TOTUS TUUS, MARIA !

DE KIEM VAN HEILIGHEID EN DE LEVENSROEPING

Beschouwing met Openbaring vanwege de Allerheiligste Maagd Maria

gegeven aan Myriam van Nazareth

De Meesteres van alle zielen schenkt een meditatiebeeld, dat Zij toelicht in de volgende woorden:

"Elke mensenziel draagt in zich een Goddelijke schat: de kiem van de heiligheid.

Deze kiem draagt de handtekening van God, en is voor de ziel derhalve als het ware haar certificaat van oorsprong, het teken van haar ontstaan in Gods Hart. Deze kiem is daarom tevens drager van de waardigheid van de ziel als mens.

De ziel is levenslang behoedster van deze Goddelijke schat, die zij wordt geacht, in stand te houden, te koesteren en te eren als haar verbinding met haar Schepper, haar Oorsprong en haar Eeuwige Bestemming.

De enige waardige hoede oefent de ziel over deze schat uit door een vlekkeloze beleving, toepassing en uitstraling van de ware, dit wil zeggen de zelfverloochenende Liefde.

Deze Liefde is het, die de kiem van de heiligheid, deze Goddelijke diamant, zijn pracht en zijn schittering verleent, waardoor de oprecht, onzelfzuchtig en onvoorwaardelijk liefhebbende ziel het Licht van God Zelf naar haar omgeving uitstraalt.

In de mate waarin de ziel de ware zelfverloochenende Liefde niet beleeft en deze niet toepast in al haar relaties en communicaties met God en met al haar medeschepselen, wordt de kiem van de heiligheid bedolven onder een laag stof en wordt zijn glans, zijn schoonheid, versluierd, zodat de ziel haar uitstraling verliest en steeds meer in duisternis wordt gehuld.

In de mate waarin dit het geval is, vermindert de verheerlijking die de ziel jegens haar Schepper betoont, en verzwakt haar verbinding met Zijn Hart, zodat geleidelijk aan ook de instroming van het Ware Leven vanuit Gods Hart in de kern van de ziel wordt belemmerd, niet op grond van enige remming van Gods wege doch op grond van het feit dat de ziel zelf zich steeds minder ontvankelijk maakt voor alles wat van God naar haar toe stroomt: Haar innerlijke gesteldheden zijn steeds minder in overeenstemming met de gesteldheden van God Zelf, zodat 'de tuin van de ziel' haar vruchtbaarheid voor alle Goddelijk zaad verliest.

De ziel verliest haar ware levenskracht. Om deze reden noemde Ik vroeger reeds een ziel in wie de beleving en toepassing van de ware zelfverloochenende Liefde is verzwakt en/of verontreinigd, een stervende ziel: het Goddelijk Leven stroomt geleidelijk uit haar weg.

In de kiem van de heiligheid ligt eveneens het ware levensprogram, de ware roeping, van de ziel: de verbintenis tussen haar en haar Schepper, krachtens dewelke zij zich als menselijk schepsel verbindt om haar ene leven op aarde te leiden in een gesteldheid van dienstbaarheid jegens God, zowel rechtstreeks jegens Hem en Zijn Werken van Liefde als via dienstbaarheid en hulpvaardigheid jegens al haar medeschepselen, met dewelke zij op aarde is verbonden in een netwerk. Dit netwerk wordt slechts in leven gehouden door instroming van Gods Liefde, die door elke mensenziel moet worden beleefd en van haar uit in zuiverheid moet doorstromen naar alle medeschepselen die door Gods Voorzienigheid op haar levensweg worden geleid, ongeacht of het daarbij gaat om een heel kortstondig contact dan wel om een langdurige relatie.

De kiem van heiligheid is drager van alle vermogens die de mensenziel in staat moeten stellen om het doel te verwezenlijken, dat God aan elke ziel bij haar schepping meegeeft: de heiligheid. Heiligheid is de staat van de ziel in dewelke deze met alles wat zij doet, zegt, denkt, voelt, nastreeft en wil, Heil over de wereld brengt, dit betekent: Gods Liefde en Gods Licht volledig en ongehinderd laat stromen en de verwezenlijking helpt bevorderen van de Plannen en Werken die God in Zijn Schepping wil verwezenlijken door tussenkomst van de mensenzielen, namelijk via het doen en laten, de gedachten, gevoelens, bestrevingen en verlangens van elke mensenziel.

Daarom is heiligheid de toestand van volkomen overeenstemming met Gods Wet en Gods Wil, dus van ongeschonden Goddelijke levenskracht. Heiligheid is dus een maat voor de toestand in dewelke de ziel leeft in volkomen harmonie met de door God bedoelde zijnstoestand van de mens, met andere woorden de maat waarin de ziel haar enige ware roeping in haar ene leven op aarde waarlijk aan het vervullen is.

De kiem van heiligheid is de grootste Goddelijke schat die elke mensenziel in zich draagt omdat hij de drager is van alles dat de zielenbloem nodig heeft om tijdens haar ene leven op aarde te bloeien, het parfum van de heiligheid te produceren en in de vorm van zelfverloochenende Liefde en dienstbaarheid om zich heen te verspreiden, en op grond van haar zijnstoestand als belichaming van de Wet van de Goddelijke Liefde de verdiensten te verwerven om de Eeuwige Gelukzaligheid van de Hemel te oogsten.

De ziel die haar kiem van heiligheid niet bewaart in de ongeschonden toestand waarin God hem heeft gemaakt en aan de ziel heeft toevertrouwd, levert hierdoor haar levensopdracht van dienst aan Gods Werken van Liefde uit aan de duisternis, die hierdoor de gelegenheid krijgt om alle werken en alle innerlijke gesteldheden van de ziel ten dienste te stellen van de werken en plannen der duisternis, die niets anders beogen dan de afremming, tegenwerking, verontreiniging, beschadiging en zo mogelijk verwoesting van alle Werken van God en daardoor van alle Liefde en alle uitingen van de ware zelfverloochenende Liefde in de wereld.

Daarom kan de kiem van heiligheid worden beschouwd als het wapen dat aan elke ziel wordt toevertrouwd voor de strijd die God via de mensenzielen voert tegen de duisternis met als doel: de grondvesting van Gods Rijk van volmaakte Liefde, Vrede, Geluk en Gerechtigheid op aarde. Elke ziel draagt jegens God een deel van de verantwoordelijkheid voor de uiteindelijke verwezenlijking van dit Goddelijk doel, via de wijze waarop zij haar kiem van heiligheid al dan niet tot volledige ontplooiing brengt. Deze kiem kan slechts zijn volle ontplooiing bereiken door een vlekkeloze beleving van Gods Wet van de ware zelfverloochenende Liefde tot God en tot alle medeschepselen.

Ziedaar meteen de ware levensopdracht van elke mensenziel: haar kiem van heiligheid ongeschonden bewaren, teneinde hem in het uur waarin God het oordeel over haar leven zal vellen, aan God terug te kunnen geven in een staat die getuigt van de mate waarin zij God en al Zijn Werken, met inbegrip van al haar medeschepselen, in zich heeft gekoesterd en geëerd als tekenen van de Ware Liefde, die de essentie en brandstof van alle Leven is. De maat waarin de kiem van heiligheid daadwerkelijk blijk geeft van het feit dat de ziel hem heeft gekoesterd, verzorgd en met oprechte Liefde heeft bewaard, bepaalt het oordeel dat op grond van de onfeilbare Wijsheid, Alwetendheid, Gerechtigheid en Barmhartigheid van God over de ziel zal worden uitgesproken, en daardoor ook de zijnstoestand in dewelke de ziel het Eeuwig Leven zal doorbrengen: de Eeuwige Gelukzaligheid, of de eeuwige verdoeming. De Eeuwige Gelukzaligheid kan hetzij rechtstreeks worden verworven, hetzij onrechtstreeks na een periode van loutering van de ziel in een proces van uitboeting tot vervolmaking van haar Ware Liefde. De eeuwige verdoeming is de zijnstoestand van de ziel die haar kiem van heiligheid in een zodanige mate heeft verwaarloosd en beschadigd dat deze niet meer verenigbaar kan worden met de zijnstoestand van God, Die de Bron van de absoluut volmaakte Ware Liefde is".

Myriam, oktober 2020

P.S.: Ooit gaf Jezus het volgende antwoord op Myriams vraag, wat de mensenziel waardig maakt om te bekomen dat Jezus haar levensweg samen met haar zou gaan, en dat Jezus in de H. Communie in haar binnenkomt:

"Het is de kiem van heiligheid in de ziel, die haar Mijn gezelschap waardig maakt, in de mate waarin de ziel deze kiem zuiver houdt. God heeft de kiem van heiligheid ook voorzien om een tabernakel te zijn".