TOTUS TUUS, MARIA!

DE GRAADMETER VAN DE EEUWIGE WIJSHEID

Onderrichting vanwege de Koningin van Hemel en aarde aan de zielen

via Myriam van Nazareth

In de Kersttijd van 2019 sprak de Meesteres van alle zielen tot Myriam de volgende woorden tot aankondiging van een onderrichting die Zij de zielen wilde schenken:

"De diepe zin van Kerstmis, de Geboorte van Mijn Goddelijke Zoon, ligt in de maat waarin elke ziel het Licht in zich geboren laat worden. De aanvaarding van het Licht in zich is voor de ziel een heilig verbond dat zij aangaat jegens God, de Bron van alle Licht. Krachtens dit verbond wordt de ziel geacht, het in haar geboren Licht levenslang te voeden en te koesteren, opdat het in haar moge groeien, in haar moge kunnen werken, onbelemmerd en onbezoedeld door haar heen moge kunnen stromen naar al haar medeschepselen, en voor haar moge kunnen pleiten in het uur van het oordeel dat de almachtige, onfeilbare God over haar leven zal uitspreken wanneer zij uit de staat van stoffelijkheid is getreden.

Ik geef in Mijn volgende onderrichting uitdrukking aan een uitzonderlijke genade door dewelke de zielen de onschatbare gunst kunnen verwerven, van het uur van hun levensoordeel een immense verrukking te maken door gedurende hun resterende tijd op aarde zo te leren leven dat de onfeilbare Goddelijke Rechter hun voorbije leven kan beschouwen met het grootste welbehagen.

De maat waarin een ziel de aanwijzingen van Mijn woorden uit deze onderrichting waarlijk behartigt en tot het uiterste toepast, zal ten eerste haar eigen Eeuwig Heil tot de hoogst mogelijke graad verheffen, en ten tweede haar bijdrage tot de heiliging van de hele Schepping optimaliseren, waardoor zij in de hoogste mate zal hebben bijgedragen tot de voltooiing van Gods Heilsplan voor een wereld van volmaakte Liefde en Vrede.

Ziehier Mijn onderrichting, die tevens moge gelden als een boodschap van immense Hoop, want zij behelst kennis die, in de mate waarin deze gewetensvol en volhardend wordt toegepast, de ziel kan helpen bevrijden van veel duisternis en kan helpen vervullen van Licht. Moge elke ziel die van deze woorden kennis neemt, zich zalig prijzen en hen in alle oprechtheid in haar leven ten uitvoer brengen, want zij krijgt hierdoor gouden gelegenheden om het oordeel dat God in Zijn onfeilbare Wijsheid over haar leven zal vellen, alsnog te maken tot een ervaring van gelukzaligheid":

In het kader van Haar aanhoudende onderrichting om zielen naar een nooit geziene verdieping in de beleving van hun christen-zijn te leiden, leert de Meesteres van alle zielen thans de

zeven voornaamste punten op grond van dewelke
God de mensenziel na haar aardse leven oordeelt:

1. De mate waarin de ziel blijk geeft van oprecht Geloof in God, in Zijn volmaakte Liefde, in de onfeilbaarheid van Zijn Gerechtigheid en van Zijn oordeel, in de volmaaktheid van al Zijn Werken en Plannen, in Zijn Voorzienigheid en het feit dat de Goddelijke Voorzienigheid slechts het hoogste Eeuwig Heil voor elke ziel beoogt.

Vele christenen gaan ervan uit, dat zij 'in God geloven', doch blijken nauwelijks te beseffen wat dit precies inhoudt. Geloven dat God bestaat, is op zich in geen geval voldoende, want dit betekent nog niet dat de ziel overtuigd is van de volmaaktheid van Zijn aard en van Zijn Werken en Plannen, noch dat zij zich ook daadwerkelijk met deze God verbonden voelt. Slechts deze verbondenheid opent de ziel voor haar groei naar het beeld en gelijkenis van haar Schepper, Verlosser en Heiligmaker.

2. De mate waarin de ziel de ware, zelfverloochenende Liefde innerlijk beleeft en haar onvoorwaardelijk en spontaan toepast jegens alle medeschepselen in elk detail van haar leven, in al haar doen en laten en in al haar innerlijke gesteldheden.

De Koningin des Hemels wijst in dit verband op de vele onderrichtingen in dewelke Zij het diepe wezen van de Ware Liefde heeft toegelicht, onder meer op de omvattende, diepe definitie die Zij voor leven in de Ware Liefde heeft gegeven in de 4e wolk van Haar onderrichting Wolken boven Gods Paradijs, en op Haar toelichtingen bij wat Zij in het boek De Beekjes van het Heil aanduidt als de componenten van de spiegel van Gods Tegenwoordigheid. Bovendien herinnert Zij de zielen aan het feit dat één van de grootste uitingen van Ware Liefde ligt in oprechte vergeving jegens medemensen die de ziel op één of andere wijze nadeel, schade of leed hebben berokkend, of van wie de ziel het gevoel heeft dat zij dit hebben gedaan (God alleen kan onfeilbaar beoordelen in hoeverre dit daadwerkelijk het geval is geweest).

In Haar onderrichting Het leven voorbij de avondzon wees de Koningin des Hemels er reeds op, dat een ziel, in de mate waarin zij in haar hart geen volmaakte, onvoorwaardelijke, zelfverloochenende Liefde beleeft, in het absoluut volmaakt Liefdesvuur van de Hemel zou 'verbranden', met andere woorden: dat de ziel pas in de Eeuwige Gelukzaligheid kan intreden zodra haar Liefde volkomen is geworden. God kan een ziel niet tot de Hemel toelaten zolang zij niet volkomen in overeenstemming is met Zijn Wet van de Ware Liefde en daardoor waarlijk klaar is voor het Eeuwig Leven in de atmosfeer van de volmaakte Ware Liefde, die de ziel omhult als een Vuur dat in de volkomen gelouterde ziel werkt als een intense verrukking doch in de onvoldoende gelouterde ziel zou werken als een aanhoudende verschroeiing omdat deze ziel niet klaar is om met het Hart van God, de Zon der Eeuwige Liefde, te versmelten.

3. De mate waarin de ziel waarlijk beseft dat de dienst aan de voltooiing van Gods Werken de enige ware zin en doel van het leven op aarde is, en de mate waarin de ziel dit besef actief en spontaan in elk detail van haar leven en in al haar bestrevingen zoekt om te zetten in daadwerkelijke dienst aan God. Dit betekent tevens dat de ziel niet leeft vanuit de betrachting om haar eigen (in vele gevallen slechts vermeende) behoeften – behoeften in verband met haar stoffelijk leven – te bevredigen en haar eigen voorstellingen en verwachtingen te vervullen, doch dat zij zichzelf spontaan en van harte wil achteruit stellen om een leven te leiden als bruikbaar werktuig van God, en derhalve automatisch ook van zelfverloochening en inzet ten bate van een groter welzijn van al haar medeschepselen.

Dit derde punt kan het gevoel van verbondenheid met God immens verdiepen, want door de beleving ervan plaatst de ziel zichzelf in de enige juiste positie met het oog op een leven dat door God kan worden benut voor de bevordering van Zijn eigen grote doelstelling: de grondvesting van Gods Rijk op aarde. Vele zielen verminderen in zeer hoge mate de waarde van hun leven als werktuig voor God door zich in alle situaties van hun leven vooral te laten leiden door datgene wat zijzelf graag zouden bereiken, het aanzien dat zij in de ogen van hun medemens graag zouden oogsten, datgene wat zij voor zichzelf van het leven verwachten (bovendien in de eerste plaats op het gebied van de stoffelijke elementen van het leven, vaak met verwaarlozing van de ware noden van het zielsleven) enzovoort.

4. De mate waarin de ziel in al haar innerlijke gesteldheden waarlijk Jezus Christus navolgt: De innerlijke gesteldheden van de Christus behelzen het onvoorwaardelijk aanvaarden van beproevingen en het dragen ervan in zelfverloochening, in Liefde en in een oprecht verlangen dat de eigen beproevingen daadwerkelijk mogen bijdragen tot de ontsluiting van de Verlossingswerken van de God-Mens in individuele zielen.

De Hemelse Meesteres waarschuwt met nadruk voor de open val van de duisternis in dewelke talloze zielen vallen: deze van verzet tegen de kruisen van het leven en van klachten erover ten overstaan van medemensen in plaats van deze oprecht aan de Heilige Maagd toe te wijden en hen te dragen in oprechte Liefde en in het hart met Haar verenigd, waardoor zij met volle vrucht kunnen worden ingeschakeld in de Verlossingswerken.

Leven in ware navolging van de Christus, is wat de Heilige Schrift noemt "aanvullen wat nog ontbreekt aan het Lijden van Christus". Het enige wat aan dit absoluut volledig en volmaakt Lijden 'ontbreekt', zijn oprechte tekenen vanwege mensenzielen dat zij hun eigen kruisen willen verbinden met deze van Christus, want:

Goddelijke Werken + de wil van de mensenziel om één te zijn met God
=
ontsluiting van deze Werken door concrete genaden voor de hele Schepping

5. De mate waarin de ziel haar eigen kleinheid beseft, evenals haar ware levensroeping en levensopdracht en de rol van haar eigen leven binnen het hele netwerk van de Schepping. Elk gebrek aan waar besef en erkenning van de ware positie die de ziel binnen Gods Schepping bekleedt, alsook aan waar besef en oprechte aanvaarding van het feit dat God haar deze positie heeft toegewezen vanuit Zijn volmaakte Liefde en in de wetenschap dat de ziel precies vanuit die positie en rol de grootst mogelijke bijdrage kan leveren voor haar eigen Eeuwig Heil en voor het Heil van de hele Schepping, wijst op gebrek aan onderwerping aan Gods volmaakte en dus onfeilbare beschikkingen, en berooft de ziel van haar ware vruchtbaarheid als klein element in het reusachtig systeem van de Schepping.

De Hemelse Koningin wijst erop, dat precies het gebrek aan besef van eigen kleinheid in vergelijking met God, en aan oprechte aanvaarding van deze kleinheid, in Lucifer de doorslag gaf voor zijn besluit om tegen God in opstand te komen en daarom wegens ongehoorzaamheid en dus vrijwillige afscheuring van het Hart van zijn Schepper en Meester uit de Hemel te worden verstoten. Zij wijst er tevens op, dat Lucifer – de satan – precies die gesteldheid in de harten van de eerste mensenzielen wist te injecteren, waardoor zij de erfzonde begingen omdat hun hart hun positie en rol als schepselen niet vlekkeloos had aanvaard. Elk gebrek aan volmaakte aanvaarding van een Goddelijke beschikking maakt een ziel vatbaar voor zonde en dus voor vrijwillige afscheuring van de Eeuwige Liefde.

6. De mate waarin de ziel haar eigen zondigheid en onvolkomenheid beseft, en daaruit volgend de mate waarin zij oprecht berouw beleeft over elke mogelijke overtreding tegen Gods Wet en van elke schade die zij op om het even welk ogenblik van haar leven kan hebben toegebracht aan medeschepselen – medemensen en dieren – of aan enig ander Werk van God, en de maat van haar ware inzet om te groeien tot beeld en gelijkenis van God, met andere woorden om te groeien in ware heiligheid.

Vele zielen versperren voor zichzelf de toegang tot de Eeuwige Gelukzaligheid door hun gebrek aan inzicht in zonde en ondeugd en de mening dat zij niet zondigen zolang zij geen handelingen van ware criminaliteit stellen. Zondigen, gebeurt echter op deze wereld dagelijks vele miljoenen malen in de vorm van duistere gevoelens, verlangens of gesteldheden (jaloersheid, nijd, wrok, weigering om medemensen te vergeven of zich te verzoenen met medemensen wanneer men het gevoel heeft dat deze iets hebben misdaan of enige vorm van schade of leed hebben berokkend). De ziel die onvoldoende is doordrongen van haar eigen onvolkomenheid én van het feit dat een medemens die jegens haar misdoet, reeds zichzelf heeft bedrogen door de stem van de duisternis te volgen, zal gemakkelijk geneigd zijn om zich tot rechter, en in bepaalde gevallen zelfs tot meesteres over al haar medeschepselen te maken, waardoor zij zich boven God stelt.

Doordat dergelijke gesteldheden vaak niet als uitingen van duisternis worden erkend, worden zij vaak ook niet gebiecht en ervaren vele zielen over dergelijke gesteldheden ook nooit berouw, in vele gevallen bovendien doordat zij zichzelf ervan overtuigen dat zij volkomen gelijk hebben en hun medemens alle schuld heeft. Zo helpen vele zielen de heiliging van het netwerk van de Schepping belemmeren en verhinderen zij een vlotte doorstroming van Gods genezende Liefde doorheen dit netwerk.

Zolang een ziel geen volmaakt, onvoorwaardelijk en blijvend berouw heeft ontwikkeld over elke overtreding die zij in Gods ogen kan hebben begaan tegen de Wet van de Ware Liefde jegens God Zelf en jegens een medeschepsel, kan haar hart zich niet ten volle openen voor een oprecht verlangen om in alles in overeenstemming te zijn met Gods verwachtingen, en trekt zij tussen zichzelf en God een muur op, die haar belet om ongeremd over te vloeien in Gods Hart. God beschouwt dit als een gebrek aan oprecht verlangen naar Zijn eeuwigdurende Tegenwoordigheid en naar een beleving van de volmaakte Liefde.

7. De mate waarin de ziel oprecht verlangt naar de overwinning van het Goddelijk Licht en naar uitingen van Gods macht over alle duisternis, zowel in haar eigen leven en haar eigen innerlijke gesteldheden als in de wereld als geheel. Een ziel die diep in het hart niet overtuigd is van het feit dat de enige zin van haar leven op aarde ligt in het actief bijdragen van elke ziel tot de voltooiing van Gods Werken en Plannen, zal niet waarlijk naar deze voltooiing verlangen. Volgens de mate waarin God in een hart een oprecht verlangen naar Zijn overwinning en uitingen van Zijn macht over de duisternis in alle aspecten van het leven afleest, kan Hij de maat vaststellen waarin de ziel zich daadwerkelijk aan de belangen van het Licht heeft weggegeven en derhalve op elk ogenblik van haar leven waarlijk voor Zijn zaak strijdt. Volgens die maat is deze ziel bruikbaar als knooppunt van Licht in het netwerk van de Schepping, dat is bedoeld als een netwerk opgebouwd uit talloze stromen van volmaakte Liefde.

De Meesteres van alle zielen laat tot besluit de zeven hoofdpunten opsommen, volgens dewelke God oordeelt in welke mate een ziel haar levensopdracht op aarde, werktuig te zijn in dienst van de voltooiing van Zijn Werken en Plannen, werkelijk heeft volbracht:

  1. De mate waarin de ziel blijk geeft van oprecht Geloof in God.
  2. De mate waarin de ziel de ware, zelfverloochenende Liefde innerlijk beleeft en haar onvoorwaardelijk en spontaan toepast jegens alle medeschepselen.
  3. De mate waarin de ziel waarlijk beseft dat de dienst aan de voltooiing van Gods Werken de enige ware zin en doel van het leven op aarde is.
  4. De mate waarin de ziel in al haar innerlijke gesteldheden waarlijk Jezus Christus navolgt.
  5. De mate waarin de ziel haar eigen kleinheid beseft.
  6. De mate waarin de ziel haar eigen zondigheid en onvolkomenheid beseft, en daaruit volgend de mate waarin zij oprecht berouw beleeft over elke mogelijke overtreding tegen Gods Wet.
  7. De mate waarin de ziel oprecht verlangt naar de overwinning van het Goddelijk Licht en naar uitingen van Gods macht over alle duisternis.

Myriam, in dienst van de Meesteres van alle zielen in Haar betrachting om zielen te leiden naar een leven volgens Gods grootste welbehagen.
Kersttijd 2019