TOTUS TUUS, MARIA!

DE VERLOREN SLEUTEL TOT DE ROZENTUIN

Onderrichting van de Allerheiligste Maagd Maria
over de onverschilligheid en de blindheid van de ziel
ten aanzien van de Ware Liefde

Myriam van Nazareth

Reeds de hele duur van Haar onderrichtingen via Myriam zoekt de Koningin van Hemel en aarde Gods Liefde voor de mensenziel tot uitdrukking te brengen in beelden die de ziel vergelijken met elementen uit de natuur die elk geopend hart raken. Maria vergelijkt de mensenziel graag met een tuin, een systeem van elementen binnen en tussen dewelke het Leven zich tracht uit te werken volgens de Wetten die de Schepper heeft ingesteld om een maximale harmonie en bloei binnen Zijn Schepping mogelijk te maken. Voor de Meesteres van alle zielen zijn bloemen bij uitstek de symbolen voor het Leven. Onder de bloemen wordt de roos algemeen beschouwd als de koningin. De roos symboliseert ook voor de Heilige Maagd de volheid van het Leven en van de Ware Liefde. De ziel als rozentuin geeft daarom uitdrukking aan een systeem van onderling samenhangende elementen binnen en tussen dewelke de volheid van het Ware Leven tot bloei zoekt te komen. Elke ziel is door God bedoeld als een rozentuin, ook in die zin dat de kern van de ziel een plaats is, en behoort te blijven, waar de innerlijke gesteldheden van de ziel en God Zelf als het ware elkaar ontmoeten en innig met elkaar verbonden blijven.

Wij zouden het zo kunnen beschouwen, dat elke roos in een rozentuin vergelijkbaar is met een deugd in het innerlijk zielenleven. Zoals de schoonheid van een rozentuin wordt bepaald door de mate waarin de individuele rozen in schoonheid en kracht bloeien en worden beschermd tegen invloeden die hun ontwikkeling kunnen verstoren, wordt de schoonheid van een ziel bepaald door de mate waarin binnen deze ziel alle deugden tot volle bloei kunnen komen en alle innerlijke gesteldheden zich met volhardende inzet wapenen tegen duistere invloeden.

De Meesteres van alle zielen wijst erop, dat zeer veel zielen er niet lijken in te slagen om hun innerlijke gesteldheden volkomen tot bloei te brengen. De ware bloei binnen een ziel kan zich slechts voltrekken in de mate waarin de ziel de kern van haar hele wezen strikt en uitsluitend richt op God, op de vervulling van Zijn Wetten en Beschikkingen, op de navolging van alle wenken van Zijn Voorzienigheid en alle inspiraties van Zijn Geest, en op de beleving van – en het reageren op – elk detail van haar leven op een zodanige wijze dat zij elk ogenblik van haar leven concreet kan bijdragen tot de vervulling van de Plannen en Werken die God in Zijn Schepping tracht te volbrengen via de kroon van Zijn Werken: de mensenziel, van wie Hij derhalve met zoveel Vuur verwacht dat deze haar hele leven volmaakt in Zijn dienst zou leiden. De vruchtbaarheid van een mensenleven wordt uitsluitend afgemeten volgens de mate waarin de betreffende ziel met haar hele wezen en haar hele leven bijdraagt tot de vervulling van Gods Werken en Plannen ten bate van de heiliging van de hele Schepping.

Naarmate méér mensenzielen méér details van hun leven doorbrengen in overeenstemming met Gods Wil en Wet, en deze details actief, vrijwillig en bewust opdragen voor de bevordering van de voltooiing van Gods Werken in de Schepping, kan de Schepping dichter naderen tot het ideaal dat God Zich voor haar had gesteld (een heilige Schepping, dit wil zeggen een Schepping die volkomen is doordrongen van Ware Liefde en volmaakte Vrede tussen alle schepselen), en het doel dat Hij Zich voor Zijn Schepping had gesteld: de terugkeer ervan naar de staat die Hij aanvankelijk had ingesteld in het Aards Paradijs. Deze terugkeer is niets minder dan wat ook wel wordt aangeduid als het Messiaans Tijdperk.

De Hemelse Koningin verklaart het begrip 'Messiaans Tijdperk' als de staat waarin het systeem van de Schepping blijk geeft van de verwezenlijking van de doelstelling waartoe God Zijn Messias Jezus Christus in de wereld heeft gezonden: de Verlossing van de zielen uit de onherroepelijke greep van de duisternis op hun Eeuwige Bestemming, die ligt besloten in de Eeuwige Gelukzaligheid van de Hemel doch die door de erfzonde, de eerste overtreding van de mensenziel tegen Gods Wet, onmogelijk was geworden.

De verwezenlijking van het 'Messiaans Tijdperk' in de Schepping is niets anders dan de grondvesting van Gods Rijk op aarde, een staat van Leven waarin de schepselen spontaan een toestand zullen ervaren die in zekere zin vergelijkbaar is met de zijnstoestand van de Hemel, doordat Gods Wet van de Ware Liefde in de volheid spontaan en vrijwillig wordt beleefd, zodat de mensenziel ten volle beantwoordt aan de doelstelling waartoe de mens oorspronkelijk was geroepen: leven met een zodanige uitstraling vanuit de kern van zijn wezen, dat hij spontaan in staat is om Gods Tegenwoordigheid voelbaar te maken naar de hele Schepping buiten zichzelf toe. In een dergelijke gesteldheid zou de mensenziel in de volheid beantwoorden aan de missie die haar van in den beginne was toevertrouwd: dat zij Gods Liefde volkomen onbelemmerd, onvoorwaardelijk en volmaakt zuiver zou laten doorstromen naar al haar medeschepselen toe. Een systeem van mensenzielen die volkomen aan deze Goddelijke verwachting zou beantwoorden, zou in spiritueel opzicht vergelijkbaar zijn met een volmaakt rozenparadijs.

Dit rozenparadijs moeten wij zien als een aaneenschakeling van afzonderlijke rozentuinen (de individuele zielen die vastberaden en vrijwillig hun innerlijke bloei zoeken te vervolmaken). Hoe mooi en treffend vergeleek de Meesteres van alle zielen reeds de uitbouw van Gods Rijk op aarde met de ontginning van individuele tuinen, die zich aan elkaar sluiten en aldus een steeds groeiend Rijk vormen. Het geheel is daarbij steeds groter dan een optelling van de afzonderlijke onderdelen: Het komt erop aan dat zoveel mogelijk zielen intensief aan hun eigen heiliging werken zodat het aantal zielen die waarlijk vruchtbaar zijn voor Gods Werken, steeds mag toenemen, en automatisch zal zich een systeem ontwikkelen waarbij tussen de afzonderlijke elementen een steeds zuiverder doorstroming van Gods Liefde zal plaatshebben. Zo groeit Gods Rijk op aarde tezelfdertijd in omvang en in kracht. De centrale kracht is niets anders dan de ware, zelfverloochenende Liefde, die zowel binnen in elke individuele ziel als tussen de zielen onderling, en bij uitbreiding van elke mensenziel uit naar al haar medeschepselen toe moet bloeien en stromen.

Elke mensenziel is geroepen om de Ware Liefde volkomen, onbelemmerd en onvoorwaardelijk om zich heen te laten stromen, omdat precies de Ware Liefde de drijvende kracht van alle Werken van God is. God IS Liefde, bestaat uit niets dan Liefde, en heeft niets anders nodig dan dat deze scheppende, verlossende, heiligende en genezende kracht die Hij ononderbroken vanuit Zijn Hart doorheen de hele Schepping stuurt, in onvervormde toestand wordt doorgegeven en ten volle wordt benut om in alle elementen van Zijn Schepping het Leven te voeden en te doen bloeien in overeenstemming met de door Hem ingestelde Wetten.

Dit laatste is slechts mogelijk in de mate waarin mensenzielen al hun doen en laten en al hun innerlijke gesteldheden vullen met onvervormde Liefde, dit wil zeggen met Liefde zoals deze uit het Hart van God Zelf voortkomt, zonder enige besmetting met de duisternis van zelfzucht, materiële verlangens of doelstellingen die niet bevorderlijk zijn voor de verwezenlijking van Gods Werken. Daarom is uitsluitend de beleving van de ware, zelfverloochenende Liefde de maatstaf voor de mate waarin een ziel zich heiligt, want heiliging is 'het proces waardoor de ziel in staat is om Heil over de Schepping te brengen, en aldus Gods Werken tot voltooiing te helpen brengen'. Dit laatste is de enige zin en doelstelling van elk mensenleven. Dit betekent meteen dat slechts een ononderbroken zuivere beleving van de Ware Liefde de ziel in staat stelt om de roeping, de opdracht, te volbrengen waartoe God haar dit ene leven op aarde heeft gegeven.

Elke mensenziel krijgt van God het vermogen ingestort om volmaakt zuiver aan Gods Wet van de Ware Liefde te beantwoorden en daardoor deze Liefde op volkomen onbelemmerde wijze om zich heen te laten stromen. Niettemin gebeurt dit in de praktijk van het dagelijks leven op deze wereld slechts in een heel beperkte mate. Dit is toe te schrijven aan de immense verleidbaarheid van de menselijke natuur. De mensenziel bezit dus een aangeboren vermogen om een volmaakt heilig leven te leiden, dit wil zeggen: een leven dat in alle details beantwoordt aan de verwachtingen die worden gesteld door Gods Wet, die niets anders beoogt dan de instandhouding van de Schepping als een systeem waarin Gods Werken volmaakt worden voltooid en waarin derhalve alle elementen – alle schepselen – onderling leven als in een volmaakt functionerend netwerk van Liefde. Dit aangeboren vermogen is door de erfzonde aangetast, en verzwakt steeds verder bij elke bijkomende zonde die de mens individueel begaat, dus bij elke afwijking die hij in zijn leven ten aanzien van Gods Wet van de Ware Liefde toelaat.

De erfzonde was de eerste gelegenheid waarbij mensenzielen Gods Wet verlieten om gevolg te geven aan een inspiratie vanwege de duisternis. Deze laatste heeft sedertdien in de mensenzielen het spontaan vermogen tot uiterste beleving van de Ware Liefde systematisch verder en verder kunnen ondermijnen, zodat het systeem van de Schepping steeds minder volkomen door Gods Wet kon worden geregeld, en integendeel in zeer belangrijke mate is beginnen functioneren volgens duistere inspiraties die de mensenzielen en de hele Schepping trachten weg te leiden van de vervulling van Gods Plannen en Werken. Het Aards Paradijs, uitdrukking van Gods Rijk op aarde, is vervallen tot een woestenij waarin hier en daar welwillende bloemen ten koste van grote inspanning een bloei trachten te voltrekken die hen in staat stelt om op Gods Tijd te worden geplukt als grondstof waaruit de Schepper de Genaden bereidt die de duisternis ervan moeten weerhouden om datgene wat ooit Gods Rijk op aarde was, volkomen te laten verworden tot een woestijn van onvruchtbaarheid voor Zijn Werken van Liefde.

Wij zouden het zo kunnen zien, dat de heilige plicht van elke mensenziel hieruit bestaat, dat zij het zaad dat God haar bij haar schepping heeft geschonken, met de grootste Liefde en eerbied verzorgt, opdat het zijn bloeikracht moge bewaren, op Gods Tijd moge worden gezaaid in medeschepselen, en aldus de levenskracht voor Gods Rijk op aarde in stand moge helpen houden. De ziel die haar levenskracht, die wordt bepaald door de mate waarin zij de Ware Liefde vrijwillig en spontaan beleeft, laat verontreinigen door duisternis in haar hart wortel te laten schieten, hindert rechtstreeks de uitbouw van Gods Rijk op aarde en verwaarloost de opdracht die God haar voor haar leven op aarde heeft meegegeven.

Gods Rijk kan slechts worden gevormd door vele rozentuinen waarin de bloeikracht van het Goddelijk Leven zo weinig mogelijk is aangetast. In klare taal uitgedrukt: De Schepping kan slechts naar de door God bedoelde toestand van het 'Messiaans Tijdperk' evolueren in de mate waarin méér zielen de Ware Liefde beleven in al hun diepe innerlijke gesteldheden, in de wijze waarop zij op alle gebeurtenissen en situaties van hun leven reageren vanuit de zuiverste deugdzaamheid. De Meesteres van alle zielen zei reeds bij herhaling dat de heiligheid van een ziel (dit wil zeggen: de mate waarin deze ziel door haar hele gedrag en al haar innerlijke gesteldheden Heil over de Schepping weet te brengen) wordt bepaald door de mate waarin deze ziel de ware zelfverloochenende Liefde beleeft naar al haar medeschepselen toe, en dat de Ware Liefde vergelijkbaar is met een boom, waarvan de takken bestaan uit alle deugden.

Op gelijkaardige wijze kan een heilige ziel worden vergeleken met een paradijselijke rozentuin, waarvan de individuele rozen uitdrukking zouden geven aan de wijze waarop de ziel in de praktijk van haar dagelijks leven alle deugden beleeft. Een ziel die alle deugden beleeft op een wijze die volmaakt in overeenstemming is met Gods verwachtingen (dit wil zeggen: met de eisen die Hij jegens een ziel moet stellen opdat deze in staat zou zijn om haar individuele bijdrage tot de voltooiing van Gods Werken en Plannen vlekkeloos te leveren), zou dan gelijk staan met een rozentuin waarvan alle rozen zeer dicht naderen tot het ideaal waaraan een roos moet beantwoorden om uitdrukking te kunnen geven aan de bedoelingen die God met deze roos had. God maakt alles volmaakt, elke afwijking van de volmaaktheid is daarom toe te schrijven aan invloeden die buiten God ontstaan en op het geschapene inwerken, en die door het betreffende schepsel worden toegelaten in de mate waarin het in zijn gedrag en zijn eigen bedoelingen afwijkt van Gods verwachtingen (dit geldt hoofdzakelijk voor de mensenziel, en wel in de mate waarin deze haar vrije wil niet volkomen in overeenstemming met Gods Wil gebruikt). Deze invloeden zijn datgene wat wij 'de werken van duisternis' kunnen noemen. Zij zijn het die de rozentuinen ontsieren, die onvolmaaktheden en ongedierte in de bloemen brengen of het evenwicht in de bodem verstoren.

De Hemelse Koningin drukt het zo uit, dat elke mensenziel in zich de sleutel draagt tot haar eigen rozentuin. Zij bedoelt hiermee, dat de ziel zelf toegang heeft tot de diepe geheimen van haar eigen bloei en tot de wijze waarop zij indien nodig naar een vlekkeloze beleving van Gods Wet terug kan keren teneinde de onvolkomenheden van haar rozentuin opnieuw te corrigeren en/of te verhinderen dat haar rozentuin ten prooi kan vallen aan de vele invloeden die de bloei van haar rozen in gevaar brengt. Veel zielen vinden deze sleutel in zich niet terug, hetzij omdat zij niet de noodzakelijke belangstelling koesteren om hem zorgvuldig te bewaren, hetzij omdat zij hun innerlijke verbinding met de Heilige Geest zelf hebben laten verzwakken door hun innerlijke gesteldheden en hun wil niet op Gods Plannen en Werken te oriënteren, doch op eigen voorstellingen en wereldse belangen. Veel zielen jagen eerder de vervulling na van de talloze misleidende beloften die hen door de duisternis worden gedaan, en die hun rozentuin met zekerheid vroeg of laat zullen omvormen tot een woestenij.

Vaak berust het verlies van de sleutel op het feit dat de ziel niet loskomt van eigen voorstellingen over de vormgeving van haar leven: Zij volgt niet de innerlijke stem die haar tracht te leiden naar de keuzen die zij in alle situaties en op elk ogenblik van het leven moet maken om haar leven waarlijk tot een werktuig voor de verwezenlijking van Gods Plannen en Werken te maken, doch zoekt in alles vooral een bevestiging van het beeld waarvan zij zou willen dat haar medemens zich over haar vormt. Een ziel in deze gesteldheid leidt geen leven van dienstbaarheid aan God (als werktuig voor de verwezenlijking van Gods bedoelingen met de Schepping), doch een leven van jacht op de vervulling van haar behoefte aan aanzien, erkenning, belangrijk-zijn, dus in feite niets minder dan dienst aan zichzelf. Deze ziel vindt geen toegang meer tot haar eigen rozentuin, en vervalt gemakkelijk in de neiging om zich een façade van kunstbloemen te bouwen. Haar zielentuin verliest alle Leven, hij is niets anders dan een illusie, die zeer gemakkelijk door de duisternis wordt misbruikt. Dit verklaart waarom een ziel die verblind is voor haar eigen afwijkingen ten aanzien van Gods verwachtingen, volkomen onvruchtbaar en als werktuig in Gods handen weinig bruikbaar wordt.

In vele zielen is de verblinding zo groot geworden, dat zij hun rozen niet meer bekijken, omdat zij niet beseffen dat het stille Leven dat zij in zich hebben ontvangen, de enige drager is van hun ware Bestemming. Daarom volgen zij hoofdzakelijk of uitsluitend de bewegingen van de vele krachten die op hun rozen inwerken tot deze laatste voor hen niet meer waarneembaar zijn. Zo beginnen de bekoringen een eigen leven te leiden, dat de rozentuin ongemerkt naar de totale onvruchtbaarheid drijft: de dood van de bloemen en hun ondergrond. Wij kunnen het zo uitdrukken, dat de ziel die de schatten verwaarloost, die God in haar heeft begraven met het oog op een leven dat vruchtbaar moge zijn voor de vervulling van Zijn Werken, haar eigen tuin niet meer herkent zoals deze werkelijk is, en daardoor ook steeds gemakkelijker ten prooi zal vallen aan bekoringen, duistere inspiraties, en de neiging tot de meest uiteenlopende zonden, ondeugden en dwalingen. Dit is de ziel van wie Maria zegt dat zij de sleutel tot haar rozentuin verliest: Deze ziel verliest het vermogen om haar eigen staat van genade of ongenade te herkennen en op de juiste waarde in te schatten: Zij verblindt zichzelf voor haar eigen overtredingen, en ontwikkelt niet zelden een vertekend beeld van de werkelijkheid van haar leven. Dit komt doordat zij haar leefwereld ziet vanuit een hartsgesteldheid die op zich reeds sterk afwijkt van deze welke wortel schiet in een ziel die volkomen geopend blijft voor de Heilige Geest.

God heeft elke ziel een geweten gegeven. Het geweten is zoals een alarminstallatie, een zeer fijngevoelig instrument dat op elk ogenblik onmiddellijk waarneemt hoe de staat van genade van de ziel eruit ziet, en dat bij elke gelegenheid waarbij de ziel in haar gedragingen, woorden of innerlijke gesteldheden afwijkt van Gods verwachtingen, de ziel onmiddellijk waarschuwt om van richting te veranderen teneinde opnieuw naar de wegen van Gods bedoelingen terug te keren. Deze waarschuwing kan zich laten voelen in de vorm van spijt, berouw, wroeging, schaamte, onrust... Het geweten kan daarom worden beschouwd als het kamertje in de ziel, waarin de sleutel tot de eigen diepere gesteldheden wordt bewaard. Daarom moeten wij het zo zien, dat een ziel wier geweten niet meer functioneert zoals God het heeft bedoeld, de sleutel tot haar rozentuin verliest. Het geweten kan om verschillende redenen worden uitgeschakeld, die alle hun oorsprong vinden in een gebrek aan weerstand tegen de duisternis. Van groot belang is daarbij, te beseffen dat de weerstand van een ziel tegen de duisternis slechts kan verzwakken zodra de ziel haar vrije wil niet meer ten volle inzet voor de vervulling van haar levensopdracht in dienst van Gods Werken en Plannen. De ziel moet steeds voor ogen houden dat zijzelf steeds de zwakke schakel is in het verkeer tussen haar en God: God houdt niet op, Zijn Liefde en de meest uiteenlopende genaden op de weg van de ziel te brengen, doch de ziel zelf herkent deze vaak niet doordat haar hart méér op zichzelf en haar wereldse indrukken en voorstellingen is gericht dan op de Hemelse inspiraties die zachtjes in haar hart worden gefluisterd.

Om deze reden zegt de Hemelse Koningin dat de ziel in feite slechts uit eigen vrije wil kan zondigen. God heeft elke mensenziel een vrije wil gegeven, die haar het vermogen schenkt om op elk ogenblik van haar leven in elke situatie, bij elke gebeurtenis en elk contact met een medeschepsel zelf te bepalen hoe zij op deze situatie, deze gebeurtenis en dit contact zal reageren, hoe zij ermee zal omgaan. God wil uitdrukkelijk dat de mensenziel hierdoor elk detail van haar leven vrij vorm kan helpen geven. Zelfs in de vele situaties die de ziel volledig buiten haar eigen bedoelingen 'overvallen', staat het haar nog steeds volledig vrij, te bepalen hoe zij er in de beslotenheid van haar hart op zal reageren. Precies daarom zegt de Meesteres van alle zielen, dat de ware vruchtbaarheid van een mensenleven wordt bepaald door de hartsgesteldheid van de ziel op elk moment van haar leven. Een ziel die in de meest uiteenlopende situaties van haar leven een ware Vrede van hart en een oprechte, zelfverloochenende Liefde kan opbrengen, zal in Gods ogen een vruchtbaar leven leiden. Een dergelijke ziel is als een constante bron van Licht voor haar omgeving, dit wil zeggen voor elk medeschepsel waarmee zij in contact komt.

Een ziel die een grote Vrede van hart bewaart en in alle situaties, gebeurtenissen en contacten op haar levensweg een grote zelfverloochenende Liefde betracht, is onveranderlijk een ziel die helemaal op God georiënteerd leeft. Een dergelijke ziel heeft haar aangeboren vermogen om ongeremd door de Heilige Geest te worden geleid en Gods Wet spontaan aan te voelen, niet laten verzwakken. In deze gesteldheid draagt de ziel de sleutel tot haar rozentuin met zich mee in een geweten dat volledig functioneert zoals God het heeft bedoeld, en zal zij precies hierdoor ook beantwoorden aan de roeping die elke ziel voor haar leven meekrijgt: God tegenwoordig te stellen jegens alle medeschepselen waarmee zij in contact komt. Deze ziel zal daarom ook gemakkelijker spontaan in overeenstemming met Gods Wet leven. Zodra de ziel echter haar levensopdracht niet langer aanvoelt als een taak in dienst van Gods Werken, doch in hoofdzaak eigen voorstellingen en verwachtingen begint na te jagen, groeit in haar hart onvrede (die voortvloeit uit een geweten dat in onrust verkeert) en wordt de bodem van haar rozentuin geleidelijk tot een poel van gisting en bederf, een broedhaard voor allerlei duistere gesteldheden. Deze ziel verliest de sleutel tot haar rozentuin: Zij verliest de voeling met de Ware Liefde en raakt van Gods Wet vervreemd.

Op het einde van het jaar 2011 inspireerde de Meesteres van alle zielen Haar gebedsbloem nummer 1239 (Kettinggebed voor het welzijn van de dieren), dat op zich reeds kaderde in de buitengewone inspiratie tot het boek De Beekjes van het Heil. Manifest geïnspireerd door de Allerheiligste Maagd Maria aan Myriam van Nazareth over de waarde en de rol van de dieren binnen Gods Heilsplan als mystieke motivering voor de liefdevolle omgang met de dieren. Zij zei toen aan Myriam dat veel zielen de immense diepgang van dit gebed zouden onderschatten, en sommigen de zin ervan verkeerd zouden begrijpen, want dat velen het zouden beschouwen als 'slechts een gebed voor de dieren (!)'. De Heilige Maagd onderstreepte toen dat precies de inzet van een mensenziel voor dieren zo mogelijk de grootste en meest onmiskenbare maatstaf vormt voor de rijping van de Ware Liefde in deze ziel, precies omdat een dier de gunst en de behandeling die het vanwege een mensenziel ontvangt, niet in dezelfde mate kan vergoeden als een mens dit zou kunnen, wanneer deze dezelfde gunst en behandeling vanwege een medemens ontvangt. Daarom is een uiting van zelfverloochenende Liefde vanwege een mensenziel jegens een dier doorgaans automatisch minder zelfzuchtig en dus zuiverder dan een gelijkaardige uiting jegens een medemens, want deze laatste kan deze uiting gemakkelijker concreet vergoeden. Een handeling, woord, gedachte of gevoel van zelfverloochenende Liefde jegens een dier maakt de mens die deze handeling stelt, dit woord spreekt, of deze gedachte of gevoel koestert, normaal gesproken nooit rijker in de stoffelijke zin van het woord; hetzelfde jegens een medemens, kan wél aanleiding geven tot een vorm van materiële compensatie en kan daarom ook gemakkelijker bevlekt zijn, dit wil zeggen: minder zuiver, want misschien niet voor de volle honderd procent onzelfzuchtig en zonder verwachting van enige vergoeding, al ware het 'slechts' een hoger aanzien in de ogen van de begunstigde medemens.

De Meesteres van alle zielen neemt daarom uitgerekend dit gebed uit het jaar 2011 nu ter hand als model ter overweging voor een beter begrip van de achtergrond van deze onderrichting, die Zij De verloren sleutel tot de rozentuin laat noemen omdat Zij wil verduidelijken hoe gemakkelijk de ziel zichzelf afsnijdt van de ware voeling met de Ware Liefde, die bij uitstek het grondprincipe van het Wezen van God Zelf en van Zijn Grondwet voor de Schepping is. De zielen moeten opnieuw dieper bewust worden van de immense macht van de sleutel die zij in zich dragen, en die voor hen het werktuig is tot ontsluiting van de immense schatten van het Goddelijk zaad dat diep in hen verborgen ligt, en tijdig alles leren herkennen wat hen van Gods Wet van de Ware Liefde dreigt te verwijderen. De Heilige Maagd vraagt in dit verband dat de zielen Haar toelichting – evenals trouwens het geheel van de Wetenschap van het Goddelijk Leven – niet zouden trachten te begrijpen met de denkende geest, doch louter vanuit een wijd geopend hart dat zich volkomen op het Wezen van de Godheid en Zijn bedoelingen oriënteert. De mensenziel zal nooit de ware zin van haar leven op aarde herkennen indien zij dit leven beschouwt als een aaneenschakeling van gebeurtenissen waarvan zij het beste moet zien te maken voor zichzelf. Een juist begrip van de ware zin van het leven zal de ziel slechts ontwikkelen in de mate waarin zij ervan doordrongen is dat zij haar leven slechts heeft gekregen om op aarde werktuig in Gods hand te zijn en dat aldus alles wat zij ontmoet en beleeft, slechts middelen zijn die haar worden aangereikt om Gods Werken te helpen voltooien.

Slechts vanuit een dergelijke benadering zal een ziel begrijpen waarom deze toelichting uitgerekend vertrekt vanuit een gebedsoproep in verband met concreet beleefde Liefde jegens de dieren. De mensenziel is in de wereld gezonden met de missie dat zij God zou vertegenwoordigen jegens de hele Schepping. De ziel kan dit slechts doen in de mate waarin zij de diepste wezenstrek van God Zelf, de Ware Liefde, daadwerkelijk beleeft in al haar handelingen, woorden en innerlijke gesteldheden jegens al haar medeschepselen. Daarom kan de mensenziel slechts waarlijk alle medeschepselen onder haar hoede nemen en voor hen zorgen zoals God Zelf dit zou doen, in de mate waarin zij ononderbroken betracht om in haar diepste gesteldheden te zijn, te handelen, te spreken, te denken, te voelen en te verlangen naar Gods beeld en gelijkenis.

Omdat gebed 1239 niet slechts was bedoeld als een gebed doch evenzeer als materiaal voor overweging, leent de gebedstekst zich zeer goed als fundering voor datgene wat Maria in deze onderrichting wil verduidelijken, namelijk dat het voor de ware bloei van de rozentuin van de ziel noodzakelijk is dat de ziel zich bewust wordt, en blijft, van haar eigen innerlijke gesteldheden tijdens elk contact met een medeschepsel – mens of dier. Het is daarbij van essentieel belang dat wij 'contact' verstaan in de breedst mogelijke zin van het woord: Een ziel treedt niet slechts met een medeschepsel in contact bij elke gelegenheid waarin zij dit medeschepsel fysiek ontmoet of met een medemens in verbinding komt via telecommunicatiemiddelen (briefwisseling, telefoon, internet enz.). Contact met een medeschepsel voltrekt zich eveneens vanuit hart en geest zonder tussenkomst van het gesproken of geschreven woord en zonder visueel contact: Men kan zich met het wezen van een medeschepsel in verbinding stellen via gedachten en gevoelens.

Dit betekent meteen ook, dat eveneens via deze laatste wegen zwaar tegen de Wet van de Liefde kan worden gezondigd, door elke vorm van negatief, onzuiver of liefdeloos denken en voelen in verband met een medeschepsel, waarbij jegens dit medeschepsel gevoelens van haat, jaloersheid, wrok, wraakzucht heersen, of de intentie of het verlangen dat het medeschepsel schade, tegenslag of ongeluk moge overkomen. Door dergelijke gevoelens verlangt de ziel in wezen dat haar medeschepsel moge worden afgesneden van het Geluk, en roept zij als het ware in het verborgene de inwerking van duisternis af over de levensstroom die naar dit medeschepsel vloeit. Dit maakt een dergelijke gesteldheid tot een even zware zonde als rechtstreekse, zichtbare agressie, want zij komt neer op een bewuste en vrijwillige interventie in de uitwerkingen van Gods Wet in een zin die indruist tegen Gods Plan. Alles wat de normale levensstroom in een medeschepsel negatief beïnvloedt, behoort tot wat de Hemelse Koningin de 'cultuur van de dood' noemt: ondermijning van het Leven, en verlangen naar verwoesting.

Omdat de wereld is bevolkt met vele miljarden levende wezens, die bovendien tot zeer veel verschillende levensvormen behoren (er wordt van uitgegaan dat er circa twee miljoen diersoorten bestaan), is het leven voor elk levend wezen een constante uitdaging, die berust op de noodzaak van ononderbroken aanpassingen: Elk contact met een medeschepsel lokt enige vorm van reactie uit, niet steeds uitwendig doch gewoonlijk minstens inwendig (gedachten, gevoelens). De mensenziel geeft zich er doorgaans weinig rekenschap van dat elk van die innerlijke reacties 'iets' in haar zielentuin bewerkt: Bloei naarmate de reactie enige vorm van Liefde in zich draagt (deze Liefde kan zich uiten in de vorm van om het even welke deugd, zelfs oprecht geduld, respect, verdraagzaamheid, een oprecht positieve en vreedzame gezindheid enz.), en het verwelken van rozen, het onvruchtbaar worden van zaad of verzieking van de ondergrond naarmate de reactie op enige wijze getuigt van een gebrek aan oprechte Liefde.

De ziel die, om in het beeld van deze onderrichting te spreken, de sleutel tot haar rozentuin heeft verloren, herkent vaak niet meer haar eigen innerlijke gesteldheid, of hecht er weinig of geen belang aan. In een dergelijke staat wordt de ziel een gemakkelijke prooi voor de bekoring tot negatieve reacties jegens medeschepselen, want wij mogen nooit uit het oog verliezen dat de krachten der duisternis ononderbroken betrachten, schepselen tegen elkaar op te zetten door het inspireren van wantrouwen, na-ijver, haat, afkeer, het gevoel dat het medeschepsel de eigen belangen in de weg staat enz. Het veelvuldig toegeven aan dergelijke inspiraties ligt aan de basis voor elke onvrede en vijandschap tussen schepselen, tot en met de neiging tot roofzucht, schaden, uitbuiten, verdrijven, doden, uitroeien...

God heeft de dieren geschapen tot vreugde van de mensenziel. Hij stelde de dieren onder de hoede van de mensenziel, opdat het leven van de ziel zou worden verrijkt met de meest uiteenlopende bronnen van vreugde. Elk van de twee miljoen diersoorten bezit verschillende kenmerken en verschillende natuurlijke gedragswijzen. Hierdoor is de dierenwereld zeer geschikt om de mensenziel via de wisselwerkingen tussen dier en mens te helpen rijpen in de beleving van alle deugden. De mensenziel kan haar vermogen om te groeien in heiligheid niet helemaal vervolmaken door haar eigen innerlijk leven; ook de wijze waarop de ziel omgaat met haar medeschepselen, draagt bij tot de ontwikkeling van haar spirituele vermogens. Gewoonlijk is de communicatie van een mensenziel met een dier gemakkelijker onderhevig aan remmingen dan deze met een medemens, omdat een dier niet alleen niet spreekt doch bovendien gewoonlijk helemaal anders reageert dan een mens. Zelfs in de communicatie tussen mensen die een verschillende taal spreken, bestaat gewoonlijk nog enige verbindingsmogelijkheid via gebaren, wat in de communicatie tussen mens en dier niet steeds ondubbelzinnig het geval is. Precies daarom is de communicatie vanwege een mensenziel jegens een dier in hoge mate aangewezen op de overstroming vanuit het hart.

Deze vaststelling is zeer belangrijk, want wij mogen niet vergeten dat het hart (het gevoelsleven) het centrum is, binnen hetwelk de heiligingsprocessen van de mensenziel zich in de eerste plaats voltrekken. Om deze reden wordt de heiligheid, de spirituele vruchtbaarheid, van de mensenziel uiteindelijk bepaald door de gevoelens en gezindheden die op elk ogenblik van haar leven in haar hart leven. De mens gaat gewoonlijk uit van de veronderstelling dat hij 'het niet kan helpen wanneer een bepaalde gebeurtenis, situatie of contact in hem een bepaald gevoel opwekt'. Deze veronderstelling is slechts ten dele gerechtvaardigd, want een gevoel of gezindheid ontwikkelt zich steeds op een fundament dat is gegroeid in de loop van de tijd. Aan de vormgeving van dit fundament werkt de ziel zelf mee op grond van de mate waarin zij al dan niet op God is georiënteerd en de mate waarin zij waarlijk ontvankelijk is voor de innerlijke leiding vanwege Gods Geest. Hoe meer de ziel zich bewust aan Gods leiding wil overgeven, des te intenser zal het fundament van haar denk- en gevoelswereld worden bevrucht door Gods Wil en Zijn 'gesteldheden van Hart', met andere woorden: door volkomen zuivere, zelfverloochenende Liefde en Vrede.

Een ziel in volkomen overgave aan God, of anders uitgedrukt: in volkomen toewijding aan God, ontwikkelt in haar hart een fundament van diepe Vrede, rust, tevredenheid, gelatenheid, Ware Hoop, zich-geborgen-weten, vertrouwen en Ware Liefde, en straalt vaak Licht uit in situaties waarin vele andere zielen zich overgeven aan duistere gesteldheden. Dit Licht komt vaak tot uiting in de vorm van blijmoedigheid en het vermogen om in medeschepselen gevoelens van geborgenheid te wekken: Het medeschepsel 'voelt zich veilig en goed' in tegenwoordigheid van een mensenziel die het Licht in zich in stand weet te houden. Blijmoedigheid mag hierbij niet worden verward met uitbundigheid of de neiging om onbelemmerd te lachen, ware blijmoedigheid wordt integendeel steeds gedragen door ingetogenheid. Het verschil komt voort uit een verschil in fundament in het gevoelsleven: Uitbundigheid en ongeremd lachen berusten vaak op een poging van de ziel om inwendige leegte op te vullen door haar beleving te oriënteren op haar omgeving. Ingetogen blijmoedigheid daarentegen, berust op het feit dat de ziel diep in zichzelf iets van Gods rust en Vrede heeft gevonden en zij deze inwendig beleeft. In dit laatste geval straalt de ziel haar beleving van Gods Tegenwoordigheid in zich, naar buiten toe uit in de vorm van een Licht dat vertrouwen inboezemt en het zaad van Vrede in haar omgeving uitstrooit. Evenals God niet steeds hoorbaar tot de ziel spreekt doch vooral met haar communiceert door Zijn stille inspiraties en de overstroming van gevoelens in haar hart, stelt de ziel God jegens haar omgeving niet in de eerste plaats tegenwoordig door opzichtigheid van handelingen en woorden, doch in de eerste plaats door de atmosfeer die zij om zich heen verspreidt door de hele uitstraling vanuit haar hartsgesteldheid. Vooral dieren zij daar zeer gevoelig voor.

Een ziel die zich heeft aangewend om op haar levensweg alles zelf te bepalen in plaats van zich in vertrouwen over te geven aan Gods leiding, zal in de loop van haar leven in haar hart een fundament ontwikkelen vanuit hetwelk zij eerder geneigd zal zijn om duisternis te laten overvloeien in al haar gedragingen, woorden, gevoelens, gedachten en verlangens. De ziel in een dergelijke hartsgesteldheid wordt een gemakkelijke prooi voor de werken van Gods tegenstander. Zij zal op haar omgeving eerder onrust of vage gevoelens van onbehaaglijkheid overdragen doordat gemakkelijk elementen van haar innerlijke onvrede mee overvloeien met alles wat zij doet of zegt.

Hier ligt de immense waarde van dieren op de levensweg van de mensenziel: De ziel wordt in de wijze waarin zij met dieren omgaat en de wijze waarop zij jegens dieren is ingesteld, voortdurend geconfronteerd met gelegenheden om zich te vervolmaken in vele deugden: begrip, geduld, respect, zachtheid, verdraagzaamheid, voorkomendheid, zelfverloochening, het vermogen tot inleving in het dier, tederheid, enz. Zo wordt de omgang met dieren tot een veelzijdige bron tot vervolmaking in een steeds deugdzamer leven, of anders uitgedrukt: tot een veelzijdige bron van steeds grotere bloeikracht voor de rozen in de zielentuin. Of contact met dieren werkelijk tot een diepere zelfkennis en een bloei en/of bijsturing van innerlijke gesteldheden aanleiding geeft, wordt bepaald door de mate waarin de ziel openstaat voor de confrontatie met haar eigen gesteldheden: Vele zielen sluiten zich af voor de ontdekking van minder positieve aspecten in hun eigen gesteldheden, of zijn niet echt bereid om deze aan te passen.

Of een ziel een contact met een medeschepsel te baat neemt om eigen tekortkomingen of zwakke punten bij te sturen, wordt ook bepaald door de mate waarin deze ziel respect opbrengt voor haar medeschepsel en bereid is om zich uit Liefde voor dit medeschepsel zodanig aan te passen dat dit medeschepsel zich in haar tegenwoordigheid beter moge kunnen voelen. Uiteindelijk wordt de mate van bereidheid van een ziel om zich bij haar medeschepselen aan te passen, door God beschouwd als een mate van haar Liefde voor Gods Werken. De Heilige Maagd stelt met klem dat de ziel er goed aan doet, zich op elk ogenblik van haar leven bewust voor ogen te houden dat zij in elk contact met een medeschepsel, in wezen God Zelf ontmoet, want elk schepsel draagt de handtekening van zijn Schepper.

Het leven van de mensenziel heeft slechts tot doel, dat de ziel zich vrijwillig, bewust en volhardend zou inzetten om een steeds efficiënter werktuig in Gods handen te zijn, een werktuig dat Hij vrij en onbelemmerd kan gebruiken voor de voltooiing van Zijn Werken. Efficiënt wordt dit werktuig in de mate waarin de mensenziel haar diepste innerlijke gesteldheden maakt tot een vruchtbare grond voor de groei en bloei van Gods Werken. Anders uitgedrukt: De bodem van de rozentuin moet de gesteldheden in stand houden die noodzakelijk zijn voor een onbelemmerde groei en bloei van de rozen. De hartsgesteldheden (het gevoelsleven en de verlangens) van de ziel moeten zo intensief op Gods Hart zijn gericht dat God in staat wordt gesteld om als het ware de gesteldheden van Zijn eigen Hart vrij en onbelemmerd in het hart van de mensenziel uit te storten, zodat deze ziel steeds meer één van hart wordt met haar Schepper.

Hoe groter de eenheid van hart tussen de mensenziel en God, des te beter zal de ziel in staat zijn om Gods Werken te doen op gelijkaardige wijze als Hijzelf deze zou doen zonder tussenkomst van de mens. Een ziel die leeft vanuit een dergelijke gelijkgezindheid van hart met God, is klaar voor de grootst mogelijke bloei van alle vermogens tot heiliging. Ooit zei de Meesteres van alle zielen dat een mensenziel zichzelf tot het uiterste kan motiveren om helemaal open te bloeien door zich elk ogenblik van haar leven voor ogen te houden dat God ononderbroken naar haar kijkt om vast te stellen in hoeverre Hij Zichzelf in haar weerspiegeld kan zien, en dat de mate van zuiverheid van dit spiegelbeeld bepaalt hoe hoog of hoe laag Hij de vruchtbaarheid van haar leven oordeelt. Daarom luidt het doel waarop elke mensenziel haar leven op aarde behoort te richten, 'beeld en gelijkenis van God te zijn'.

Precies omdat de mensenziel slechts in de wereld wordt gezonden om gedurende de haar door God toegemeten levensduur Gods Werken te helpen voltooien, en de dieren op de levensweg van de ziel worden gebracht als geschenken om de ziel te helpen vormen teneinde haar levensopdracht in dienst van God zo volkomen en zuiver (dus zo efficiënt) mogelijk te kunnen vervullen, worden mensenzielen door de duisternis veelvuldig aangevallen in hun gesteldheden naar de dieren toe. Het is de duisternis bekend dat de mensenziel gemakkelijk in haar vervolmaking kan worden gehinderd wanneer zij de haar geboden kansen om haar innerlijke gesteldheden te vervolmaken via omgang met dieren, vergooit. Hier ligt de verklaring waarom op deze wereld dagelijks zo veelvuldig liefdeloos jegens dieren wordt opgetreden.

De Heilige Maagd wijst er met de grootste klem op, dat zeer veel zielen zich geen rekenschap geven van het feit dat de veelvuldige liefdeloze omgang met dieren overal ter wereld, de vacht van duisternis die de Schepping bedekt, dagelijks immens verzwaart: Het gaat hier wereldwijd dag na dag om miljoenen overtredingen tegen de Liefde en miljoenen versmadingen van kansen die God uit Liefde schenkt opdat mensenzielen zich innerlijk zouden kunnen zuiveren om dichter tot Zijn hartsgesteldheden te naderen en Zijn Werken beter te kunnen helpen volbrengen. Wat de mensenziel hierdoor in werkelijkheid versmaadt, is ten eerste talrijke gelegenheden om haar eigen Eeuwige Gelukzaligheid veilig te stellen, en ten tweede de ontwikkeling van een groter vermogen om bij te dragen tot de wedergeboorte van Gods Rijk op aarde.

Zielen beseffen vaak nauwelijks dat zij door hun eigen verzuim om zich te heiligen, de grondvesting van Gods Rijk van Ware Liefde en Vrede helpen uitstellen. Daarom laadt elk verzuim van een ziel om haar eigen heiliging te bevorderen, een schuld op deze ziel. Met de woorden van de Koningin des Hemels Zelf uitgedrukt: Elke mensenziel draagt de heilige plicht om zich actief, bewust en vrijwillig te heiligen via elke gelegenheid die zij alle dagen van haar leven hiertoe door Gods Voorzienigheid krijgt aangeboden. De ziel die niet de haar geboden kansen grijpt om zich uit haar duisternis te bevrijden, blijft hierdoor tevens de bloei van de Ware Liefde en Vrede als vaste levensatmosfeer op de hele wereld uitstellen. Zo bestendigt zij ook haar eigen ongelukkig-zijn, aangezien elk schepsel deel uitmaakt van een netwerk waarin alle schepselen onderling met elkaar verbonden zijn. Elke handeling, elk woord, elke gedachte, elk gevoel en elk verlangen waardoor een ziel Licht (Liefde) verspreidt, brengt Licht (Liefde) in het hele netwerk, en alles waardoor zij duisternis (gebrek aan Liefde) verspreidt, brengt duisternis (liefdeloosheid in haar talloze uitdrukkingsvormen) in het hele netwerk. Zo draagt de ziel dus ook zelf de vruchten van haar eigen positieve gesteldheden, alsook de schade van haar eigen negatieve gesteldheden. Geen ziel leeft voor zich alleen; elke ziel, elk mensenleven beïnvloedt op uiteenlopende wijzen vele kanalen binnen het netwerk van de Schepping. Schijnbaar kleine gebeurtenissen of contacten tussen mensenzielen of tussen mensenzielen en dieren kunnen vaak het leven en de innerlijke gesteldheden van één of meer van de betrokken schepselen van richting doen veranderen of in een bepaalde staat vasthouden.

Laten wij even bedenken hoeveel miljarden contacten dagelijks op deze wereld plaatsvinden tussen mensenzielen en dieren (huisdieren, landbouwdieren, vissen in de zeeën, vogels in de lucht, insecten enz.), en trachten wij ons daarbij voor te stellen dat elk van die contacten is zoals een stroom tussen twee of meer schepselen. Deze stroom kan vervuld zijn van Licht (Liefde in haar vele uitingen) of van duisternis (gebrek aan Liefde, eveneens in vele mogelijke uitingen). Zo zien wij voor ons innerlijk oog dit reusachtig netwerk van stroompjes, dat de hele wereld omspant. Van de miljarden stroompjes die dagelijks tussen mensenzielen en dieren ontstaan (soms zeer kortstondig, soms van langere duur), zijn zeer vele eerder vervuld van duisternis dan van Licht. Niet slechts doelgerichte boosaardigheid, ook onverschilligheid of gevoelloosheid tijdens een contact is verantwoordelijk voor een gebrek aan Licht. Zo kunnen wij ons voorstellen hoeveel duisternis in het netwerk van Gods Liefde doorheen de Schepping aanwezig is. Deze duisternis weegt (drukt) op de schepselen en remt de vlotte doorstroming van Gods Liefde doorheen de hele Schepping. God is immers de Bron van alle Liefde (die de essentie – de draagstof – is van alle Leven), en deze Liefde is de draagster van het Licht in het netwerk. God laat ononderbroken Licht doorheen het netwerk stromen, doch in elk kanaaltje tussen schepselen die jegens elkaar niet zijn vervuld van gevoelens en intenties van zuivere Liefde, blokkeert deze stroming geheel of wordt zij minstens afgeremd.

God bemint elk van Zijn schepselen op gelijkaardige wijze. Niettemin zijn de stromen van Zijn Liefde naar een mensenziel toe het meest intens, niet omdat God een mensenziel als dusdanig 'meer bemint' dan een dier (Gods Liefde is ononderbroken volmaakt, ondeelbaar en daarom steeds totaal en zonder enige beperking of terughoudendheid), doch omdat de mensenziel, in tegenstelling tot de dieren, als enig wezen rechtstreeks actrice is binnen de uitvoering van Gods Heilsplan. De dieren zijn onrechtstreekse acteurs binnen dit Plan, wat betekent dat hun rol zich uitwerkt via de mensenzielen. De Heilige Maagd heeft er immers op gewezen dat de dieren mede-vormende opdrachten te vervullen hebben: Zij helpen de mensenziel vormen in haar heiligingsproces, via de wijzen waarop de mensenziel naar de dieren toe reageert, met hen omgaat, jegens hen ingesteld is...

Het resultaat, over de hele wereld beschouwd, van elk gebrek aan oprechte Liefde vanwege een mensenziel jegens een dier is daarom dat van een blokkade in een relatief intense stroom van Liefde en Licht. Dit betekent meteen dat de staat van Licht of duisternis van de Schepping als geheel in veel hogere mate wordt bepaald door de mensenzielen dan door de dieren. Een dier dat zich liefdeloos gedraagt, brengt minder duisternis over de wereld dan een mensenziel die zich liefdeloos gedraagt.

De Meesteres van alle zielen wees er vroeger overigens reeds op, dat de roofzucht onder de dieren die wij 'wilde dieren' of 'roofdieren' noemen, niet door God was bedoeld, doch door de erfzonde is ontstaan. Dit betekent niets minder, dan dat de mensenziel verantwoordelijk is voor deze ontsporing. De Koningin des Hemels onderstreept dat hier, in tegenstelling tot de wetenschappelijke visie, geen sprake is van een biologische wet (mutaties enz.), doch van een spirituele wet (fundamentele gedragsveranderingen op grond van een verzwakking van de mate waarin Gods Wet van de Ware Liefde zich heeft kunnen uitwerken, doordat de mensenziel deze Wet veelvuldig en zwaar heeft overtreden, en dit dagelijks wereldwijd in miljarden gevallen blijft doen).

Elk dier was geschapen met een vermogen om spontaan volkomen vreedzaam met al zijn medeschepselen om te gaan. Dit alles is veranderd door de erfzonde en verder verergerd door de ontelbare miljarden verdere zonden vanwege de mensheid doorheen alle eeuwen.

De mensenziel is de enige rechtstreekse actrice binnen de uitvoering van Gods Heilsplan omdat de mensenziel het enige schepsel is dat zich kan heiligen. Zij is tevens het enige schepsel dat kan zondigen. Dieren heiligen zich niet, en kunnen niet zondigen. In spiritueel opzicht maakt dit de dieren vrij van schuld voor de ontsporingen binnen Gods Schepping: Deze zijn uitsluitend toe te schrijven aan de afwijkingen van mensenzielen ten aanzien van Gods Wet van de Ware Liefde. Dit systeem werd door de Meesteres van alle zielen reeds uiteengezet in De Beekjes van het Heil.

Op dit principe is tevens de Belofte gebouwd, dat in het 'Messiaans Tijdperk' alle schepselen volkomen vreedzaam met elkaar zullen omgaan: Ook de wilde dieren (leeuw, adder enz...) zullen in hun oorspronkelijke staat van vreedzame natuur hersteld zijn, omdat de effecten van de erfzonde uit de Schepping verwijderd zullen zijn.

Hier ligt trouwens de diepe betekenis verborgen van het beeld van de Vrouw met de voet op de slang: De Heilige Maagd Maria Die in de voltooiing van de Tijd alle werken der duisternis van hun effecten berooft, nadat voldoende mensenzielen door totale en onvoorwaardelijke toewijding van hun hele wezen en hun hele leven aan Haar, jegens God te kennen hebben gegeven dat zij Zijn Meesterwerk van heiligheid, Licht en Liefde (Maria) erkennen in de volheid van Haar macht over de duisternis tot voltooiing van Zijn Werken van Liefde.

Ziehier de concrete bezegeling van Gods groot principe: God beschouwt geen van Zijn Werken als volkomen zolang het niet ten volle mede door mensenzielen uit hun eigen vrije wil en met hun actieve, bewuste medewerking is verwezenlijkt.

De mensenziel kan elk contact met een dier actief en bewust vervullen van Licht door het dier te benaderen vanuit een liefhebbend hart. Concreet betekent dit een hart dat is vervuld van respect, begrip, verdraagzaamheid, geduld en de vast wil om met het medeschepsel om te gaan in het bewustzijn dat het een bouwwerk van God is, en daarom zeer waardevol. God plaatst in elk schepsel Zijn handtekening. Dit betekent dat elk schepsel, zonder uitzondering, door God wordt getekend met een merkteken dat zegt 'dit wezen is van Mij uitgegaan, Ik heb het geënt met het Leven'. Het Leven is het meest onmiskenbaar bewijs voor Gods Tegenwoordigheid; niets kan het Leven dragen indien het niet van God is uitgegaan. Niets of niemand buiten God kan Leven geven. Daarom is elk levend wezen een bouwwerk van God, zelfs het schijnbaar meest onooglijke, want 'onooglijk' is het slechts in de ogen van de mens die het als dusdanig beschouwt. God Zelf kan geen enkel van Zijn schepselen als 'onooglijk' beschouwen, want Hij heeft het gemaakt vanuit de onfeilbaarheid van Zijn Hart, dat slechts dingen kan scheppen die een rol zullen spelen binnen de voltooiing van Zijn Werken en Plannen, en daarom nooit zonder waarde kunnen zijn. God schept niets 'zo maar', dus heeft ook het schijnbaar geringste voor God een waarde. Hij heeft het gemaakt omdat Hij in Zijn onfeilbare Wijsheid heeft geoordeeld dat het een rol kan spelen bij de voltooiing van Zijn Werken.

Dit alles maakt het ten volle begrijpelijk waarom de Meesteres van alle zielen reeds jaren geleden liet verkondigen dat de mensenziel niet slechts kan zondigen door een overtreding rechtstreeks tegen God of via haar gedragingen, woorden of innerlijke gesteldheden jegens een medemens, doch eveneens via gedragingen, woorden of innerlijke gesteldheden jegens een dier. Inderdaad, elk dier is door God gemaakt als een mogelijk instrument in de vorming van één of meer mensenzielen en als onrechtstreeks acteur in de ontwikkeling van Zijn Heilsplan, en speelt daarom op de ogenblikken van Gods Voorzienigheid vroeg of laat, kortstondig of langdurig (denken wij in dit laatste geval in het bijzonder aan huisdieren) een onrechtstreekse rol bij de voltooiing van Zijn Werken en Plannen en in de heiliging van mensenzielen. Om deze reden is het een grote en zwaarwegende vergissing, dieren niet als instrumenten van Gods Werken te beschouwen. Het feit dat dit niet steeds vanzelfsprekend lijkt (zoals in het geval van wilde dieren of van 'lastige' dieren zoals insecten), is in hoge mate toe te schrijven aan de duisternis die doorheen de eeuwen via overtredingen van mensenzielen in de Schepping is gebracht, waardoor de mensenziel heel vaak de handtekening van God in haar medeschepselen niet meer herkent, en bovendien bepaalde medeschepselen inderdaad niet meer beantwoorden aan datgene wat de mens zich bij een 'liefdevol wezen' voorstelt.

De Heilige Maagd laat met klem wijzen op de noodzaak dat zielen zich niet langer door de duisternis zouden laten misleiden tot de opvatting dat slechts verkeerde gedragingen jegens een medemens duisternis over de wereld brengen. Door zeer veel zielen te verblinden voor de diepe betekenis van liefdeloze gedragingen en liefdeloze innerlijke gesteldheden jegens dieren, is de duisternis er doorheen de eeuwen in geslaagd om ontelbare miljarden gelegenheden te scheppen waarbij zielen in contact met dieren duisternis hebben ontwikkeld. Hierdoor ligt het veelvuldig gebrek aan Liefde in vele uiteenlopende vormen mede aan de basis van een immense vergroting van de macht van de duisternis over deze wereld, en het betreurenswaardige is, dat dit grotendeels ongemerkt gebeurt en bovendien slechts zelden via menselijke wetten wordt beteugeld. Hier ligt de voornaamste reden voor de aandrang waarmee de Moeder Gods de mensenzielen oproept om te ontwaken uit hun verblinding in verband met hun gedragingen en gesteldheden jegens de dieren. Bij herhaling wees Zij er reeds op, dat de ingesteldheid van een mensenziel jegens dieren veel verraadt over de graad van spirituele rijping van deze ziel: Vaak verraden mensenzielen, die zichzelf voor christenen houden, hun gebrekkige staat van spirituele bloei door een duidelijk gebrek aan oprechte Liefde jegens dieren. In dit opzicht gelden de dieren duidelijk als mogelijke kanalen die er een mensenziel kunnen voor waarschuwen, dat zij de sleutel tot haar rozentuin heeft verloren: Dieren worden vaak door Gods Voorzienigheid gebruikt om mensenzielen tot het besef te brengen dat deze laatste niet de juiste gesteldheid van hart bezitten om in Gods ogen te gelden als vruchtbare werktuigen tot grondvesting van Zijn Rijk op aarde.

In gebed nr. 1239 roept Maria de zielen ertoe op, Haar te vragen dat Zij door de oneindige macht van Haar volmaakte Liefde elke handeling van Liefde die ergens ter wereld door mensenzielen ter wereld ten gunste van een dier wordt gesteld, zou vermenigvuldigen in kracht en uitstraling. Elke van Liefde vervulde handeling of gevoel is zoals een straal van Licht die doorheen het netwerk van de Schepping wordt gestuurd. De kracht van een dergelijke straal kan nog worden vergroot wanneer een ziel al haar handelingen, woorden, gevoelens en gedachten opdraagt (toewijdt) aan de Heilige Maagd, zodat Zij deze actief kan inzetten in de strijd tegen de duisternis, een strijd die van in den beginne de hele heilsgeschiedenis bepaalt en waarover Maria van God de leiding heeft ontvangen in Haar hoedanigheid als Koningin van de engelen en, bij uitbreiding, Meesteres van alle zielen.

Maria heeft de immense macht van een leven in toewijding aan Haar reeds vroeger uitvoerig toegelicht. Totale en onvoorwaardelijke toewijding aan Maria is een heilig verbond door hetwelk de ziel zich ertoe verbindt, haar hele wezen en haar hele leven in alle details uitdrukkelijk op te dragen aan de Heilige Maagd, opdat Maria dit alles moge kunnen gebruiken als grondstof voor de uitstorting van Genaden van Liefde en Licht over de hele Schepping. 'In ruil voor' deze volledige zelfgave van de ziel aan Maria geeft Maria Zichzelf helemaal aan de ziel, opdat deze zich, in de mate van haar openheid en ontvankelijkheid voor deze Hemelse Leiding, op een meer doeltreffende wijze moge kunnen heiligen. Alles wat in een gesteldheid van diepe toewijding en overgave aan Maria wordt opgedragen, wordt tot bron van Licht waaruit inzicht en bekering kunnen worden bereid voor zielen die verblind zijn en aan hun duisternis vasthouden, onder andere in hun gesteldheden jegens dieren.

Deze bereiding van Licht is wat Maria een 'explosie van Liefde' noemt. De kracht van deze explosie wordt bepaald door de intensiteit waarmee mensenzielen daadwerkelijk verlangen naar de overwinning van het Licht (de Ware Liefde) over de duisternis (alle uitingen van liefdeloosheid, die samen de hele Schepping ontwrichten). De Meesteres van alle zielen benadrukte reeds jaren geleden de noodzaak dat de mens zich zeer bewust zou worden van het feit dat alle ellende, alle chaos, alle leed en alle wantoestanden op deze wereld rechtstreeks voortvloeien uit de duisternis, wier macht wordt vergroot met elke overtreding tegen de Ware Liefde. Precies om deze reden maakt elke van Uw handelingen, woorden, gedachten, gevoelens en verlangens, en wel meer bepaald het gehalte van oprechte Liefde die U er bewust en gewild mee verbindt, een verschil voor de uiteindelijke evolutie van deze wereld in de positieve of in de negatieve zin.

In gebed nr. 1239 worden tien punten aangehaald, die samen ongeveer elke mogelijke overtreding tegen de Ware Liefde dekken. Een diepe ontleding van deze punten ligt niet in de bedoeling die de Hemelse Meesteres met deze onderrichting koestert. De Heilige Maagd vraagt met de grootste aandrang dat zielen deze tien punten geregeld diep zouden overwegen, want hun betekenis is immens en hun draagwijdte oneindig veel breder dan men op het eerste gezicht zou vermoeden. Deze punten zijn van meet af aan bedoeld geweest als punten tot bewustmaking van de veelheid aan verschillende gezichten waaronder de zonde (de overtreding tegen de Wet van de Ware Liefde) zich kan vertonen, en tevens van de mate waarin veel zielen voor de vormen van de zonde verblind zijn geworden, zodat deze in ontelbare gevallen achteloos wordt bedreven. Dit 'achteloos bedrijven' van talloze overtredingen tegen de Ware Liefde is precies wat de Meesteres van alle zielen verstaat onder het feit dat zoveel zielen 'de sleutel tot hun rozentuin hebben verloren': Niet alleen wordt op deze wereld op onvoorstelbaar grote schaal gezondigd tegen de Ware Liefde, bovendien merken veel zielen de meeste van hun overtredingen tegen de Liefde niet eens op, of doen zij er alles aan om deze weg te redeneren of te minimaliseren. Zo merken zij niet meer de ware staat van hun rozentuin, en kan deze als het ware vrij en onbelemmerd aftakelen.

Dit moge duidelijk maken via hoeveel wegen de duisternis haar macht over de zielen heeft weten te verstevigen, zodat niet alleen talrijke individuele zielen tot in de bodem van hun innerlijke gesteldheden zijn verziekt doch tevens de hele atmosfeer van onze wereld uitermate vruchtbaar is geworden voor het zaad van de werken der duisternis. Om te spreken in het beeld waarop deze onderrichting is gebaseerd: De zware ontregeling van de Schepping is niet slechts een gevolg van de teloorgang van vele rozentuinen (de innerlijke gesteldheid van mensenzielen), doch tevens van het feit dat ontelbare mensenzielen de sleutel tot hun rozentuin hebben verloren: Zij hebben geen voeling meer met hun eigen ziel, en lijken het vermogen te hebben verloren om Gods handtekening binnen in zichzelf terug te vinden. De ziel die de sleutel tot haar rozentuin zorgvuldig bewaart, vrijwaart hierdoor haar toegang tot het Hart van God Zelf, en tot het boek waarin Hij Zijn Wetten, Zijn noden, Zijn verlangens en Zijn voorstellingen met betrekking tot de Bestemming van Zijn Schepping en van Zijn zielen heeft opgetekend. Van dit boek ligt een kopij opgeslagen in de kern van elke mensenziel. De ziel leest en begrijpt het spontaan in de mate waarin zij waarlijk ontvankelijk is voor de Heilige Geest. Deze ontvankelijkheid wordt in de eerste plaats bepaald door de mate waarin een ziel vastberaden is om haar leven voor Gods Werken en Plannen te leiden in plaats van voor de verwezenlijking van eigen belangen en voorstellingen.

De geschiedenis van deze wereld kent voldoende voorbeelden waarin een oorlog na een langdurig schijnbaar overwicht van een bepaalde partij, niettemin werd gewonnen door de andere partij, niet zelden met grote veranderingen tot gevolg. Op dezelfde wijze leveren de tekenen voor het immense overwicht van de duisternis in de Schepping van onze dagen geen enkel bewijs voor het feit dat de duisternis het laatste woord zal hebben, integendeel: God heeft de uiteindelijke overwinning van het Licht beloofd, in het uur waarin de Vrouw de kop van de slang zal verpletteren (Maria zal op grond van het verlangen van Haar ware toegewijden naar de overwinning van Gods Liefde, Haar onbegrensde macht over de duisternis ten volle en voor de hele Schepping zichtbaar kunnen uitwerken): In dit uur zal God Zijn Rijk van volmaakte Liefde en Vrede op aarde grondvesten, en zal de Schepping het 'Messiaans Tijdperk' binnentreden, een Tijdperk waarin alle effecten van de werken der duisternis restloos zullen zijn verbrijzeld onder de macht van Haar, Die God vertegenwoordigt in de volheid van Zijn Liefde: Maria is de Spiegel van de volmaakte Liefde, wat Zij heeft aangetoond in Haar volmaakte zondeloosheid.

Elke zonde is een overtreding tegen de Wet van de Ware Liefde. De enige ziel die nooit heeft gezondigd, is daarom volmaakt in de Liefde. Om deze reden is de enige Zondeloze onder de geschapen mensenzielen de enige Ziel Die God volmaakt kan vertegenwoordigen naar de hele Schepping toe. In deze overwinning van Maria, die in wezen niets anders is dan de overwinning van God Zelf, zal de duisternis het diepst worden vernederd, want de kop van de slang zal niet rechtstreeks door God Zelf worden verpletterd, doch via de voet van een geschapen Vrouw Die Gods Wet tot in de absolute volmaaktheid heeft nageleefd en Haar leven lang al Haar handelingen en al Haar innerlijke gesteldheden heeft gericht op de voltooiing van Zijn Werken en de eindoverwinning van Zijn Liefde. Slechts deze gesteldheid kon Haar volmaakt geschikt maken als Tabernakel om de Verlosser, de Christus, in de wereld te dragen. Hier geldt dus ten volle dat de werken der duisternis worden verpletterd door de wil van een mensenziel om de Ware Liefde levenslang in de volmaaktheid te beleven.

De daadwerkelijk beleefde toewijding van mensenzielen aan de Heilige Maagd, de volmaakt smetteloze Spiegel van Gods Hart, wordt tot een generator van grondstoffen waaruit God Genaden van Licht voor de hele Schepping bereidt. De grondstoffen die het rijkste materiaal voor deze Genaden opleveren, zijn de van harte gedragen en toegewijde beproevingen en kruisen van het leven. Het ware christen-zijn is een levenshouding die is gericht op de actieve medewerking van de ziel aan de ontsluiting van de Verlossing die Jezus Christus, de Zoon van God, door Zijn Lijden en Kruisdood heeft afgekocht. Het is belangrijk, te beseffen dat de Christus de zielen niet eenvoudig door 'Lijden' heeft verlost, doch door 'Lijden in Liefde en overgave', dit wil zeggen door Lijden dat is doorstaan én aan de voltooiing van Gods Heilsplan is opgedragen zonder enig protest, met een hartsgesteldheid van actief beleefde Liefde en vanuit het verlangen dat het Verlossing moge brengen. Indien deze laatstgenoemde elementen ontbreken of niet voluit en onvoorwaardelijk aanwezig zijn, ontwikkelt het lijden niet zijn volle vermogen om tot Verlossing bij te dragen.

Dit is precies wat het verschil uitmaakt tussen 'toewijding naar de vorm' enerzijds en ware toewijding anderzijds: Toewijding naar de vorm wordt na het uitspreken van een toewijdingsgebed niet actief door handelingen en passende innerlijke gesteldheden ingevuld, terwijl ware toewijding bestaat uit een zeer concrete, actieve, bewuste en gewilde beleving van de gesteldheid van volle overgave van het eigen wezen en van elk detail van de levensweg aan Gods Plannen en Werken, opdat Hij dit alles moge benutten als aanvulling op de Werken van Christus.

Laten wij inderdaad nooit uit het oog verliezen dat God Zijn weldaden niet opdringt: Ook de Verlossingswerken zijn geen volgroeide bloemen die de ziel in de schoot worden geworpen, doch Goddelijk zaad met een immense bloei- en levenskracht, dat echter door elke individuele ziel uit eigen vrije wil moet worden aanvaard en actief moet worden gevoed en besproeid. Dit 'voeden en besproeien' gebeurt door een totale, ongeremde en onvoorwaardelijke oriëntering van het hart op de voltooiing van Gods Plannen en Werken, en het van harte aanvaarden van de beproevingen. Wij kunnen het zo beschouwen, dat slechts een ziel die de sleutel tot haar rozentuin zorgvuldig bewaart, met deze zelfde sleutel tevens haar Verlossing helpt ontsluiten, want de ziel die haar eigen innerlijke gesteldheid niet terdege herkent, mist alle oriëntatie die nodig is voor een ware bloei en dus voor een efficiënte bewerking van haar rozentuin.

De Heilige Maagd wijst erop dat het belangrijk is, dat de ziel begrijpt dat beproevingen niet steeds actief 'door God gewild zijn': Bepaalde beproevingen worden door Gods Voorzienigheid op de levensweg van de ziel geleid om deze telkens nieuwe gelegenheden tot groei en vervolmaking te bieden. Andere beproevingen echter, worden rechtstreeks veroorzaakt door duistere invloeden en geven uitdrukking aan de bedoeling van Gods tegenstander, de ziel ten val te brengen of haar door ondermijning van haar levenskracht of haar gemoed van richting te doen veranderen, opdat haar bijdrage tot de vervulling van Gods Werken bemoeilijkt of ontkracht moge worden. Van de ziel wordt niet verwacht dat zij ontwikkelingen op haar levensweg, die van de duisternis uitgaan, op zich goedkeurt. Niettemin kan de ziel ook dergelijke ontwikkelingen volkomen tegen de bron keren, waarvan zij uitgaan: In de mate waarin de ziel dergelijke beproevingen tracht op te vangen in een hart dat onverminderd op de voltooiing van Gods Werken van Liefde is gericht, zal zij ook dergelijke beproevingen van hun duisternis beroven en hen helpen omsmeden tot wapens waarmee de duisternis zichzelf schaadt. De ziel herkent dan weliswaar de duistere oorsprong van deze beproevingen, doch stelt er rechtstreeks Liefde tot God tegenover. Hierdoor valt de beproefde ziel niet ten prooi aan duistere gesteldheden doch wordt zij integendeel tot kanaal van Licht. Via zielen in een dergelijke levenshouding kan de duisternis haar werken niet voltooien en haar effecten niet over de Schepping uitspreiden, doch schaadt zij uiteindelijk zichzelf, want deze zielen stellen God in staat om deze duisternis te vervangen door Licht.

Zo heeft de lijdende Jezus het ook Zelf gedaan: Het Passielijden werd Hem vanuit hartsgesteldheden van duisternis bereid, doch Jezus begreep dat elk element ervan door de Goddelijke Wet zou worden ingepast in het Verlossingsplan, en Zijn alomvattende Liefde en Wil om te verlossen veranderden deze hele duisternis in een verblindend Vuur dat in eeuwigheid niet meer zou doven. De levensopdracht van elke christen bestaat uit een ononderbroken aanvullen van deze Verlossingswerken. De Passie van de Christus is een Goddelijk Werk en derhalve volmaakt, doch omdat God niets als voltooid beschouwt zonder de vrijwillige medewerking vanwege mensenzielen, worden ook de Verlossingswerken slechts daadwerkelijk ontsloten (dit wil zeggen: in de praktijk vruchtbaar) in de mate waarin zij met actieve, bewuste en gewilde inzet vanwege mensenzielen kunnen worden verbonden. De uiteindelijke grondvesting van Gods Rijk op aarde wordt daarom afgekocht door de mate waarin elke mensenziel ook in haar moeilijke ogenblikken de bewuste Liefde voor Gods Werken en doelstellingen in stand weet te houden, met andere woorden: de mate waarin zij zich bewust blijft van het feit dat zij bezig is, een levensweg te voltooien die in spiritueel opzicht door de God van Verlossing en heiliging is bedoeld als een voortzetting van de Kruisweg van Zijn Christus.

De vruchtbaarheid van een mensenleven in dienst aan Gods Werken wordt derhalve in de eerste plaats bepaald door de mate van overeenstemming van de hartsgesteldheden van de ziel met de gesteldheden vanuit dewelke Christus Zijn Leven op aarde heeft geleid: in volhardende Ware Liefde, in volle overgave aan Gods Werken en bedoelingen, en met de vaste wil dat elke handeling, elk woord, elke gedachte, elk gevoel en elk verlangen waarlijk bruikbaar moge zijn voor een concrete bevordering van de vervulling van Gods Wet van Liefde. Aangezien een mensenleven talrijke beproevingen met zich meebrengt, en de beproevingen de ogenblikken vormen waarin de ziel het scherpst met haar eigen zwakheden wordt geconfronteerd, worden de verdiensten van het leven hoofdzakelijk in die ogenblikken verzameld, of juist niet.

Waar christen-zijn is een zaak van ononderbroken dienstbaarheid aan Gods Werken en Plannen. Geen enkele ziel krijgt haar ene leven op aarde met de bedoeling dat zij dit leven voor zichzelf zou leiden. Precies dit maakt nederigheid, dienstbaarheid en zelfverloochening tot essentiële deugden om een leven te leiden dat voor God vruchtbaar is. Hoogmoed, zelfzucht en de behoefte aan erkenning en aan zich-belangrijk-voelen maken een ziel volkomen onvruchtbaar. Deze gesteldheden behoren dan ook tot de voornaamste wezenstrekken van de satan zelf.

Hoe méér de ziel leeft vanuit een gesteldheid van dienstbaarheid aan Gods Werken, des te méér vruchten kunnen haar beproevingen opleveren. De rijkste vruchten zijn zonder meer de genaden van bekering en inzicht voor zielen die niet of onvoldoende hebben begrepen dat zij door hun gebrek aan Liefde de wereld dieper en dieper in ellende helpen onderdompelen. Onze wereld is in een nooit geziene chaos, ellende en hemeltergende uitingen van leed verzonken, en het wonderbaar systeem van de hele Schepping wordt genadeloos beschadigd, dit alles door de ontwrichtende effecten van de miljarden uitingen van gebrek aan Liefde die zich dagelijks wereldwijd manifesteren. Alle ellende, chaos en leed kunnen wel degelijk van het aardoppervlak verdwijnen, op voorwaarde dat de mensenzielen op grote schaal en met volharding de ware zelfverloochenende Liefde beginnen te beleven jegens al hun medeschepselen, van welke soort ook. Zoals de Heilige Maagd reeds eerder heeft aangetoond, heeft elk schepsel op deze wereld een eigen rol te vervullen die door God is bedoeld als mogelijke bijdrage tot de voltooiing van Zijn Heilsplan, dat is bedoeld om te worden vervuld in de grondvesting van Zijn Rijk op aarde.

Gods Voorzienigheid tracht onophoudelijk schepselen met elkaar in verbinding te brengen teneinde de mensenzielen naar spirituele vervolmaking (heiliging) te helpen voeren. Daarom mag de ziel er niet licht van uitgaan dat een contact met een welbepaald medeschepsel geen betekenis zou hebben. Vele zielen ondermijnen hun eigen innerlijke Vrede en Geluk doordat zij de waarde versmaden van de medeschepselen die God dagelijks op hun weg leidt: Medemensen en dieren worden liefdeloos en/of onverschillig behandeld, waardoor niet slechts vele uitingen van Gods Liefde worden afgewezen doch tevens de gewetens in strijd komen over het onbewust besef van deze onbeschaamde houding jegens God Zelf.

Zo versmaden vele zielen niet slechts de talloze brugjes naar hun Geluk in dit leven, doch ook uiteindelijk hun Eeuwig Geluk in de Hemel. Jezus heeft de sleutel tot de hemelpoort opnieuw binnen het bereik van elke ziel van goede wil gebracht. Een ziel van goede wil is een ziel die haar vrije wil volledig één maakt met de Wil van God, dit wil zeggen: die volkomen nastreeft wat God Zelf wil bereiken. Een ziel kan geen ziel van goede wil zijn indien zij niet in alles strikt de Wet van de Liefde toepast, want zelfs het geringste gebrek aan beleving van de Ware Liefde laat de ziel reeds afwijken van Gods bedoelingen en maakt haar ongeschikt om Zijn Werken te helpen voltooien. Precies om deze reden is de Eeuwige Gelukzaligheid van de Hemel slechts bereikbaar voor de ziel die haar hele leven lang oprecht heeft gestreefd naar vervolmaking in de beleving van de ware, zelfverloochenende Liefde jegens al haar medeschepselen in het bewustzijn dat God dit zo heeft gewild voor haar Eeuwig Heil en voor het welzijn van de hele Schepping. Inderdaad, de ellende waarvan de wereld zozeer is vervuld, is de bittere vrucht van de dood van de Liefde, alsook van de meest uiteenlopende vormen van verontreiniging van de Liefde, in talloze zielen. De Liefde wordt voornamelijk verontreinigd wanneer zij meer op zichzelf en de eigen belangen en erkenning is gericht dan op de noden van de medeschepselen, en wanneer de ziel leeft vanuit de bestreving om in de eerste plaats materiële behoeften te bevredigen, dus winst te maken (wat vaak gebeurt ten koste van het welzijn van medemensen en dieren).

De Ware Liefde is de Goddelijke Grondwet, die het Leven draagt en de hele Schepping in evenwicht moet houden. De Ware Liefde is ook de maatstaf volgens dewelke elke mensenziel na afloop van haar leven op aarde door God wordt geoordeeld, omdat elke ziel slechts tot de instandhouding van de gezondheid en het evenwicht van Gods Schepping kan bijdragen in de mate waarin zij Gods Grondwet in praktijk heeft gebracht in alle details van haar leven tot en met haar diepste, meest verborgen innerlijke gesteldheden. Dit is de reden waarom de duisternis in de loop van de wereldgeschiedenis heel doelgericht elke mensenziel heeft aangevallen – en dit dagelijks wereldwijd blijft doen – op hun van God ontvangen vermogen tot liefhebben, want dit vermogen ontwikkelt zich in het centrum van het heiligdom van de ziel, op de plaats waar het de ziel is gegeven om God in zichzelf terug te vinden, men zou dus kunnen zeggen: in het midden van de rozentuin.

De Meesteres van alle zielen heeft het reeds bij herhaling beklemtoond: De macht van de satan wordt bepaald door de verleidbaarheid van de mensenzielen. In een ziel die niet wil afwijken van Gods Wet van de Ware Liefde, is de satan volkomen machteloos. De macht van de duisternis over deze wereld is precies zo groot geworden doordat talloze zielen hun leven hebben vervuld van doelstellingen die in geen enkel opzicht bijdragen tot de voltooiing van Gods Werken en Plannen. Zij stellen dan ook hun handelingen, spreken hun woorden en koesteren hun gedachten, gevoelens en verlangens overwegend vanuit gesteldheden die niet de Ware Liefde als leidraad hebben. De macht van de duisternis wordt extra geaccentueerd door de hoge mate waarin de satan erin is geslaagd om zielen te verblinden voor hun eigen gesteldheden alsook voor hun ware levensroeping, namelijk de dienst aan Gods Heilsplan als enige zin van het leven.

Sommige zielen gaan ervan uit dat zij machteloos zijn tegen de bekoring, dat deze hen plots overvalt en dat hen derhalve geen schuld treft wanneer zij steeds weer in bepaalde zonden vervallen. Dit is een dwaling. Elke ziel heeft de beschikking over een vrije wil, en kan te allen tijde elke bekoring zonder gevolg laten. Al dan niet op een bekoring ingaan, is een keuze die wordt bepaald door de mate waarin op het ogenblik van de bekoring de Ware Liefde in de ziel heerst. Een ziel die volkomen op de dienst aan Gods Werken en Plannen is georiënteerd, ervaart een onbelemmerde doorstroming van de Liefde tussen God en zichzelf, en van zichzelf naar haar medeschepselen toe, en verafschuwt op grond van deze doorstroming elke overtreding tegen de Liefde. Elke zonde is immers niets anders dan dit: een overtreding tegen Gods Wet van de Liefde. Een ziel die ervan uitgaat dat zij aan een bekoring geen weerstand kan bieden, bedriegt zichzelf. De inspiratie komt weliswaar van de duisternis, doch het ingaan op de inspiratie is steeds een vrije keuze.

Men kan het zo uitdrukken, dat door een bekoring een sleutel in het slot wordt gestopt, doch dat de ziel zelf de sleutel al dan niet omdraait en derhalve zelf beslist of de deur voor de satan wordt geopend of niet. Het geweten kan daarom worden beschouwd als de alarminstallatie en tezelfdertijd als de beveiliging van de ziel tegen inbraak door de duisternis. De Heilige Maagd wijst er steeds weer op, dat een ziel die leeft, voelt en denkt vanuit een oprecht verlangen dat het al haar medeschepselen goed moge gaan en dat deze waarlijk gelukkig mogen zijn en zich in elk opzicht goed mogen voelen, een afschuw voelt voor elke bekoring om een medeschepsel zelfs in het geringste schade, leed of kwaad te berokkenen.

De mate waarin een ziel intens verlangt naar het welzijn van al haar medeschepselen, vormt haar grootste verzekering voor een vruchtbaar en heilig leven dat uiteindelijk wordt bekroond met de Eeuwige Gelukzaligheid. De reden is, dat deze ziel te allen tijde volkomen bruikbaar is voor de verwezenlijking van Gods Plannen en Werken, die de grondvesting van Zijn Rijk van Ware Liefde en Vrede beogen.

In het beeld van deze onderrichting beschouwd, kunnen wij het zo uitdrukken: Vele zielen hebben de sleutel tot de rozentuin van hun ziel aan de duisternis weggegeven, zodat deze laatste hun zielsgesteldheden kan manipuleren en de bloeikracht van de rozen en de vruchtbaarheid van de grond vrij kan ondermijnen. Zolang de ziel haar geweten werkzaam en alert houdt, houdt zij ook de sleutel tot haar rozentuin zelf in handen, of eerder nog: laat zij God (respectievelijk Maria, wanneer zij zich oprecht aan Maria toewijdt) Heer/Meesteres over de sleutel zijn. Dit betekent concreet dat de ziel nog steeds zélf de beslissingen over het gebruik van haar sleutel in handen heeft, doch dat zij dit gebruik vrijwillig aan de manipulaties vanwege de duisternis onttrekt door zich volhardend in te zetten voor de ware heerschappij van Licht en Liefde in al haar gesteldheden en handelingen.

De ziel verliest de sleutel tot haar rozentuin wanneer zij deze aan de duisternis wegschenkt (door te kiezen voor duistere ingesteldheden en bestrevingen) of wanneer zij deze verwaarloost door onverschilligheid ten aanzien van de zuiverheid van haar eigen werken en innerlijke gesteldheden. In de beide gevallen maakt de ziel zich schuldig aan het verzuim om te kiezen voor een optimale benutting van de grootste schat die zij van God heeft gekregen met het oog op het verdienen van haar Eeuwige Gelukzaligheid: de sleutel tot haar rozentuin, het middel waarmee zij te allen tijde haar eigen rozentuin kan betreden om deze door de verdiensten van een goed gebruik van haar vrije wil in dienst van Gods Werken in stand te houden volgens de Goddelijke groei- en bloeiwetten, want de eigen rozentuin behoort uiteindelijk God toe: Hij is zoals een stuk grond dat de ziel voor haar leven op aarde in pacht heeft gekregen om het zo vruchtbaar mogelijk te maken, want het moet uiteindelijk worden ingelijfd bij het Rijk Gods.

De ziel die haar innerlijke gesteldheden niet volhardend op de verwezenlijking van Gods belangen gericht houdt, verliest spoedig de Ware Liefde in al haar gedragingen, woorden, gedachten, gevoelens en verlangens. Gebrek aan Liefde wordt door de satan schaamteloos uitgebuit om alle kanalen tussen de ziel en haar medeschepselen te verontreinigen.

Verontreinigde contacten tussen een ziel en haar medeschepselen komen tot uiting in handelingen en gesteldheden zoals mishandeling, agressie, gewelddadigheid, verwaarlozing, onverschilligheid ten aanzien van de gevoelens, behoeften of het lot van het medeschepsel, materialistisch gedrag (het medeschepsel uitbuiten enz.), in de steek laten, verstoten, ertoe bijdragen dat het medeschepsel te weinig voedsel krijgt, stroperij jegens dieren (waardoor deze vaak op ellendige wijze ter dood worden gebracht), allerlei misbruik (bijvoorbeeld via wedstrijdsport, circusattracties e.d.), verdrijving van dieren uit hun natuurlijk leefmilieu (voornamelijk door economische maatregelen zoals ontbossing, wegenbouw, maar bijvoorbeeld ook vuurwerk en onnatuurlijk lawaai zoals door openluchtconcerten en andere openluchtattracties).

Uiteindelijk ligt ook het gebrek aan Ware Liefde in de hartsgesteldheden van mensenzielen aan de basis van de grootschalige ontwrichting van het door God ingesteld evenwicht binnen het leefmilieu, met milieuverontreiniging en onevenwichten in de ecosystemen van land en zee, met zware gevolgen voor de hele Schepping. Ook onder de mensenzielen onderling vertoont het verlies van zuiver contact met God (= met de Bron van alle Liefde) zich in uiteenlopende vormen van ellende zoals oorlogen, hongersnoden, uitbuiting, onmenselijke leef- en werkomstandigheden, armoede, racisme, slavernij, discriminatie in verschillende vormen, vervolgingen. Dit alles berust op niets anders dan verontreinigde Liefde van mensenzielen jegens hun medeschepselen en jegens de hele natuur.

Het gebrek aan Ware Liefde en/of de vele uitingen van verontreinigde Liefde (die uiteindelijk is gericht op dienst aan de eigen belangen en voorstellingen) wijst reeds op de teloorgang van talloze rozentuinen, die zich hebben prijsgegeven aan de verwoestingswerken van de duisternis. Het gebrek aan oprechte interesse voor Gods verwachtingen ten aanzien van elke mensenziel rondt de werken der duisternis af: De zielen geven de toegang tot hun rozentuin vrij en onbelemmerd in de handen der duisternis, zij verliezen de sleutel waarover zij van God de hoede hadden gekregen, waardoor zij voortaan handelen, denken en voelen alsof zij zelfs geen rozentuin meer hebben.

In feite komt het verlies van de sleutel tot de rozentuin neer op goddeloosheid, respectievelijk op een open keuze om het eigen leven te laten dirigeren door de duisternis. Dit laatste betekent niets minder dan een herhaling van het 'non serviam' (ik zal niet dienen) dat de gevallen engelen jegens God hebben uitgesproken waardoor zij het rijk der duisternis hebben gegrondvest, het rijk van de hartsgesteldheid die wordt geregeerd door de liefdeloosheid, de gevoelloosheid, de onverschilligheid, de zelfzucht, de hoogmoed, de hebzucht en het gebrek aan dienstbaarheid. Dit zijn de gesteldheden die door de duisternis in zielen worden gezaaid opdat zij zouden worden tot werktuigen van verwoesting, chaos, ellende en dood.

Dit zijn aldus de gevolgen van het verlies van de sleutel tot de rozentuin van de ziel: De rozentuin is een stuk grond dat de ziel van God in bruikleen krijgt nadat het door Hem is voorzien van alle elementen die nodig zijn voor groei en bloei in overeenstemming met Zijn Wetten. De ziel wordt uitgerust met een geweten, waarin het vermogen huist om alle gedragingen en innerlijke gesteldheden van de ziel haar hele leven lang volmaakt in overeenstemming te houden met Gods verwachtingen en de Wet van de Ware Liefde. In zeer nauw verband met het geweten leeft in de ziel ook de aangeboren neiging om elk detail van haar leven helemaal af te stemmen op het bijdragen tot de verwezenlijking van de Werken en Plannen die God via de mensenzielen op aarde wil volbrengen. Zodra de ziel dit vermogen verwaarloost door de in haar gestorte belangstelling voor haar bijdrage tot deze verwezenlijking niet langer in stand te houden (onverschilligheid voor de Werken van de Ware Liefde, en de gewoonlijk daaruit voortvloeiende verblinding voor de eigen gesteldheden, voor het verschil tussen goed en kwaad en voor de nefaste gevolgen van elke overtreding tegen de Liefde), verliest zij de sleutel tot haar rozentuin: Zij geeft de controle over haar zielsgesteldheden in handen van de duisternis, en wordt hierdoor geleidelijk onbruikbaar voor Gods Werken.

Talloze sleutels zijn op deze wereld in handen van de duisternis gegeven, zodat de duisternis zich schijnbaar op grote schaal meester van de wereld heeft gemaakt en zij het aanschijn van Gods Schepping steeds méér laat aftakelen van een rozenparadijs tot een woestenij met slechts relatief weinig echt bloeiende rozentuinen. Ziehier de oorsprong van alle ellende, chaos en onrecht die wij om ons heen welig zien opschieten als onkruid dat onuitroeibaar lijkt: De duisternis heeft de heerschappij over talloze rozentuinen in handen gekregen, en is tevens meester over de sleutels die de toegang tot deze tuinen controleren. Dit betekent concreet een eindeloze manipulatie van deze wereld door de krachten die aan God vijandig zijn en die zich hebben gezworen, Gods Schepping restloos te zullen veranderen in een rijk van duisternis en dood door de uitwerkingen van Gods Wet van de Ware Liefde wereldwijd op grote schaal te verlammen. Zowel de verwaarlozing van de eigen rozentuin (door gebrek aan Liefde in haar vele gezichten) als het verlies van de sleutel tot de rozentuin (door onverschilligheid, gebrek aan motivatie en gebrek aan belangstelling voor de eigen levensroeping en –opdracht in dienst van de voltooiing van Gods Heilsplan, en door vrijwillige verblinding voor de staat van de eigen zielsgesteldheid) geven uitdrukking aan het feit dat de ziel zich van de spontane dienst aan God heeft afgewend en heeft gekozen voor een leven dat in feite de duisternis dient.

De macht van de duisternis over de wereld kan uitsluitend worden gebroken door een grondige en grootschalige wedergeboorte van de Ware Liefde in vele zielen, in combinatie met een intens verlangen van vele zielen om zichzelf grondig en eerlijk te leren kennen en de eigen zwakheden in de Liefde jegens alle medeschepselen oprecht en zonder trots te bestrijden. Dit verlangen kan slechts bloeien in de mate waarin een ziel zichzelf en de eigen vermeende belangen en behoeften achteruit stelt tegenover de belangen van God, dit wil zeggen: in de mate waarin een ziel bereid is om haar leven in alle details (niet slechts in haar handelingen doch evenzeer in haar meest verborgen innerlijk voelen en denken) volledig en volhardend te leiden in dienst aan de bevordering van de doorstroming van een echte zelfverloochenende Liefde jegens al haar medeschepselen.

Op deze wijze houdt de ziel de sleutel tot haar rozentuin buiten het bereik van de duisternis, en kan zij helpen verzekeren dat God en Zijn Werken van Licht een voelbaar overwicht in de wereld herwinnen. Laten wij nooit vergeten dat deze wereld niet is bedoeld om een poel van ellende, chaos en onrecht te zijn, doch om in elk opzicht een stevig en gezond fundament te worden tot de grondvesting van Gods Rijk op aarde.

In de mate waarin op deze wereld elke mensenziel een zuiver kanaal voor de doorstroming van Gods Liefde tussen alle schepselen wordt én wil worden, zal de Ware Liefde, die de essentie, de brandstof en draagster is van alle levenskracht, verheerlijkt worden in het wezen dat door God van in den beginne was bedoeld als de kroon op Zijn Werken: de mensenziel, die zich zo gewillig heeft overgeleverd aan de verwoestingswerken der duisternis. Op elke mensenziel individueel rust de verantwoordelijkheid, de sleutel tot de rozentuin onverdeeld onder Gods macht te bewaren, opdat het aanschijn der wereld voorgoed moge worden veranderd en geen andere Wet noch behoefte meer de wereld moge regeren dan deze van de Ware Liefde, het volkomen en onvoorwaardelijk verlangen naar het welzijn van elk schepsel dat uit God, de Bron van de Eeuwige Liefde, is voortgekomen.

In Liefde en ten dienste van de Vrouw, de Meesteres van alle zielen als Groot Teken van de volmaakte heiligheid van de mensenziel,

Myriam, juni 2018