TOTUS TUUS MARIA !

DE SPIEGEL VAN GODS HART

Onderrichting van de Allerheiligste Maagd Maria
over de volmaaktheid als roeping van de christen

Myriam van Nazareth

Eén van de redenen waarom Jezus Christus in de wereld werd gezonden, lag in Gods bedoeling om de zielen opnieuw in kennis te stellen van Zijn verlangens ten aanzien van elke ziel, want de zielen hadden door de erfzonde het diep contact met Gods Hart verloren. Eén van Jezus’ onderrichtingen, en wel de moeilijkste om na te volgen, is samengevat in Zijn uitspraak: "Wees volmaakt, zoals uw Vader in de Hemel volmaakt is". Jezus zei dit om de zielen eraan te herinneren dat God van elke ziel verwacht dat zij Zijn gesteldheden en Zijn Werken van Liefde naar de hele Schepping toe vertegenwoordigt. God vertegenwoordigen, betekent: spiegel te zijn van Zijn Hart, opdat de hele Schepping in de ziel duidelijk Gods handtekening zou herkennen. De ziel kan dit slechts waar maken in de mate waarin zij waarlijk op God gelijkt.

Het is onmogelijk, een volledig beeld te schetsen van wat dit betekent: op God gelijken. Wat is God? Hoe moeten wij Zijn eigenschappen omschrijven? Omdat God de absolute volheid is van 'alles wat IS', kan het menselijk begrip Zijn eigenschappen nooit volledig bepalen. God is Liefde. Liefde is de essentie van het Leven. God is derhalve de Bron van het Leven, de volheid van het wezen van het Leven, met andere woorden: de 'belichaming' of de 'verzameling' van alle mogelijke kenmerken van het Leven dat uit zichzelf bestaat, dat geen andere bron nodig heeft, dat dus in zichzelf alles omvat en alles kan voortbrengen of scheppen, en ook alles kan veranderen en zelfs vernietigen, en dit alles door een eenvoudige verzuchting, een uiting van Zijn Wil. Het is dus precies deze 'volheid' die wij 'volmaaktheid' noemen.

Hoe kan de ziel iets navolgen dat zij niet volledig kan kennen of begrijpen? Jezus heeft de zielen door het voorbeeld van Zijn Leven op aarde en door het geheel van Zijn onderrichtingen een aantal aanwijzingen gegeven om de gelijkenis met God zo dicht mogelijk te benaderen. De dichtst mogelijke benadering van 'het Goddelijke' onder de geschapen zielen is belichaamd in Maria, de Onbevlekte Ontvangenis. Aan de zielen van deze Laatste Tijden wordt Maria getoond als het levend voorbeeld van de gelijkenis van God. In Wedergeboorte van het Aards Paradijs toont Maria ons Zichzelf zoals Zij werkelijk was. In Haar vele openbaringen en onderrichtingen als de Meesteres van alle zielen leert Zij de zielen de Wetenschap van het Goddelijk Leven als een geheel van leerstellingen en richtingaanwijzers om de gelijkenis met God in hun leven op aarde in zo hoog mogelijke mate waar te maken.

Wat is volmaaktheid?

In het boek De Hemelse Bruiloft laat Maria Haar Myriam volmaaktheid definiëren als de toestand van de ziel die in volkomen harmonie leeft met Gods verlangens, dus met de Eeuwige Wet die de levenswijze voor de zielen voorschrijft. De echte volmaaktheid is niet van deze wereld. Niettemin zegt Jezus: "Wees volmaakt zoals uw Vader in de Hemel volmaakt is", omdat de mens in zich de kiem van heiligheid draagt die hem nog steeds in staat stelt om de volmaaktheid op zijn minst te benaderen. Het zijn de verleidingen van de materie, de wereldse invloeden, die de mens van de volmaaktheid wegleiden.

Wij zouden volmaaktheid ook kunnen omschrijven als de mate waarin een ziel de verwachtingen vervult die God ten aanzien van haar heeft, of de mate waarin de ziel de taak die God haar heeft toevertrouwd, vervult in overeenstemming met Gods verwachtingen, die steeds verband houden met de verwezenlijking van Zijn Heilsplan. Groei in de volmaaktheid wordt inderdaad in de eerste plaats bepaald door de mate waarin de ziel haar vrije wil in overeenstemming brengt met de Wil van God. Pas door de overeenstemming van de menselijke vrije wil met Gods Wil worden in de ziel de vermogens ontsloten om boven zichzelf uit te stijgen, omdat de eenheid met Gods Wil de ziel ontledigt van alles wat niet binnen Gods Plannen past. Wij kunnen het zo zien, dat eenheid van onze vrije wil met de Wil van God onze ziel vrij maakt, doordat in deze toestand van eenheid alles wat in onze ziel gebeurt en alles wat van onze ziel naar onze leefwereld uitgaat, volledig past binnen Gods Werken. De eenheid van onze wil met Gods Wil is een toestand die kan bestaan op zeer veel verschillende niveaus, met andere woorden: die kan groeien met heel veel tussenstappen. Naarmate de ziel hierin een hoger niveau bereikt, wordt zij heiliger. 'Heiliger worden' betekent dus 'steeds dichter naderen tot de hoogste volmaaktheid'. Ik kom daar meteen op terug.

Wat houdt volmaaktheid in?

Volmaaktheid is in wezen steeds in de eerste plaats volmaaktheid in de Liefde, want de Liefde is de essentie, het diepe wezen, de kern, van het Goddelijk Leven, dus de brandstof van de ziel. De Liefde is immers de stam van de boom der deugden. Hoe meer de Liefde van de ziel de Goddelijke Liefde benadert, des te beter wordt de hele boom der deugden gevoed, dus des te heiliger wordt de ziel.

Inderdaad: volmaaktheid houdt verband met heiligheid. Wat is heiligheid? In een openbaring op 27 januari 2006 zegt de Meesteres van alle zielen:
"Heiligheid is zo vervuld worden van Gods Licht dat alle duisternis steeds sterker teruggedrongen wordt, en dat ook elk verlangen naar een handeling, woord, gedachte of gevoel dat de duisternis kan dienen, verdwijnt (...) Heiligheid leidt naar de volkomen harmonie van het leven met de door God bedoelde zijnstoestand van de mens".

Op 11 oktober 2008 definieert Maria heiligheid als "de toestand van de ziel die in staat is om 'Heil' te brengen over de Schepping door alles wat zij doet en zegt, en zelfs door haar meest verborgen gedachten, gevoelens en verlangens".

Op 8 februari 2007 legt de Meesteres van alle zielen een duidelijk verband tussen volmaaktheid en heiligheid, wanneer Zij zegt:
"De Allerhoogste wordt geprezen als 'Heilig, Heilig, Heilig'. 'Heilig' betekent: zonder enige smet, volmaakt, volkomen, in overeenstemming met de alles besturende kracht van het Ware Leven, in staat om Leven te geven en/of door te geven. God is drie maal heilig omdat Hij de belichaming vormt van de drie grote bestanddelen waaruit de volmaaktheid is opgebouwd: de absolute macht, de volmaakte Liefde, en de volkomen Wijsheid".

Deze openbaring leert de zielen de bouwstenen van het fundament waarop de volmaaktheid wordt gedragen:

  1. de macht. In de spirituele betekenis is macht het vermogen om binnen Gods Heilsplan veranderingen te bewerken. God bezit de absolute macht omdat Hij elk detail van het Heilsplan in onbeperkte mate kan veranderen. Hij bezit het absoluut vermogen tot scheppen, verlossen en heiligen, tot herscheppen, onwerkzaam maken en vernietigen, en dit alles volkomen onafhankelijk (op eigen kracht) en door eenvoudige uitingen van Zijn Wil. Hoe meer de geschapen ziel haar vrije wil in eenheid brengt met Gods Wil, des te groter wordt haar vermogen om Gods Heilsplan te beïnvloeden. Hoe heiliger het leven dat de ziel leidt, des te meer kan zij van God verkrijgen en des te groter worden haar vermogens om 'buitengewone' dingen te bewerken. Hoe meer de vrije wil van een ziel in overeenstemming is met de Wil van God, des te meer zijn haar verlangens één met deze van God. Dit betekent dat het verlangen van een heilige ziel door God wordt beschouwd als Zijn eigen verlangen, waardoor dit verlangen invloed kan krijgen op de ontwikkelingen binnen het groot Heilsplan. De ziel heeft dan 'macht over Gods Hart'. Om deze reden kan het gebed van een heilige ziel buitengewone resultaten krijgen voor zover dit gebed wordt verricht op een ogenblik dat volgens Gods Wijsheid gunstig is voor veranderingen.

  2. de Liefde. God schept door de volmaakte Liefde, Hij verlost door de volmaakte Liefde, en Hij heiligt door de volmaakte Liefde. De Liefde is de essentie van het Goddelijk Leven. In de mate waarin de ziel de Liefde minder opneemt, en haar minder uit zich laat stromen naar haar medeschepselen toe, vermindert ook haar levenskracht. De geschapen ziel wordt volmaakter naarmate zij haar doen en laten, haar woorden en gedachten laat drijven op een bedding van Liefde. Alles wat wordt gedreven door de Ware Liefde, wordt door God herkend als uitgaand van Hemzelf, want het is via de Liefde dat Hij het geschapene in stand houdt. Wanneer de ziel de Ware Liefde tot stuurmechanisme maakt voor alles wat van haar uitgaat, verspreidt zij in werkelijkheid het Ware Leven om zich heen: zij helpt het Leven in stand houden en draagt daardoor bij tot de verwezenlijking van het groot Goddelijk Heilsplan voor de zielen. Zij volbrengt hierdoor in wezen Gods Werken, wat haar één maakt met Gods Hart. In de mate waarin deze eenheid meer volkomen wordt, wordt de ziel heiliger en benadert zij de Goddelijke volmaaktheid.

  3. de Wijsheid. De Wijsheid is het vermogen waardoor God op volmaakte wijze alles bevat, alles doorschouwt, en binnen het complex geheel van de hele Schepping alle elementen op een zodanige wijze met elkaar in harmonie kan brengen dat hun onderlinge relaties en wisselwerkingen een ontwikkeling kunnen waarborgen die Heil brengt over elk van de elementen. De Wijsheid van de ziel is haar vermogen om Gods Licht helemaal in zich op te nemen en hierdoor een dieptezicht te verwerven in de Eeuwige Waarheid. Door de Wijsheid verwerft de ziel als het ware inzicht in Gods motieven, het vermogen om de diepere zin van Zijn beweegredenen en Zijn Wetten te beginnen begrijpen. Zonder de Wijsheid is de ziel helemaal niet in staat om haar vrije wil één te maken met Gods Wil en aldus Gods volmaaktheid te benaderen.

Tijdens haar bestrevingen om een doel te bereiken, doet de ziel er goed aan, geregeld staat op te maken van haar vorderingen. Hoe kunt U vaststellen hoe ver U gevorderd bent op de weg naar volmaaktheid?

Van de drie boven beschreven fundamenten is de Liefde het fundament waarop de ziel het meest rechtstreeks vat kan krijgen. Liefde begint, zoals alles, met een gave van God, doch moet – en kan – in hoge mate ontwikkeld worden door de wijze waarop de ziel alles in het leven benadert, en door haar verlangen om op Gods Hart gericht te blijven. De graad van volmaaktheid van de ziel wordt in hoge mate bepaald door de mate waarin zij boven zichzelf kan uitstijgen. Dit vermogen kan de ziel nog het beste in zichzelf meten aan de hand van de mate waarin zij bereid is om in alle omstandigheden totale vergeving te schenken, dus de mate waarin zij bereid is tot verzoening. Dit vermogen houdt namelijk verband met drie eigenschappen die als een magneet God naar de ziel toe trekken:

  1. oprechte Liefde. Observeer Uzelf geregeld tijdens het stellen van eenvoudige handelingen, en stel U de vraag: "Hoeveel oprechte Liefde gaat van deze handeling uit?", respectievelijk "Hoeveel oprechte Liefde stel ik tijdens het stellen van deze handeling in mijn hart vast?". Overweeg dit werkelijk tijdens de meest banale bezigheden, bijvoorbeeld tijdens een gesprek met een medemens, tijdens het voederen van een dier, terwijl U iets samen met een kind doet, terwijl U het eten bereidt, enzovoort. Het is het gehalte aan Liefde dat de graad van volmaaktheid van Uw gedrag bepaalt en er voor zorgt dat Uw gedrag al dan niet Licht en Leven verspreidt. Tracht ook in Uzelf vast te stellen hoe sterk Uw verlangen naar volkomen Vrede is in elk contact met een medemens of in elke situatie waarvan U getuige bent doch die eigenlijk niet Uzelf doch louter medemensen aangaat. U zult merken dat U tijdens dergelijke observaties heel veel kunt leren over de bewegingen in Uw eigen ziel, en over Uw zwakheden en tekortkomingen om spiegel van Gods Hart te zijn.

  2. zelfverloochening Uzelf volledig achteruit stellen bij de noden van Uw medemens, en de bevrediging van Uw eigen behoeften oprecht onbelangrijk vinden zolang niet deze van een medeschepsel – mens of dier – bevredigd zijn, is ware navolging van Jezus en Maria. Dit vermogen moet sterk ontwikkeld worden om in staat te zijn tot oprechte en onverdroten vergevingsgezindheid. Inderdaad: zolang U Uw gevoel van eigenwaarde belangrijker vindt dan dat van Uw medemens, zult U in een conflict niet in staat zijn om toe te geven en Uw medemens geen kwaad hart meer toe te dragen. Belangrijk is tevens, dat oprechte verzoening slechts mogelijk is wanneer U Gods Wil laat primeren boven de Uwe, want God verlangt steeds eendracht, terwijl de mensenziel er wel eens toe neigt, een conflict in stand te houden tot het gevoel van eigenwaarde hersteld is door de ander ertoe te dwingen, zich gewonnen te geven.

  3. nederigheid. De ziel kan geen vergeving schenken zolang in haar enige mate van hoogmoed heerst. Zodra zij haar medemens, die jegens haar heeft misdaan – of van wie zij vindt dat deze jegens haar heeft misdaan – boven de behoefte aan waardering van zichzelf en boven haar eigen principes stelt (bijvoorbeeld: afstand doet van een houding van 'ik heb ten minste gedeeltelijk gelijk, dus verlang ik een verontschuldiging') kan zij met Ware Vrede in het hart de verzoenende hand reiken. Nederigheid is een open deur naar eenheid met Gods Hart. De nederige ziel is als een huis waarvan de bewoner de deur opent en zich daarna heel klein tegen de muur aandrukt opdat de bezoeker zoveel mogelijk plaats in huis zou krijgen. De ziel die haar zelfbeeld heel klein maakt en dan God in zich uitnodigt, zal de vreugde ervaren dat God de tempel van haar wezen betreedt, er alle ruimte vult, en de bewoner helemaal in Zich opneemt. De ziel kan niet de hogere graden der volmaaktheid bereiken zolang enig spoor van hoogmoed in haar werkzaam blijft.

De mate van volmaaktheid kan ook worden gezien als de mate waarin de ziel bijdraagt tot het herstel van het onevenwicht, de verstoring, in de Schepping ten gevolge van alle zonde, dus als de mate waarin de ziel met haar handelingen, woorden en innerlijke gesteldheden eerherstel brengt.

Dit brengt ons opnieuw bij de stelling dat volmaaktheid wordt bepaald door de mate waarin de ziel haar vrije wil één maakt met Gods Wil. Elk verlangen om de Schepping te helpen herstellen van de negatieve invloeden van de zonde, is in wezen een verlangen dat God Zelf in elke ziel legt. De ziel die dit verlangen tot een drijfveer van haar leven maakt, maakt haar werken in feite tot Werken van God, of anders uitgedrukt: Zij maakt zichzelf tot een hand waarmee God Zijn Werken volbrengt. De ziel die dit verlangen koestert, laat spontaan Gods Wil in zich leven. Eigenlijk beoogt God dat elke ziel dit verlangen spontaan zou koesteren. Om deze reden moeten wij elke beproeving beschouwen als poging van God om een tegengewicht te vinden voor de effecten van de zonde. Telkens een ziel een beproeving zonder protest aanvaardt en deze oprecht en met Liefde aan Maria toewijdt, draagt zij daardoor bij tot het herstel van het onevenwicht in de Schepping, en bijgevolg tot de bevrediging van Gods Wil. Het systeem van het herstel van onevenwichten binnen de Schepping wordt onder meer toegelicht in Stormschriften 16 en 32.

Om de volmaaktheid nog nauwkeuriger te kunnen plaatsen, kunnen wij haar in verband brengen met Het wezen van de ziel.

De ziel is het levensprincipe van de mens: het is de ziel die het leven draagt, zonder ziel is het lichaam levenloos. Dit komt doordat het de ziel is, die de verbinding tussen God en de mens in stand houdt. Zodra God de ziel tot Zich neemt, wordt deze verbinding afgebroken: het lichaam sterft, het stoffelijk leven van de mens eindigt. Telkens de mens zondigt of een ondeugd bedrijft, brengt hij dit levensprincipe een wonde toe. Door deze wonde vermindert de kracht van het Goddelijk Leven in de ziel, en dus haar algehele levenskracht. Hierdoor vermindert ook haar volmaaktheid, want door elke wonde in de ziel wordt in haar de spiegel van God verontreinigd.

In eerdere onderrichtingen en openbaringen had Maria het reeds over de kiem van de heiligheid in de ziel. Deze kiem bevat eigenlijk de blauwdruk (het bouwplan) van het Goddelijk Leven in de ziel: het programma voor de mogelijke ervaring en de mogelijke ontwikkeling van het Goddelijk Leven in de ziel. Hoe zuiverder de ziel is, des te meer is zij spiegel van God, want zuiverheid is het vermogen van de ziel om het Licht van God, de stroom van het Goddelijk Leven, dus ook de Goddelijke Liefde, totaal en onbelemmerd in zich op te nemen en door te stralen. Hieruit kunnen wij afleiden dat zuiverheid en volmaaktheid eveneens in een duidelijk verband tot elkaar staan: hoe zuiverder de ziel, des te meer benadert zij de ware volmaaktheid. Hoe meer de ziel in onzuiverheid verzinkt, des te verder drijft zij van de volmaaktheid af. Inderdaad: zuiverheid is de maat van gelijkenis met Gods Hart, dus ook een maat van volmaaktheid.

Men zou ervan uit kunnen gaan dat een schepsel ofwel volmaakt is, ofwel niet. Indien wij daarvan zouden uitgaan, zou ons vooruitzicht om aan het verlangen van Jezus te voldoen, weinig hoopgevend zijn, want buiten Maria heeft op aarde nooit een geschapen ziel geleefd die nooit gezondigd heeft, of anders gezegd: die zichzelf nooit een wonde heeft toegebracht en dus nooit van de volmaaktheid is afgeweken. Doch de Meesteres van alle zielen brengt ons op 15 april 2007 de volgende woorden van Hoop:

"Wat is volmaaktheid? Volmaaktheid is niet absoluut, zij is relatief. Dit betekent dat in Gods ogen een ziel 'volmaakt' is wanneer zij de gaven, vermogens, talenten, eigenschappen, genaden, inspiraties en leiding die zij ontvangt, zodanig benut dat deze, rekening houdend met alle beperkingen ervan, de ziel in staat stellen om uit te groeien tot het maximum van haar spirituele mogelijkheden. Daarom berust groei naar volmaaktheid niet op de belofte om een bepaald resultaat te verwezenlijken, doch op een belofte om zich onophoudelijk in te spannen. Mogen de zielen hierdoor begrijpen dat het de heilige plicht is van elke ziel om haar leven lang te streven naar de graad van volmaaktheid die in haar bereik ligt.
De ziel die deze strijd niet strijdt, met de verontschuldiging dat zij toch niet volmaakt kan worden, is in Gods ogen zoals de knecht die zijn talenten in de grond begroef, zodat zij niet rendeerden, en daarom door zijn meester afgewezen werd. Begrijp hierdoor ook de diepe betekenis van de term 'strijdende Kerk' wanneer wordt verwezen naar het geheel van de zielen op aarde".

Het feit dat het elke ziel aanhoudende strijd kost om de voor haar mogelijke maat van volmaaktheid te verwezenlijken, toont niet aan dat Gods Werken onvolkomen zouden zijn, want op 12 november 2006 zei de Meesteres van alle zielen reeds:

"De mensenziel is onvolmaakt in effect. Dit betekent dat zij als Werk van Gods handen volmaakt is, doch verontreinigd is geworden. De menselijke onvolmaaktheid stamt uit de erfzonde, die grote gedeelten van de stromen van het Ware Leven voor de ziel afsnijdt. De erfzonde heeft in de ziel als het ware het effect van een bodemloze put: Vele genaden, en een groot gedeelte van de ware Goddelijke levenskracht, worden er als het ware door opgeslorpt, zodat zij in de ziel niet hun volle uitwerking kunnen krijgen. De gevolgen zie je dagelijks om je heen: de menselijke zwakheden, het toegeven aan bekoringen, gebrek aan levenslust en geestdrift. Dit alles bestond niet vóór de zondeval van het eerste mensenpaar. Dit alles heeft ook nooit bestaan in Mij, Die onbevlekt ontvangen ben".

Uit dit alles blijkt, dat de absolute volmaaktheid van nature eigenlijk slechts door God Zelf belichaamd wordt, en in de orde der Genade ook door Maria, de Onbevlekte Ontvangenis Die nooit één enkele zonde heeft bedreven, dus aan Haar ziel geen enkele wonde heeft toegebracht, en bijgevolg steeds een volkomen spiegel van Gods Hart is geweest. Elke ziel kan (en moet) dus streven naar de relatieve volmaaktheid, de staat van de ziel die uit het aardse leven het absolute uiterste haalt om God nabij te komen.

Zie toch de grootheid van het geschenk dat God de zielen geeft door hen Maria aan te wijzen als de Brug tussen hen en de Godheid. God heeft het mogelijk gemaakt dat een ziel de voor haar mogelijke relatieve volmaaktheid kan bereiken langs een weg die qua vruchtbaarheid voor Zijn Heilsplan onovertrefbaar is: deze van de totale, onvoorwaardelijke, eeuwigdurende toewijding aan de Allerheiligste Maagd Maria, de Meesteres van alle zielen. Elke handeling die de ziel stelt in totale toewijding aan Maria, draagt in haar levensboek Maria’s handtekening. Aangezien Maria nooit gezondigd heeft en Zij onbevlekt ontvangen is, kan Zij in Gods ogen niets onvolmaakts doen. Hierdoor verkrijgt alles wat uitgaat van een ziel die zich volkomen aan Maria heeft toegewijd en die elk detail van haar leven leidt in de innigst mogelijke verbondenheid met Maria, een onschatbare meerwaarde.

Totale toewijding aan Maria verlicht bovendien in hoge mate het levensoordeel, want alles gedaan in samenwerking met Maria, is in Gods ogen relatief volmaakt en daarom vrij van schuld. Dit betekent niet dat de aan Maria toegewijde ziel niet meer kan zondigen, noch dat zij vrijgesteld is van de noodzaak van een regelmatige sacramentele Biecht. Het betekent wel dat de aan Maria toegewijde ziel offers kan aanbieden waarvan de kracht op Gods Hart vele malen groter kan worden dan dezelfde offers, gebracht zonder de bekrachtiging door de Meesteres van deze ziel, omdat de aan Maria toegewijde ziel door een Goddelijk Mysterie op meer rechtstreekse wijze deelt in de effecten van Maria’s medeverlossende Smarten. Precies door de meerwaarde van haar offers (op voorwaarde dat deze in innige eenheid met Maria en met beleving van alle deugden worden gedragen!) kan de aan Maria toegewijde ziel een relatieve schuldvermindering genieten. Dit systeem berust hierop:

Wanneer een ziel een zonde heeft bedreven, loopt de weg naar haar zuivering over de volgende stappen, die wij kunnen aanduiden als

de vijf B’s: bewustwording – berouw – biecht – boete – bevrijding.

Zij moet eerst en vooral beseffen dat zij Gods Wet heeft overtreden. Vervolgens moet zij hierover oprecht berouw ontwikkelen. Dan moet zij een biecht spreken, en na het voldoen van de penitentie zal God van de ziel nog een uitboeting verlangen om ook de sporen van de zonde, die door de Biecht is vergeven, nog weg te wassen. Het is precies door het volbrengen van deze laatste stap, de uitboeting, dat de ziel de ware bevrijding zal verkrijgen. Om deze reden kan de ziel die zich aan Maria toewijdt en deze toewijding intens beleeft in de praktijk van het dagelijks leven, door de meerwaarde van haar offers sneller en doeltreffender de relatieve volmaaktheid bereiken, op voorwaarde dat deze toewijding waarlijk wordt beleefd onder eerbiediging van alle deugden.

In haar oprechte inspanningen om de relatieve volmaaktheid te bereiken, kan de ziel op tegemoetkomingen vanwege Gods Barmhartigheid rekenen. Inderdaad, God oordeelt de ziel méér op de intenties en verlangens die in haar hart leven, dan op de handelingen zelf die deze ziel stelt of de woorden die zij spreekt. Om deze reden kan de ziel onvolmaakte daden stellen, die echter door God positief beoordeeld worden omdat zij uitgaan van zeer heilige verlangens, die door omstandigheden buiten de wil van de ziel verontreinigd of zelfs verhinderd worden. God kent die omstandigheden, en kent ook volkomen de ware gesteldheid van hart vanuit dewelke de handeling is gesteld, of vanuit dewelke de ziel de handeling wilde stellen doch dit niet kon doen (of niet zo kon doen zoals zij dit had verlangd). Ook zo kan de ziel in relatieve volmaaktheid verkeren terwijl nochtans haar handelingen de schijn geven van fouten of onvolkomenheden.

Omgekeerd bestaat ook de mogelijkheid dat de ziel schijnbaar niets verkeerds doet, doch in haar hart geen heilige intenties leven, en/of zij achter de schermen de ware verantwoordelijke is voor zondige handelingen die een andere ziel stelt. In een dergelijk geval is sprake van morele schuld: wanneer bijvoorbeeld persoon A opdracht geeft aan persoon B om een derde te vermoorden, is de schuld van A groter dan deze van B, ook al lijkt A voor het oog der mensen niets verkeerds te hebben gedaan. Een ander voorbeeld: wanneer onder een misdadig politiek regime soldaten opdracht krijgen tot het uitvoeren van een massa-executie van mensen, ligt de hoofdschuld bij de overheden, die nochtans geen enkele van deze mensen persoonlijk hebben gedood. Het is zelfs mogelijk dat de soldaten in Gods ogen zonder schuld blijven, op voorwaarde dat zij de executies strikt volgens de opdracht hebben uitgevoerd, zonder deze door eigen vrije inbreng nog zwaarder, nog pijnlijker of nog meer ontwaardigend te maken en zonder enige bijkomende uiting van liefdeloosheid (bijvoorbeeld bijkomende marteling of bespotting, enz.).

Hoe kan de ziel de volmaaktheid nastreven? Eerst en vooral moet de ziel drie dingen leren kennen:

  1. Gods Wil. Elke ziel kan Gods Wil leren kennen door de leerstellingen van Jezus in het Evangelie en de lessen van de Meesteres van alle zielen, de Wetenschap van het Goddelijk Leven, te bestuderen. Naarmate de ziel deze kennis verwerft, wordt van haar verwacht dat zij deze in haar leven toepast.

  2. zichzelf. De ziel kan de voor haar bereikbare graad van volmaaktheid slechts verwezenlijken naarmate zij kennis verwerft van haar eigen kwaliteiten en van haar zwakheden. De eerstgenoemde moet zij zoveel mogelijk tot bloei zien te brengen, de laatstgenoemde moet zij zo doeltreffend mogelijk bestrijden. Het leven moet een weg van vervolmaking zijn, en deze vervolmaking kan niet anders dan gebaseerd zijn op een volkomen zelfoverwinning. Ooit zei de Meesteres van alle zielen tot Haar Myriam dat de machtigste ziel deze is, die zichzelf en al haar menselijkheid volmaakt heeft getemd, en dat Zij, Maria, daarom de machtigste Ziel van alle tijden is: Zij heeft geheerst over elke zwakheid van de menselijke natuur, over elke bekoring, over elke wereldse invloed op Haar ziel, Zij is met andere woorden in de eerste plaats de absolute Meesteres over Zichzelf geweest. Daarom bezit Maria als enige geschapen ziel in de orde der Genade de absolute volmaaktheid.

  3. de eigen roeping. De volmaaktheid kan uitsluitend worden nagestreefd en bereikt op de weg waarop de ziel werkelijk door God is geroepen. De weg van de ware roeping is de enige waarop de ziel werkelijk tot bloei kan komen. Geen andere weg kan de ziel rechtstreeks naar Gods Hart leiden, want slechts deze weg is door Gods Wil voorbestemd. De ware roeping van een ziel is de opdracht waartoe God haar roept om te volbrengen als haar persoonlijke bijdrage tot de verwezenlijking van Gods Heilsplan, en die zij moet zien te volbrengen binnen de tijd die haar op aarde is toegemeten. De ware roeping wordt bij de schepping van de ziel in haar gebrand. De ziel kan haar slechts leren kennen door diep in zichzelf God te zoeken. God zoeken, geeft uiting aan het verlangen om Zijn Wil te volbrengen. Er is geen volmaaktheid buiten de eenheid met Gods Wil.

Zie Maria’s vier richtlijnen om de volmaaktheid te verwezenlijken:

  1. Leef elk ogenblik van de dag alsof God tastbaar en zichtbaar naast U zou staan. Het bewustzijn van de Tegenwoordigheid van God en/of van Zijn Vertegenwoordigster, de Meesteres van alle zielen, in het dagelijks leven van de ziel, stimuleert de ziel op een bijzondere wijze om al haar handelen, spreken, denken en voelen tot oefeningen in vervolmaking te maken. De ziel die God in het middelpunt van haar bewustzijn laat leven, zal veel minder geneigd zijn om toe te geven aan bekoringen;

  2. Leer Uw zwakheden en verleidbaarheden kennen, en bestrijd ze uit Liefde tot God, gebruik makend van de gouden Weg waartoe Hij Zijn kinderen roept: deze van de totale toewijding aan Maria. Zodra een ziel haar vrije wil aan de Meesteres van alle zielen overlevert, zodat Deze waarlijk over haar kan heersen, begint voor de ziel een weg van zelfontdekking, inkeer en uitzuivering. Totale toewijding aan Maria is een verbond dat de ziel met Maria sluit, en waarbij de ziel zichzelf volkomen aan Maria weggeeft zoals een dienaar zich aan zijn Meesteres overlevert om Haar in alles te dienen en te gehoorzamen, en Maria Zelf Zich voorneemt om deze ziel naar de heiligheid, de volmaaktheid, te voeren. Opdat dit verbond vruchtbaar moge worden, moet de ziel zich volmaakt in Maria’s dienst stellen en een leven leiden dat op niets anders is gericht dan op de verwezenlijking van Gods Heilsplan. De Meesteres van alle zielen tracht in de eerste plaats de zwakheden en verleidbaarheden van de ziel aan Haar meesterschap te onderwerpen. Zij kan daarbij Haar onbegrensde macht slechts laten gelden in de mate waarin de ziel zichzelf echt wil overwinnen. Zonder de actieve medewerking vanwege de ziel kan zij niet geheiligd worden, want precies haar medewerking levert het bewijs voor het feit dat zij haar vrije wil aan de verwezenlijking van Gods Plannen heeft overgedragen.

  3. Streef ernaar, in elk contact met een medeschepsel – mens of dier, een zo volmaakt mogelijke vertegenwoordiger van God naar dit medeschepsel toe te zijn. Volmaaktheid is het vermogen om God te vertegenwoordigen jegens Uw medeschepsel. Concreet betekent dit, dat de ziel zich hoofdzakelijk moet bekwamen in de volgende deugden en kwaliteiten: Liefde, geduld, zachtheid, goedheid, hulpvaardigheid, inboezemen van moed, vertrouwen en Hoop, alle angst of onrust wegnemen, levenslust bevorderen, moed en Hoop geven, concreet van dienst zijn, een genezende balsem voor het hart zijn, en meer in het bijzonder een strikte toepassing van de Tien Geboden van de Ware Liefde (zie de onderrichting Het Vuur des Hemels).

    De bestreving om zoveel mogelijk op God te gelijken, heeft voor de Schepping onvermoede gevolgen. Hoe meer zielen de heiligheid benaderen (dus terugkeren naar de toestand van de ziel vóór de erfzonde), des te meer worden ook dieren teruggevoerd naar de staat van totale onderlinge Vrede. Zo kan de ziel door zelf de heiligheid te betrachten, zelfs een bijdrage leveren tot de uitroeiing van de roofzucht in het dierenrijk. Dit is één van vele totnogtoe weinig bekende gevolgen.

  4. Stel Uzelf bij elke voorgenomen handeling of woord de vraag: "is deze handeling (dit woord) in staat om Gods Werken te bevorderen?" Indien het antwoord twijfelachtig is, ziet U er vaak beter van af om de handeling te stellen of het woord te spreken. Een voorbeeld: Het is een goede zaak, open te zijn naar Uw medemens toe, doch indien de informatie die U wil geven, Uw medemens op één of andere manier pijn kan doen of kan blokkeren, overweegt U beter om te zwijgen.

Het begrip 'volmaaktheid' in de spirituele zin van het woord verwijst eerder naar een stand van ontwikkeling van een individuele ziel, dan naar een algemeen niveau waaraan men de waarde van alle zielen kan afmeten. Daarom is volmaaktheid voor de ene ziel niet hetzelfde als voor de andere. Voor de individuele ziel is volmaaktheid de toestand van haar spirituele ontwikkeling waarin zij het maximum heeft verwezenlijkt dat zij op grond van haar specifieke vermogens en gaven, en van de op haar levensweg ontvangen genaden, kan verwezenlijken. De grootste hinderpaal op de weg naar de volmaaktheid zijn de eigen zwakheden.

De zwakheden van een ziel wijzen niet op een onvolkomenheid in Gods Werken. Wij zouden hen kunnen beschouwen als de schaduwzijden van het werk van Licht dat de ziel eigenlijk is. Zij zijn door God toegestaan opdat de ziel hen zou overwinnen: door deze strijd tegen de schaduwen in zichzelf doet de ziel in wezen aan navolging van Christus, het Licht der wereld, en van Maria, de Smetteloze en Zondeloze. Hierdoor levert de ziel haar bijdrage tot de verwezenlijking van Gods Heilsplan voor alle zielen. Wanneer de ziel in de loop van haar leven op aarde de bijdrage die God van haar verwacht, daadwerkelijk levert, beschouwt Hij haar leven als geslaagd. In de mate waarin aan deze bijdrage nog iets ontbreekt, zal zij – zolang zij niet in staat van doodzonde verkeert – de kans krijgen om dit tekort te vergoeden in het oord van loutering, het vagevuur. De eindbestemming van het leven van de ziel is steeds de verwezenlijking van 'haar' volmaaktheid, die de eeuwige bruiloft met het Hart van God mogelijk maakt.

Myriam – juli 2009