Pilatus is een Romein. Dit betekent dat hij niet in één God gelooft, doch in diverse goden, en dat zijn geloof meer bijgeloof is dan een systeem dat op de ene Waarheid berust. Omdat hij in Jezus iets ongewoons en mysterieus heeft herkend, waarvoor hij geen verklaring vindt, maakt de beschuldiging van godslastering in hem een diepe vrees wakker. Om meer zekerheid te krijgen over de rechtvaardigheid van een eventuele vrijlating of een verdere veroordeling, stelt hij daarom Jezus de vraag: 'Waar zijt Gij vandaan?'. Met deze vraag tracht Pilatus een reden te vinden om de joden van hun verlangen af te brengen, want hij hoopt de zaak tot een louter spirituele aangelegenheid te maken, en Rome spreekt geen terdoodveroordeling uit op grond van spirituele zaken.

Jezus antwoordt echter niet. Hij doet dit weloverwogen. Jezus weet dat Pilatus de echte Waarheid over Zijn herkomst en over de aard van Zijn Wezen niet in zijn Romeinse wijze van denken kan inbouwen, en dat hij dus de verkeerde conclusies kan trekken. Hoe meer kennis een ziel over de Waarheid verwerft, des te groter wordt haar verantwoordelijkheid om spiritueel te groeien. Daarom weet Jezus dat een volledige verklaring aan Pilatus deze laatste tot eeuwige verdoeming zou brengen, daar hij – mede op grond van zijn aard en zijn wereldbeeld – niet in staat zal zijn om zich deze nieuwe kennis tot nut te maken.

Pilatus tracht Hem echter tot een verklaring aan te sporen door de woorden: "Gij spreekt niet tegen mij? Weet Gij dan niet dat ik de macht heb om U vrij te laten, maar ook de macht heb om U te kruisigen?". Nog steeds geeft Jezus geen antwoord op de Hem gestelde vraag. Hij zegt nu:

"Gij zoudt volstrekt geen macht over Mij hebben, als U die niet van boven was gegeven. Daarom is de zonde van hem die Mij aan U heeft overgeleverd, groter".

Jezus, Die hart en ziel van Pilatus doorgrondt, weet dat deze laatste onder druk handelt, en Hem het liefst zou vrijlaten. De ware zonde berust voor Jezus echter bij de joodse hogepriesters en hun volgelingen, die in hun hart Zijn dood willen. Wanneer Jezus ter dood wordt veroordeeld, kan dit slechts door Pilatus gebeuren, omdat alleen de Romeinse bezetter een terdoodveroordeling kan uitspreken, maar de ware schuldigen in Gods ogen, zijn diegenen, die Jezus werkelijk dood willen (Pilatus wil dit uit zichzelf niet).

Pilatus drukt nu nogmaals zijn voornemen uit, Jezus te willen vrijlaten. De joodse overheden nemen nu hun toevlucht tot het ultiem wapen. Omdat Pilatus geen oren heeft gehad naar spirituele beschuldigingen (godslastering), trachten zij hem nu bang te maken met wereldse argumenten. Zij geven nu Pilatus te denken met de woorden: "Als gij die man vrijlaat, zijt gij geen vriend van de keizer. Wie zich voor koning uitgeeft, komt in verzet tegen de keizer". Zij zeggen dit omdat Jezus nog vóór de geseling had gezegd dat Hij koning was en daartoe in de wereld was gekomen. Pilatus vreest nu dat hij, indien hij Jezus werkelijk vrijlaat, ervan beschuldigd zal worden, de veiligheid van Rome onvoldoende te hebben beschermd. Inderdaad, een Romeinse landvoogd die in een bezet gebied de opstanding van een koning zou toelaten, zou hierdoor het gezag van de keizer van Rome in dit gebied helpen ondermijnen.

Uiteindelijk geeft Pilatus dus uit menselijk opzicht toe aan de druk, en stelt het volk voor de keuze, wie ter gelegenheid van het paasfeest moet worden vrijgelaten: Jezus of Barabbas. Deze laatste was een misdadiger en een rebel tegen de Romeinse bezetting. Het volk wordt door de joodse overheid zodanig bespeeld, dat de meerderheid kiest voor de vrijlating van Barabbas. Pilatus aanvaardt, spreekt het doodsvonnis over Jezus uit, en rechtvaardigt zijn beslissing als een politieke veroordeling: Jezus, de 'koning der joden', als een bedreiging voor Rome.

Het feit dat een grote meerderheid van het volk de vrijlating van Barabbas en de kruisiging van Jezus verlangt, staat symbool voor de keuze van ontelbare zielen voor het leven in ondeugd en geconcentreerd op het wereldse (Barabbas geldt hier als symbool voor wereldse bevrijding, namelijk uit de Romeinse bezetting, zonder interesse voor bevrijding van de ziel). Dit gebeuren symboliseert dus het feit dat de grote meerderheid van de zielen van alle tijden zal blijven kiezen voor de wereld boven het Hemelse, en Christus zal blijven verloochenen en Hem uit het leven zal willen bannen. Dit besef bedroefde Jezus immens toen Hij het volk hoorde schreeuwen om de vrijlating van Barabbas. De dwalende ziel wil Gods Werken en Woorden kruisigen.

Voor Jezus opent zich hier het visioen van de gouden poort naar de Verlossing die nu voorgoed opengaat. Dit visioen haalt in Hem alle uitersten aan emoties naar boven: diepe verrukking over de spoedige voltooiing van Zijn Missie, en tezelfdertijd verscheurende droefheid over de bevestiging van Zijn besef dat de meerderheid der zielen in staat is om God te kruisigen, en te kiezen voor de wereld boven de noden van het zielsleven. In Zijn visioen herhalen zich heel kort de beelden die Hij de vorige avond reeds in de Hof van Gethsemani heeft geschouwd, over de ontelbare miljoenen zielen die Hem doorheen alle eeuwen nog zullen verloochenen, verraden, veroordelen, geselen en kruisigen.

Jezus offert Zijn veroordeling aan de Vader met de woorden:

"0 Vader, Ik bied U Mijn Hart, vervuld van het verlangen dat elke ziel die nog op de wereld komen zal, op grond van dit ogenblik de kracht en de wil moge vinden om de wereld in zich te veroordelen, haar kruis op te nemen in Liefde voor Ons en voor de hele Schepping, en het offer van haar hele leven te verenigen met Mijn laatste reisgezel, met dewelke Ik spoedig de eeuwigdurende Bruiloft zal sluiten"

Jezus’ reisgezel is het Kruis, dat voor alle eeuwen met Hem verbonden zal blijven. Deze verzuchting stijgt uit het Hart van Jezus ten Hemel, terwijl Hij de bijtende pijnen van de geseling en de doornenkroon in Zijn Hart samenbalt en intens verlangt naar de bekroning van de Offerande der Eeuwige Liefde, waartoe Hij in de wereld is gekomen. Het is de volmaakte Liefde, die hier in Jezus de geringe kracht die Hem nog rest, zodanig concentreert, dat het mij toeschijnt alsof slechts de intense zielsverrukking Zijn Lichaam het nodige leven inblaast om de laatste fase van Zijn Passie voor de mensheid aan te vatten.

3.2.8 De Kruisweg

Op de binnenplaats van de Romeinse burcht wordt Jezus bij het Kruis gebracht. Ik zie hoe Hij ernaast op de knieën valt, het teder omklemt, en weent. Zijn Hart brandt, en de Eeuwige Liefde laat mij de volgende verzuchting uit dit vurige Hart aflezen:

"O Vader, voor de bruiloft met dit Kruis ben Ik in de wereld gezonden. Zo heeft Uw Wijsheid het beschikt, dat Uw Zoon de bruiloft zou sluiten met het Kruis dat de Verlossing zal bezegelen, doch dat de vruchten uit deze bruiloft slechts geboren kunnen worden in het hart van elke afzonderlijke ziel, door haar eigen omhelzing met het kruis van haar leven. O Kruis, hoezeer heb Ik u lief. De Eeuwige Gelukzaligheid zult gij brengen aan velen, want door Mijn bruiloft met u zullen de verwoestende uitwerkingen van de erfzonde uitgeveegd worden uit elke ziel die u in Mijn navolging zal liefhebben op de kruisweg die haar eigen leven zal zijn. Aan u gehecht, zal Ik sterven in het Vlees, opdat alle zielen die u beminnen, mogen sterven aan de behoeften en begeerten van het vlees, en opdat hun heiligheid moge leven".

Op dit ogenblik verlangt de Verlosser vurig dat de opneming van Zijn Kruis elke ziel bereid zou maken om elke dag opnieuw het kruis van haar lasten op te nemen, het te omhelzen uit Liefde tot Jezus, en het aan Maria op te dragen tot uitboeting van de zonden der wereld. Maria bevindt Zich niet in de onmiddellijke nabijheid van Jezus, doch is in het Hart op de meest intense wijze met Hem verbonden. Het behoort tot de vurigste verlangens van de Verlosser dat de mensenzielen van alle eeuwen in zich de genade tot vrucht zouden brengen, deze verbondenheid tussen Zijn Hart en dat van Maria te erkennen en in de onvolprezen verlossende macht ervan te geloven.

Van het grootste belang is de vaststelling dat Jezus in Zijn verzuchting tijdens Zijn kennismaking met het Kruis onmiskenbaar laat blijken dat Zijn Verlossingswerk slechts de bruiloft is, doch dat de ware vrucht (als het ware het kind) uit die bruiloft in elke ziel afzonderlijk geboren zal moeten worden, met actieve medewerking van de ziel. Wanneer wij daarbij rekening houden met het feit dat Jezus doorheen de hele Passie in Zijn Hart op de Eeuwige Vader en op Zijn Moeder was gericht, hoeft het ons niet te verbazen dat Hij in Zijn Hart elk element van Zijn Lijden met de Smart van Maria verbond. Reeds vóór de Passie had Hij Zijn intentie te kennen gegeven, dat Hij Maria aan de zielen zou geven. Hij zou dit doen met als enige bedoeling, de voltooiing van Zijn Verlossingswerk in elke ziel mogelijk te maken.

Wij mogen nooit uit het oog verliezen dat God in al Zijn handelen (Werken) en in al Zijn Plannen slechts één doel nastreeft: het Eeuwig Heil van alle zielen. Precies dit was de bedoeling van de Passie, van de vormgeving ervan, en van alles wat de vruchtbaarheid ervan doorheen de eeuwen zou verhogen. Om deze vruchtbaarheid te verhogen, werd Maria toen reeds bij Goddelijke Beschikking voorzien als de Medeverlosseres, Die in elke ziel de ontvankelijkheid voor het zaad uit de Werken van de Christus zou verhogen. De God van Liefde heeft niets aan het toeval overgelaten. Het zaad was voorbereid, de voorbereiding van de akkers was door de Goddelijke Zaaier begonnen en zou door de Heilige Geest bij voorkeur via Maria worden bekroond, en de Zaaier stond nu op het punt om de inzaaiing te voltooien.

De Kruisweg begint, en Jezus wankelt onder het enorm gewicht van het Kruis, dat Hij de eerste ogenblikken nauwelijks in een positie kan brengen die het mogelijk zou maken om er niet spoedig alle greep op te verliezen. Ik zie en voel hoe vreselijk erg Hij wordt gehinderd door het feit dat op Zijn bovenrug tot en met de rechter schouder vrijwel geen centimeter zonder opengerukt vlees is te vinden. De geseling heeft ontelbare wonden achtergelaten, die nu rauw, scherp bijtend en ontstoken aanvoelen.

De wankeling van Jezus bij het opnemen van het Kruis staat symbool voor de enorme zondelast van de mensheid van alle eeuwen – bedenken wij bovendien hoe uitgeput Jezus op dat ogenblik reeds is. Terwijl Hij het Kruis draagt, krijgt Hij nog geregeld slagen. Jezus bidt in de beslotenheid van Zijn Hart:

"O Vader, moge dit alles de kracht bekomen voor de zielen die, terwijl zij de overtredingen van Uw Wet uitboeten, hierbij gehinderd zullen worden door de slagen die duistere krachten hen zullen toebrengen door vervolging en tegenkantingen van allerlei soort. Moge het ook de wankelmoedigen helpen om zonder aarzeling te kiezen voor het Ware Licht, want slechts de schijnlichten der wereld kunnen de ziel zo verblinden dat zij wankelt".

Wankelend onder het Kruis zie ik Jezus in de overwegend smalle stegen van Jeruzalem. Het beeld doet denken aan het feit dat de beproevingen van het leven mensenzielen vaak heel moeilijk vallen, zodat hun levensweg hen eng en beklemmend toeschijnt, en de zon (= Gods Licht) hen op vele plaatsen van hun weg nauwelijks lijkt te bereiken. Zoals Jezus langs beide zijden van de weg door velen beschimpt en gehinderd wordt, voelt ook elke ziel zich door vele beproevingen (kruisen) van het leven beklemd en gehinderd, zodat zij wel eens het gevoel krijgt dat zij onder de kruisen bezwijkt.

Dat is wat nu in de Kruisweg van Jezus tot uitdrukking komt. De Verlosser offert voortdurend de zwakheden van de zielen van alle tijden, en de kruisen die verloochend zullen worden omdat zielen de strijd voor hun Heil niet langer zullen willen voeren. Jezus valt, en toont hier hoe vele zielen vallen onder hun hoogmoed, en hierdoor eigenlijk letterlijk hun contact met het wereldse (de grond, de aarde) opnieuw intenser maken. Jezus bidt de Eeuwige Vader dat de zielen van goede wil de kracht zouden krijgen om niet te wankelen onder de beproevingen, om zich bewust te worden van hun fouten en nalatigheden, die het hen op aarde zo moeilijk maken om de weg naar het Heil te voltooien, en om spoedig opnieuw op te staan, zoals Hij hier doet.

Jezus staat wankelend op, en zet Zijn verschrikkelijk zware tocht verder. Elke seconde lijkt een eeuwigheid te duren, omdat Zijn krachten met elke meter verder afnemen. Menselijk gesproken, is Hij op dit ogenblik in Lichaam en Hart uitgeblust. De ervaring van de val, waarbij het Kruis overigens zo hard op Zijn bovenrug terecht is gekomen dat Hij de eerste minuten nauwelijks lijkt te kunnen ademen, heeft Hem in alle hevigheid herinnerd aan de vreselijke zwakheid van de mensenziel.

Even verder ziet Jezus Zijn Moeder langs de weg, de enige Ziel die Hem op dit ogenblik waarlijk op de been kan houden. Op Jezus komt Zij, ondanks het feit dat Haar wondermooie Gelaat door Smart is getekend, over als een visioen uit het Paradijs: Jezus ziet dwars doorheen de ziel, en wordt daarom in verrukking gebracht door de schittering van Maria’s heiligheid, die nooit door de erfzonde noch door enige misstap is bevlekt. Maria staat niet rechtop, Zij zit geknield, want bij het naderen van Jezus heeft Zij Zich op de knieën laten glijden, onhoorbaar wenend, als in aanbidding voor de Eeuwige Liefde, die hier schittert in de volheid van haar Vuur. Achter Haar zie ik apostel Johannes, met de handen in elkaar gestrengeld tegen de borst en met een ontsteld gelaat.

Bij het zien van Maria krijgt Jezus als het ware een injectie van levenskracht. Het is alsof Zijn laatste krachten zich in Hem samenballen. Hij drukt in mijn hart, dat de gevoelens die nu door Hem heen gaan, symbool staan voor de wedergeboorte die elke ziel uit het contact met Maria kan halen. Hij ziet in Haar de aanblik van de volmaakte Verlossing en Heiliging, als een stuk Hemel in deze poel van verderf en zonde. Jeruzalem lijkt vandaag inderdaad uitermate vijandig, al zie ik eveneens waarlijk bedroefde en zelfs bijna wanhopige gezichten. Ik mag hier een beeld aanschouwen dat uitdrukking geeft aan de toestand zoals hij steeds zal blijven: Jezus en Zijn Leer als Tekenen van tegenspraak, met een minderheid van vrienden en een meerderheid van vijanden, onverschilligen en niet-begrijpenden.

Jezus’ Hart, dat niet heeft opgehouden, in mysterievolle beelden tot de Eeuwige Vader en tot Zijn Moeder te spreken, spreekt nu in de stilte de volgende duidelijke woorden:

"O Vader, druk dit beeld in Mij, opdat het Mij moge bemoedigen in de kwellingen die nog komen. Zie de volmaakt Zondeloze, Die al Mijn pijnen en kwellingen heeft meebeleefd tot in Haar allerreinste vlees. O Verrukking duizend maal groter dan alle engelen die Gij hebt gemaakt. O Teken van Hoop, dat Mijn Werken in de zielen naar hun voltooiing zal leiden. Nog kent de wereld Haar niet, en door velen zal Zij ook nooit aanvaard worden voor wat Zij werkelijk is. Ondersteun Haar in deze kwelling der kwellingen".

Maria omhelst Haar Zoon op een buitengewoon eerbiedige en zachte wijze. Gedurende enkele ogenblikken kruisen Hun heilige blikken elkaar. Voor Jezus lijkt het alsof Hij opnieuw de Hemel aanschouwt, want Maria’s ogen zijn de spiegels van het Onbevlekte Paradijs van zondeloosheid en volmaakte Liefde – de volkomen in ere herstelde mensenziel. Jezus, Wiens blik totnogtoe in het oneindige leek te staren, lijkt plots nieuw leven te ontvangen. Nochtans voel ik hoe Jezus’ Hart bij de aanblik van Maria als het ware openscheurt onder de invloed van twee geweldige, aan elkaar tegengestelde krachten: enerzijds de nieuwe moed die Hij ontvangt doordat Haar volmaakte Liefde zich als een wollen mantel om Zijn Hart hult, en anderzijds het besef van de hartverscheurende Smart die Zij nu ondergaat. Maria is hier waarlijk de Medeverlosseres, Die met de Verlosser gedurende enkele ogenblikken de diepste gevoelens van pijn over de zonde en de zwakheid der zielen uitwisselen van oog tot oog, van Hart tot Hart, van ziel tot ziel. Het intens gezamenlijk Lijden, dat zich totnogtoe in het verborgene van de lichamelijke scheiding had voltrokken, wordt hier bezegeld door het oogcontact, waarin de mystieke en de menselijke zijde ervan één worden.

Voor Jezus is het nu ten volle alsof Maria mee Zijn Kruis draagt, want God heeft het zo beschikt dat Zij in deze korte ontmoeting zowel een golf van Goddelijke kracht zal ontvangen, alsook Zelf tot in het diepste van Haar Wezen het Lijden van Jezus zal meedragen. Uit Haar mond komt nauwelijks een klank, uit Haar Hart schreeuwt echter de pijn om de Smart die God sedert de zondeval elke dag ontelbare malen is aangedaan, en waarvan Zij de tekenen vóór Zich ziet en voelt in de gesteldheid van Haar Goddelijke Zoon.

In deze weinige ogenblikken is heilsgeschiedenis geschreven.

Ik werd reeds eerder aangegrepen door de aanblik van de onverschilligheid bij vele zielen langs de weg waarop Jezus bloedend verder strompelt. Hoewel deze minuten de grootste uit de Heilsgeschiedenis vormen, gaan velen gewoon door met hun leven alsof er niets aan de hand is. Zo ook Simon van Cyrene, die via een klein zijwegje aan de weg komt, waarop Jezus nadert. Omdat Simon er uitziet als een sterke man, wordt hij er door Romeinse bewakers toe uitgenodigd om Jezus, Die Zich nauwelijks op de been kan houden, te helpen bij het dragen van Zijn Kruis. Simon weigert, terwijl hij Jezus aankijkt met een blik waaruit af te lezen lijkt, dat hij 'met een veroordeelde liever niets te maken heeft'. Jezus kijkt hem een ogenblik aan, met lijdende doch brandende ogen, en in Simon lijkt iets te 'klikken'. Hij grijpt het Kruis vast, dat echter door Jezus geen ogenblik wordt losgelaten, zodat Jezus ononderbroken de 'Kruis dragende' blijft. De Goddelijke Beschikking ten aanzien van de Verlossing zou het eenvoudig niet hebben toegestaan dat Simon zelfs maar één ogenblik het Kruis in zijn eentje zou hebben gedragen, want de Verlosser moest de Kelk ledigen tot de laatste druppel.

Welk machtig symbool wordt hier afgetekend: Het vergt een zelfoverwinning, en vaak ook enige dwang vanwege de omstandigheden, om een ziel ertoe te overhalen om de eigen belangen terzijde te schuiven en een andere ziel bij te staan in een beproeving die in feite het eigen leven niet aanbelangt. Het zal echter het grote tweeledige symbool voor het leven als christen worden:

  • de ziel die de medemens helpt om diens kruisen (beproevingen) te helpen dragen, zodat deze medemens zelf beter in staat is om zijn eigen levensopdracht in dienst van Gods Heilsplan te vervullen, en

  • de ziel die Jezus in de medemens helpt om Zijn Kruis te dragen, want de Verlosser heeft bruiloft gesloten met het Kruis tot het einde der tijden, en is aanwezig in elke kruis dragende ziel.

Naarmate de tocht verder gaat, vindt in Simons hart een geleidelijke ommekeer plaats. Hij brengt hier tot uitdrukking, dat bekering, inzicht en een van harte aangeboden naastenliefde vaak tijd nodig hebben om zich in een hart zodanig te ontwikkelen, dat de gevoelens en gedachten zich van het wereldse beginnen te verwijderen om de situatie steeds méér vanuit Gods ogen te leren bekijken, tot Heil van de eigen ziel en voor het welbevinden van diegene, die men helpt. De aanvankelijke waarneming van Simon ten aanzien van Jezus verandert steeds méér van 'een veroordeelde met wie ik liever niets te maken heb' naar 'een arme lijdende ziel, die net zo goed ikzelf kon zijn geweest'. Hoewel Jezus en Simon geen woord spreken, lijkt tussen hen een onuitgesproken eenheid te groeien, een soort lotsverbondenheid.

God brengt hier tot uitdrukking wat kan gebeuren in elke ziel die begrijpt dat zij op haar levensweg in werkelijkheid bezig is, een kruis te dragen samen met Jezus: Gods Wet heeft tussen de Verlosser en elke ziel een lotsverbondenheid beschikt, die zal duren tot het einde der tijden. De ziel die waarlijk bereid is, haar beproevingen in Liefde en zonder protest te dragen als bijdragen tot Gods Heilsplan, kan de Tegenwoordigheid van Jezus in haar kruisen leren ontdekken, en kan een immense kracht oogsten uit het besef dat zij in waarheid bezig is, samen met Jezus aan eenzelfde opdracht te werken. Dit bewustzijn kan het levendigste worden voor de ziel die zich totaal aan Maria toewijdt, omdat de Medeverlosseres in deze ziel de verbondenheid met Christus tegenwoordig zal stellen.

Hier wordt gesymboliseerd hoe tussen een ziel en God een eenheid kan groeien doordat de ziel haar waarneming steeds méér laat leiden door het hart en datgene wat Gods Geest daarin uitwerkt, in plaats van door louter wereldse waarneming en gericht-zijn op eigen belang. Hoewel Simon aanvankelijk naar huis wilde, lijkt hij er spoedig van overtuigd dat hij in dit uur nergens méér thuis hoort dan hier, als stille gezel van deze Lijdende, Die ondanks Zijn verminkingen op hem indruk maakt. Simon verkondigt hier zonder woorden Gods verlangen dat de ziel haar verantwoordelijkheid zou nemen voor het kruis van haar leven, dat door de zondelast van de hele mensheid in de wereld is gekomen, in plaats van deze verantwoordelijkheid op de schouders van de Barmhartige God te laten: Gods Barmhartigheid zal voor alle tijden een gedeelte van de zondelast dragen, doordat Zij zonden vergeeft, voor dewelke hierdoor vanwege mensenzielen niet meer dezelfde uitboeting moet worden gedragen. Inderdaad: Alle zonden drukken als een last op de mensheid als geheel, en elke zonde kan slechts op één van de beide volgende wijzen van de mensheid worden weggenomen:

  • ofwel doordat zij op één of andere wijze door mensenzielen wordt goedgemaakt (uitboeting, offers, gebeden, Heilige Mis, aanbidding, verheerlijking, diep doorleefde toewijding...). Deze inspanningen kunnen worden aangevuld met de opofferingen vanwege zielen in het vagevuur. Dit alles samen staat gelijk met het dragen van het kruis der zonden door geschapen zielen in nog niet verheerlijkte toestand;

  • ofwel doordat Gods Barmhartigheid haar wegbrandt in het Vuur van de Goddelijke Liefde, op grond van een rechtstreekse tegemoetkoming van God of via de tussenkomst van Maria, Die bestemd is als de Brug tussen God en de zielen.

De grote les van de tussenkomst van Simon van Cyrene ligt uiteraard hierin, dat de mensenziel steeds bereid zou zijn om het kruis van haar medeschepselen te helpen dragen, zoals een voorbijganger die door Gods Voorzienigheid op het juiste ogenblik op de juiste plaats wordt gebracht om daar zichzelf terzijde te schuiven ter wille van Jezus, Die in het medeschepsel Zijn Kruis verder draagt. De ziel kan vaak eenvoudig Simon van Cyrene zijn voor de ander door voor diens verlichting en vergeving (voor de andere ziel, die steeds in zekere zin 'een veroordeelde' is indien zij haar misstappen niet zou berouwen) te bidden.

Gods Voorzienigheid bereidt een nieuw lichtpunt voor Jezus en een nieuwe les voor de zielen die na Hem zullen komen: Veronica wringt zich doorheen het gedrum de weg op, zinkt op de rechterknie en biedt Jezus twee dingen aan: In de ene hand draagt zij een beker wijn, in de andere een doek. Jezus negeert de wijn, hoewel Hij er heel zachtjes voor dankt, doch grijpt met één hand naar het doek, en drukt dit in één beweging tegen Zijn Gelaat. Een prachtig beeld: Hoewel Jezus Zich volkomen uitgedroogd voelt, verloochent Hij deze hoge nood van Zijn Lichaam, om de mensenzielen een nieuw erfstuk van Zijn Liefde na te laten: Hij laat de afdruk van Zijn Gelaat op het doek na, en geeft het daarna aan de vrouw terug.

God leert hier de zielen Zijn verlangen, dat zij elkaar in de ziel zouden schoonwissen (het gelaat is hier te beschouwen als spiegel van de ziel), en hierdoor Gods evenbeeld in de ziel zouden helpen herstellen. Dit is wat gebeurt wanneer een ziel de eer en de naam van een andere ziel herstelt (haar waardigheid in de ogen van haar medeschepselen herstelt), nadat deze door het slijk van roddel en laster zijn besmeurd. Jezus toont hier, hoe Hij Zichzelf, de aanblik van de Eeuwige Liefde, in de ziel afdrukt wanneer deze zichzelf verloochent om Hem in haar medeschepselen Zijn waardigheid terug te geven, en Hem daarbij nog de wijn van haar eigen bloed (haar lijden en beproevingen, dus haar leven) wil aanbieden. Jezus neemt de beker wijn niet aan. Zo ook neemt Hij wel de offerande van alle beproevingen aan (Hij dankt voor de bereidheid, Hem deze offergave te schenken), de beproevingen zelf echter, moet de ziel nog steeds zelf dragen, doch op mystieke wijze vloeien deze door de band van het Geloof in het Lijden van Jezus over. De ideale brug voor deze overvloeiing is de toewijding van alle beproevingen aan Maria, Die voor altijd één van Hart met Jezus is.

De lichamelijke zwakheid van Jezus begint een zware tol te eisen. Opnieuw valt Hij ter aarde neer, waarbij het Kruis zo hard tegen Zijn Lichaam slaat, dat Hij alweer nieuwe kneuzingen oploopt, en een aantal wonden op Zijn rug opnieuw beginnen te bloeden. Ook uit de wonden van de doornenkroon vloeit opnieuw meer bloed. Deze val van Jezus symboliseert de vele beloften die de ziel aan God doet, en die zij in haar zwakheid breekt. Het is de wankelmoedigheid, de wispelturigheid, die hier ter aarde stort. God wijst hierdoor tevens op het feit dat wankelmoedigheid een teken van gebondenheid, gehechtheid aan het wereldse is (zij wordt in de val 'naar de aarde toe getrokken'). Elke ontrouw aan Jezus en aan het Hart van Maria, aan Wie de ziel zich toewijdt, is als een val, als een terugkeer naar de heerschappij van wereldse belangen.

Jezus heeft nog méér moeite om overeind te komen dan na de eerste val. Het is louter de wil om eerherstel te brengen voor alle ontrouw aan God en aan de naleving van elk heilig verbond (Mariatoewijding, priesterschap, huwelijk, enzovoort), voor alle wankelmoedigheid in het volgen van Gods richtlijnen, die Hem de kracht geven om Zijn Kruisweg te vervolgen. Uit Jezus’ Hart welt de smeking op, dat de zielen van alle tijden de kracht mogen vinden om op hun levensweg niet te vallen onder de lasten van allerlei wereldse invloeden, en om elk verbond met God te heiligen door een vaste wil om alle beproevingen (kruisen) te trotseren.

Jezus wankelt nu onder het verpletterend bewustzijn van de honderden miljoenen huwelijken die op aarde zullen worden gebroken, de ontelbare priesters en kloosterlingen die hun geloften niet zullen nakomen of deze op zeker ogenblik totaal zullen beëindigen, de ontelbare zielen die zich ooit aan Maria zullen toewijden doch deze toewijding niet echt zullen beleven.

Spoedig hoort Jezus naast Zich de jammerklacht van vrouwen, duidelijk behorend tot de meer welgestelde klasse, die uiting willen geven aan het feit dat zij Zijn veroordeling afkeuren en dat zij het een schande achten, dat deze heilige Profeet, deze Weldoener van Israël, nu als een voorwerp van schande ter kruisiging wordt geleid. Jezus echter, houdt enkele ogenblikken halt, en zegt: "Dochters van Jeruzalem, weent niet over Mij, doch veeleer over uzelf en over uw kinderen".

Jezus wijst er hier op, dat het dan wel een uiting van Liefde jegens Hem mag zijn, droefheid te voelen over Zijn veroordeling, die vanzelfsprekend vanuit een menselijk standpunt volkomen onterecht was, doch dat de ziel niet datgene moet bekijken, wat zij aan de oppervlakte opmerkt, doch veeleer dieper moet leren zien: Waarom is Jezus, de Verlosser, hier veroordeeld? Vanwege de zonden van alle generaties. God leert hier de zielen, nooit uit het oog te verliezen dat Jezus om geen andere reden het Kruis heeft gedragen, dan vanwege de zonden van mensenzielen in alle tijden.

Op de flanken van de helling die Golgotha heet ('schedelplaats', omdat het de plaats is waar de ter dood veroordeelden terecht staan), welt uit het Hart van Jezus een intense smeking op, dat Hij niet daar, doch aan het Kruis zou sterven, want Hij heeft het gevoel dat alle leven uit Hem wegtrekt. De uitputting lijkt compleet. Hij stort opnieuw in elkaar, en lijkt nu langer te blijven liggen dan de vorige malen wanneer Hij onder het Kruis is bezweken. In de herhaalde val wijst God op de gehechtheden, het steeds terugkeren van de zielen naar de dingen die hen in het wereldse vasthouden. Ik zie hoe Jezus tijdens het overeind komen, dat nu uitermate moeizaam verloopt, naar de top van Golgotha staart met een blik die, voor wereldse ogen, volkomen verstard en levenloos lijkt. In werkelijkheid brengt Jezus hier de uiterste vergeestelijking tot uitdrukking, in een blik die slechts één ding ziet: De plaats waar Hij de Verlossing van velen zal voltooien, de plaats waar de bruiloft met het Kruis der Verlossing definitief wordt bekroond.

Jezus vertrouwt mij toe wat zich hier in het volkomen onzichtbare werkelijk heeft afgespeeld: Enkele ogenblikken lang heeft het (werelds, lichamelijk) leven Hem verlaten, zodat alles wat Hij nog in Zich draagt, zich op het niveau van Zijn ziel samenbalt, als een teken van volkomen overgang van werelds leven naar vergeestelijking en volkomen Goddelijk Leven. Welk machtig symbool: de bekroning van de Verlossing wordt voorafgegaan door de totale vergeestelijking. Zo moet het in elke ziel gebeuren. De beproevingen op onze levensweg moeten onze belangstelling, ons denken en ons voelen steeds verder van het lichamelijke wegleiden. Jezus’ Hart is nu zo totaal op de Godheid en het Goddelijk Heilsplan gericht, dat het in een gebed lijkt te veranderen:

"Vader, door de naderende voltrekking van Mijn bruiloft met het Kruis, geef dat alle zielen die Mij oprecht willen navolgen, ook de bruiloft met hun kruis mogen voltrekken in de opoffering van hun wereldse behoeften en in een totale bekering naar het leven in dienst van Onze Werken, tot het Eeuwig Heil van velen".

Terwijl Jezus enkele ogenblikken wezenloos naar de top van Golgotha staart, wordt mij het Vuur van Zijn verlangen getoond. Hij leeft waarlijk in een andere wereld, in de enige werkelijkheid die waarde heeft voor alle zielen: de Hemelse, alsof Hij 'bezeten' is door de drang om Gods Heilsplan te ontsluiten voor alle eeuwen. Het is deze golf van Liefde en van Hoop, en de verbeten Wil om zielen te redden, die Hem overeind halen. Hij leeft werkelijk uitsluitend voor de voltrekking van de bruiloft met het Kruis, en voor de ontsluiting van de Hemel voor velen.

In feite wordt de Kruisweg afgesloten door deze derde val, die wellicht de grootste levensles voor de zielen in zich bergt: De ziel kan (en zal) tijdens haar levensreis meermaals vallen. Een val hoeft niet het einde te betekenen, doch een nieuw begin. Een val schenkt de gevallene de gelegenheid, zijn schreden helemaal opnieuw te organiseren. Daartoe moet hij echter eerst opstaan. Wie blijft liggen, sluit bruiloft met de aarde, het wereldse, het vergankelijke dat geen Heil kan brengen. Wie overeind komt, geeft hierdoor blijk van de wil om verder op zijn doel af te gaan. In haar hart heeft deze ziel haar doel eigenlijk reeds bereikt, en indien zij toch bezwijkt, zal God haar opdracht niettemin als volbracht beschouwen, want in haar hart was zij vast besloten om de kroon op het werk te zetten.

De ware verdienste van de levensweg is deze: dat de ziel haar opdracht niet opgeeft. Zij is geroepen om een bepaalde opdracht te voltooien, en zal tijdens de uitvoering ervan hoogstwaarschijnlijk meermaals ten val komen. Het is echter de wil om haar te voltooien, die door God als gerechtigheid wordt aangerekend, niet het uiteindelijk resultaat. Slechts Jezus moest het beoogd resultaat restloos boeken, omdat Hij de Verlosser was en dit voor alle eeuwen zal blijven. Van de mensenziel verwacht God slechts een onverdroten inspanning om na elke val op te staan, als akt van Liefde, van Geloof en van Hoop. De ziel die na een val opstaat en met goede moed opnieuw begint, geeft jegens God blijk van haar aanvaarding van al Zijn beschikkingen voor haar leven, en van de overtuiging dat God deze val heeft toegelaten omdat deze haar Zielenheil zal bevorderen indien zij deze met Liefde, Hoop en vertrouwen benadert. Dit alles heeft God de zielen willen leren in het herhaald vallen van Jezus onder het Kruis. Zo leert God de zielen tevens, dat de ware verdienste van de ziel niet alleen wordt verzameld in de uren van vooruitgang, doch ook in de uren van schijnbare stilstand, in de wijze waarop zij met de tegenslagen omgaat, in haar denken en voelen terwijl al het andere in haar onbeweeglijk lijkt.

Jezus nadert nu, schijnbaar méér dood dan levend, de plaats van Zijn werkelijke terechtstelling: de berg der zonden, de feesttafel der Verlossing voor alle zielen die Hem door de inrichting van hun eigen leven zullen volgen.

3.2.9. Golgotha

De top van Golgotha lijkt mij een gewelfd plateau met een harde, grotendeels versteende bodem. Wanneer Jezus de top bereikt, schijnt de zon, maar er staat ook veel wind.

Jezus wordt van Zijn kleren ontdaan, zodat nog slechts een doek Hem onderaan de romp bekleedt. God toont de zielen hier dat niet het stoffelijk omhulsel van de ziel van belang is. De ziel gaat als ziel de bruiloft met God en de verheerlijking tegemoet, het lichaam wordt afgelegd. Het enige belangrijke is dus, dat de mens werkt aan de voeding van zijn ziel. De ziel gaat de heerlijkheid binnen met haar innerlijke waarden, totaal los van haar stoffelijke eigenschappen (het lichaam en alle wereldse gehechtheden). De kleding is hier dus symbool voor datgene wat de ziel, het ware wezen van de mens, verbergt achter de uiterlijke schijn, en wat de ziel ook in hoge of minder hoge mate ontoegankelijk kan maken voor Gods Licht. De ziel moet tijdens haar aardse leven een punt kunnen bereiken waarop zij alles wat haar aan het wereldse bindt, van zich afschudt. Pas daarna kan het offer van haar leven zijn bekroning ervaren (de 'dood van het wereldse, de gehechtheden, de oppervlakkigheden, op het kruis van het leven') om de top van de verheerlijking te bereiken.

De ziel staat hier dus als het ware op de top van haar leven (de top van Golgotha), boven dewelke de Hemel zich weldra zal openen. Wanneer Jezus van Zijn kleren wordt beroofd, laat de ziel die Hem wil navolgen, zich van alle uiterlijke schijn beroven om onbekleed voor God te verschijnen zoals zij werkelijk is, met al haar zwakheden, maar ook als het ware opdat zichtbaar moge zijn vanuit welke innerlijke gesteldheid haar offer wordt gebracht. Bij Zijn ontkleding verzucht Jezus in het diepste van Zijn Hart:

"O Vader, mogen de zielen van alle tijden zichzelf leren zien zoals zij werkelijk zijn. Mogen zij niet verblind blijven voor zichzelf. Mogen zij uit eigen vrije wil de offerande van de kruisweg van hun leven op aarde bekronen door de overgave van alles waarachter zij steeds hun ware wezen hebben verborgen. O Vader, U en Ik doorgronden de diepten van harten en zielen, doch zalig zij die zich uit eigen vrije wil aan Ons vertonen zoals zij werkelijk zijn, met al hun zwakheden. Slechts zij zullen het Licht van de zon boven hun Golgotha in zich opnemen en Mijn Werken in hen tot bloei zien komen. In hen zal de Graankorrel tot Brood van Eeuwig Leven worden. O moge de wind van de Heilige Geest hun onbeklede wezen omhullen, opdat zij in hart, geest en lichaam gezuiverd mogen worden".

Jezus wordt, meer met gebaren dan met woorden, uitgenodigd om te gaan liggen op het Kruis, dat nu plat op de grond ligt. Te oordelen naar hun kleding, zijn de mannen, die de voorbereidingen op de executie treffen, geen Romeinse soldaten doch burgers. Het lijken mij zelfs geen Romeinse burgers te zijn. Nu en dan wisselen zij enkele woorden met een Romeinse officier, voor het overige heb ik de indruk dat zij concrete instructies hebben, die zij eerder mechanisch uitvoeren. Van de vele details die mij in een aantal visioenen zijn getoond, vermeld ik slechts deze, waarvan mij ook diepere spirituele achtergronden worden verklaard.

Op de kop van het Kruis is een plaat vastgemaakt met het opschrift 'INRI', letterwoord voor 'Iesus Nazarenus Rex Iudaeorum' (Jezus van Nazareth, Koning der Joden). Het is Gods Voorzienigheid die de Romeinse landvoogd Pilatus tot dit opschrift heeft geïnspireerd, want het is God Zelf, die in dit letterwoord de boodschap heeft verborgen dat Jezus voor eeuwig de Koning van het uitverkoren volk is, waarbij onder 'uitverkoren volk' hier moet worden verstaan: 'het godsvolk', alle zielen van goede wil van alle tijden, dus alle zielen die bereid zijn om hun wil één te maken met deze van God. Het zijn namelijk deze laatsten, die het zaad van deze Verlossingswerken van de Christus in hun eigen ziel tot bloei zullen brengen. Zij zijn het, die Christus als Koning zullen erkennen.

Het beeld van Jezus, Die met slechts één doek bekleed, aan het Kruis wordt genageld, wekt het besef dat de ziel die waarlijk christen wil zijn, ertoe geroepen is, zich zozeer van alles te ontdoen, dat zij als het ware 'zoals zij door God is gemaakt', zonder enige 'vermomming', opnieuw naar God terug moet keren nadat zij zich met haar reisgezel, het kruis, heeft laten verenigen (met andere woorden: nadat zij het kruis der beproevingen van harte heeft aanvaard). Zovele zielen verbergen zich hun hele leven lang achter allerlei wereldse oppervlakkigheden (de mening van anderen, de gedragslijn die door reclame en televisie wordt 'voorgeschreven', de behoefte om zich zo voor te doen, dat men door anderen wordt geprezen, enzovoort). In het uur waarin zij oog in oog met hun Schepper staan, houden zij van dit alles echter niets over: Dan blijft slechts datgene, wat zij werkelijk in hun hart dragen, en datgene wat zij tijdens hun leven op aarde werkelijk voor Gods Heilsplan en voor de heiliging van hun eigen ziel hebben gedaan, of juist niet hebben gedaan. Vele zielen trachten hun ware gesteldheden te verbergen achter façades van woorden, gedragingen en inhoudsloze uiterlijkheden. De ontkleding van Jezus brengt ook hiervoor eerherstel. De ziel kan haar ware hart misschien voor zichzelf en haar medeschepselen verbergen, maar nooit voor God, en in het uur van haar levensoordeel kijkt God dwars doorheen de 'kleren' om de kern van de ziel te zien, die de echte waarheid over de mens en zijn staat van genade of ongenade onthult.

Inderdaad, Jezus aanvaardt Zijn Kruis van harte. Uit Zijn mond komt tijdens de aannageling geen enkel woord. De pijn in de handen en voeten terwijl de spijkers er doorheen worden geslagen, is niet te beschrijven. Bloedvaten scheuren open, pezen, zenuwen en spieren scheuren. De vingers trekken zodanig samen dat het lijkt alsof elke hand de spijker die er doorheen wordt geslagen, omklemt. Jezus verbijt de pijn met alle kracht die Hij in Zich vindt. Hij weet dat Maria Zich niet ver van de plaats van de aannageling vandaan bevindt, en dat de lucht op Golgotha eerder ijl is. Dit verschijnsel geldt blijkbaar voor grote delen van Israël, althans in de dagen van Jezus. Hierdoor draagt elk geluid er verder dan dit in onze streken het geval is. Jezus wil niet dat Zijn Moeder nog méér zou lijden door bijkomende tekenen (zichtbare indrukken en hoorbare geluiden) van pijn bij Hem waar te nemen.

De ziel kan delen in de verdiensten van de aannageling van Jezus aan het Kruis, door al het wereldse in zichzelf te laten kruisigen, er zich van af te keren, en de kruisweg van al haar beproevingen uitdrukkelijk één te laten worden met het Verlossingsoffer van Jezus. Telkens de ziel een wereldse gehechtheid 'aan het kruis slaat' opdat deze moge 'sterven', gaat dit met pijn en lijden gepaard. Men zou het beeld van de kruisiging kunnen hanteren, en het zo beschouwen, dat de kruisiging van een gehechtheid of van een persoonlijke zwakheid of slechte gewoonte, gepaard gaat met bloedverlies: Het 'kost de ziel iets'. Dit bloeden, is echter bedoeld als bron van zuivering voor de ziel, net zoals een wonde kan worden gereinigd wanneer doorheen deze wonde bloed naar buiten treedt.

Het Kruis met Jezus wordt opgeheven. God toont Zijn Zoon in de voltrekking van het uiterste Offer van Liefde, boven alle hoofden verheven als Teken voor datgene wat echt belangrijk is en waarnaar elke ziel moet opkijken. Zoals God ten tijde van Mozes elke ziel die tijdens de tocht van het godsvolk doorheen de woestijn, door een slang was gebeten, genezing beloofde indien zij zou opkijken naar de bronzen slang die Mozes maakte en op een paal tentoon stelde, zo geldt dit hier nog des te méér: Elke ziel die door de slang (de duivel) is 'gebeten' (op de bekoring is ingegaan en heeft gezondigd), en die opkijkt naar Jezus, verheven op het Kruis (= die gelooft in de Verlosser en in de Waarheid van het Verlossingsmysterie, en aan de eigen Verlossing meewerkt), wordt genezen van het gif van de zonde, en sterft niet (in de ziel).

De gekruisigde Verlosser beeldt hier letterlijk uit wie Hij is en wat Hij aan het doen is: Hij is hier de Verbinding tussen Hemel en aarde, en alle Verlossing stroomt uit de Hemel door de Gekruisigde heen naar de aarde (= de zielen). Deze stroom wordt bovendien gesymboliseerd door het Bloed van Jezus, dat uit Zijn Wonden naar beneden druipt en vloeit.

Aanschouwen wij de Wonden van Jezus. Geen enkel plekje aan Zijn Lichaam is ongeschonden gebleven. God heeft daarmee een bedoeling: Geen enkel aspect van het mens-zijn is vrij van de zonde. De meest opvallende Wonden van Jezus hebben de volgende diepe betekenis:

De rechter schouder heeft een diepe, bloedende wonde, vanwege het langdurig schuren van het zware Kruis op deze schouder tijdens de Kruisweg, waarbij het Kruis veelvuldig van plaats verschoof en geregeld vrij hard tegen de schouder en het sleutelbeen terug sloeg. God toont in deze Wonde aan, hoe zwaar het gewicht van de zonden der mensheid van alle tijden op de Verlosser drukt, en hoeveel Bloed (= Leven) het Hem (en de zielen zelf) kost. De Schouderwonde van Jezus moest zo diep worden omdat talloze zielen hun dagelijkse lasten niet in overgave dragen, doch integendeel vaak God vervloeken door hun protest, hun jammerklachten over hun lot, en/of hun neiging om jegens hun medemens hun beproevingen te benadrukken, met de bedoeling hiervoor ofwel beklaagd ofwel geprezen te worden.

De beide handen zijn doorboord door de spijkers waarmee Jezus aan het Kruis is geslagen. Met de handen worden ontelbare zonden bedreven, zodat de handen vaak instrumenten van angst voor de medeschepselen worden. Hoezeer verlangt God ernaar, dat de handen van de mens in alle omstandigheden instrumenten mogen zijn die zegen en vreugde brengen (die liefkozen, die te eten en te drinken geven, die genezende handelingen stellen, die lasten helpen dragen, die hulp en verlichting brengen). Jezus heeft met Zijn handen genezingen gebracht, gezegend, doden opgewekt, Leven en vreugde gebracht. Met de Wonden van de handen brengt Jezus hier eerherstel en uitboeting voor de ontelbare handelingen waarmee zielen in alle eeuwen geen Heil doch lijden over hun medeschepselen brengen.

De beide voeten zijn eveneens doorboord door de spijkers waarmee Jezus aan het Kruis is geslagen. Deze voeten hebben het Lichaam van de Messias doorheen het land van Israël gebracht om overal de Blijde Boodschap, nieuw Leven, en genezing en vreugde te verspreiden. Jezus brengt met deze Wonden eerherstel en uitboeting voor de ontelbare dwalingen van zielen (de dwaalwegen der wereld verwonden 'de voeten van de ziel'), en de ontelbare malen waarbij zielen dingen nalopen, die hen geen stap dichter bij hun Heil brengen (die hen echter eerder de kostbare tijd doen verliezen, die God hen dagelijks geeft om hun spirituele ontwikkeling te bevorderen), of hen zelfs dichter bij hun verderf brengen, en voor de gelegenheden waarbij zielen zich niet de moeite getroosten om zich naar een lijdend medeschepsel te begeven om het hulp, verlichting en vreugde te bieden.

Na de Dood van Jezus zal een Romeinse soldaat doorheen de Zijde van Jezus Zijn Hart met een lans doorsteken. Deze Wonde draagt een geweldige symbolische betekenis: De Eeuwige Liefde laat zich doorsteken om zich tot de laatste druppel over de mensenzielen van alle tijden te ontledigen. Het Bloed uit het Hart van Jezus is de drager van de volheid van het Goddelijk Leven. Het water uit Zijn Hart is te beschouwen als Goddelijk doopwater dat de zielen die Jezus waarlijk willen volgen, onderdompelt in Zijn Liefde en hen totaal kan reinigen. De Verlosser laat Zijn Hart openen tot eerherstel voor elk gebrek aan Liefde onder de zielen. Elke zonde, elke misstap, elke dwaling, elke tekortkoming, is een vrucht van een gebrek aan Liefde, dus van een onvolkomenheid in het vermogen of de bereidheid van de ziel om Gods Liefde door haar heen te laten stromen om haar volmaakte vruchten op te leveren. God beschikt dat het Hart van de Christus na Zijn Dood wordt doorstoken, om aan te tonen dat Hij niet alleen alles heeft gegeven, doch zelfs wil bewijzen dat Zijn Liefde niets achterhoudt.

Aan het Lichaam van de Goddelijke Verlosser was geen vierkante centimeter ongeschonden. Wanneer sprake is van 'de vijf Wonden van Jezus', is deze uitdrukking derhalve even onzinnig als wanneer wordt gesproken over 'de zeven Smarten van Maria', wanneer wij weten dat Maria een leven heeft geleid waarin de Smarten, hartenpijnen, geestelijk en zelfs lichamelijk lijden geen dag ontbraken en de meest uiteenlopende vormen aannamen. Daarom nodigt de Meesteres van alle zielen elke ziel ertoe uit, de ontelbare onbekende of nooit vermelde Wonden van Jezus te beschouwen als akten van eerherstel en uitboeting die Jezus heeft volbracht voor de ontelbare zielen die hun eigen slechte gewoonten en onzuivere neigingen niet kennen, niet herkennen, of niet willen kennen. Zo nodigt Zij elke ziel ertoe uit, Haar eigen ontelbare onbekende of nooit vermelde Smarten te beschouwen als akten van eerherstel die Zij heeft volbracht voor de ontelbare zielen die niet zien door welke gewoonten, neigingen, handelingen of woorden zij hun medeschepselen pijn en verdriet berokkenen.

Kort na de verheffing van het Kruis worden de kleren van Jezus onder de soldaten verdeeld. De enige reden waarom zij belangstelling hebben voor de kleren van Jezus, ligt in feite hierin, dat God ook hierdoor de zielen van alle tijden een teken wil nalaten: De mens interesseert zich méér voor uiterlijkheden dan voor datgene wat echt telt. Op enkele meters afstand hangt de Goddelijke Messias te sterven voor hun Verlossing, hun Eeuwig Heil, doch zij hebben slechts belangstelling voor wereldse voorwerpen. Dat is slechts mogelijk indien de Liefde niet meer stroomt en het hart geen gevoelens meer koestert ten aanzien van het medeschepsel noch ten aanzien van God. Als voorwerp met een sacrale waarde beschouwen deze zielen de kleding van Jezus niet, want zij hebben Hem niet als Zoon van God herkend en begrijpen niet wat zich hier aan het voltrekken is. Bovendien drukken deze zielen hier uit, hoezeer de mens steeds bezig is, te oordelen. De kleren drukken immers de 'buitenzijde' van de mens uit, datgene wat anderen van hem zien. Wanneer zielen de kleren van een veroordeelde onder elkaar verdelen, zijn zij in feite bezig, aan de diverse onderdelen een zekere waarde te hechten: 'Dit vind ik de moeite waard om te bezitten, het andere minder...'. Het stoffelijke, datgene wat door de zintuigen waargenomen kan worden, wat bezeten kan worden en voor geld of een andere tegenprestatie verkocht kan worden, krijgt voor ontelbaren voorrang boven de Liefde, boven het Eeuwig Heil, en boven God Zelf.

De lijfrok echter, wordt niet verdeeld, hij wordt verloot. God stelt ook hierin een teken: De lijfrok was het kledingstuk dat het nauwst met het Goddelijk Lichaam van Jezus in contact was geweest. Het staat dus als het ware symbool voor de verbinding tussen de Godheid en de Mensheid van Jezus. Het feit dat dit kledingstuk niet verdeeld mocht worden, is een teken naar de mensheid toe, dat God geen enkele verdeeldheid onder de zielen wenst. Elke ziel die, op welke wijze dan ook, verdeelt (de eenheid bedreigt), kan geen volgeling van Christus zijn.

Geleidelijk verandert de hemel boven Golgotha. De zon verbergt zich meer en meer, en de wind wordt nadrukkelijker. De natuur lijkt te lijden. Aan het Kruis balt Jezus letterlijk het lijden van de hele mensheid van alle tijden samen om het voor elke ziel van goede wil tot volle vruchtbaarheid en verdiensten te kunnen brengen. Ziehier de diepe betekenis van de Kruisiging, zoals deze mij wordt getoond en verklaard:

Jezus wil aan het Kruis de zielen verlossen door hen in de eerste plaats te bevrijden uit hun gehechtheden aan het wereldse, uit de macht van stoffelijke behoeften, uit de overheersing van de belevingen van de mens door zijn wereldse belangen, en uit de neiging van de zielen om slechts het zintuiglijk waarneembare te beleven als de ware realiteit van het leven. Door de erfzonde draagt elke ziel de verplichting om haar bijdrage te leveren tot het herstel van het evenwicht in de Schepping, dat door de erfzonde en alle daarop volgende zonden zwaar is verstoord. De waarde van deze bijdrage wordt door God afgemeten volgens de mate waarin de ziel de ware Liefde laat stromen. De stroming van de Liefde wordt bepaald door overgave, zelfverloochening, toewijding en opgeofferde beproevingen. Zo heeft God het in Zijn Wijsheid voorzien, en daarom heeft Hij de mens de gelegenheid geboden om door lijden in lichaam en ziel, in hart en geest, de effecten van de zonde tegen te gaan en/of ongedaan te helpen maken.

Hierdoor wordt de levensweg van de ziel op aarde tot een kruisweg, die ontelbare verschillende vormen kan aannemen. Om geen andere reden dan deze is Jezus Mens geworden, om door Lijden dit herstelmechanisme voor alle eeuwen te heiligen en te ontsluiten. De meeste zielen leven echter in te grote gehechtheid aan al het zintuiglijk waarneembare, zodat de kruisen op hun levensweg spoedig een eigen leven beginnen te leiden. In die gevallen (die buitengewoon talrijk zijn) kunnen wij zeggen dat de ziel zichzelf kruisigt: Zij spijkert zich aan haar beproevingen vast, ja zij spijkert zich aan al het wereldse vast, zodat zij er ten volle de gevangene van wordt. Ook dit wordt door de Gekruisigde tot uitdrukking gebracht. Inderdaad, de ziel die zich aan al het wereldse laat kruisigen, is niet vruchtbaar voor Gods Heilsplan, voltooit haar eigen Verlossing en heiliging niet, en wordt zeer vatbaar voor alle zonde.

Uiteindelijk is Jezus gekruisigd om de vatbaarheid voor de zonde en de effecten van alle zonde teniet te doen in de mate waarin de ziel deze vrucht van de Kruisiging van de Christus in haar eigen leven wil laten rijpen. Wanneer deze wil aanwezig is, zal het leven van de ziel zijn ware vruchtbaarheid bereiken, doordat de ziel zich dan niet langer aan haar beproevingen laat kruisigen, doch de beproevingen in zichzelf zal kruisigen: Zij zal hen overwinnen door de Liefde, in de vorm van een rimpelloze overgave en toewijding.

Jezus is vastgenageld aan het Kruis, en heeft dus letterlijk een zeer beperkte bewegingsvrijheid. Zijn positie symboliseert hoezeer de ziel in de wereld de gevangene is van gehechtheden en gewoonten: zij is in vele opzichten als een gekruisigde, want:

  • zij hangt vastgenageld aan het wereldse en aan haar eigen gewoonten, gehechtheden, zwakheden en neigingen;

  • door haar gehechtheden bezit de ziel nauwelijks bewegingsvrijheid voor de werken waartoe zij werkelijk geroepen is (de roeping die God haar heeft gegeven, de taak die zij op aarde moet volbrengen als haar persoonlijke bijdrage tot het Heilsplan van God voor alle zielen van alle tijden);

  • de ziel wordt gekweld door de pijnen van de zonde en ondeugd die uit haar gehechtheden voortvloeien. De gehechtheden zijn in feite de spijkers waarmee de ziel zichzelf door de wereld laat kruisigen, terwijl God van haar verwacht dat zij de wereld zou kruisigen (zoals hierboven aangetoond);

  • de ziel bloedt leeg aan het Ware Goddelijk Leven, en wordt door haar eigen gehechtheden met de eeuwige dood bedreigd;

  • zoals Jezus Zich volkomen uitgedroogd voelt, krijgt ook de ziel meer en meer dorst naar het water van het Leven omdat zij uitdroogt door de koorts van niet ophoudende bekoringen;

  • Jezus aan het Kruis lijdt onder een toenemende kortademigheid doordat Hij leegbloedt en veel lichaamsvocht verliest, en Zijn Bloed steeds minder zuurstof naar Zijn weefsels kan brengen. De ziel wordt kortademig doordat het haar begint te ontbreken aan de zuurstof van de Heilige Geest;

  • Jezus aan het Kruis lijdt verschrikkelijke spierkrampen, doordat onder andere vanwege Zijn strakke lichaamshouding de bloedsomloop in de spieren zo goed als stilvalt. De ziel verkrampt door gebrek aan innerlijke Vrede omdat het wereldse haar van alle Vrede van hart berooft;

  • De gekruisigde Jezus verkleumt vanwege de vertragende bloedsomloop en het feit dat Hij grotendeels ontkleed op de top van een heuvel in een steeds toenemende wind en een zich steeds méér verbergende zon aan een kruis hangt. De ziel verkleumt doordat het Vuur van de Ware Liefde in haar dooft wanneer zij slechts de belangen van de wereld dient in plaats van deze van God, Die de Ware Liefde laat stromen;

  • De Gekruisigde lijdt aan stijgende koorts vanwege de infectie van Zijn talloze Wonden, en vanwege Zijn toenemende uitdroging. De ziel die de slaaf is van haar gehechtheden en gewoonten, is voortdurend ten prooi aan de koorts van eindeloze reeksen van bekoringen.

Vanop het Kruis kan Jezus in de verte Jeruzalem (de zogenaamde Godsstad) zien. Daar worden lammeren geslacht voor het joodse paasfeest. Jezus Zelf is echter het ware Paaslam, dat aan het Kruis hangt te sterven, als het ware geslacht door en voor de zonden van alle zielen van alle tijden. God wil hier duidelijk maken dat Jeruzalem haar heiligheid verloren heeft, en dat de kracht der ware Verlossing niet meer in Jeruzalem (oord van verstarring en van niet-aanvaarding van de Messias) te vinden is, doch louter en alleen in de Christus, bovenop de 'berg der zonden' (Golgotha). Niet het doden van lammeren brengt het Heil, doch slechts het doden van de zonde, van elke zondige neiging. Slechts het Bloed van de Messias ontsluit de Eeuwige Gelukzaligheid voor de mensheid, omdat slechts Zijn Bloed als Bloed van de God-Mens drager is van alle zonden van alle tijden, die Hij in Zich heeft getrokken om hen prijs te geven aan de Kruisiging. Wanneer dit Bloed, drager van het volmaakt Goddelijk Leven, waarin alle zonden van alle tijden in aanraking zijn gebracht met de Godheid, het Kruis der Verlossing (symbool voor alle beproevingen van de mensheid van alle tijden) en de aarde bevloeit, worden alle beproevingen, alle menselijk lijden, en de aarde zelf, geheiligd, en wordt dit alles tot de akker voor de Oogst van de Eeuwige Liefde, het Brood van Eeuwig Leven dat door God is bereid voor de zielen van goede wil, die hun hele leven opdragen voor de voltooiing van Zijn Rijk op aarde.

Jezus hangt gedurende drie eindeloze uren aan het Kruis. Vanaf Zijn aannageling tot een ogenblik vóór Zijn Dood zal Hij zeven gezegende Woorden spreken. God drukt in deze Woorden alles uit, waardoor elke ziel in zichzelf de Verlossing kan voltooien. Laten wij deze Woorden even bekijken:

1. "Vader, vergeef het hen, want zij weten niet wat zij doen"

Jezus spreekt deze Woorden terwijl Hij aan het Kruis wordt genageld. De zondige mens nagelt zijn God aan het Kruis om er te sterven. De beulen staan symbool voor de zondige mensheid, die in elke zonde Jezus opnieuw geselt, met doornen kroont, met een zwaar kruis belast en Hem in het Hart treft, zodat Hij, indien Hij niet God was, dagelijks ontelbare malen zou sterven. Niettemin verwenst Jezus Zijn beulen niet, Hij vraagt voor hen totale vergeving. God leert de zielen hier, dat Gods Barmhartigheid onvoorstelbaar groot is, doch ook, dat God vergeeft mits Hij er kan van uitgaan, dat de ziel werkelijk niet weet wat zij doet. Indien de ziel weet dat zij aan het zondigen is, of dit kan weten, breekt zij bewust en gewild Gods Wet.

De eerste zaligmakende les voor de zielen luidt dus: Vergeef Uw medezielen, opdat zij voor de Verlossing ontsloten kunnen worden, want hun zondigheid houdt hen vast in de slavernij jegens de grote vijand van God. Het is in Gods ogen zeer verdienstelijk wanneer een ziel, jegens wie zwaar onrecht is bedreven, niettemin de balsem van Gods Barmhartigheid afsmeekt voor de schuldige die haar heeft gekruisigd door beproevingen. Wanneer een ziel haar medemens niet vergeeft, wordt de schuld van die medemens jegens deze ziel als het ware in een kluis opgesloten, zodat zij deze schuld blijft dragen en deze niet toegankelijk is voor het Licht. De ziel die niet vergeeft, sluit ook zichzelf op in diezelfde kluis, want zij houdt vast aan de schuld van haar medemens (of aan de schuld waarvan zij meent dat haar medemens die jegens haar heeft). Hierdoor snijdt ook deze ziel zichzelf af van het Licht dat Verlossing brengt. Vergeving is de sleutel voor de Verlossing van alle partijen die deel hebben aan een onenigheid.

2. "Vandaag nog zult gij met Mij in het Paradijs zijn"

Jezus is op Golgotha geflankeerd door twee misdadigers. De ene vervloekt en lastert tot de dood toe, de andere vraagt aan Jezus dat Hij aan hem zou denken wanneer Hij in het Paradijs aankomt. De diepe betekenis hiervan is deze: Er zullen steeds twee zijden zijn, namelijk zij die tot in de beproevingen God vervloeken, en zij die in de beproevingen tot inkeer komen, hun schuld bekennen en om Gods erbarmen vragen. God stelt hier het teken van Zijn totale vergeving aan deze laatsten, omdat zij rouwmoedig zijn, hun geloof in Christus als de Verlosser belijden en blijk geven van Ware Hoop. God toont hier de ziel eveneens dat de Hoop, het Geloof en de Liefde nog in het stervensuur (zij het eventueel pas na een loutering in het vagevuur) voor haar de Hemel kunnen ontsluiten.

De tweede zaligmakende les voor de zielen luidt dus: Erken de eigen zondigheid en zwakheid, de eigen schulden jegens God (zowel de schulden rechtstreeks jegens God als deze jegens de medeschepselen, waardoor God eveneens wordt getroffen). Geef zelfs wanneer de beproeving haar toppunt heeft bereikt (zoals bij de goede moordenaar, kort vóór zijn dood) de hoop op de Eeuwige Gelukzaligheid niet op, en geloof dat Jezus voor elke ziel het Paradijs kan ontsluiten, en dit ook zal doen indien de ziel de wil opbrengt om in de Verlossing, en in Gods Werken in het algemeen, te geloven. Vele zielen geven hun geloof in God op omdat de veelheid van hun beproevingen hen laat menen dat God niet bestaat, of dat Hij geen God van Liefde kan zijn. Deze zielen hebben het Verlossingsmysterie niet begrepen, hebben niet begrepen waartoe de mens op aarde is, en hebben niet begrepen dat God de ziel geen grotere schat kan geven dan de beproeving. De beproevingen (de kruisen van het leven), en niets anders, kopen de ziel vrij uit de collectieve schuld van de hele mensheid en uit de individuele schuld van haar eigen zonden, misstappen, fouten, nalatigheden en onverschilligheden. De goede moordenaar is een teken van Hoop voor de ziel die een zondig leven heeft geleid, hierdoor bijna het Ware Leven (de toegang tot de Gelukzaligheid) verliest, doch niettemin het hart voldoende weet te openen om God en Zijn Werken te herkennen, en God te willen toebehoren ('denk aan mij, vanuit de Hemel – want ik zou daar bij U willen zijn').

3. "Vrouw, ziedaar Uw zoon; zoon, ziedaar uw Moeder"

Jezus ziet vanaf het Kruis hoe Maria, hoewel Zij waardig en uiterlijk schijnbaar vredig naar Hem opziet, staat te sterven van Smart, met Johannes als enige van Zijn apostelen naast Haar. Johannes vertegenwoordigt hierdoor:

  • de weinige zielen die Jezus ook in de beproevingen, wanneer alles de schijn wekt dat God stervende is, trouw blijven;

  • de priesters die, ondanks de verpletterende druk vanuit de wereld waardoor men zou kunnen menen dat God stervende is, hun ogen op de Christus gevestigd houden, in geloof in de verlossende macht van de Eucharistie, en aan de zijde van Maria. Johannes is hier de priester zonder enige belangstelling voor de wereld, die blijft opkijken naar Jezus, Maria in zijn hart sluit ('en de leerling nam Haar bij zich in huis'), en zijn Geloof niet laat ondermijnen door het menselijk opzicht (de velen die achter hem staan te lasteren en hun vijandschap jegens Christus en de Zijnen niet verbergen). Johannes wordt hierdoor voorbeeld voor de traditionele priester, die slechts kijkt naar Christus en Zijn Werken, niet naar de wereld en zijn belangen. Hij vlucht niet voor zijn roeping, ook niet wanneer hij ertoe wordt geroepen, op de top van Golgotha aan de voet van het Kruis te getuigen van zijn geloof in de Christus en zijn Vuur voor de Christus en Zijn Werken. Zijn leven is voor hem van geen waarde, het krijgt slechts waarde door de nabijheid van de Christus.

Met dit derde Kruiswoord vertrouwt Jezus de hele mensheid, alle zielen, aan Maria toe. Hij openbaart hier de uiteindelijke eeuwigdurende opdracht van Maria: Moeder en Meesteres van alle zielen te zijn. Hij vertrouwt ook omgekeerd Maria aan de zielen toe, opdat de zielen hun zielengroei steeds door en met Haar zouden trachten te voltooien, en zij zich helemaal aan Haar zouden toevertrouwen (totale toewijding! – waarbij de ziel Maria 'bij zich in huis neemt', in de kern van haar wezen).

Jezus maakt mij deelachtig aan de verzuchting die op dit ogenblik uit Zijn Hart naar de Eeuwige Vader toe opwelt:

"Vader, moge Zij, zoals Wij het voor alle tijden hebben beschikt, nu Diegene zijn, Die Mijn rol voor de zielen verder zal zetten. Moge Zij nu voor alle tijden Mijn Werken in hen voltooien, in de mate waarin zij zich vrijwillig aan Haar zullen geven. Moge Zij, Die tot deze opdracht als Medeverlosseres met Uw Christus is gezalfd, nu in deze hoedanigheid worden verzegeld, en moge Zij het Heil van alle zielen van goede wil ontsluiten op kracht van de sleutel der Verlossing, die Ik thans in hen allen heb gelegd en waarover Zij, Mijn eeuwigdurende Moeder, de Dochter van Uw welbehagen en Bruid van Onze Geest, alle macht zal hebben, omdat de onfeilbare Wet van Onze Barmhartigheid dit voor alle tijden zo heeft beschikt. Moge op grond van Mijn Offer met eeuwigdurende geldigheid, en van Haar heilige volharding in deze Smart, Haar vlekkeloos Hart het Licht van de Hoop en de Liefde wekken in alle zielen die geloven dat Ik voor hen de sleutel tot de Eeuwige Gelukzaligheid heb vrijgekocht, en dat Mijn Moeder door Ons is gekozen als de gouden Wegwijzer naar de Poort waarop deze sleutel past".

En de leerling nam Haar bij zich in huis... Geen woorden kunnen ooit beschrijven, hoezeer Jezus in deze ogenblikken heeft verlangd dat alle zielen Maria in zich (in het huis van hun ziel) zouden opnemen door totale toewijding aan Maria, waarbij Zij in de ziel kan leven en heersen, omdat Zij van God de macht en de Wijsheid heeft gekregen om elke ziel naar de poort van het Eeuwig Heil te leiden.

De derde zaligmakende les voor de zielen luidt dus: Wijd U volkomen aan Maria toe, opdat Zij U moge kunnen begeleiden, beschermen, zuiveren, heiligen, omvormen. In Haar verkondiging als de Meesteres van alle zielen zal Maria twintig eeuwen na Golgotha verklaren dat God Haar de macht heeft gegeven om zielen die zich totaal aan Haar weggeven, te helpen voeren naar een staat van volkomen heiligheid door 'compensatie' van de effecten van de erfzonde in de ziel. Zo zal Zij als Meesteres van alle zielen Haar oorspronkelijke roeping volbrengen, die eruit bestaat dat Zij elke ziel, die bereid is om zich volkomen aan Haar weg te geven, van binnen uit zal begeleiden naar de voltooiing van de Verlossingswerken van Christus in zich, terwijl Zij de ziel in elk aspect van haar wezen zal trachten om te vormen opdat deze ontvankelijk zou worden voor de volheid van het Licht, of anders uitgedrukt: opdat haar akker klaar moge zijn om het Goddelijk zaad van Verlossing in zich op te nemen en te laten rijpen, als haar eigen bijdrage tot de Oogst van de Eeuwige Liefde.

4. "Ik heb dorst"

Ik heb er reeds op gewezen dat Jezus vanaf het Laatste Avondmaal geen slok vloeistof meer tot Zich had genomen. Wegens het overvloedig bloedverlies vanaf de Hof van Gethsemani (het bloedzweten!) via de geseling, de doornenkroning en de Kruisweg tot en met de uren aan het Kruis, en de overvloedige transpiratie vanaf het Laatste Avondmaal (waar Hij in een koortsige transpiratie leek te baden), was Jezus’ Lichaam op het ogenblik waarop Hij aan het Kruis werd opgeheven, reeds in heel verregaande mate uitgedroogd. Hij leed hierdoor een intense dorst. De dorst van Jezus reikte echter oneindig veel verder dan deze van het Lichaam: de Verlosser had dorst naar zielen, die Zijn Verlossingswerken in zich tot bloei zouden laten komen.

Het Goddelijk Leven wordt door de Meesteres van alle zielen vaak vergeleken met water voor de ziel, in vergelijking met de leven schenkende, reinigende en verfrissende eigenschappen van water voor het lichaam. Water kan een uitgeput lichaam een gevoel van wedergeboorte geven. Voor het water van Goddelijk Leven geldt dit letterlijk. Aan het Kruis verlangt Jezus er vurig naar, dat Zijn dorst ontelbare zielen in alle tijden water van Goddelijk Leven zal bereiden, en dat al Zijn vergoten Bloed als Water van Goddelijk Leven de dorst van vele zielen naar het Ware Leven, de Ware Liefde en het Ware Geluk voor eeuwig zal lessen. Door Zijn verlangen naar vloeistof, trekt Jezus in wezen op het spiritueel vlak het water van Goddelijk Leven naar alle zielen toe, die Hij in de Hof van Gethsemani op de meest intense wijze in Zich heeft getrokken. Hierdoor opent Hij de stroom van dit 'Water' voor alle zielen die doorheen alle eeuwen met Hem verenigd zullen willen zijn, en laaft Hij tezelfdertijd Zichzelf met zielen.

In Jezus’ Hart welt het volgend gebed op:

"O Vader, ontsluit toch nu de Bronnen der Eeuwige Genade, die Ik thans met al Mijn Bloed heb gevuld. Moge geen ziel meer dorst hebben, tenzij naar de vervulling van Uw Wil, die het Ware Leven geeft. O geef Mij zielen, opdat Ik hen kan dopen in het Water van Goddelijk Leven, dat voor eeuwig zal stromen door de offerande van Mijn Bloed. De Goddelijke ruil, o Mijn Vader... Mijn Bloed voor hun Verlossing... Mijn dorst voor hun lafenis".

Er wordt Jezus nu een spons op de lippen gedrukt, die is gedrenkt in een zure vloeistof, en die Hem (omdat Hij hoog aan het Kruis hangt) wordt aangereikt door middel van een hysopstengel. Het is opmerkelijk dat hysop een dubbele spirituele betekenis heeft: kleinheid (nederigheid) en zuivering. Jezus wordt gering geacht (kleinheid), volbrengt Zijn Goddelijke roeping in de allerdiepste nederigheid (de God-Mens verloochent Zichzelf totaal voor de zielen), en doet dit voor de diepe zuivering van de zielen. De vloeistof die Hem op de lippen wordt gedrukt, is zo zuur, dat zij in Zijn verdroogde en gekloven lippen brandt en Hem niet laaft, doch kwelt: Er wordt een hoge prijs betaald voor elke ziel die de Christus zal volgen. Het water van Goddelijk Leven zal wel naar de zielen stromen, doch zal in vele zielen slechts met de grootste moeite worden opgenomen.

De vierde zaligmakende les voor de zielen luidt dus: God verlangt van elke ziel dat zij onophoudelijk dorst zou hebben naar de verwezenlijking van Gods Heilsplan. De ziel die door deze dorst wordt gedreven, stelt haar leven in dienst van Gods Werken, en leeft elk detail van haar leven zodanig dat al haar daden, woorden, gedachten, gevoelens en verlangens het Water van Goddelijk Leven voor haar medeschepselen helpen bereiden. De stroming van het Water van Goddelijk Leven, drager van de Goddelijke Liefde, wordt niet alleen bepaald door de Wil van God, doch ook door het verlangen van de zielen naar God en naar hun Verlossing. Dit verlangen zuigt als het ware het Water van Goddelijk Leven naar de ziel toe, zodat de stroming versnelt. Hoe meer zielen een dergelijk verlangen koesteren, des te krachtiger wordt de stroom van de Liefde doorheen de Schepping en des te vlugger kan Gods Heilsplan zijn voltooiing bereiken.

5. "Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten"

Het Lichaam van de Christus is letterlijk bijna leeg gebloed: Het Bloed der Verlossing, drager van het Water van Goddelijk Leven, wordt druppel na druppel uit Zijn Lichaam geperst, en elke druppel bevat de volheid der Goddelijke Verlossingskracht, omdat de Messias geen ogenblik ophoudt, dit proces van Zijn lichamelijk sterven bewust te verbinden met Zijn volmaakte Liefde en Zijn vaste Wil om dit alles te voltooien. Terwijl vele mensenzielen hun leed draaglijker trachten te maken door het zo veel mogelijk uit hun bewustzijn te verbannen, beleeft de lijdende Christus Zijn lichamelijke en geestelijke gewaarwordingen juist zo bewust mogelijk, opdat Hij Zich letterlijk in elke seconde van het Lijden totaal moge kunnen ontledigen, en elke druppel van Zijn Bloed actief zou worden geladen met Zijn Wil om te verlossen, en met Zijn Liefde, die het Ware Leven brengt.

Teneinde dit Lijden zijn maximale vruchtbaarheid binnen Gods Heilsplan te verlenen, wordt in de God-Mens de Goddelijke natuur in deze uren meer dan ooit verborgen, en leeft in Jezus de actieve Wil om 'door en door mens te zijn'. Hij stelt hier het ultieme bewijs voor de onbegrensdheid en volmaaktheid van Zijn Liefde: Hij wil mens zijn om deze beproeving der beproevingen honderd procent als mens te doorstaan en te ervaren. Welk nut en welke waarde zou het Verlossend Lijden hebben, indien het als God, vanuit een Goddelijke ervaring, zou worden beleefd? De Goddelijke natuur kan zich immers boven alle lijden verheffen, want God is Meester over alle gewaarwordingen.

Zo ervaart Jezus hier de gewaarwording, die vrijwel elke mensenziel in bepaalde uren van het leven op aarde gedurende kortere of langere tijd ervaart: de eenzaamheid, het gevoel van zelfs 'door God verlaten te zijn'. Terwijl Jezus deze woorden uitstoot, lijdt Hij intens onder het feit dat vele zielen geen oog hebben voor de noden van hun medeschepselen, zodat op aarde talloze schepselen zich zelfs door God verlaten voelen. Telkens een ziel verzuimt, een andere ziel te troosten, haar te helpen, bij haar te zijn in haar nood of in haar eenzaamheid, verzuimt zij in werkelijkheid, in deze andere ziel het gevoel en het Geloof te wekken, dat God tegenwoordig is. Het maakt deel uit van de roeping van elke ziel op aarde, God tegenwoordig te stellen jegens haar medeschepselen. Op deze wijze moet elke ziel ertoe bijdragen, de Tegenwoordigheid van God op aarde voelbaar te houden. Jezus heeft Zijn kreet "Eloi, Eloi, lama sabakthani?" dus ook geslaakt tot eerherstel en uitboeting voor elke ziel die een medeschepsel (mens of dier) het gevoel geeft dat God niet bestaat, dat God het niet liefheeft, of dat er geen Liefde bestaat.

Uit het Hart van Jezus wellen in stilte vol droefheid de woorden op:

"O Vader, hebben Wij de mensenziel niet voorzien als Onze vertegenwoordigster naar elk schepsel toe? Waarom dan, zullen in Onze Schepping zovele schepselen het gevoel hebben dat Wij niet bestaan, of dat Wij onverschillig zijn voor hun lot? O moge dit Lijden de zielen de Liefde instorten, die hen in staat zal stellen en hen met de wil zal vervullen, hun medeschepselen te laten voelen dat deze Schepping door de Liefde wordt bestuurd, en dat God geen enkel van Zijn schepselen ooit verlaat. Mogen zij, in Mijn navolging, elk medeschepsel met de vreugde van Onze Tegenwoordigheid vervullen, die door hen heen doorheen de Schepping zal stromen naarmate hun eigen Geloof, Hoop en Liefde, en hun eigen wil om één met Ons te zijn, zullen groeien".

De vijfde zaligmakende les voor de zielen luidt dus: Drink zo intens het Licht van Christus in U op, dat U voor de hele Schepping een spiegel van God kunt zijn, zodat elk schepsel in Uw nabijheid de Tegenwoordigheid van God kan ervaren door gevoelens van Vrede, vreugde, geborgenheid, moed, vertrouwen, Hoop en Liefde.

6. "Het is volbracht"

De Christus is op de wereld gekomen om de voltooiing van Gods Heilsplan voor te bereiden en mogelijk te maken, om de zielen de sleutel te geven waardoor zij hun eigen kerker zullen kunnen openen, mits zij bereid zijn om Jezus na te volgen in het concreet voorbeeld van Zijn handelingen en innerlijke gesteldheden. Zijn hele Leven had Hij in dienst van deze opdracht gesteld, geen ogenblik liet Hij verloren gaan om dit Goddelijk zaad uit te strooien. De hele tijd van het Lijden was voor Hem de ware bekroning, de voltrekking van de heilige bruiloft met het Kruis, en door het Kruis, met de lijdende mensheid – lijdend in lichaam (door de vele beproevingen van elk mensenleven) en ziel (door de slavernij jegens de zonde, die de Eeuwige Gelukzaligheid onmogelijk maakt). De Messias was in de wereld gezonden om de ketenen van deze slavernij te breken, niet om de mensheid uit het lichamelijk lijden te bevrijden. Het lichamelijk lijden zou voor alle mensenzielen van alle tijden het groot middel tot ontsluiting van het zaad van het Verlossingswerk van Jezus blijven.

Ware navolging van Christus betekent: Zo leven, dat alles waartoe de ziel in de wereld is gezonden, volbracht kan worden. De ziel moet elk ogenblik van haar leven op aarde op haar ware roeping gericht blijven, opdat zij elke dag dichter bij de volbrenging van haar levenstaak kan komen.

De zesde zaligmakende les voor de zielen luidt dus: Doorheen Jezus’ smachtende verzuchting "Het is volbracht" roept God elke ziel ertoe op, dat zij zich over haar ware roeping, haar ware levenstaak, zou bezinnen, en haar hele leven tot in de details zo zou inrichten dat zij deze opdracht met een zo hoog mogelijke vruchtbaarheid kan volbrengen. In de praktijk komt dit neer op een leven in volkomen dienst aan God, voor een volkomen heiliging van de eigen ziel en een maximale bijdrage tot de volbrenging van Gods grote Heilsplan voor alle zielen van alle tijden. In deze Laatste Tijden leert God de zielen, dat de gouden weg hiertoe deze is van de totale, onvoorwaardelijke en eeuwigdurende toewijding aan Maria als de Meesteres van alle zielen, in toepassing van Haar onderrichtingen in de Wetenschap van het Goddelijk Leven. Er is geen vruchtbaarder weg naar een rijke oogst dan deze.

Luisteren wij naar de verzuchting in het Hart van de Verlosser:

"O Vader, Mijn hele Leven als de Mensenzoon op deze aarde heb Ik geleid in het volle bewustzijn dat Ik van U ben uitgegaan en dat Ik niet naar U terug zou keren alvorens Ik alles zou hebben volbracht waartoe Ik in de wereld was gezonden. Niets heb Ik achterwege gelaten om de mensenzielen Mijn Liefde te bewijzen, deze Liefde in hen te zaaien, en het zaad te begieten met de Tranen van Mijn verlangen naar hun Ware Geluk. Thans weet Ik dat het volbracht is, want Ik heb alles gegeven wat Mijn Lichaam aan Goddelijk Leven in Zich had gekregen, en Mijn Hart zal zich voor alle eeuwen over het zaad blijven uitstorten. Geen werk van duisternis, of het zal ooit door Ons Licht worden ontmaskerd en ontkracht. Geen ellende, of zij zal ooit worden opgenomen in de Eeuwige Gelukzaligheid en Vrede, en in de Liefde waarin Ons Rijk op aarde gedrenkt zal zijn. Het is volbracht voor alle tijden, en het zal volbracht zijn in elke ziel, die met een oprecht hart zal verlangen om Ons toe te behoren, en om van harte te kiezen voor het kruis in verloochening van de verlokkingen en de dwaallichten der wereld".

7. "In Uw handen beveel Ik Mijn Geest"

De laatste ogenblikken van Jezus’ Leven op aarde naderen. Hij heeft alles gegeven wat Hij had. Op grond van Zijn Goddelijke natuur betekent dit, dat Hij de mensheid letterlijk de volheid van Gods Gaven heeft bereid. Er is niets groters dan de Verlossing, want zij opent voor de ziel de Eeuwige Gelukzaligheid. Jezus geeft ook zichtbaar alles: Hij geeft Zichzelf aan de mensheid. Zoals Hij de vorige avond Zijn Tegenwoordigheid bij de zielen heeft vereeuwigd in de instelling van de Eucharistie, zo bekrachtigt Hij nu dit Sacrament door het vergieten van Zijn laatste druppel Bloed, en door Zijn Lichaam prijs te geven aan het Kruis, dat symbool staat voor de beproevingen van elk mensenleven op aarde, voor de enige en Eeuwige Waarheid van God, voor de Verlossing, en voor de dood van de zonde.

De laatste ogenblikken van Jezus aan het Kruis symboliseren derhalve de volheid van de overgave van God aan Zijn mensenzielen, de volheid van Zijn Liefde, en de belofte van de volmaakte en restloze overgang van het sterfelijk mens-zijn in de vereniging met God: De lijdende mens kan precies doorheen de kruisen van zijn levensweg één worden met God en met de volheid van de ervaring van de ware, vlekkeloze Liefde.

In het bewustzijn dat Hij alles heeft volbracht, leert Jezus de zielen nu het enige wat elk leven op aarde zijn ware zin geeft: de totale overgave aan God. In Zijn woorden "Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn Geest" toont Jezus dat de waarde van het mensenleven met al zijn beproevingen wordt ontsloten door de toewijding van de ziel en van de hele voorbije levensweg, die zij in zich heeft opgenomen, aan God. God zal deze leerstelling in deze Laatste Tijden via Maria laten herhalen in Haar onderrichtingen over de Mariatoewijding als gouden weg naar God. In de totale toewijding aan Maria als Meesteres van alle zielen geeft de ziel gevolg aan de oproep van Jezus tot toewijding aan Maria en tot overgave van de ziel aan God. De lijdende Verlosser Zelf bekrachtigt in Zijn woorden, uitgesproken tijdens de bereiding van de Verlossing, dat de waarde van een mensenleven wordt bekroond wanneer de ziel zich met heel haar wezen en haar hele levensweg totaal aan Maria, en via Haar aan God geeft. Alleen zo kan ook de ziel aan het einde van haar leven op aarde zeggen: "Het is volbracht" en "in Uw handen beveel ik mijn geest = alles wat ik ben, wat ik heb, en elk detail van het voorbije leven, dat ik helemaal voor U heb geleefd".

De zevende zaligmakende les voor de zielen luidt dus: Het leven van de ziel op aarde verkrijgt zijn ware vruchtbaarheid slechts wanneer dit leven aan God wordt opgedragen. De zielen die de lessen vanwege de Meesteres van alle zielen in acht nemen, weten dat er geen betere weg bestaat om dit te doen, dan de totale toewijding van hun hele leven en van hun hele wezen aan Maria, Die deze allesomvattende offerande zal bekrachtigen en aanvullen met Haar oneindige Liefde, en het geheel van dit dubbele offer aan God overdraagt. De offerande van de ziel aan God maakt haar leven vruchtbaar, maar wanneer Maria de ziel in Gods handen legt, draagt deze offerande bovendien nog de geur van Maria’s heiligheid, en Haar handtekening. Gods Barmhartigheid wordt op geen enkele wijze zo krachtig gewekt dan door de offerande van een mensenleven en een ziel die onder Maria’s heerschappij zijn gesteld, want Maria is het symbool voor de volkomen overwinning op de duisternis en voor de volmaakte Liefde tot God.

Zo leren wij uit de zeven Kruiswoorden van de Verlosser de lessen die voor de zielen moeten dienen als richtlijnen op hun weg naar de ontsluiting van de schat der Verlossing in zichzelf:
  1. Schenk totale en onvoorwaardelijke vergeving aan hen die jegens U misdoen.

  2. Erken Uw eigen zwakheid, zondigheid en schuld jegens God, wees rouwmoedig, geloof in Christus als de Verlosser, en koester een oprechte hoop op de uiteindelijke Verlossing.

  3. Wijd U totaal en onvoorwaardelijk aan Maria toe.

  4. Verlang onophoudelijk naar de voltooiing van Gods Heilsplan.

  5. Wees in alle omstandigheden jegens al Uw medeschepselen een spiegel van God, en maak Zijn Tegenwoordigheid voor hen voelbaar.

  6. Bezin U over Uw ware roeping en levenstaak, en tracht deze met de hoogste vruchtbaarheid te verwezenlijken.

  7. Gedenk Uw hele leven lang, maar vooral in Uw stervensuur, dat U God toebehoort, en dat U naar Hem terugkeert door Hem Uw verlangen daartoe te kennen te geven.

Jezus sterft aan het Kruis. De mens sterft ook vastgehecht aan het kruis van zijn leven, want de beproeving van het aardse leven duurt voort tot in het stervensuur. Het groot verschil is dit: Jezus heeft de weg naar Zijn stervensuur bezaaid met een ononderbroken rij van zaadjes van heiligheid en Liefde. De ziel leeft vaak zo oppervlakkig, dat ook haar beproevingen niet bewust van de Hemelse saus van de Liefde zijn doortrokken. Elke beproeving, die niet werkelijk bewust met Liefde wordt bekleed en niet aan God (bij voorkeur via Maria) wordt toegewijd, blijft onvolkomen, omdat zij niet met God in verbinding wordt gebracht en hierdoor dus menselijk blijft. Het is weliswaar de menselijke natuur die lijdt, maar het is de bekleding van de vruchten van dit menselijk lijden met het Goddelijk kleed van Liefde en toewijding, die alle lijden voor God ten volle bruikbaar en nuttig maakt.

Het stervensuur van Jezus is getekend door een buitengewoon machtige mystieke symboliek, waarvan een aantal tekenen zichtbaar zijn, doch de meeste aan de ogen der zielen worden onttrokken:

  • De hele streek rond Jeruzalem schudt in een aardbeving, alsof God wil aantonen dat de hel in beroering is doordat de effecten van het Verlossingswerk zich voor het eerst in alle hevigheid uitstorten in de regionen der duisternis.

  • Ondanks het uur van de dag (drie uur in de namiddag) is de hemel donker, alsof God wil aantonen dat de zonden, die nu als het ware uit de mensheid worden getrokken, nu aan de Hemel zijn toevertrouwd en als een ondoordringbaar wolkendek tijdelijk Gods Licht van de aarde wegnemen. God lijkt hier de boodschap zichtbaar te maken, dat dit de wijze is, waarop Hij de niet-verloste mensheid heeft gezien.

  • Er barst een onweer los boven de Godsstad, alsof God wil aantonen dat de atmosfeer der zondigheid zich nu totaal ontlaadt om nieuwe vruchtbaarheid, nieuwe zuurstof en stromen van genaderegens over de zielen van alle tijden te laten neerkomen.

  • In de tempel van Jeruzalem scheurt het voorhangsel, alsof God wil aantonen dat het oude heiligdom heeft afgedaan en dus niet langer aan het oog der zielen onttrokken hoeft te blijven, en dat het ware Allerheiligste, de ware Tempel en de ware Hogepriester nu verenigd zijn in de Christus, het ware Paaslam, Wiens Bloed de enige ware Verlossing brengt.

  • In de allerlaatste ogenblikken van Zijn Leven voel ik in het Lichaam van de Verlosser een combinatie van de volgende verschijnselen:

ademstilstand, doordat Zijn Lichaam volkomen leeggebloed is. Deze ademstilstand wil de verstikking van de ziel door de zonde aantonen, daar de zonde verhindert dat de ziel de zuurstof van de Heilige Geest in zich opneemt;

totale verkramping van alle spieren, die plots overgaat in complete gevoelloosheid. Deze toestand wijst op de verstarring van de ziel die steeds weer zondigt, en de plotse overgang naar een gevoelloosheid ten aanzien van het zondigen: De ziel wordt steeds onverschilliger tegenover het zondigen, en verliest alle gevoel voor het Hart van God, dat intens lijdt onder elke misstap;

sterke hartritmestoornissen, en uiteindelijk hartstilstand, door het enorme bloedverlies en tenslotte het ontbreken van alle bloed. Hierin wordt aangetoond hoe het hart (het gevoelscentrum en de 'motor' van het leven) onder invloed van de zonde steeds verder afsterft: De zonde wordt begaan door een tekort in de Liefde, en laat de Liefde steeds méér uit de ziel wegvloeien, zodat de ziel letterlijk begint te sterven.

Het Hart van de God-Mens klopt niet meer. Zijn menselijk Leven is voorbij, en geldt nu als onderpand voor de bekrachtiging van het Nieuw Verbond: Elke ziel, die bereid is, in Jezus Christus en Zijn Verlossingswerken te geloven, en deze Werken in zichzelf te voltooien door Christus volkomen na te volgen in het voorbeeld van Zijn Leven en in de liefdevolle opoffering van alle beproevingen, ontsluit voortaan zichzelf voor de ware heiliging en de Eeuwige Gelukzaligheid.

Het stervensuur van Christus is drie uur in de namiddag. Het lijkt wel alsof God ook de joden naar het ware Paaslam wil verwijzen: Het was bij de joden gebruikelijk dat de paaslammeren (de lammeren die werden geofferd voor het joodse Pesach-feest) om drie uur in de namiddag werden geslacht. Ook het enige ware Paaslam, Jezus Christus, werd dus om drie uur 'geslacht', als om aan te tonen hoe waar het Woord van Christus is, waarin Hij zegt dat Hij niet is gekomen om de Wet op te heffen, doch om de vervulling te brengen. In Zijn Lijden en Dood brengt Hij deze vervulling, en God bepaalt zelfs dat het uur van de voltooiing identiek zal zijn aan het uur zoals dit in de oorspronkelijke Wet was vastgesteld, opdat de zielen mogen zien dat zij vanaf dit uur niet meer achterom mogen kijken, doch dat met Jezus Christus een nieuw tijdperk is begonnen, het tijdperk van de voleinding, het Nieuw en Altijddurend Verbond. De parallel gaat nog verder:

Hoewel het gebruikelijk is, dat van gekruisigden de beenderen worden gebroken, gebeurt dit bij de Christus niet. Ondanks de ontelbare verminkingen, die dit Goddelijk Lichaam heeft ondergaan, wil God niet, dat Zijn botten worden gebroken, en dit om drie redenen:

  • ook bij het Pesach-lam, dat om drie uur wordt geslacht, mochten de botten niet worden gebroken. De Christus (het enige ware Paaslam), Die de vervulling komt brengen, mag hierop geen uitzondering zijn;

  • het breken van de beenderen zou gelijkstaan met een verbreking van de eenheid binnen dit Lichaam, dat voor God ook symbool staat voor de verbinding tussen God en de zielen, voor de onverbrekelijkheid van de Goddelijke Belofte van het delgen van de schuld der mensheid. In dit Lichaam mag niets 'gescheiden' worden;

  • het merg van beenderen is de bedding waar bloedlichaampjes worden gemaakt. Het Bloed van Christus is de drager van het Goddelijk Leven en van de Verlossing. Het breken van de beenderen zou symbool staan voor het verbreken van deze Bron van Goddelijk Leven en Verlossing.

De dood is geen einde: In het kader van Gods eeuwigdurend Heilsplan is zij het begin van het Ware Leven. Voor de Dood van Jezus Christus geldt dit in de diepste zin van het woord. De Dood van de God-Mens is de definitieve opening van het Tijdperk van de Ware Hoop, de ontgrendeling van de Hemelpoort. De Graankorrel wordt aan de aarde (= de akker van elke ziel van goede wil) toevertrouwd, om er de Oogst van de Eeuwige Liefde voor te bereiden, waaruit Gods Barmhartigheid voor alle eeuwen het Brood van Goddelijk Leven zal scheppen.

Slotbeschouwing

De Oogst van de Eeuwige Liefde als Bron van Goddelijk Leven

Belangrijke Onderrichting

Eén van de grote lessen van de Passie is deze: God laat niets aan het toeval over. Achter elk detail gaat Zijn Wijsheid schuil. Gedurende achttien uren beleefde Jezus inwendig het volledig gamma van de werken der duisternis. Vanwege de Meesteres van alle zielen moet ik er overigens op wijzen dat er een parallel bestaat tussen de duur van de Passie van Jezus (achttien uren) enerzijds, en het aantal dagen gedurende dewelke Haar Myriam doorheen een innerlijk getuigenis van de Passie werd geleid: Drie maal mocht ik intens met de lijdende Jezus verbonden zijn gedurende telkens achttien dagen. Inderdaad, God spreekt heel veel in beelden en symbolen.

Wat is de grote les, die de zielen uit de Oogst van de Eeuwige Liefde moeten trekken? Dit boek wil de zielen hoofdzakelijk de beide volgende lessen in het hart leggen:

1. Dat ware navolging van Christus de ziel leidt naar de vruchtbaarheid, die God van haar verlangt

Het is precies die navolging van Christus, die Maria als Meesteres van alle zielen onderricht in het kader van de Wetenschap van het Goddelijk Leven, die Zij door Haar Myriam laat verkondigen. De Oogst van de Eeuwige Liefde wil de zielen leren, hoe Jezus Zijn beproevingen heeft gedragen in Hart en ziel, dus hoe zij zelf het ook moeten doen om de opdracht te vervullen, waartoe zij in de wereld zijn gezonden. In dit geschrift wil de Hemel aantonen hoezeer God de zielen doorheen de Passie van Jezus Christus heeft willen leren, hoe zij hun dagelijks leven (dat in wezen op de meest uiteenlopende beproevingen is opgebouwd) gestalte kunnen geven om hun leven zo vruchtbaar mogelijk te maken, of anders uitgedrukt: hoe zij de Verlossingswerken van Jezus Christus in zichzelf tot voltooiing kunnen brengen om de beide doelstellingen, waartoe elke ziel in deze wereld is gezonden, waar te maken:

  • de eigen heiliging;

  • een zo groot mogelijke bijdrage te leveren tot de voltooiing van Gods Heilsplan voor de hele mensheid.

2. Dat elke ziel elk werk van duisternis van zijn uitwerkingen kan beroven

Dit is wat Jezus de zielen heeft voorgedaan door hen in elk element van Zijn Passie welbepaalde zonden en ondeugden van de mensheid voor ogen te houden en deze door die betreffende fase van Zijn Lijden te ontsluiten voor uitboeting. Let op de woordkeuze: 'te ontsluiten voor uitboeting'. Inderdaad, Jezus heeft door Zijn Passie de weg vrijgemaakt, die echter in elke ziel afzonderlijk ten einde toe moet worden bewandeld. Jezus heeft de sleutel tot de Verlossing omgedraaid. Elke ziel moet voor zichzelf door een deugdzaam en vruchtbaar leven de ontgrendelde deur helemaal openen. Indien de ziel geen eigen inspanningen levert, blijft Jezus’ Verlossingswerk voor haar vruchteloos. Dit zal zo dadelijk nog duidelijker blijken.

Wanneer een ziel een ondeugd of zonde bewust en gewild in verbinding brengt met een bepaald element van het Lijden van Jezus, brengt zij hierdoor eerherstel voor de verwonding die door de betreffende zonde of ondeugd aan Gods Hart is aangedaan. Hierdoor wordt het werk van duisternis (de bekoring) die aan de basis lag van het bedrijven van die zonde of ondeugd, geheel of gedeeltelijk van zijn uitwerkingen beroofd. Indien zoveel mogelijk zielen dit dagelijks zouden toepassen, zou de satan van een zeer groot gedeelte van zijn macht worden beroofd, en zou de grondvesting van Gods Rijk op aarde zeer bespoedigd worden.

De vragen waarvoor elke ziel zich bij de studie van dit geschrift geplaatst ziet, zijn deze:

  • Hoe help ik Jezus’ Kruis dragen, tot voltooiing van het Verlossingsmysterie in mijzelf, zowel als in het geheel van alle zielen van alle tijden?

  • Hoe benut ik alle elementen van lijden, die Jezus voor mij heeft ontsloten en geheiligd, voor de voltooiing van mijn eigen Verlossing?

  • Hoe benut ik alle elementen van de Passie van Jezus om de oogst van mijn eigen ziel zo groot mogelijk te maken als bijdrage tot de verwezenlijking van Gods Heilsplan, dat op het Verlossingsmysterie is gefundeerd, en dat moet leiden tot de definitieve grondvesting van Gods Rijk op aarde, waarvan Jezus als God-Mens op aarde de fundamenten heeft gebouwd?

Jezus heeft de diverse elementen van Zijn Lijden doorstaan om de kruisen en beproevingen van de mensenzielen te heiligen, opdat deze kruisen en beproevingen de kracht zouden krijgen om de Verlossing van de individuele zielen te voltooien. God beschouwt Zijn Werken steeds pas ten volle als afgerond wanneer deze in individuele zielen worden toegepast door navolging, en worden bekrachtigd door de verbinding van de vrije wil van zielen met de Goddelijke Wil van dewelke deze Werken zijn uitgegaan. Daarom wordt het Verlossingsmysterie slechts waarlijk vervuld in de mate waarin:

  1. zielen hun eigen beproevingen en kruisen met het Lijden van Jezus verbinden. Door eigen beproevingen en kruisen één te maken met overeenkomstige elementen uit het Lijden van Jezus, worden de Verlossingswerken van Jezus rechtstreeks voortgezet en het Goddelijk Heilsplan voltooid;

  2. zielen eerherstel brengen voor de diverse punten van het Lijden van Jezus, en voor de zonden waarvoor Jezus in de diverse elementen van Zijn Passie uitboeting heeft gebracht. Elke zonde draagt in zich op één of andere wijze een belediging aan Gods Liefde. Door hiervoor eerherstel te brengen, helpt de ziel Gods Heilsplan voltooien, want elk eerherstel verhoogt de staat van genade van de mensheid als geheel.

Elk punt uit het Lijden van Jezus omvat in feite twee componenten:

  1. het Lijden op zich;

  2. bepaalde ondeugden en zonden, die door dit punt van Lijden tot uiting worden gebracht en/of die erin vervlochten zitten. Dit is zo, omdat Jezus alle werken van duisternis van de hele mensheid van alle tijden op volmaakte wijze in Zich had getrokken om in Zijn lichamelijk, geestelijk, emotioneel en spiritueel Lijden hun uitboeting te ontsluiten.

Opdat de Oogst van de Eeuwige Liefde in de zielen zo rijk mogelijk moge worden, wil ik nu wijzen op een aantal punten van Lijden uit de laatste weken van het Leven van Jezus Christus, en op de aanbevelingen van de Meesteres van alle zielen om deze geschenken van Jezus om te zetten in een vruchtbaar leven voor onze zielen. Om de zielen in staat te stellen, de diepere zin van de Passie van Jezus beter te doorgronden, en ook hun eigen kruisen tot een veel groter nut te maken, zullen wij nu de zin van beproevingen en kruisen beschouwen vanuit twee uitgangspunten:

  1. Vanuit elementen van de Passie van Jezus, waarbij wij ons de vraag stellen: Welke zonden, ondeugden en werken van duisternis zijn hier door Jezus uitgeboet? In elk ogenblik van het Lijden schouwde Jezus inwendig visioenen die met bepaalde zonden, ondeugden en werken van duisternis verband hielden. Deze onophoudelijke beelden hebben de ervaring van het Lijden voor de Verlosser in zeer hoge mate verzwaard. Dit toont aan dat de Passie niet louter en alleen een zaak van lichamelijk Lijden was, doch ook een buitengewoon diepgaande spirituele ervaring. In een aantal punten wordt in deze beschouwing het lichamelijk en geestelijk Lijden van Jezus in verband gebracht met menselijke zonden, ondeugden en werken van duisternis;

  2. Vanuit het leven van de zielen: Uitgaande van een aantal beproevingen en kruisen die vele zielen op hun levensweg vinden, wordt beschouwd hoe deze, samen met inspanningen tot eerherstel, in verbinding kunnen worden gebracht met elementen uit de Passie van Jezus, met als leidende vraag: Hoe kan ik zelf tot de ontsluiting van de Verlossing bijdragen?

Welke zonden, ondeugden en werken van duisternis heeft Jezus in de verschillende onderdelen van Zijn Passie voor uitboeting ontsloten?

Jezus is loodzwaar vermoeid, en voelt Zich doorlopend gebroken en uitgeblust

Het is Jezus’ roeping als God-Mens, alle zonden en ondeugden van alle zielen van alle tijden in Zich te trekken om deze uit te boeten en de verlossende kracht te ontsluiten, die de uitwerkingen van deze zonden teniet moet doen. Het gewicht van alle zonden en ondeugden van alle tijden drukt als een verschrikkelijke ballast op Zijn ziel. Dit komt in Zijn Lichaam tot uiting als een loodzware vermoeidheid, die de hele duur van Zijn Openbaar Leven lang op Hem drukt, doch steeds intenser wordt naarmate de dagen van de Passie dichterbij komen. Jezus ontledigt Zich van al Zijn krachten, opdat de zielen in Gods Barmhartigheid gehuld zouden worden en nieuw Leven zouden krijgen. Hierdoor nadert Hij nog vóór de Passie de grens van de algehele uitputting.

Jezus ontsluit hier de uitboeting van:

alle zonden, alle ondeugden en alle werken van duisternis van alle tijden

Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?

door opoffering van:

  • eigen vermoeidheid

  • elke aandoening die in hoge mate wordt gekenmerkt door vermoeidheid, bijvoorbeeld chronisch vermoeidheidssyndroom

  • elke situatie waarin ik het gevoel krijg dat het leven loodzwaar op mij drukt, en alles mij te veel wordt

Jezus voelt Zich zoals zwaar vergiftigd

Alle zonden en ondeugden van de hele mensheid van alle tijden werken zich in de ziel van Jezus uit zoals een zware vergiftiging die Hem ook in het Lichaam tot een gevoel van algemene ziekte brengt. Dit gevoel zal intenser worden naarmate de uren van de Passie naderen. De zielen zijn spiritueel zwaar vergiftigd. Jezus krijgt de last hiervan te dragen tot in Zijn Lichaam, het uitboetingsinstrument voor onze Verlossing.

Opvallend zijn de geregeld terugkerende pijnen en ongemakken ter hoogte van lever en milt, en gevoelens van onwel-zijn, dit alles als symbolen voor de zware vergiftiging, de onverteerbaarheid van de zonde voor de ziel. Verder lijdt Jezus geregeld onder buikkrampen als symbool voor de uitboeting van alle wereldse invloeden op de zielen.

Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
  • de vergiftiging van zielen door alle invloeden van duisternis

  • elke situatie waarbij een mens een medeschepsel letterlijk in het lichaam, of in geest en ziel, vergiftigt

Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?

door opoffering van:

  • elke ziekte en situatie waarbij het lichaam als vergiftigd voelt, onder andere vele lever-, nier- en darmstoornissen, en gevolgen van zware medicijnen

  • alle allergieën en overgevoeligheidsreacties

  • elke situatie van voedselvergiftiging

  • elke situatie waardoor ik mij in ziel en hart besmeurd en als vergiftigd voel

Jezus is ten prooi aan verspreide pijnen doorheen Zijn Lichaam

Reeds ver vóór de eigenlijke Passie wordt het hele Lichaam van Jezus geteisterd door pijnen. Het Lichaam van de God-Mens maakt zich klaar om van binnenuit 'leeggeperst' te worden. Jezus vervult ten volle de voorspelling van de profeet Jesaja, die, verwijzend naar de Messias, zei dat Hij onze pijnen en ziekten op Zich zou nemen. De Messias heeft dit gedaan, in de ziel en in het Lichaam.

Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
  • elke situatie waarbij mensen een medeschepsel moedwillig zullen pijnigen

  • elke situatie waarbij een mens pijn zal lijden, en niet in staat zal zijn om deze in aanvaarding te dragen

Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?

  • door opoffering van alle pijnen, en van ziekten en aandoeningen die met verspreide pijnen gepaard gaan, in het bijzonder artritis, reuma, kanker, fibromyalgie, enzovoort

  • door eerherstel te brengen voor alle situaties waarin zielen een medeschepsel pijnigen, en door hierbij diegene die pijnigt, via Maria toe te wijden aan de Lijdende Christus voor een volkomen reiniging van hart

Het lijkt alsof Jezus inwendig opbrandt

Vaak gloeit Hij als in koorts, alsof Hij al het materiële en alle lichamelijkheid, bronnen van de meeste zonden en ondeugden, prijsgeeft aan het Vuur van de volmaakte Liefde. Niettemin is Zijn Lichaam daarbij geregeld ten prooi aan huiveringen, doordat Zijn ziel de kilte voelt, die van de zielen uitgaat. In de inwendige koorts van Jezus brengt God tot uitdrukking dat het uiteindelijk de Liefde is, die de Verlossing tot stand brengt.

Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
  • alle kilheid en koudhartigheid van zielen

  • de koorts van alle bekoringen waaraan zielen ten prooi vallen

  • elke situatie waarin zielen door toedoen van andere zielen morele koude zullen ervaren

Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?

door opoffering van:

  • elke aandoening die met koorts gepaard gaat

  • elke onverdraagzaamheid tegenover warmte

  • 'opvliegers'

  • elk gevoel van koude

  • elke situatie waarin ik koel behandeld word

  • de koorts van elke bekoring

Jezus slaapt nauwelijks

Jezus laat geen tijd verloren gaan, en verlicht op symbolische wijze de duisternis der zielen met de Liefde van Zijn nachtelijke gebeden en offers. Jezus zoekt tijdens de nacht heel vaak de rust en stilte van het contact met God terwijl de wereld arm is aan indrukken. Hij wil hier tevens de zielen tonen dat Gods Licht ook waakt wanneer het duister wordt op de levensweg. Het langdurig slaapgebrek van Jezus draagt bij tot Zijn uitputting.

Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
  • elk element van duisternis

  • het nachtleven, waarin zovele zonden worden bedreven

  • de vele handelingen waardoor mensen hun medeschepselen van nachtrust beroven

  • het feit dat in ontelbare zielen de duisternis in woord en gedachten, in doen en laten, in denken en voelen, nooit tot rust komt

Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?

door opoffering van:

  • slapeloosheid, hetzij chronisch hetzij 'toevallig'

  • elke inspanning om van slaap- of kalmeermiddelen te ontwennen

  • elke situatie van spirituele onwaakzaamheid, elk 'inslapen' van het geweten

  • elk gebrek aan stilte in mijn leven

  • elk onvermogen om tot rust te komen of om af te stappen van een stresserend leven

Jezus leeft in verregaande onthechting

Zijn hele Leven lang onthecht de God-Mens Zich van alle bezittingen, vast Hij veelvuldig, getroost Hij Zich talloze ontberingen, aanvaardt Hij in volle innerlijke Vrede alle beproevingen en Lijden, zodat Hij in werkelijkheid reeds vóór de Passie een volmaakte zelfofferande in volkomen Liefde heeft gebracht.

Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
  • de talloze uitingen van genotzucht

  • alle gehechtheden

  • alle uitingen van materialisme

  • alle onvermogen van zielen om zich dingen of ervaringen te ontzeggen

  • alle honger in de wereld

  • alle armoede in de wereld

  • de vele zonden en werken van duisternis waardoor zielen andere zielen tot armoede zullen brengen, bijvoorbeeld door uitbuiting, sociale en economische ongerechtigheid, kolonialisme, oorlogen met economische motieven

Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?

door opoffering van:

  • elke vasteninspanning, elke ontzegging van voedsel of van iets waarnaar ik in feite verlang

  • elk gevoel van honger

  • alle armoede of elke vorm van gebrek

  • elke inspanning om een medeschepsel voedsel of drank te verschaffen

  • elke financiële of materiële tegenslag, elk verlies aan bezit

Jezus lijdt intens onder het gebrek aan Liefde van zielen jegens hun medeschepselen en jegens God

Zijn hele Leven lang gaat de Verlosser gebukt onder verpletterende pijnen wegens het gebrek aan Liefde, dat uiteindelijk aan de basis ligt van alle zonde en ondeugd.

Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
  • de ontelbare uitingen van liefdeloosheid in de wereld

  • elk gebrek aan Liefde tot God

Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?

  • door mij in te spannen om naar al mijn medeschepselen toe zoveel mogelijk handelingen van Liefde te stellen, woorden van Liefde te spreken, gedachten en gevoelens van Liefde te koesteren, Liefde te verspreiden in mijn hele aanwezigheid en voorkomen

  • door elke liefdeloze handeling of liefdeloos woord, waarvan ik ooit het slachtoffer ben geweest, en elke liefdeloze handeling of liefdeloos woord, waarvan ik in mijn omgeving getuige word, via de Moeder van Smarten op te dragen aan de Lijdende Jezus

Het verblijf in de Hof van Gethsemani op de avond van Witte Donderdag

De hele episode van Jezus in de Hof van Gethsemani is getekend door een verschrikkelijk Lijden in Zijn ziel, waarin zich alle zonden en ondeugden en alle werken van duisternis van alle tijden hebben verzameld om door het volmaakt Lijden (gedragen door de Goddelijke Liefde) te worden ontsloten. Jezus schouwt hier verschrikkelijke visioenen over de zondigheid van de mensheid, en alle gevolgen van de erfzonde. Hij biedt hier de Eeuwige Vader de voortdurende strijd van alle zielen tegen alle bekoringen aan. Het is in de Hof van Gethsemani dat Jezus op absoluut volmaakte en allesomvattende wijze alle werken van duisternis van de hele mensheid in verleden, heden en toekomst in Zich trekt voor volkomen ontsluiting van de uitboeting ervan gedurende de ongeveer achttien daarop volgende uren.

Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
  • ontelbare negatieve ontwikkelingen binnen de wereld en de Kerk, die Hij zopas heeft gesticht

  • het modernisme, dat in latere eeuwen Zijn pas ingestelde Kerk meer en meer van Zijn Hart en van de volheid der genade zal verwijderen

  • alle heiligschennissen

  • elk gebrek aan godsvrucht, elk leven waarin God weinig of geen plaats zal krijgen

  • alle zwakheden en tekortkomingen, die alle zielen vatbaar maken voor bekoringen in ontelbare vormen

Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?

door opoffering van:

  • alle vormen van innerlijke strijd, en de betrachting van de ware Vrede van hart in elke innerlijke strijd op mijn levensweg

  • voortdurende strijd tegen alle bekoringen en voor spirituele groei

  • aanhoudend gebed en totale en volhardende toewijding aan Maria met de intentie, onder Haar leiding de Verlossing en heiliging in mijzelf te voltooien

  • al mijn hartenpijn over vele dingen: de zonden der wereld, negatieve ontwikkelingen in wereld en Kerk, mijn eigen zwakheden, beperkingen, zonden, tekortkomingen, pijnlijke herinneringen

  • inspanningen van eerherstel voor de talloze zonden en werken van duisternis, die door zielen nooit worden gebiecht

  • inspanningen van eerherstel voor alle heiligschennissen en uitingen van modernisme, bijvoorbeeld door bewuste keuze voor geknielde Tongcommunie

  • regelmatig ontvangen van het Sacrament van de Biecht

  • bereidheid om offers te brengen voor de bekering van medemensen

Beschouwen wij even enkele mijlpalen tijdens het verblijf van Jezus in de Hof van Gethsemani:

Jezus verzucht: "Mijn ziel is bedroefd tot de dood toe"

Jezus wordt zwaar bedroefd en beklemd in het overweldigend besef van de omvang en de ernst van alle zonden, die Hij nu door een Goddelijk Mysterie in hun volle omvang inwendig schouwt op de wijze zoals de Rechtvaardige God deze ziet. Hij valt daarbij ten prooi aan een gevoel alsof Zijn ziel onder deze verschrikkelijke ervaring zou sterven. In deze ervaring draagt Hij in werkelijkheid het voor Hem zo beangstigend en verpletterend besef dat ontelbare zielen daadwerkelijk in hun zonden zullen sterven, en balt alle Smart van Zijn Hart samen in het Vuur van Zijn volmaakte Liefde, opdat zoveel mogelijk stervende zielen de genade van nieuw Leven zouden aanvaarden en uit hun zonden zouden opstaan voor een nieuw en deugdzaam leven.

Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
  • de veelvuldige neiging van zielen om zich over te geven aan allerlei vormen van depressie, zwaarmoedigheid en droefgeestigheid

  • elke uiting van knorrigheid, elk gebrek aan blijmoedigheid

  • elke gesteldheid van hart waardoor zielen zichzelf onwerkzaam laten maken voor Gods Werken

  • elk gebrek aan weerstand van zielen tegen inspiraties die niet uit de Bron van het Ware Licht stammen

Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?

  • door iemands zorgen te delen, hem bij te staan in zijn zielenood

  • door een droefgeestige medemens nieuwe vreugde, moed, Hoop, innerlijke Vrede en rust te schenken

  • door elke inspanning om een zonnetje voor elk medeschepsel te zijn, en mijn medeschepselen niet tot slachtoffer van mijn eigen kruisen te laten worden

  • door elke inspanning om een bekoring te overwinnen en zonden te vermijden

Jezus verzucht: "Vader, moge deze Kelk aan Mij voorbijgaan"

Jezus wordt gedurende enkele ogenblikken verpletterd onder het besef van Zijn lot. Alle zonden, ondeugden en duistere werken van alle zielen van alle tijden dienen zich nu voor Zijn innerlijke blik aan als de Kelk van het Heil, die is gevuld met een walgelijk bittere vloeistof als vrucht van de duisternis. Hij doorschouwt de onmetelijke diepte van het Lijden in Lichaam en ziel, waartoe Hij geroepen is, en wordt verpletterd onder het besef dat dit niettemin voor zeer velen vruchteloos zal zijn. De bitterheid overweldigt Hem zodanig, dat Zijn ziel gedurende enkele ogenblikken door een intense walging wordt gewurgd. Gedurende deze ervaring voelt Jezus misselijkheid tot in het Lichaam.

Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
  • alle twijfel die bij zielen zal rijzen ten aanzien van Gods Werken, Zijn Liefde, en hun toekomst

  • elk spoor van ongeloof, elke moedeloosheid, elk gebrek aan vertrouwen in Gods Voorzienigheid

  • elke situatie waarin mensenzielen de strijd voor hun Heil of voor de verwezenlijking van hun levensopdracht zullen opgeven

  • elke zelfmoord

  • elke situatie waarbij een ziel zich verzet tegen iets dat plots onverwacht op haar pad komt

  • elke situatie waarin zielen opzien tegen een nieuwe taak die zij op hun levensweg vinden, en die hen aanvankelijk als eerder onaangenaam overkomt

  • vele vormen van innerlijke strijd in zielen

  • elke weigering van zielen om beproevingen of hun lot te aanvaarden en er voor Gods Heilsplan het beste van te maken

Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?

door opoffering van:

  • mijn voortdurende strijd tegen alle twijfel, elk spoor van ongeloof, elke moedeloosheid, elk gebrek aan vertrouwen in de Werken van de Goddelijke Voorzienigheid

  • elk gevoel van misselijkheid of walging, zowel lichamelijk als in de ziel

  • spijsverteringsstoornissen, maagpijn, maagzweren (ook als uiting van spirituele indigestie)

  • elke inspanning om mijn lot en mijn dagelijkse kruisen als een geschenk van Gods Barmhartigheid en Liefde te beschouwen

  • mijn berouw over, en goedmaking van, elk ogenblik van mijn leven waarop ik aan twijfel ten aanzien van Gods Liefde en Zijn Werken ten gunste van de hele Schepping, en ten gunste van mijn eigen leven, heb toegegeven

  • alle situaties van mijn leven waarbij ik mijn eigen zin heb gedaan of slechts mijn eigen behoeften heb bevredigd, in plaats van de christelijke deugden te volgen (onder andere de zelfverloochening, offerbereidheid, en naastenliefde in al haar vormen)

Jezus verzucht: "Niet Mijn Wil geschiede, Vader, maar de Uwe"

Jezus heeft gewankeld om aan te tonen dat niet de Godheid in Hem, doch de mens in Hem, de zielen moet verlossen. Zijn menselijke component stelt nu het groot voorbeeld van volmaakte overgave en zelfverloochening in het besef van Zijn roeping, Zijn levensopdracht als de Verlosser. Jezus geeft Zich totaal aan Gods Wil over, en verzamelt in Zich de kracht van de vlekkeloze Liefde om niet over de zondige zielen te walgen, doch hen lief te hebben tot in de dood. Jezus maakt voor de zielen de genade van kracht tot zelfoverwinning ten gunste van de medeschepselen vrij.

Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
  • elk protest van zielen tegen hun lot en tegen de beschikkingen van Gods Voorzienigheid in hun leven

  • elk verkeerd gebruik van de menselijke wil, dit wil zeggen: elk gebruik ervan in afwijking van Gods Wet en Zijn Plannen, met duistere doelstellingen voor ogen

  • elk gebrek aan plichtsbewustzijn

  • elke situatie waarin zielen hun leven slechts voor zichzelf leiden, zonder rekening te houden met Gods geboden, met Zijn Wet van Liefde, met Zijn Werken en Plannen, en met hun medeschepselen en hun noden

Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?

  • door elk zoeken naar mijn eigen ware roeping en naar Gods Wil in mijn eigen leven

  • door toewijding van de zielen die niet Gods Wil zoeken, en die hun vrije wil verkeerd gebruiken, dit wil zeggen: die hem niet gebruiken om handelingen te stellen die Gods Werken bevorderen

  • door mij niet te laten ontmoedigen door zielen voor wie mijn gebeden en offers nutteloos en onwerkzaam lijken

  • door elke uiting van zelfverloochening voor het Heil van zielen

Jezus begint Bloed te zweten

Onder invloed van de buitengewoon intense emotionele stress waaronder Jezus in de aanschouwing van de duisternis van alle eeuwen wordt verpletterd, begint Jezus Bloed te zweten. Zijn Lichaam geeft hier uitdrukking aan het verlies aan Goddelijk Leven in de zielen: Het Goddelijk Bloed is drager van het Goddelijk Leven, en wordt hier uit het Lichaam van de Verlosser geperst. Ziel en Lichaam van Jezus staan hier onder een verpletterende druk vanwege het innerlijk visioen dat Hij schouwt, waarin Hem wordt getoond hoeveel zielen verloren gaan doordat zij het Goddelijk Leven uit zich verstoten.

Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
  • elke handeling of elke gesteldheid waardoor zielen het Ware Leven uit zich zullen laten wegvloeien

  • elke situatie waarin zielen kiezen voor de duisternis en zich afwenden van het Licht

Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?

  • door toewijding en goedmaking van elke situatie in mijn leven, waarin ik in woord of daad, in nalatigheden, in gedachten of verlangens, werken van duisternis heb gedaan of deze van andere zielen heb bevorderd

Jezus vindt Zijn leerlingen slapend

Jezus wordt tot in de kern van Zijn ziel gewurgd door de ervaring van de duisternis, die Hij in al haar lelijkheid, in al haar verwoestende kracht en in al haar omvang in Zich en om Zich heen waarneemt. Omdat Hem bekend is, dat elke ziel de Verlossing, die Hij zal ontsluiten, in zichzelf zal moeten waarmaken door haar eigen inspanningen met deze van de Christus te verbinden, wordt Hij door een immense droefheid bevangen wanneer Hij vaststelt dat de apostelen in de Hof in slaap zijn gevallen, in plaats van Hem in het gebed te ondersteunen. Jezus schouwt hierbij het visioen van het slapend geweten bij ontelbare zielen.

Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
  • elk gebrek aan waakzaamheid van zielen ten aanzien van de bekoring en van de werken van duisternis in hun omgeving en in zichzelf

  • elke situatie waarin zielen hun geweten in slaap laten wiegen

  • elke situatie waarin zielen niet op andere zielen kunnen rekenen

Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?

  • door opoffering van mijn eigen eenzaamheid

  • door een eenzame gezelschap te houden, of bijvoorbeeld samen met iemand te waken, die niet kan slapen

  • door goedmaking van elke handeling die ik ondoordacht heb gesteld, en die iemand schade heeft berokkend in lichaam, ziel of levensloop

  • door goedmaking van elke situatie waarin een medemens niet op mij heeft kunnen rekenen in zijn nood

De kus van het verraad

Jezus schouwt de uitwerkingen van alle denken en voelen dat door wereldse invloeden wordt verontreinigd, en dat de ziel van God en van haar behoeften aan Eeuwig Heil wegtrekt. De belichaming van deze uitwerkingen betreedt nu de Hof van Gethsemani in de gestalte van Judas Iskarioth. Judas heeft Jezus pas voor geld verraden aan hen die Hem vervolgen. Het Hart van Jezus wordt verscheurd door een visioen van de velen die Hem dagelijks zullen verraden door schijnbaar – voor het oog der mensen – Liefde te hanteren, doch in werkelijkheid werken van duisternis te doen. Judas had drie jaar lang het geschenk van Jezus’ Tegenwoordigheid genoten, en toont zich nu ondankbaar voor dit godsgeschenk door te kiezen voor het geld in plaats van voor de Liefde van en voor God.

Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
  • elke uiting van corruptie

  • elke vorm van verraad en verklikking

  • elke uiting van valsheid

  • alle ondankbaarheid

  • alle gebrek aan openheid en ontvankelijkheid van zielen ten aanzien van de Goddelijke genaden

  • elke situatie waarin zielen de voorrang geven aan geld boven God en Zijn Werken

Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?

  • door eerherstel te brengen voor alle ondankbaarheid

  • door opoffering van de pijn over ondankbaarheid die ik zelf ervaar

  • door opoffering van elke situatie waarin ik mij verraden heb gevoeld

  • door offers en gebeden voor elke situatie waarin mensen worden verraden, of in het verleden zijn verraden

  • door offers te brengen voor zielen die zich niet blijken te kunnen openstellen voor Gods genaden

De gevangenneming van Jezus

Judas heeft toegegeven aan de bekoring om de Messias te kussen en hierdoor een werk van duisternis te stellen onder het uiterlijk teken van de Liefde. De duisternis raakt hier het Licht aan, en begint haar pogingen om het Licht uit te schakelen nadat zij het drie jaar lang heeft vervolgd. Het Hart van Jezus scheurt verder open in de vaststelling van de vlucht van Zijn apostelen. De apostelen slaan namelijk op de vlucht uit angst voor hun eigen toekomst, omdat zij nog onvoldoende doordrongen zijn van het bovenaards karakter van het gebeuren, van het feit dat alles hier gebeurt omdat het zo moet gebeuren voor het Eeuwig Heil van alle zielen, en dat zij daarin een rol te vervullen hebben, die oneindig belangrijker is dan hun drang tot zelfbehoud.

Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
  • alle gebrek aan geloof in de onfeilbaarheid van Gods Werken

  • elke situatie waarin zielen de tekenen van Gods Voorzienigheid niet zien

  • elke keuze van zielen voor hun zelfbehoud, waarbij zij eventueel hun medemens in de steek laten

  • alle volharding van zielen in de zonde, ondanks alle Licht dat deze zielen in hun leven ontvangen

  • verslaving aan al het wereldse

Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?

door offers te brengen voor:

  • zielen die vastzitten in materialisme, en die lijken te leven voor het geld

  • zielen die niet loskomen uit werelds denken, voelen en verlangen, en die blind lijken voor Gods tussenkomsten in hun leven

  • door in mijzelf elke neiging tot materialisme te bestrijden, in eenheid met Maria

  • door elke inspanning om de Werken van Gods Voorzienigheid in mijn leven te herkennen, en er gevolg aan te geven

Jezus wordt voor de hogepriesters gebracht

De hogepriesters vertegenwoordigen de wet en de rechtspraak van het joodse volk. Voor hen is Jezus een opruier, een heiligschenner, een godslasteraar, een revolutionair die de joodse wet en godsdienst komt veranderen en Zichzelf daarbij tot Zoon van God verheft. Zij kunnen niet aannemen dat Hij de lang verwachte Messias is. Omdat zij zichzelf als de behoeders van het joodse volk beschouwen, moeten zij tot iedere prijs Jezus uitschakelen. Tijdens Zijn langdurige zwijgzaamheid bij de hogepriesters schouwt Jezus visioenen van alle aspecten van duisternis waarmee Hij hier wordt geconfronteerd. Voor Jezus is deze passage het groot symbool voor elke antichristelijke ontwikkeling en elk antichristelijk denken en handelen in de geschiedenis van de mensheid.

Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
  • het onvermogen van zielen om objectieve oordelen te vellen

  • vooringenomenheid van zielen

  • leugens

  • dwaling, en verblinding van zielen voor Gods enige Waarheid en voor hun eigen zielsgesteldheid en eigen fouten en zwakheden

  • elk misbruik van gezagsposities (hooggeplaatste personen die hun verantwoordelijkheden verkeerd gebruiken)

  • alle situaties waarin zielen de dood van andere zielen zullen wensen

  • alle vormen van vervolging

  • alle onbegrip

  • elke vorm van tegenwerking omwille van geloofszaken

  • alle onenigheid (het Sanhedrin – het hooggerechtshof – is hier in twist over Jezus)

  • alle laster en elke leugen die over een persoon, zijn werken en zijn levenshouding wordt verspreid

  • euthanasie, abortus en anticonceptie (de joden wilden tot iedere prijs het Ware Leven – de Christus – doden)

  • elk negatief en onterecht oordeel dat over een medemens wordt geveld

  • alle onrechtvaardigheid in en buiten rechtbanken

  • alle verstarring, alle onvermogen om ten goede te veranderen

  • arglistigheid, elke situatie waarin op listige wijze valstrikken voor mensen worden gespannen

  • alle situaties waarin de Waarheid wordt 'aangepast' bij de eigen noden, teneinde de eigen verkeerde voornemens te kunnen rechtvaardigen

  • bewuste misleiding van de medemens (de hogepriesters wilden absoluut alle joden laten geloven dat Jezus een valse profeet was)

  • elk politiek regime dat op willekeur gebaseerd zal zijn

  • alle nijd, afgunst en jaloersheid (onder de joodse overheden heerste veel afgunst vanwege de populariteit van Jezus in bepaalde lagen van de bevolking)

  • elke uiting van onoprechtheid, heimelijk gedrag, achterbaksheid, listigheid

  • elke vorm van ongeduld (Jezus stelt tijdens deze schijnverhoren een grote akt van geduld)

Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?

  • door eerherstel te brengen voor euthanasie en abortus

  • door het opdragen van mijn pijn over elk negatief en zelfs onterecht oordeel dat door medemensen over mij wordt geveld

  • door offers voor de ontelbare leugens in de wereld

  • door eerherstel voor alle onrechtvaardige rechtspraak en alle vervolging in de wereld

  • door offers voor alle antichristelijke bewegingen en ontwikkelingen in de wereld

  • door zelf alle onrechtvaardigheid, achterbaksheid en onoprechtheid in mijn eigen gedrag te vermijden

De verloochening door Petrus

Petrus heeft Jezus verzekerd dat hij voor Hem zijn leven zou geven. De Verlosser heeft hem er echter voor gewaarschuwd dat hij Hem spoedig zal verloochenen. Zo gebeurt het. Petrus bevindt zich tijdens de verhoren van Jezus door de hogepriesters, buiten het paleis, in de hoop, daar nieuws over het lot van Jezus te vernemen. Uit vrees voor zijn eigen veiligheid beweert hij tot drie maal toe, dat hij niet bij Jezus hoort en Hem niet kent.

Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
  • de situaties waarin zielen zich zullen schamen om toe te geven dat zij christenen zijn

  • de situaties waarin zielen, die van herkomst of opvoeding christen zijn, naar andere godsdiensten zullen overlopen, en hierdoor de enige ware Bron van Gods Waarheid zullen verloochenen

  • het aanhangen – in het bijzonder vanwege zielen die van oorsprong christen zijn – van esoterische systemen, allerlei vormen van bijgeloof en van filosofische systemen die de enige Waarheid verloochenen voor schijnwaarheden en dwalingen

  • alle zelfoverschatting, het volledig vertrouwen op eigen kracht (zonder God om bijstand te vragen)

  • elk verzuim om te bidden voor het overwinnen van eigen zwakheden

  • elk onvermogen om een goed voornemen ten uitvoer te brengen

Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?

  • door dagelijks gebed voor de overwinning van eigen zwakheden

  • door afstand te nemen van alle esoterisch denken, van alles wat mij van Gods enige Waarheid kan wegleiden

  • door mij er niet over te schamen dat ik christen ben

  • door in alle omstandigheden vast te houden aan het rooms-katholicisme

Pilatus veroordeelt Jezus tot de geseling

Pilatus vindt geen schuld in Jezus, doch zwicht voor de druk van de joodse overheid, die deze 'godslasteraar' absoluut uit de weg wil ruimen, en durft Jezus niet zonder meer vrij te laten. Hij laat Hem geselen, in de hoop dat dit de gemoederen van de vijandige elementen zal bedaren.

Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
  • elke situatie waarin aan onschuldige zielen een straf wordt opgelegd omdat andere zielen belang hebben bij deze bestraffing

Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?

  • door goedmaking van situaties waarin ik iemand heb benadeeld door toe te geven aan de druk van een derde

Het lichaam van Jezus wordt langdurig gegeseld

Niet alleen wordt Jezus volkomen onterecht tot een geseling veroordeeld, bovendien overschrijdt deze geseling om onverklaarbare redenen vele malen het wettelijk toegelaten maximum. Deze hele tijd lang schouwt Jezus innerlijk visioenen van ontelbare soorten zonden, ondeugden en werken van duisternis, die alle verband houden met de lichamelijke natuur van de mens. In de langdurigheid en de intensiteit van de geseling wil Gods Voorzienigheid de mensheid van alle tijden aantonen hoe verschrikkelijk zwaar en omvangrijk de last van de zonden en duistere werken weegt, die rechtstreeks verband houden met een verkeerd gebruik van, of een verkeerde aandacht voor, het lichaam.

Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
  • alle uitingen van ijdelheid

  • elke overdreven aandacht voor het lichamelijke

  • elk misbruik van lichamelijke kenmerken voor erotische doeleinden

  • elk nastreven van lichamelijk genot en verwenning

  • elke uiting van zedeloosheid, ontucht, ontaarde seksualiteit, pornografie, onkuisheid, prostitutie

  • elke onmatigheid in eten en drank

  • elke zucht naar genot in verslavingen (alcohol, drugs, roken, eten, snoepen...)

  • elke vorm van regelloosheid (overschrijding van wettelijk toegestane limieten)

  • alle mishandeling van medeschepselen

  • alle ongeremde agressie tegen medeschepselen

  • elke uiting van sadisme

Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?

  • door aanvaarding en opoffering van al mijn lichamelijk lijden, ongemakken en beproevingen

  • door het brengen van offers voor alle situaties waarin schepselen worden gepijnigd

  • door mijn bestreving van lichamelijke genietingen steeds sterker te matigen

  • door te ontwennen van elke vorm van verslaving

  • door offers te brengen voor de bestrijding van alle ijdelheid, erotiek, lichamelijke genotzucht, zedeloosheid, ongebreidelde seksualiteit

  • door het brengen van offers en eerherstel voor alle leeg vermaak, feesten en feestmaaltijden, alles wat op de bevrediging van lichamelijke behoeften is gericht

Jezus wordt met een kroon van doornen gekroond

Na de geseling wordt Jezus, Die op dat ogenblik méér dood dan levend lijkt, op een blok neergezet, met een purperen mantel bekleed, een rietstok in de hand gegeven, en met een kroon van doornen gekroond. Hij wordt bespot en op de doornenkroon geslagen. God laat zien hoezeer de ziel – het hoogste niveau van het menselijk wezen (hier uitgedrukt door het hoofd) wordt verwond door de hoogmoed, die zovele zielen in zijn greep houdt.

Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
  • elke vorm van hoogmoed, trots, zelfverheffing, verwaandheid, zichzelf belangrijk achten

  • elke situatie waarin een ziel zich boven een andere ziel stelt en deze met minachting, misprijzen, beledigend, vernederend of neerbuigend behandelt

  • elke bespotting van een medeschepsel

  • elke vorm van lichtzinnigheid, van gebrek aan ernst

  • elke uiting van misprijzen voor een medemens

  • elke uiting van gevoelloosheid en gebrek aan inleving ten aanzien van een medeschepsel

  • elk kwetsend woord of elke situatie die beoogt, medeschepselen te kwetsen

  • elke geestelijke kwelling, alles wat medemensen het leven zuur maakt

  • elke situatie waarin de mensheid zichzelf God waant, en onder andere door wetenschap en technologie 'voor God zal spelen'

  • elk politiek regime en elke organisatie waarin mensen systematisch worden vernederd en van hun waardigheid beroofd

Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?

door opoffering van:

  • al mijn vernederingen

  • alle gebeurtenissen of woorden die mij ooit hebben gekwetst

  • alle geestelijk martelaarschap dat ik ooit heb ondergaan

door goedmaking van elke situatie waarin ik:

  • hoogmoedig of zelfvoldaan ben geweest

  • mij boven mijn medemens heb gesteld

  • medeschepselen geestelijk leed of hartenpijn heb aangedaan

De terdoodveroordeling bij Pilatus

Ondanks het feit dat Jezus in het Lichaam reeds vrijwel onherkenbaar verminkt is, eisen de joodse overheden met alle mogelijke overtuigingskracht Zijn dood. De Belichaming van Gods enige Waarheid moet sterven, omdat de Waarheid een bedreiging vormt voor de vele waarden waaraan de gevestigde overheden willen vasthouden. Pilatus laat het volk de keuze om Jezus al dan niet vrij te laten. Ontelbaren laten zich tegen Hem ophitsen. Pilatus vreest voor zijn geloofwaardigheid in Rome indien hij aan de eis van het volk niet zou toegeven, en hij veroordeelt Jezus tot de Kruisdood.

Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
  • elke situatie waarin zielen uit de weg worden geruimd omdat zij een bedreiging vormen voor een gevestigd politiek, sociaal of economisch regime

  • elke situatie waarin zielen kiezen voor de wereld en tegen datgene, wat van God komt (zoals de keuze ten gunste van Barabbas en ten nadele van Jezus)

  • alle opruiing en ophitsing van zielen tegen andere zielen

  • elke situatie waarin zielen zich door anderen laten meeslepen tegen Gods Waarheid

  • elke situatie waarin zielen tegen andere zielen worden opgezet

  • elke situatie waarin een ziel onder valse voorwendselen wordt veroordeeld

  • menselijk opzicht

  • alle antichristelijke maatregelen

  • elk besluit om God uit het leven en uit de samenleving te verbannen

Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?

door goedmaking en eerherstel te brengen voor:

  • elke situatie waarin ik ten prooi ben aan menselijk opzicht, en bijvoorbeeld kies voor datgene waarvoor anderen kiezen, ook al weet ik dat God iets beters van zielen verwacht, en dit uit vrees voor wat mensen van mij zullen denken of over mij zullen zeggen

  • elke situatie waarin ikzelf of anderen kiezen, of hebben gekozen, voor wereldse belangen in plaats van voor de verwezenlijking van Gods Plannen en Werken

  • elke situatie waarin ik mensen tegen elkaar heb opgezet of opgehitst

door ervoor te zorgen dat God in mijn leven een centrale plaats in alles krijgt, bijvoorbeeld door totale en diep doorleefde toewijding aan de Allerheiligste Maagd Maria, de Meesteres van alle zielen krachtens Goddelijk Besluit.

Jezus omhelst innig het Kruis

Wanneer Jezus bij het Kruis wordt gebracht, dat Hij op de schouders naar Golgotha zal moeten dragen, werkt zich in Hem een gesteldheid uit, die de uitboeting zal ontsluiten van één van de grootste hindernissen voor het Heil van zielen: het gebrek aan aanvaarding. Jezus aanvaardt niet alleen zonder morren Zijn veroordeling, Hij omhelst bovendien in de vurigste Liefde het instrument waarop Hij zal sterven: een akt van absoluut volmaakte aanvaarding van de beproevingen en van het lot.

Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
  • elke ontevredenheid van zielen over hun lot of hun levensloop

  • elk protest tegen beproevingen en lijden

  • elk afwijzen van het kruis op de levensweg

  • elk verlangen van zieken dat op hen euthanasie moge worden toegepast (= definitieve afwijzing van het kruis)

  • elke situatie waarin zielen absoluut meteen van een ongemak verlost willen worden, vandaar ook – bijvoorbeeld – overmatig gebruik van pijnstillende middelen of medicijnen in het algemeen

  • elk gebrek aan onbaatzuchtigheid (Jezus omhelst het Kruis niet omdat het Hem, maar wel omdat het de zielen nut zal brengen)

Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?

door opoffering van:

  • alle ontwikkelingen op mijn levensweg, het geheel van mijn levenslot, alle beschikkingen van Gods Voorzienigheid op mijn levensweg, die als geheel kan worden beschouwd als de 'kruisweg' van mijn ziel

door volledige aanvaarding van al mijn beproevingen, in Liefde tot God, tot Maria en tot alle schepselen, en dagelijks gebed om een sterk vermogen tot aanvaarding te ontwikkelen

door goedmaking van alle situaties waarin ik op het verloop van mijn leven heb geprotesteerd

De hele Kruisweg

Nadat Jezus het Kruis heeft omhelsd, gaat Hij ermee op weg naar Golgotha. De hele Kruisweg staat symbool voor de levensweg van elke ziel, het lot, het geheel van de Werken van Gods Voorzienigheid voor een ziel op haar levensweg. Langsheen de weg drummen talloze zielen samen. Jezus ziet en hoort de meest uiteenlopende reacties, van onbegrip over Zijn veroordeling tot opluchting en zelfs vreugde erover, van medeleven tot onverholen vijandigheid, van rouwklachten tot beschimpingen en verwijten. Het godsvolk is in opschudding. Velen gaan echter ook gewoon door met hun leven alsof er niets aan de hand is.

Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
  • alle onverschilligheid over het lot van een medeschepsel

  • elk gebrek aan geestdrift, Vuur of belangstelling voor Gods Werken

  • elke situatie waarin zielen totaal met zichzelf bezig zijn, en hierdoor niet worden geraakt door datgene wat buiten hen met schepselen gebeurt

  • elke uiting van opdringerigheid

  • elke uiting van leedvermaak over het droevig lot van een medemens

Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?

  • door offers te brengen tot goedmaking voor elk ogenblik waarin ik onverschillig ben geweest ten aanzien van het lot van mijn medemens, of ten aanzien van Gods Werken, of waarop ik mij over het droevige lot van een medemens heb verheugd

  • door regelmatig het Lijden van Jezus te gedenken, onder andere via de Heilige Mis, en door Hem te danken voor Zijn Kruisweg, waardoor Hij de vruchtbaarheid van mijn eigen dagelijkse kruisweg heeft ontsloten

Bij het begin van de Kruisweg wankelt Jezus onder Zijn last

Wanneer Jezus het Kruis op Zijn schouder laadt, is Hij reeds buitengewoon verzwakt door de sedert lang aanhoudende uitputting en de geseling. Niet alleen Zijn lichamelijke uitputting, de vele wonden, en het immense gewicht van het zware Kruishout zijn verantwoordelijk voor Zijn wankeling: God brengt hier eveneens de enorme last van alle zonden van alle tijden tot uitdrukking, want de Kruisweg is de weg van het dragen van het Kruis van alle zonden naar de berg waarop deze zonden als het ware met de Verlosser één gemaakt zullen worden om 'in Hem ter dood te worden gebracht'.

Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
  • de totale zondelast van alle tijden

  • alle wankelmoedigheid, aarzeling en twijfel ten aanzien van de keuze voor God en ten aanzien van de aanvaarding van het eigen lot en van de weg die door Gods Voorzienigheid voor de ziel is beschikt

  • elk gebrek aan doorzettingsvermogen ten aanzien van de eigen levensopdracht, elke neiging van zielen om in de beproeving bij de pakken te blijven zitten

Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?

  • door offers te brengen tot goedmaking van mijn ogenblikken van twijfel, van onzekerheid, van onstandvastigheid in het Geloof, van gebrek aan strijdlust voor het goede

  • door dagelijks gebed om kracht om alle beproevingen en kruisen van de dag te kunnen dragen, en deze dan in Liefde te dragen als eerbetoon aan de Kruis dragende Jezus en de Moeder van Smarten

Eerste val van Jezus onder het Kruis

Jezus kan de last van het Kruis der zonden niet ononderbroken torsen. Meermaals zal Hij onder de last ter aarde neervallen, niet alleen wegens lichamelijke uitputting: God wil de zielen absoluut duidelijk maken hoe zwaar het Werk van Verlossing van zielen uit hun verschrikkelijke zondigheid wel is, en hoe zwaar de zonden op de Verlosser drukken. De zielen vallen voortdurend onder de meest uiteenlopende vormen van zonde, ondeugd en werken van duisternis, en keren daarbij als het ware steeds opnieuw naar de aarde (het wereldse) terug.

Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
  • elke situatie waarin een ziel ten val komt onder de druk van bekoringen

  • elk gebrek aan bewustwording of elk geval van 'niet willen zien' van eigen fouten en nalatigheden, en van alles wat de ziel van het Heil weghoudt

Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?

door offers tot goedmaking van:

  • mijn eigen momenten van verblinding en deze van de mensheid als geheel

  • alle situaties in mijn leven waarin ik voor bekoringen ben gevallen

  • elke neiging om toe te geven aan de 'aantrekkingskracht' van wereldse zaken

Ontmoeting tussen Jezus en Maria op de Kruisweg

Jezus wordt tezelfdertijd verrukt en diep bedroefd wanneer Hij Zijn Moeder naast de weg opmerkt. In Hem voltrekken zich intense pijnen over Haar Smart, die in alle tijden slechts door zeer weinigen begrepen zal worden, en verrukking over Haar volmaakte vervulling van de opdracht van medeverlossing, waartoe Zij voor alle tijden is geroepen. Jezus ervaart intens de parallel tussen Maria’s Aanwezigheid op Zijn Kruisweg, en Haar Aanwezigheid op de kruisweg van alle zielen die Haar zullen willen opmerken, met andere woorden: in wier leven Maria een belangrijke rol zal kunnen vervullen. Jezus lijdt intens onder het besef dat vele zielen de ware rol waartoe Maria voor alle tijden door Gods Wijsheid voor hun Verlossing en heiliging is geroepen, niet zullen begrijpen en niet zullen willen erkennen.

Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
  • elke versmading, vanwege zielen, van de grote ondersteunende en kracht gevende rol waartoe Maria is geroepen tijdens de beproevingen van een ziel op haar levensweg

  • de onwil van vele zielen om Maria als Medeverlosseres te aanvaarden

Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?

Door mij totaal en onvoorwaardelijk aan Maria toe te wijden, en aan Maria alle zielen op te dragen, die onverschillig, negatief of vijandig staan tegenover Mariatoewijding.

Simon van Cyrene

De krachten van Jezus blijven afnemen. Gods Voorzienigheid toont nu de zielen dat Zijn Plan van Verlossing voorziet, dat de mens voor zijn Verlossing met zijn God moet meewerken. Jezus draagt voor alle eeuwen het Kruis der wereld, doch elke ziel moet dit in haar eigen leven aanvullen. Dit is het teken dat Hij stelt via Simon van Cyrene, die door de begeleiders van Jezus wordt aangeduid om de Veroordeelde te helpen bij het dragen van Zijn Kruis. De houding van Simon verandert tijdens het contact met Jezus zo duidelijk, dat hij het hele proces van de Verlossing van een ziel tot uitdrukking lijkt te brengen: Hij evolueert van onwil tot medewerking met de Verlosser naar versmelting met Zijn Hart – een mooi voorbeeld, alsook een prachtig beeld van Hoop, dat ons door God wordt geschonken.

Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
  • elk gebrek aan naastenliefde, elke weigering van hulp aan een medeschepsel, elke nalatigheid om een medeschepsel te helpen, of moreel te ondersteunen, bij het dragen van het kruis

  • elk gebrek aan besef dat God in elk schepsel woont

  • elke nalatigheid van zielen om hun bijdrage tot de heiliging van de hele mensheid te leveren

  • elk onvermogen van zielen om hun eigen schuld, hun eigen aandeel in het kruis der wereld, te erkennen

Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?

door opoffering van:

  • al mijn hulp aan mijn medemens, zodat deze beter in staat is om zijn levensopdracht te vervullen

  • al mijn gebeden en offers voor verlichting en bekering van mijn medemens

  • elke situatie waarin ik iemands lot help dragen, bijvoorbeeld door iemand daadwerkelijk te ondersteunen wanneer deze om medische redenen bepaalde voedingsmiddelen niet mag eten, zich bepaalde dingen moet ontzeggen, enzovoort

door regelmatig gebed voor alle zielen, dat zij inzicht mogen verwerven in eigen verantwoordelijkheden voor Gods Werken en Plannen.

Tussenkomst van Veronica

Jezus ontvangt een volgend lichtpunt wanneer Veronica zich op Zijn Kruisweg aandient met een doek en een kruikje wijn. Jezus wijst de wijn liefdevol af, omdat Hij Zijn Lijden niet wil verlichten. Op het doek drukt Hij met één handgebaar Zijn Gelaat af, tot Nalatenschap aan de zielen: De Kruis dragende Verlosser drukt Zijn Aanschijn in werkelijkheid in de harten. Deze handelingen zijn opnieuw dragers van Goddelijke lessen:

Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
  • elke situatie waarin zielen gelasterd worden, over zielen geroddeld wordt, kwaad wordt verteld, zielen met woorden besmeurd worden, verdachtmakingen over zielen worden geuit

  • elk gebrek aan offerbereidheid (Jezus wijst hier zelfs de wijn af, terwijl Hij uitdroogt van de dorst)

Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?

door:

  • het gelaat van mijn medemens schoon te wissen (ertoe bij te dragen dat anderen geen negatief beeld over hem krijgen, en te beletten dat hij wordt gelasterd of geen slechte naam krijgt, en een belasterde ziel in ere te helpen herstellen)

  • niet mee te doen aan roddel over mijn medemens

  • mijn best te doen om niets dan positieve dingen over mijn medemens te zeggen

  • te zorgen dat mijn medemens niet wordt gehoond (bijvoorbeeld: iemands kleding helpen ordenen zonder dat anderen dit kunnen merken)

  • een medeschepsel zijn waardigheid terug te schenken

Tweede val van Jezus onder het Kruis

Jezus valt niet zomaar een tweede maal. God schenkt een les in het vallen van Jezus, maar ook een les in de herhaling ervan. Bij Zijn tweede val onder het Kruis schouwt Jezus beelden, die Zijn Hart doen lijden onder de wispelturigheid van de menselijke natuur (elke ziel valt tijdens haar leven op aarde meermaals, onder invloed van de menselijke zwakheden).

Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
  • elke situatie waarin beloften niet nagekomen worden

  • elke contractbreuk

  • elke wankelmoedigheid en besluiteloosheid

  • het breken van verbonden (priesterschap, huwelijksverbond, toewijding aan Maria, breken van kloostergeloften en uittreding uit kloosterleven)

  • elke vorm van ontrouw, overspel

  • het breken van een eed

Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?

  • door eerherstellende offers te brengen voor elke vaste afspraak, elk verbond, elke gelofte, die ik niet ben nagekomen

  • door elke ziel die een gelofte of verbond heeft gebroken of wil breken, onder Maria’s hoede te stellen

  • door elke inspanning om ervoor te zorgen dat mijn medeschepsel in alle omstandigheden op mij kan rekenen, en weet wat het aan mij heeft

Ontmoeting met de vrouwen van Jeruzalem

Jezus merkt langsheen de Kruisweg een groepje vrouwen, die Zijn veroordeling bewenen. Medelijden met de Lijdende lijkt een lovenswaardige ingesteldheid. Niettemin wijst Jezus erop, dat medelijden ook heel oppervlakkig, heel werelds kan zijn. Wie over Jezus weent als over 'een beklagenswaardige lijdende mens', heeft niet begrepen wat hier werkelijk aan de hand is. Jezus wijst erop, dat de zielen niet eenvoudig naar datgene moeten kijken, wat zij voor hun ogen van vlees zien, doch naar datgene, wat erachter zit, naar de diepe oorzaak, reden en bedoeling van elk gebeuren.

Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
  • elk onvermogen van zielen om dieper te kijken dan de uiterlijke schijn

  • elk oppervlakkig oordeel over situaties of mensen

  • elk onvermogen om de effecten van de zonde te herkennen, of om het verband tussen de zonde en haar gevolgen te herkennen

Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?

door dagelijks gebed opdat ik:

  • moge leren, van alles méér te zien en te begrijpen dan louter de oppervlakkige, zichtbare aspecten, en dus te beseffen dat alles veel diepere gronden heeft dan de wereldse schijn laat vermoeden

  • in staat moge zijn, de situatie van mensen niet volgens de uiterlijke schijn te beoordelen

  • het verband moge leren zien tussen situaties of gebeurtenissen enerzijds, en spirituele oorzaken die aan de basis ervan liggen anderzijds (een voorbeeld: natuurrampen als gevolgen van onevenwichten in de Schepping door de zonde en door duistere werken van zielen)

Derde val van Jezus onder het Kruis

In de derde val van Jezus onder het Kruis vestigt God de aandacht op de neiging van de menselijke natuur om steeds opnieuw naar het wereldse terug te keren alsof daarin alle Heil vervat zou zijn. Daarom is ook het moment van het opstaan van Jezus hier zo belangrijk: Hij staat op om het laatste stukje weg naar de bekroning van Zijn opdracht te volbrengen, en wijst hiermee op de noodzaak voor de ziel om zich van de aantrekkingskracht van het wereldse los te maken om de vlucht naar haar verheerlijking te kunnen volbrengen.

Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
  • elke hardnekkige gehechtheid, elke vaste gewoonte waarvan de ziel niet kan loskomen

  • onvermogen om los te komen van de wereld en zijn valstrikken en verleidingen

  • het steeds opnieuw naar de verlokkingen der wereld terugkeren en er steeds weer naar verlangen

  • elke neiging om vast te houden aan het eigen verleden, en er steeds opnieuw naar terug te keren

  • elke neiging tot ontmoediging door veelvuldig vallen of door een veelheid aan beproevingen, elk onvermogen om te herbeginnen

  • het niet leren uit fouten

  • elk gevoel dat het 'op een zonde minder of meer niet meer aankomt'

Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?

  • door offers tot goedmaking voor alle situaties van mijn leven, waarin ik heb toegegeven aan wereldse verleidingen

  • door zo weinig mogelijk stil te staan bij de details van mijn verleden

  • door ernaar te streven, na elke terugval in het wereldse, opnieuw te beginnen voor een leven dat meer vruchten brengt voor Gods Werken

  • door volhardende inspanningen en gebed om los te komen uit hardnekkige gewoonten en gehechtheden

De Schouderwonde

Het Kruis van Jezus bestaat uit twee zware balken uit stevig hout. Het geheel vormt een heel zwaar gewicht, dat doorheen de smalle stegen van Jeruzalem over een grotendeels hobbelig wegdek, en ten dele stijgend, naar de top van de heuvel van Golgotha moet worden gedragen. Vanwege het stappen en de hobbelige en stijgende weg, slaat het gewicht van het Kruis voortdurend tegen Zijn schouder, en schaaft deze zo intens, dat een diepe wonde ontstaat. In werkelijkheid is het het gewicht van de zonde, dat Jezus zwaar verwondt.

Jezus ontsluit hier de uitboeting van:

alle protest van zielen over hun beproevingen of over de loop van hun leven, elke opstandigheid tegen het dagelijks kruis, elke jammerklacht over beproevingen

Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?

door elke inspanning om geen enkele klacht te uiten over mijn beproevingen, of niet tegen mijn dagelijks kruis te protesteren.

Ontkleding van Jezus op Golgotha

Wanneer Jezus de top van Golgotha heeft bereikt, worden Hem Zijn kleren ontnomen teneinde Hem onbekleed aan het Kruis te kunnen slaan. In Jezus ontrollen zich opnieuw beelden, die de sleutel op een welbepaald vlak van onze Verlossing moeten omdraaien.

Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
  • elke neiging van zielen om zich anders te tonen dan zij werkelijk zijn, om van zichzelf een beeld op te hangen dat niet met de waarheid overeenstemt

  • elk onvermogen van zielen om zichzelf te zien zoals zij werkelijk zijn, zonder zelfverblinding

  • de neiging om zich te verbergen achter de mening van anderen, achter de 'normen en waarden' van de samenleving, achter façades van woorden en gedragingen, achter kleding en sieraden, enzovoort

  • alle situaties van zedeloosheid, of ongeremdheid om zich naakt te vertonen

  • elk gebrek aan eerbied

  • elke situatie van diefstal, van onrechtmatige toe-eigening van bezittingen

  • elke vorm en uiting van egoïsme

Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?

  • door offers te brengen voor de velen die zich anders voordoen dan zij zijn, en ook zelf te zijn wie ik werkelijk ben

  • door mij steeds méér van het kleed van wereldse gewoonten en gehechtheden te ontdoen

  • door steeds een zedig en fatsoenlijk voorkomen te betrachten

  • door offers tot goedmaking van diefstallen

  • door offers te brengen voor elke situatie waarbij zielen 'doen alsof'

  • door dagelijks gebed om zelfkennis en om genezing van alle blindheid voor mijzelf

  • door elke inspanning om in alle situaties van het leven oprecht te zijn

  • door respect voor al mijn medeschepselen te betrachten

Kruisiging van Jezus

Bij Zijn Kruisiging verlangt Jezus vurig dat vele zielen de genade zullen aanvaarden om hun wereldse gehechtheden, gewoonten en zondige neigingen te kruisigen om tot een ware wedergeboorte te mogen komen. Alle werelds denken, voelen en verlangen moet uit de mens wegvloeien zoals het Bloed uit de Gekruisigde.

Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
  • elk onvermogen van zielen om werelds denken, voelen en verlangen uit zichzelf te bannen

  • elk gebrek aan zelfbeheersing (Jezus verbijt Zijn intense pijnen) en aan ingetogenheid

  • elk gebrek aan verdraagzaamheid

  • elk gebrek aan zachtmoedigheid, elke uiting van opvliegendheid of irritatie

  • alle tactloosheid (Jezus wil Maria’s gevoelens sparen, terwijl de beulen zonder enig gevoel tewerk gaan)

  • elke handeling, elk woord, elke ingesteldheid en elke situatie waardoor zielen God in zichzelf, in een medeschepsel of in de samenleving trachten te doden

  • elke gevoelloosheid ten aanzien van de zonde (zoals uitgedrukt door de toenemende gevoelloosheid van het stervend Lichaam van de Gekruisigde kort vóór Zijn Dood)

Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?

  • door alle gehechtheden, slechte gewoonten en elke neiging tot zondigen in mij te kruisigen en vervolmaking in alle deugden te betrachten

  • door mijn armoede, financiële tegenslagen en het verlies van materiële voorwerpen en bezittingen te aanvaarden

  • door vrijwillig afstand te doen van dingen waaraan ik gehecht ben, en hen zonder aarzeling weg te schenken

  • door op te houden met in het verleden te leven

  • door dagelijks gebed om een nieuw mens te kunnen worden (een wedergeboorte te verwezenlijken door vergeestelijking van al mijn gevoelens, gedachten en verlangens)

  • door de betrachting van zachtmoedigheid, verdraagzaamheid en zelfbeheersing in al mijn beproevingen en lijden

  • door de betrachting, steeds zo te leven, dat ik mijn medeschepselen aan Gods Tegenwoordigheid en Liefde herinner

  • door heel waakzaam te blijven voor elke bekoring, elke uiting van duisternis in mijn hart, mijn geest en mijn omgeving

  • door voortdurend rekening te houden met de gevoelens van mijn medeschepselen

De aannageling van Jezus’ handen

Wanneer de spijkers doorheen de handen van Jezus worden gedreven, lijdt Hij onbeschrijflijke pijnen. De handen die niets dan zegen en Hemelse gaven hebben geschonken, worden letterlijk doorboord: Van de satan uit, is dit een symbolische vernietiging van Gods geschenken, van God uit, is het echter een symbolische kruisiging van vele categorieën van werken der duisternis.

Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
  • alle handelingen die geen Heil en zegen brengen, niet vruchtbaar zijn voor Gods Plan, doch werken van duisternis volbrengen

  • alle hebzucht, de behoefte van zielen om te krijgen, eerder dan te geven

  • alle gierigheid

Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?

  • door afstand te doen van de behoefte om te krijgen, alle hebzucht, elke trek van gierigheid

  • door elke inspanning om geen handelingen meer te stellen die niet vruchtbaar zijn voor Gods Plannen (door al mijn handelingen aan Maria toe te wijden, hen te stellen voor de bevordering van Gods Plannen, en zo al mijn handelingen tot werken voor God te maken)

  • door elke inspanning om voor al mijn medeschepselen zegen te brengen door alles wat ik doe

De aannageling van Jezus’ voeten

Wanneer ook de voeten van Jezus aan het Kruis worden vastgenageld, lijkt de satan op symbolische wijze de rondreis van de Messias onder de zielen te willen beëindigen. God echter, ontsluit in deze kwelling van Zijn God-Mens precies de genade om geen andere wegen meer te gaan dan deze van het Licht.

Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
  • elke neiging van zielen om dingen na te lopen, die hen geen stap dichter bij hun Heil brengen, doch hen tijd doen verliezen of zelfs schade aan hun zielsontwikkeling aanrichten; het nalopen van schijnlichten

  • elke dwaling

  • elke situatie waarin zielen nalaten om naar een lijdend medeschepsel toe te gaan om hulp, verlichting en vreugde te brengen

  • elke terugkeer op de wegen van wereldse gewoonten

Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?

  • door afstand te doen van de oude paden van vaste gewoonten en gedrags- en denkpatronen die menselijk en werelds zijn, en die mijn ziel niet naar het Licht voeren, en door mij te laten vasthechten aan de ene weg naar het Licht (de Weg van Gods enige Waarheid)

  • door naar noodlijdende medeschepselen toe te gaan (hetzij letterlijk, hetzij via offers en gebeden voor hen)

  • door goedmakende offers voor de situaties waarin ik nutteloze dingen heb nagelopen, of dwaalwegen ben gegaan

Jezus aan het Kruis

Aan het Kruis ondergaat Jezus de ononderbroken kwelling van het letterlijk leegbloeden. Hij wil er de zielen op wijzen, dat talloze zielen alle Goddelijk Leven (gesymboliseerd door het Bloed van Christus) uit zich laten wegvloeien door hun ontelbare gehechtheden aan allerlei elementen die eigen zijn aan het werelds leven. Let op de fijne nuance: Bij de aannageling aan het Kruis wil Jezus de zielen erop wijzen dat zij hun wereldse bindingen en gewoonten uit zich moeten laten wegvloeien zoals Zijn Bloed bij de aannageling wegvloeit; terwijl Hij aan het Kruis hangt, wil Hij ons wijzen op het wegvloeien van Zijn Bloed als het verlies van Goddelijk Leven uit de zielen.

Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
  • elke gewoonte, elk gedrag, elke ingesteldheid en elke situatie waardoor de ziel geleidelijk sterft (het Ware Leven verliest)

  • elke situatie waardoor een ziel de gevangene wordt van bepaalde ontwikkelingen op haar levensweg (vaste patronen die haar spontaneïteit breken)

  • elk onvermogen van zielen om een verslaving te breken (roken, drugs, alcohol, snoepen, langdurig gebruik van bepaalde schadelijke medicijnen,...)

Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?

  • door offers te brengen tot goedmaking van alles waardoor ik de levenskracht van mijn ziel heb verminderd

  • door mijn hele leven en mijn hele wezen aan Maria toe te wijden tot volledige zuivering van mijn ziel

  • door offers en gebed voor bevrijding uit alles wat mijn ziel aan een kruis vasthecht en tot gevangene maakt

  • door het betrachten van soepelheid, opdat ik niet de gevangene van vaste patronen zou blijven, doch op elk ogenblik precies datgene kan doen wat God en Maria van mij willen

Jezus verzucht: "Vader, vergeef het hen, want zij weten niet wat zij doen"

Jezus stelt een akt van volmaakte zelfverloochening door voor Zijn beulen vergiffenis te vragen voor de handelingen waardoor zij Hem de vreselijkste kwelling bezorgen.

Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
  • elke verwensing of vervloeking jegens zielen

  • elk gebrek aan vergevingsgezindheid

  • elk gebrek aan barmhartigheid

  • alle wrok, haatdragendheid en wraakzucht

  • elk ondoordacht handelen dat een medeschepsel pijn of nadeel kan berokkenen

  • elke weigering om een onenigheid of ruzie bij te leggen

Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?

  • door mij ten minste in het hart voorgoed te verzoenen met alle zielen met wie ik onenigheid heb (gehad), en afstand te doen van alle wrok, haatdragendheid, slechte gevoelens over medemensen

  • door betrachting van mildheid jegens ieder, die ooit tegen mij heeft misdaan

Jezus verzucht: "Vandaag nog zult gij met Mij in het Paradijs zijn"

Alweer stelt Jezus een schijnbaar onmogelijke handeling in een extreme situatie, en laat Hij hierdoor blijken hoe ver Gods Liefde gaat. Hij schenkt totale Verlossing aan een ziel van dewelke men zou verwachten dat zij zou worden vervloekt, omdat zij haar leven in staat van zonde (misdaad) heeft afgesloten: de goede moordenaar, die eveneens is gekruisigd.

Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
  • elk gebrek aan berouw over begane zonden en fouten, en over de eigen bijdrage tot werken van duisternis

  • elk gebrek aan boetvaardigheid

  • elk gebrek aan Ware Hoop, elk gevoel dat 'alles voorbij is' en er geen uitweg meer is

  • elk gebrek aan gebed om Gods Barmhartigheid of om vergeving door God of door de medemens

  • elk onvermogen van zielen om hun schuld toe te geven

  • elk gebrek aan geloof in de Verlossing

  • het opgeven van het geloof omdat de ziel meent dat zij toch niet meer gered kan worden (bijvoorbeeld omdat zij veel en zwaar heeft gezondigd)

  • elk gebrek aan geloof in Gods Liefde

  • elk gebrek aan verlangen naar God en naar het Eeuwig Leven in de Hemel

Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?

  • door regelmatige Biecht, mede tot eerherstel voor zielen die nooit berouw tonen en zonder berouw sterven

  • door de ontwikkeling van oprechte Hoop, en door geloof in Gods Barmhartigheid

  • door gebed om de genade van een bevrijdende Biecht voor elke ziel in haar stervensuur

  • door oprechte erkenning van mijn eigen schulden jegens God

  • door oprecht naar de Eeuwige Gelukzaligheid te verlangen, en elke inspanning om deze waardig te worden

Jezus verzucht: "Vrouw, ziedaar Uw zoon; zoon, ziedaar uw Moeder"

In deze weinige woorden, die Hij tot Zijn Moeder en tot de apostel Johannes spreekt, vat Jezus op enigszins raadselachtige, versluierde wijze de buitengewone relatie samen, die God voor alle verdere eeuwen tussen de Moeder Gods en de zielen heeft voorzien. Voor wereldse oren weerklinkt hier de wens, dat de Moeder van de stervende Messias voortaan aan een ander wordt toevertrouwd, opdat deze voor elkaar zouden zorgen. In Gods Hart leeft hierbij echter oneindig veel méér. De Kerk van Christus wordt hier onder de hoede van Maria gesteld, en Maria en de zielen worden letterlijk aan elkaar gegeven in een nieuwe relatie die de volle bloei van het Heil en de Verlossing in de zielen beoogt. Uit deze nalatenschap zal twintig eeuwen later de openbaring van Maria als de Meesteres van alle zielen voortvloeien. Het is opmerkelijk, hoe God hier bovendien aantoont, dat de grote erfenis van de innige eenheid met Maria slechts ten deel valt aan de zielen die bereid zijn om naar de top van Golgotha te gaan (= de kruisweg van het leven ten volle te aanvaarden, en te volharden in de navolging van Christus). Voor Jezus is dit een ogenblik van vreugde, doch ook van immense pijnen:

Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
  • elke moeilijkheid van zielen om God trouw te blijven in een samenleving waarin God dood lijkt

  • elke verloochening van de beleving van het Ware Geloof

  • elke val van priesters in de verlokkingen van de wereld ten nadele van een leven waarin het Hemelse centraal moet staan

  • elke neiging van zielen om zichzelf te zoeken in plaats van het Hemelse

  • elk gebrek aan belangstelling of Geloof van zielen om zich aan Maria toe te wijden

  • elk gebrek aan geloof van zielen in de grootheid en de buitengewone rol van Maria binnen Gods Heilsplan

Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?

  • door offers en gebed opdat alle priesters de ingesteldheid van apostel Johannes mogen erven: op het toppunt van elke beproeving met de ogen op de Gekruisigde gevestigd, en in innige verbondenheid met Maria

  • door mijn totale zelfofferande aan Maria, en door elk detail van mijn dagelijks leven met Maria te delen

  • door offers en gebed opdat zoveel mogelijk zielen deze Nalatenschap zouden eren door zich totaal aan Maria toe te wijden

Jezus verzucht: "Ik heb dorst"

Wanneer Jezus deze woorden uit Zijn uitgedroogde Lichaam stoot, begrijpt, behalve Maria, geen ziel dat Hij in werkelijk uitdrukking geeft aan Zijn verlangen naar zielen. In deze laatste fase van Zijn Passie is het voor de Christus een verschrikkelijke kwelling, te beseffen dat dit Lijden zelfs voor ontelbare zielen vergeefs zal blijven. Voor Hem is elke geredde ziel zoals een waterdruppel. Wanneer men bedenkt, hoe uitgedroogd dit vrijwel totaal leeggebloede Lichaam is, begrijpt men beter welke waarde voor Hem elke geredde ziel heeft: een druppel van Leven voor Zijn ziel.

Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
  • elke ziel die zich laat uitdrogen (onvruchtbaar en dor laat worden) door het water van Goddelijk Leven prijs te geven aan het vuur van elke bekoring

  • elke ziel die niet zal zoeken naar de Bron van de Waarheid

  • elke onverschilligheid van zielen voor de Verlossing van zichzelf en andere zielen, voor de verwezenlijking van Gods Heilsplan en voor de grondvesting van Gods Rijk op aarde

  • elke ziel die zich niet openstelt voor het water van Goddelijk Leven

  • elke ziel die zich niet in dienst van Gods Werken stelt

Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?

  • door letterlijk een medeschepsel te drinken te geven

  • door zelf wat te wachten alvorens te drinken wanneer ik dorst heb

  • door offers voor inzicht en bekering van zielen die hun leven niet tot nut maken voor God

Jezus verzucht: "Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?"

De avond voordien heeft Jezus in de Hof van Gethsemani aangetoond hoe de ziel die zich hulpeloos voelt, zo spoedig mogelijk moet kiezen voor de dienst aan Gods Werken, en uit deze beslissing nieuwe kracht zal ontvangen. Ook in deze laatste ogenblikken aan het Kruis, die gekenmerkt zijn door de ervaring van de diepste ellende van het mens-zijn, zoekt Hij Zich met God te verbinden, en wordt daarbij overrompeld door de ervaring van vele zielen, die zich door God verlaten voelen doordat zij Gods Tegenwoordigheid niet meer zullen vinden.

Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
  • elke situatie waarin een schepsel zich door God verlaten voelt doordat medeschepselen God niet meer in zich dragen of Hem niet meer uitstralen

  • alle lijden door de ervaring van eenzaamheid

  • elk verzuim van zielen om hun medeschepselen te troosten, te helpen, bij hen te zijn in hun nood of eenzaamheid

  • elk gedrag of elk woord waardoor een ziel haar medeschepselen het gevoel geeft dat God niet bestaat, of dat de Liefde niet bestaat, of dat God hen niet liefheeft

  • elke situatie waarin zielen geen Vrede, vreugde, troost, bemoediging, Hoop, geborgenheid of Liefde om zich heen verspreiden

Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?

  • door zoveel oprechte Liefde, Licht en zachtheid uit te stralen, dat mijn medeschepselen in mijn nabijheid voelen dat God bij hen is, dat God niemand in de steek laat, en dat God waarlijk Liefde is

  • door opoffering van mijn pijn over het onvermogen om vaker de Heilige Communie te ontvangen (gebrek aan Heilige Communie beschouwd als 'door God verlaten zijn')

  • door opoffering van elk gevoel van eenzaamheid, en door in dergelijke uren met mijn hart bij de gekruisigde Jezus en de Moeder van Smarten te zijn

  • door troost, bemoediging en vreugde te schenken aan schepselen die alleen zijn

Jezus verzucht: "Het is volbracht"

Deze woorden kan elke ziel in haar stervensuur uitspreken indien zij werkelijk datgene heeft volbracht, waartoe zij in de wereld is gekomen. Jezus verzucht deze woorden op het ogenblik waarop Hij in een innerlijk visioen schouwt dat de sleutel op elk van de deurtjes naar de Verlossing der zielen is omgedraaid. Zijn Lijden is zo volmaakt, dat voor elk werk van duisternis dat in welke eeuw dan ook, door welke ziel dan ook, is bedreven of nog zal worden bedreven, de uitboeting nu ontsloten is. Over weinige ogenblikken zal het laatste spoor van Leven het Lichaam van de Christus verlaten, opdat voor vele zielen nieuw en Eeuwig Leven beschikbaar zou worden.

Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
  • elk leven dat voor Gods Heilsplan verloren gaat doordat de ziel nooit naar haar ware roeping heeft gezocht, en haar ware levensopdracht derhalve nooit heeft vervuld; elk leven dat wordt verspild aan louter wereldse bezigheden, zonder gebed, zonder toegewijde beproevingen of offers, zonder God te zoeken

  • elk leven dat niet wordt geleid in ware navolging van Jezus en zonder naleving van de lessen, die de Hemel geeft tot voltooiing van de Verlossing van de ziel

  • elk leven dat is opgebouwd en georganiseerd rond wereldse elementen in plaats van rond de behoeften van de ziel, zodat de ziel niet kan bloeien en niet vruchtbaar kan zijn voor Gods Werken

Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?

  • door offers en gebed voor de vele zielen die hun leven vergooien aan louter wereldse bezigheden

  • door offers te brengen tot goedmaking voor de uren die ikzelf in mijn leven heb verspild door activiteiten die niet rechtstreeks van nut zijn voor mijn eigen ziel, voor andere zielen, en voor Gods Werken

  • door veelvuldig gebed om mijn ware roeping binnen Gods Heilsplan te leren kennen

Jezus verzucht: "In Uw handen beveel Ik Mijn Geest"

Wanneer de ziel zich heeft leeggeperst in de dienst aan Gods Werken, ligt de bekroning van deze totale zelfgave in de overgave van de ziel – de ware wezenskern die verlost en geheiligd moet worden – aan de Bron en Bestemming van alles: God. Dit is wat Jezus in Zijn laatste verzuchting aantoont. Het moet ook de uiteindelijke betrachting, de laatste activiteit van elke mensenziel zijn, alvorens zij naar haar Schepper terugkeert.

Jezus ontsluit hier de uitboeting van:

elk gebrek aan besef of erkenning, bij zielen, van het feit dat elke ziel in werkelijkheid louter en alleen voor God leeft, en dat elk leven slechts waarde krijgt wanneer het totaal aan God wordt overgedragen

Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?

door mijn leven en mijn hele wezen nu reeds volkomen ten dienste van de Meesteres van alle zielen te stellen, de volmaakte Brug naar het Hart van God, Die in mijn stervensuur mijn ziel aan God zal overdragen, bekleed met Haar heiligende en vrijsprekende Liefde.

Nu gebeurt nog het volgende, dat strikt genomen niet meer tot het Lijden van Christus behoort, omdat het Lichaam van de God-Mens op dat ogenblik reeds het aardse leven heeft verlaten: Jezus’ Hart wordt met een lans doorstoken.

Hierbij vloeien de allerlaatste druppels Bloed en water uit het Goddelijk Hart: symbool voor de totale, restloze zelfgave van de God-Mens voor alle zielen. Deze volmaakte zelfgave zal het symbool worden voor de absoluut grenzeloze Goddelijke Barmhartigheid, die het groot kenmerk zal zijn voor het Eeuwigdurend Nieuw Verbond.

Zoals mij wordt getoond en toegelicht, zal tijdens de doorsteking van het Allerheiligst Hart, ook Maria, de Moeder van Smarten, gedurende een ogenblik een hartstilstand ondergaan, zodat ook Zij op symbolische wijze even het aardse leven verlaat. Zo heeft de Eeuwige Liefde het gewild, opdat voor alle eeuwigheid moge vaststaan, en moge worden erkend, dat Maria in de volheid de Medeverlosseres met Jezus is.

Hoe kan ik mijzelf met deze gebeurtenis verenigen?

  • door méér en méér alle liefde voor wereldse dingen, behoeften en verlangens op te geven;

  • door mij te laten leeglopen van wereldse ballast en invloeden, en van alle trekken die niet met God en Zijn Plannen en Werken verenigbaar zijn.

De Oogst van de Eeuwige Liefde zou nooit tot Brood van Eeuwig Leven voor de zielen kunnen worden, indien Jezus niet was verrezen. Opdat dit Brood de ziel waarlijk zou voeden, wordt nu van haar verwacht dat zij haar leven en al haar inspanningen zo intens mogelijk met de lessen van de Passie verenigt, en daarbij zoekt naar de volle vruchtbaarheid van deugdzaamheid, berouw, Biecht, goedmaking, eerherstel, offers, toewijding, en waardige ontvangst van de Heilige Communie. Moge Maria, de Hemelse Tuinierster, de Oogst in ieder van ons duizendvoudig verrijken.

Myriam