TOTUS TUUS, MARIA !

DE STRALEN VAN DE MIDDAGZON

Onderrichting van de Allerheiligste Maagd Maria
over de uitingen van de Ware Liefde

Myriam van Nazareth

Deze onderrichting kan worden beschouwd als een aanvulling op de onderrichting
Het Vuur des Hemels – de Tien Geboden van de Ware Liefde

De Hemelse Koningin heeft het in diverse van Haar openbaringen en onderrichtingen als Meesteres van alle zielen over de Ware Liefde. Hoewel dit begrip een essentiële rol speelt binnen Maria’s onderrichting in de Wetenschap van het Goddelijk Leven, is het nauwelijks mogelijk om het te definiëren. Dit komt doordat de diepe essentie van het wezen van de Ware Liefde de wezenskern van God Zelf is, en dus een Mysterie. De Ware Liefde kan niet in menselijke woorden worden verklaard, men kan slechts stap voor stap tot haar wezen doordringen door te beschouwen, hoe zij tot uiting komt.

God wordt wel eens vergeleken met de zon. Deze vergelijking is uiteraard niet in de absolute zin juist, daar de zon een geschapen voorwerp is, doch zij gaat in figuurlijke zin op voor zover God de Bron van alle Leven is, en de zon binnen de Schepping het hemellichaam is, zonder hetwelk op aarde geen leven mogelijk is. Het middaguur staat symbool voor het ogenblik waarop de zon haar grootste kracht ontwikkelt en ook het hoogst aan de hemel staat. In deze stand geeft zij de grootste warmte en het meeste licht. De Liefde wordt om dezelfde reden door Maria vaak met de zon vergeleken: De Liefde is voor de Schepping de bron van Licht en warmte op de hogere niveaus van het leven (voor de mens is dit: op het niveau van het zielenleven). De zon als hemellichaam raakt nooit de aarde. Haar warmte en licht bereiken slechts de aarde via haar stralen. Wanneer wij dit beeld voor ogen houden, begrijpen wij beter waarom wij de Ware Liefde slechts 'tastbaarder' kunnen maken via haar uitingen (als het ware haar 'stralen').

De Ware Liefde is de essentie van Gods scheppende macht. In de mate waarin de mensenziel haar in zich tot bloei weet te brengen, wordt ook die ziel als het ware tot kanaal doorheen hetwelk haar omgeving (alle medeschepselen met dewelke zij in aanraking komt) tot nieuw leven wordt gewekt. Indien de ziel de Ware Liefde in haar diepste wezen volledig kon doorgronden, zou zij hierdoor het Mysterie van het Leven, het Mysterie van Gods scheppende Werken en van God Zelf doorgronden. Nochtans kan het de ontwikkeling van het zielenleven (de heiliging) zeer begunstigen indien de ziel een dieper inzicht in het wezen van deze essentiële kracht binnen de Schepping verwerft. Laten wij daarom even beschouwen waaraan Ware Liefde kan worden herkend, wat 'Liefde' tot Ware Liefde maakt.

Waardoor wordt de Ware Liefde gekenmerkt? Zij komt tot uiting door een combinatie van de volgende kenmerken, en naarmate méér van deze kenmerken aanwezig en werkzaam zijn, is de Liefde in een hogere mate 'Ware' Liefde. Onder Liefde verstaat de mens gewoonlijk een emotionele toestand, die echter steeds in een zekere mate bevlekt is door wereldse kenmerken. De Ware Liefde echter, is een toestand van hart en ziel, die uiteindelijk zuiver gericht is op de ontsluiting van de stromen van Leven en/of op het versterken van de ervaring van Gods Tegenwoordigheid.

De kenmerken van de Ware Liefde in een ziel zijn:

  • de spontane neiging van de ziel om God en elk medeschepsel te beschouwen en te behandelen als haar beste vriend;

  • de spontane neiging van de ziel om haar eigen behoeften en belangen onvoorwaardelijk en zonder enige terughoudendheid of remming achteruit te stellen om zich totaal in te zetten voor de bevrediging van de behoeften en de verwezenlijking van de belangen van God en van elk medeschepsel;

  • het verlangen van de ziel om zich zo diep mogelijk in God en in elk medeschepsel in te leven, met de bedoeling, het Ware Geluk in de ander steeds volmaakter te helpen maken.

Wanneer de ziel nu elk element uit deze drie punten van nabij beschouwt, kan zij daaruit uitvoerige lessen trekken, die haar iets over het diepere wezen van de Ware Liefde onthullen, en hierdoor in zekere zin ook iets over God Zelf, het Mysterie der Mysteries. Wanneer dit begrip slechts rijpt in het verstand, zal het voor de spirituele bloei van de ziel onvruchtbaar blijven. Slechts zodra deze bewustwording rijpt in het hart, kan de ziel hierdoor haar spirituele ontwikkeling op een veel hoger niveau brengen, kan zij de vervulling van haar levensroeping naar de volmaaktheid voeren, en kan zij een grote stap dichter tot God Zelf naderen.

In de drie bovenstaande punten zitten de volgende elementen vervat:

  1. De spontane neiging van de ziel. Dit is heel belangrijk: Wanneer de ziel niet spontaan een bepaalde neiging in zich ontwikkelt, worden haar handelingen, haar woorden, gedachten, gevoelens, verlangens en bestrevingen niet gedragen door haar vrije wil. Steeds opnieuw beklemtoont de Meesteres van alle zielen dat de vrije wil van de ziel de vruchtbaarheid van al haar doen en laten bepaalt. Daarom verwerft de ziel zich slechts verdiensten, en bevordert zij slechts Gods Werken, wanneer en in de mate waarin zij zelf uit eigen vrije wil haar beslissingen tot bepaalde handelingen, gedragingen en ingesteldheden neemt. De ziel wordt door God geoordeeld naar de maat van haar Ware Liefde, doch deze moet blijken uit de handelingen, woorden, gedachten, gevoelens, verlangens en bestrevingen die spontaan in haar hebben geleefd en spontaan van haar zijn uitgegaan.

  2. De ziel moet God en elk medeschepsel beschouwen als haar beste vriend. Dit is een alomvattende opdracht. De ziel moet zowel God als ELK individueel medeschepsel beschouwen alsof ieder van hen haar beste vriend zou zijn, en God en ELK medeschepsel ook zo behandelen. Een schepsel dat men als zijn beste vriend beschouwt, wil men niets tekort doen, geen pijn doen, niet kwetsen. Men wil dat dit schepsel het in alles goed heeft, men wil in elk denkbaar opzicht slechts het allerbeste voor dit schepsel. Men kent zelf geen rust wanneer dit schepsel op één of andere wijze lijdt of gebrek heeft. God en elk medeschepsel als haar beste vriend te beschouwen, zet de ziel ertoe aan om werkelijk alles te doen voor God, en ook alles te doen voor elk schepsel. Deze ingesteldheid verzekert een ongeremde doorstroming van Liefde doorheen de ziel.

    De Koningin des Hemels leert een methode via dewelke de ziel deze regel spontaan kan leren toepassen:

    (a) Tracht U zich in contact met elk medeschepsel, in dit laatste te verplaatsen, alsof U zelf in dit medeschepsel verandert. U zult hierdoor leren, te begrijpen dat dit schepsel ook gevoelens heeft, zwakheden, angsten, en behoefte aan Liefde, ook al merkt U dit vaak niet. Door deze gesteldheden overbrugt U reeds een zekere afstand naar dit medeschepsel toe, waardoor het voor U niet langer een 'volslagen vreemde' is. Iets wat totaal vreemd is, wekt minder gemakkelijk Liefde op dan iets bekends. Het vreemde inspireert gemakkelijker tot voorzichtigheid, afstandelijkheid en eventueel angst of zelfs wantrouwen. Deze laatstgenoemde gesteldheden sluiten de stroming van de Liefde uit, waardoor het contact met een dergelijk medeschepsel onproductief wordt voor Gods Plannen en Werken. Door het besef dat een medeschepsel, mens of dier, ook gevoelens, zwakheden, angsten en behoeften heeft, en ook Liefde nodig heeft, wordt een brug geslagen naar dit medeschepsel toe;

    (b) Houdt U zich bovendien heel goed voor ogen, dat ook dit medeschepsel een bouwwerk van God is, dat door God op de aarde is toegelaten omdat het binnen Gods Heilsplan een rol te vervullen heeft. 'Bouwwerk van God' betekent automatisch, dat het ook door God wordt behoed en dus ergens in de stroom van Zijn Liefde is opgenomen. Dit inzicht brengt de ziel ertoe, te beseffen dat alles wat zij om het even welk medeschepsel aandoet, elke slechte behandeling, elke liefdeloosheid, elke pijn, elke kwetsuur, in werkelijkheid ook God wordt aangedaan. Maria wijst erop dat God elke gesteldheid en elk detail van geestelijke, emotionele en lichamelijke gewaarwording van elk schepsel voelt. Hem blijft dus niets verborgen van alles wat de ziel een medeschepsel aandoet (positief of negatief). Elke uiting van Liefde, zelfs jegens een dier van een 'lagere' soort, belandt eveneens in Gods Hart! Maria wijst erop, hoe alle dieren in Haar nabijheid wilden zijn, omdat zij de immense en allerzuiverste Liefde aanvoelden, die van Haar uitging.

    Wanneer U deze methode consequent toepast, zult U merken hoezeer de ervaring van Liefde in U kan bloeien, ook ten aanzien van schepselen waarvan U gewoonlijk niet bijzonder hield (insecten, enzovoort).

    Houdt U zich constant voor ogen, dat deze wereld onveilig wordt door gebrek aan Liefde, en bedenkt U vervolgens, hoeveel Geluk en Vrede in de harten zou stromen indien alle schepselen elkaar op de bovenvermelde wijze zouden benaderen. Het is de mensenziel, die de verantwoordelijkheid draagt om dit te doen, want de Hemelse Koningin wees er vroeger reeds op, dat het gedrag van vele dieren (roofzucht, angst voor elkaar en voor de mens, agressie, enzovoort) sterk is afgedwaald van Gods oorspronkelijke bedoelingen, vanwege de erfzonde en de zonden van de mensenzielen. God heeft geen enkel schepsel zo gemaakt dat het uit zichzelf van nature agressief of roofzuchtig is jegens andere schepselen. Dit alles is een gevolg van de ontwrichting van het evenwicht binnen de Schepping op grond van de last van de zonden die de mensenzielen doorheen alle eeuwen hebben verzameld.

    Dit gegeven bevat de grote les, dat het de plicht van elke mensenziel is, zich in de Ware Liefde te vervolmaken. De mate waarin zij daarin slaagt, helpt de mate te bepalen, waarin Gods Schepping opnieuw het Ware Leven in zich draagt, want de Ware Liefde is de essentie van het Ware Leven. God zendt ononderbroken Zijn stromen van Goddelijk Leven en Ware Liefde doorheen de Schepping, in de eerste plaats doorheen de mensenzielen, opdat deze stroming de volmaaktheid van de Schepping in stand zou houden. Het grote gebrek aan openheid ten aanzien van de Ware Liefde in ontelbare mensenzielen doorheen alle tijden heeft een groot gedeelte van deze stromen onwerkzaam gemaakt, want van de mensenzielen wordt verwacht dat zij deze stroming onbelemmerd en onbezoedeld om zich heen laten doorstromen. De gevolgen zien wij om ons heen, in de talloze afwijkingen van Gods Wet en de grootschalige liefdeloosheid tussen alle schepselen.

  3. De ziel stelt haar eigen behoeften en belangen onvoorwaardelijk, zonder remming of terughoudendheid achteruit. Liefde is geen 'Ware' Liefde zolang zij ook slechts de geringste voorwaarde stelt, grenzen trekt of aarzelt om zich voluit aan de ander te geven, ook in gevallen waarin dit ten nadele van de eigen behoeftebevrediging gaat. De Ware Liefde ervaart het als een pijn in het hart wanneer de ander behoeften heeft die niet bevredigd zijn, of belangen die niet verwezenlijkt zijn. In de ervaring van de Ware Liefde geeft de ziel daarom haar hele wezen en haar hele leven, al haar doen en laten, opdat de ander het geluk moge kennen, geen gebrek te lijden. Dit 'gebrek lijden' betreft niet alleen het stoffelijke vlak van het leven, doch ook (vooral) het spiritueel leven. Wat God betreft, gaat het erom, dat de ziel zich totaal geeft voor de verwezenlijking van Zijn Plannen en Werken, want zolang deze niet voltooid zijn, ervaart God de pijn dat de zielen, die Hij zozeer liefheeft, nog steeds het lijden moeten kennen. In het Rijk Gods op aarde zal de hele Schepping volkomen geheiligd zijn, en zal daarom alle lijden overbodig zijn geworden.

    In de mate waarin de ziel zich in haar handelen, spreken en verlangen door haar eigen behoeften laat leiden, is haar Liefde niet in de echte zin van het woord 'Ware' Liefde. De Ware Liefde is een Hemelse gesteldheid, die zich in de ziel uitwerkt in de mate waarin de ziel haar innerlijk leven eenvormig weet te maken met Gods Wet. Elke invloed van werelds (dus menselijk) denken, werelds (dus menselijk) voelen en werelds (dus menselijk) verlangen, verhindert de stroming van Ware Liefde in en doorheen de ziel, vermindert de vruchtbaarheid van het zielenleven, en vermindert de bijdragen van de ziel tot de verwezenlijking van Gods Werken. Hieruit blijkt nogmaals hoe belangrijk het voor de ziel is, haar Liefde ononderbroken te zuiveren en te voeden. Een ziel die onvoldoende in staat is om de beleving van de Liefde boven het wereldse, het menselijke te verheffen, volbrengt niet in de volle mate haar roeping als kroon van Gods Schepping: Het maakt deel uit van de roeping van elke mensenziel, de Liefde in zich te vervolmaken.

  4. De ziel koestert onophoudelijk het verlangen, zich zo diep mogelijk in God en in elk medeschepsel in te leven. In de gesteldheid van Ware Liefde wordt de ziel in al haar doen en laten bezield door de vraag: "Hoe voelt God, respectievelijk hoe voelt mijn medeschepsel alles aan?". De ziel tracht zich steeds in de ander te verplaatsen. In alles wat zij doet en zegt, nalaat of verzwijgt, laat zij zich leiden door deze vraag, opdat zij beter moge kunnen inschatten welk effect haar doen, laten en spreken op haar medeschepsel kan hebben, en welk effect dat alles heeft op haar rol en op de rol van het medeschepsel binnen Gods Werken en Plannen.

    De vraag 'Hoe voelt God alles aan?' kan hypothetisch lijken, omdat de ziel nooit Gods 'Hart' kan peilen. Niettemin is het mogelijk, de effecten van het eigen handelen, denken en verlangen op God in hoge mate in te schatten: Naarmate de kennis van de ziel over Gods Wetten, Zijn Plannen en Werken toeneemt, leert de ziel zien waar Gods ware verlangens liggen. God wil geen duisternis, maar Licht. Hij wil geen zonde, maar deugd. God wil ongeremde, zuivere Liefde onder alle schepselen in alle richtingen, omdat Hijzelf in essentie Liefde IS. Datgene wat de ziel niet met het verstand kan kennen, kan worden aangevuld door inspiraties van Gods Geest. Daarom draagt elke mensenziel de verplichting, zich te allen tijde volkomen voor de inwerkingen van Gods Geest open te stellen. Deze openheid kan zij in hoge mate vergroten door gebed en totale toewijding, en door de ononderbroken inzet om haar vermogen tot liefhebben te zuiveren en tot volle bloei te brengen.

    Door de bestreving om zich diep in elk medeschepsel in te leven, wordt de ziel in staat gesteld, volkomen rekening te houden met de gevoelens van dit medeschepsel, zodat zij dit zal benaderen in zachtheid en met tact, en de waardigheid van het medeschepsel volkomen gerespecteerd zal worden. In het bijzonder zal de mate waarin de Liefde van de ziel oprecht Ware Liefde is geworden, tot uiting komen in haar gedrag en ingesteldheid ten aanzien van de dieren: Jegens een medemens kan het gedrag en de ingesteldheid worden beïnvloed door menselijk opzicht (Hoe zal deze medemens reageren? Hoe zal hij over mij denken? Welke gevolgen kunnen of zullen zijn reacties en gedachten voor mij hebben?). Jegens een dier echter, stelt de ziel zich deze vragen niet, of in veel mindere mate.

    Derhalve mogen wij stellen dat, doorgaans, een ziel die een dier behandelt:
    • met zachtheid, zodat elk gebaar, elke handeling en elk woord jegens dit dier bij het dier overkomt als een zalving;
    • met tederheid, zodat het dier de nabijheid en elke aanraking vanwege de mensenziel niet als een bedreiging doch als een uiting van oprechte vriendschap en Liefde kan ervaren en hierdoor instinctief Gods nabijheid kan voelen (vergeten wij nooit: De Meesteres van alle zielen heeft er vroeger reeds op gewezen hoe gevoelig dieren zijn voor God, maar ook voor het kwaad en elk gebrek aan Liefde in hun omgeving);
    • in bezorgdheid over het welbevinden van het dier (een klein voorbeeld: geen rust kennen wanneer men weet dat dieren in de winter honger of kou hebben en men niet zelf alles in het werk heeft gesteld om tenminste in de eigen omgeving een bijdrage tot hulp en verlichting te leveren);
    • met tact, met andere woorden: in bekommernis om de gevoelens van het dier, opdat het door het gedrag van de ziel niet geschokt wordt, niet angstig wordt en geen vijandigheid of negatieve gesteldheid van de mensenziel uit moge kunnen ervaren;
    • in bezorgdheid om de waardigheid van dit dier te respecteren, met andere woorden: ervoor zorgend, dat het dier niet op grond van zijn soortspecifieke eigenschappen of kenmerken wordt bespot en niet verkeerd wordt behandeld (een klein voorbeeld: niet aan de staart van een hond of kat trekken, een dier niet bespotten op grond van een bepaald lichaamskenmerk, enz.);
    ver gevorderd is in de ontwikkeling van de Ware Liefde, in de mate waarin de bovenvermelde gedragingen worden gesteld in totale oprechtheid en met een volkomen zuiver hart.

    Wellicht maakt dit alles nog duidelijker waarom de Meesteres van alle zielen er vroeger reeds op wees, dat de grote (onrechtstreekse) rol van de dieren binnen Gods Heilsplan hieruit bestaat, dat de mensenzielen hun spirituele ontwikkeling in verregaande mate kunnen bevorderen via hun omgang met de dieren, en eveneens kunnen zondigen via hun gedrag jegens de dieren. In een latere onderrichting zal hierop worden teruggekomen.

    De ziel die het verlangen koestert om zich diep in haar medeschepselen in te leven, zal zich ook de vraag stellen, wat in deze medeschepselen de ontwikkeling van Heil en vruchtbaarheid bevordert. Deze vraag zal zij zich stellen wanneer het om medemensen gaat. Zij zal dan haar gedrag zodanig richten, dat het haar medemens kan helpen om het maximum aan Heil en vruchtbaarheid in zijn leven te ontwikkelen. De ziel kan slechts een optimale helpster voor haar medemens zijn in de mate waarin zij zich de moeite getroost om deze medemens in diens gedrag, diens denken, voelen en verlangen te begrijpen, zodat zij hem kan ondersteunen of, indien nodig of wenselijk, kan helpen bijsturen op zijn weg naar het Heil.

    Zich inleven in een medeschepsel betekent niet hetzelfde als nieuwsgierig zijn. De nieuwsgierige ziel tracht haar medemens te begrijpen en hem te doorgronden opdat zij met deze informatie haar nieuwsgierigheid zou kunnen bevredigen. Gewoonlijk gaan hiermee ondeugden gepaard, of volgen hieruit ondeugden. Indien sprake is van Ware Liefde, betuigt de ziel door haar verlangen tot inleving in haar medeschepselen echter precies het feit dat zij niet onverschillig is. Zij wil de informatie die zij eventueel over de diepere gesteldheden van haar medeschepsel verwerft, uitsluitend gebruiken om in staat te zijn, dit medeschepsel optimaal bij te staan opdat het zijn eigen rol binnen Gods Heilsplan zo vruchtbaar mogelijk zou kunnen vervullen.

  5. De ziel handelt in alles slechts vanuit de bedoeling, het Geluk van haar medeschepsel naar de volmaaktheid te helpen voeren. Het Ware Geluk heeft niets met materieel bezit of met bevrediging van stoffelijke behoeften te maken, doch met de ervaring van de ware innerlijke Vrede in een ziel die aanvoelt dat zij bezig is, Gods Werken te doen en dus haar levensroeping te vervullen zoals het hoort. Ware Liefde komt hierin tot uiting, dat de ziel haar medeschepsel in alle omstandigheden benadert vanuit de bedoeling, dit medeschepsel te ondersteunen in het volbrengen van zijn levenstaak. Mishandeling van een medemens of een dier, bijvoorbeeld, verhindert dat deze medemens of dit dier zijn van God ontvangen levenstaak volbrengt.

De Ware Liefde is de gesteldheid door dewelke de ziel een volkomen instrument wordt voor het ontsluiten van Heil en voor de bevordering van de stroming van Goddelijk Leven in zichzelf en om zich heen. Om deze reden kan de bloei van de Ware Liefde worden beschouwd als het uiteindelijk levensdoel van elke ziel. De ziel die de Ware Liefde in zich tot bloei weet te brengen, wordt tot een spiegel van de Middagzon, die Licht en warmte om zich heen verspreidt en haar hele omgeving tot nieuw leven wekt.

Myriam – april 2011