TOTUS TUUS, MARIA !

DE HEMELSE KONINGIN ALS MEDEVERLOSSERES DER ZIELEN

Myriam van Nazareth

(hier volgt voorlopig de passage uit Mijlpalen in de unieke macht, verhevenheid en Glorie van de Heilige Maagd Maria over de hoedanigheid van Maria als Medeverlosseres).

De Heilige Maagd vraagt dat Zij in deze hoedanigheid zou worden herdacht op Paaszaterdag, de dag tussen Goede Vrijdag en Verrijzeniszondag, de dag waarop de Smart over de Kruisdood van de Messias zijn toppunt bereikte.

Maria’s hoedanigheid als Medeverlosseres is in de loop der jaren reeds fel aangevallen geweest. Kritiek op deze hoedanigheid is uiterst beschamend, vooral wanneer deze kritiek komt uit de monden van zielen die zichzelf als christenen beschouwen. Elke kritiek op deze hoedanigheid is een toegeving aan een bekoring die wordt ingegeven door een enorme vrees in de satan en in alle krachten der duisternis. Veel zielen vrezen dat de erkenning van Maria als Medeverlosseres neerkomt op een soort lastering aan God, want dat Maria daardoor zou worden gelijkgesteld met de Goddelijke Verlosser. De Hemelse Koningin wijst erop dat deze visie een gevaarlijke dwaalredenering is. Zij verklaart Haar stelling als volgt:

Vanaf Haar Onbevlekte Ontvangenis had God Maria voorzien als een Tabernakel dat, op voorwaarde van Haar volharding in een volkomen zondeloos leven, klaar en geschikt zou zijn om de Christus, de Goddelijke God-Mens, de Messias en Verlosser in Zich te dragen en Hem te baren in een menselijk lichaam dat was voorbestemd om via een alomvattende waaier van beproevingen en kruisen de Verlossing klaar te stellen voor elke mensenziel die spontaan en vrijwillig bereid zou zijn om haar wil te laten versmelten met de Wil van God Zelf. Maria maakte Gods verwachtingen helemaal waar, en kreeg daarom het unieke voorrecht van een uiterst verregaande versmelting van Haar emotionele, geestelijke en zelfs lichamelijke gewaarwordingen met deze van de God-Mens Zelf. Elk detail van de innerlijke gewaarwordingen van de God-Mens werd tevens in het Hart van Maria ontsloten, omdat Zij in staat moest zijn om in vertegenwoordiging van alle geschapen mensenzielen in Haar hele innerlijke leven in een staat van ononderbroken bruiloft te verkeren met God Zelf. God schonk Haar dit unieke voorrecht op grond van Zijn onfeilbaar oordeel om een welbepaalde reden en met een welbepaalde zin:

God heeft van meet af aan gewild dat al Zijn Werken en Plannen slechts volkomen ontsloten zouden worden (dit wil zeggen: dat deze zich slechts ten volle concreet zouden kunnen uitwerken) in de mate waarin deze hun volmaakte weerklank zouden vinden in de harten der mensenzielen. Dit kan slechts het geval zijn in mensenzielen die een zodanige graad van zuiverheid nastreven dat zij daadwerkelijk willen wat God wil, in volkomen zelfverloochening en zonder enig detail van hun doen en laten en van hun innerlijke leven te laten leiden door eigenbelang. Buiten Maria heeft geen enkele mensenziel in de geschiedenis van de Schepping ooit zo totaal aan deze Goddelijke verwachting voldaan. Geen enkel hart buiten dat van Maria was ooit zo volmaakt, zo totaal en zo ongeremd geopend en op God afgestemd, dat het klaar was om elke gewaarwording, elk verlangen, elke pijn, enzovoort, die leefden in het Hart van de God-Mens, onbelemmerd in zich te laten overvloeien en elke van deze gewaarwordingen ook zelf mee te dragen zonder ook maar één ogenblik lang te verlangen om van alle ermee gepaard gaande pijnen verlost te worden.

Het Hart van Maria heeft onmetelijk diep geleden onder de talloze gebeurtenissen, situaties en contacten vervuld van duisternis, door dewelke de Christus gedurende Zijn leven op aarde heeft geleden. Geen mensenziel kan de diepgang peilen van Maria’s innerlijke leven en van Haar eenheid met het Hart van Haar Goddelijke Zoon. Om deze reden heeft de satan het niet moeilijk om mensenzielen te inspireren tot een volslagen misplaatste interpretatie van de realiteit van Haar hoedanigheid als Medeverlosseres.

De Hemelse Meesteres stelt klaar en duidelijk: Zij is in de diepste zin van het woord de Medeverlosseres naast Christus (of 'met' Christus) omdat God Zelf dit zo heeft gewild. Dit betekent niet dat een geschapen mensenziel wordt gelijkgesteld met de Goddelijke Messias, doch dat deze ziel met de volheid van haar leven en van haar wezen aan alle Verlossingswerken van de Messias deel heeft mogen hebben en dit ook van harte en onvoorwaardelijk heeft gedaan. Maria heeft aan dit Goddelijk verlangen ten volle voldaan, zodat Haar persoonlijke inzet voor Gods Werken en Plannen, en de vrijwillige totale versmelting van Haar menselijke vrije wil met de Wil van God, Haar het voorrecht heeft verleend van een ongeëvenaard verregaande versmelting van Haar innerlijke leven met de gewaarwordingen van de Christus.

Maria was spiritueel zo hoog ontwikkeld dat Zij in zeer hoge mate alles aanvoelde wat in medeschepselen omging, zowel emotioneel als geestelijk als lichamelijk. Reeds tijdens de prille jeugd van de kleine Jezus voelde Zij in Haar lichaam elke pijn die Hijzelf moest ervaren toen Hij zich tijdens spel bezeerde. In de dagen van de Passie werd dit unieke vermogen in Haar in de volheid ontsloten, tot en met het absolute toppunt waarop Zij, toen Jezus het lichamelijke leven verliet, gedurende een ogenblik een hartstilstand leed (wat voor alle mensenzielen verborgen bleef – alles wat zich gedurende de Passie in het Hart, de Ziel en het Lichaam van de Moeder Gods voltrok, was slechts aan God en aan de engelen bekend; dit alles ligt in Goddelijk Mysterie besloten). Mensenzielen kunnen daarom helemaal niet oordelen dat Maria geen Medeverlosseres kan zijn: Geen enkele mensenziel kent de volle toedracht en omvang van de beproevingen en de mystieke eenheid met de Christus die Zij reeds alleen gedurende die uren heeft ervaren.

Zo ook, aldus verklaarde Maria ooit aan Myriam, is het nooit algemeen bekend gemaakt (omdat Zijzelf dit met klem heeft verhinderd teneinde de Christus in het volle Licht te laten blijven in plaats van Haar eigen rol in het Verlossingsplan te belichten) dat Zij ook in Haar Lichaam intens leed tijdens de uren van de Passie van Jezus: Op onzichtbare wijze moest Zij in Haar eigen Lichaam de elementen van het Lijden van de Verlosser ervaren, voor zover God dit toestond en voor zover Zij dit lichamelijk kon dragen.

Om deze reden is het beschamend dat veel zielen niet willen aannemen dat Maria in de ware zin van het woord Medeverlosseres is. Zij benadrukt dat dit niet wil zeggen dat Zij het Lijden van de God-Mens in de schaduw zou stellen, noch dat Zij Zichzelf op dezelfde hoogte van de Verlosser stelt, doch louter en alleen dat God Zelf verlangt dat de mensheid zou weten, erkennen en aanvaarden welke unieke rol Maria heeft gespeeld in de 'bekrachtiging' (in vertegenwoordiging van alle mensenzielen) van de Verlossingswerken, en om welke reden. Zij heeft met Haar hele leven getuigenis afgelegd van een uiterst verregaande eenheid met Haar Goddelijke Zoon, en heeft zelfs uit ongeëvenaarde nederigheid alles in het werk gesteld dat geen mensenziel iets van deze eenheid met de God-Mens zou kunnen vaststellen.

Precies dit laatste heeft de satan in staat gesteld om de mensenzielen op grote schaal in protest te brengen tegen de erkenning van Maria als Medeverlosseres met de drogredenering dat een dergelijke erkenning godslasterlijk zou zijn. Integendeel is het gebrek aan erkenning van deze hoedanigheid voor God een grote kwelling, en voor de satan een buitenkans om zielen op te zetten tegen de erkenning van de unieke grootheid van Maria als geschapen mensenziel en als bron van verpletterende macht over hemzelf en zijn werken en plannen van duisternis.

Reeds jaren geleden verklaarde de Meesteres van alle zielen aan Myriam dat de satan alles in het werk stelt om zielen op te zetten tegen de erkenning van grote attributen van Haar grenzeloze macht (deze als Meesteres van alle zielen, als Medeverlosseres en andere) uit immense vrees dat de grootschalige erkenning van deze attributen zijn invloed in de Schepping fataal zou verbrijzelen. Elk verzet tegen Maria’s hoedanigheden als Meesteres van alle zielen en als Medeverlosseres is daarom een toegeving aan een bekoring via dewelke de satan tracht te verhinderen dat Maria Haar grenzeloze macht ten volle over hem zou kunnen uitoefenen. Mogen de zielen dit ten volle begrijpen, en geen gevolg meer geven aan bekoringen om zich te verzetten tegen de erkenning van de macht, verhevenheid en Glorie van Maria.

In dienst van de Meesteres van alle zielen, Myriam.