TOTUS TUUS, MARIA !

DE KLUIZENAAR VAN HET HART

Beschouwing door de Allerheiligste Maagd Maria geïnspireerd

aan Myriam van Nazareth

De Vastentijd is een uitnodiging aan de ziel om zich grondig te reinigen en zich grondig te onthechten van alles wat haar verhindert om in volmaakte overeenstemming te zijn met Gods Hart. Alles wat in het hart en de geest, in de diepste innerlijke gesteldheden, gewoonten en patronen van denken, voelen en verlangen niet in overeenstemming is met Gods verwachtingen ten aanzien van de ziel en haar levenswijze, vermindert de vruchtbaarheid van het spiritueel leven. In de Vastentijd roept de Heilige Geest elke ziel naar de woestijn. De woestijn in deze zin is geen oord van dorheid, doch van leegheid aan wereldse invloeden en indrukken. De roep naar de woestijn is een roep voor de intrede van de hartsgesteldheid van de kluizenaar.

De kluizenaar trekt zich terug uit een veelheid van wereldse invloeden en indrukken om alleen te zijn met zichzelf, teneinde de diepste gesteldheden van het eigen hart te (her)ontdekken, en te leren zien hoe hij inwendig 'tikt', hoe hij op alles reageert en waarom, en wat diep in zijn hart niet in overeenstemming is met de roeping van zijn ziel binnen Gods Plannen en Werken. Zolang de ziel ondergedompeld leeft in de zee van wereldse invloeden, indrukken en contacten, leeft zij meer naar buiten toe gericht, en komt zij slechts minimaal tot beschouwing van zichzelf. Om deze reden is voor de moderne mens het eigen 'ik' vaak een grote onbekende. De duisternis misbruikt dit gretig om vele zielen in hoge mate te verblinden voor de eigen gesteldheden, in het bijzonder deze welke haar van het ware Goddelijk Leven verwijderd houden. Aangezien God de mensenziel heeft geschapen naar Zijn beeld en gelijkenis, is het Goddelijk Leven eigenlijk het vermogen dat de mensenziel in staat stelt om te leven vanuit innerlijke gesteldheden die haar daadwerkelijk op God doen lijken.

De hartsgesteldheid van de kluizenaar is de geest van contemplatie, van diepe bezinning over zijn spirituele roeping en bestemming, en over alles wat hem hindert om die roeping te vervullen in overeenstemming met Gods verwachtingen. Door de inkeer naar een beschouwing – het aanvoelen – van de diepste bewegingen en drijfveren van zijn hart, opent de kluizenaar de deur van zijn ziel voor een onbelemmerde communicatie met Gods Geest en wordt hij, in de mate van de oprechtheid van zijn bestrevingen en van zijn oordeel over zichzelf, in staat gesteld om zichzelf steeds méér te zien zoals God hem ziet.

In de mate waarin de kluizenaar zijn wil in overeenstemming brengt met Gods Wil en daarbij alle trots over zichzelf laat varen, zal hij komen tot een zelfkennis die hem al zijn zwakheden en al zijn afwijkingen van Gods verwachtingen ten aanzien van zijn levenstaak zal tonen. Naarmate zijn hart zich in alle oprechtheid zuivert van alle gehechtheid aan de eigen persoonlijkheid, aan zijn zelfbeeld en het oordeel dat hij van anderen over zichzelf verlangt, zal deze zelfkennis hem aansporen tot een grondige zuivering van alles wat hem van God verwijderd houdt, want een gezuiverd hart is een hart dat slechts verlangt naar eenheid met de Eeuwige Liefde en naar een vlekkeloze toepassing van die Liefde in het eigen dagelijks leven.

Wanneer de kluizenaar na een ware zuivering opnieuw in contact treedt met de invloeden en contacten der wereld, zullen deze voor hem niet meer het belang hebben dat zij vóór zijn zuivering hadden, omdat de geest der wereld zich nu aan zijn gezuiverd hart vertoont in al zijn nutteloosheid, zijn zinledigheid in het kader van de voltooiing van de ware roeping als mensenziel in dienst van Gods Werken en Plannen voor de hele Schepping, en met al zijn valstrikken voor de vruchtbaarheid van het zielsleven.

De grote en blijvende vruchten van een oprechte terugtrekking van het hart in de gesteldheid van de kluizenaar zijn:

  1. de wedergeboorte van het natuurlijk verlangen dat God in elke ziel legt als de grootste drijfveer voor al haar doen en laten: het alles overheersend verlangen om te leven in volmaakte overeenstemming met Gods Wil en verwachtingen, op zodanige wijze dat het hele doen en laten, alle denken, voelen, verlangen en bestreven en alle innerlijke gesteldheden concreet bijdragen tot de verwezenlijking van Gods Heilsplan voor de hele Schepping en de grondvesting van Gods Rijk op aarde;
  2. een vernieuwd vermogen tot oordelen over de echte waarde van de eigen innerlijke gesteldheden, de eigen gewoonten en patronen van denken, voelen, handelen en reageren voor de groei en bloei van de ziel, en over de mate waarin dit alles de ziel dichter bij Gods Hart kan brengen, respectievelijk haar van God kan verwijderen;
  3. de dood van elke neiging tot terugkeer naar de geest der wereld in de eigen innerlijke gesteldheden, gedragspatronen en verwachtingen over het eigen leven, met inbegrip van de dood van gewoonten die onvruchtbaar zijn voor de bloei van de ziel, dit alles omdat de ziel niet langer haar eigen vijand wil zijn op de weg waarop elke ziel is geroepen: de weg naar Gods Hart.

In de mate waarin de ziel de inkeer naar de gesteldheid van de kluizenaar niet voldoende, niet in volle oprechtheid en/of zonder ware onthechting van haar neiging tot trots, zelfverheffing of vasthouden aan de eigen persoonlijkheid en de eigen neigingen en verwachtingen heeft voltrokken, zullen de bovenvermelde vruchten niet waarlijk rijpen en daardoor geen echt voedsel voor het spiritueel leven in zich dragen.

De Vastentijd wordt de ziel geboden als een jaarlijks terugkerende uitnodiging van Gods Geest om door uitroeiing van het onkruid der wereld en verwijdering van al zijn zaad uit de ondergrond van de ziel de verwilderde zielentuin te herscheppen in een paradijs dat bloeit volgens het ontwerp van God Zelf. Deze herschepping moet gebeuren door de verwilderde tuin eerst en vooral te hervormen tot een woestijn. Deze woestijn is slechts een woestijn voor de zinnen, want de ondergrond bestaat niet uit zand doch uit nieuw zaad dat slechts wacht op de ploeg van de vereniging van de vrije wil van de ziel met de Wil van God, om wortel te schieten en onder de malse regens der genade en de zon van een intens beleefde Ware Liefde open te bloeien tot een volkomen nieuwe tuin zonder onkruid en met bloemen, heesters en bomen die waarlijk bloeien volgens Gods Wetten.

De grond is aan elke ziel gegeven. De regen komt dagelijks volgens de beschikkingen van Gods Voorzienigheid. De zon van de Ware Liefde straalt op elke grond, doch schenkt slechts het Ware Leven in de mate waarin de pachter van de grond, de mensenziel, zijn vrije wil volkomen en onverdeeld in overeenstemming verlangt te brengen met Gods Eeuwige Wetten. De hartsgesteldheid van de kluizenaar is het proces waarbij de ziel bewust, gewild en actief haar vrije wil stap voor stap in Gods Wil laat overvloeien. Deze gesteldheid schiet in de ziel slechts wortel in de mate waarin zij zich intensief zuivert van de invloeden der wereld, die niet slechts van buitenaf op haar inwerken, doch in de loop van het leven op aarde in de ziel worden opgenomen, de kans krijgen om diep in het hart wortel te schieten, en daar worden gevoed en begoten door de zelfzucht in haar vele verschillende gedaanten.

De Vastentijd is niet de enige tijd waarin God oproept tot deze herschepping. Elk ogenblik van het leven op aarde draagt in zich voor de ziel een ononderbroken oproep tot deze gewilde, bewuste en actieve hervorming, weg uit de geest der wereld en naar de volle verwezenlijking van de geest van het Goddelijk Leven. De Vastentijd is slechts een zich jaarlijks herhalende noodkreet tot de ziel die in zich het vermogen en de wil tot vereniging met Gods Hart heeft uitgehongerd door alle zielenvoedsel dat God haar ononderbroken heeft ingestort, grotendeels of zelfs volledig te besteden aan haar talloze gehechtheden ten aanzien van het werelds leven en alle materiële behoeften die het bevredigd wil zien. Zodra dit vermogen en deze wil zich door diepgaande zuivering van de ziel hebben hersteld, wordt het leven één doorlopende Vastentijd, die echter het zaad voor onvermoede rijkdommen aan voedsel voor de Eeuwige Gelukzaligheid in de bodem van de zielentuin uitstort.

De gezuiverde ziel die God in de kern van haar hart waarlijk heeft teruggevonden, zal de woestijn van een leven in onthechting van de invloeden der wereld nooit meer waarnemen als een zandvlakte, doch als een paradijselijke oase, want haar ogen kijken niet langer naar de dorheden der wereld, doch zien de Beloften van het Eeuwig Rijk reeds in het eigen hart verschijnen. Zij herkent voortaan ook de ware aard van de wereldse genoegens: Deze zijn niets méér dan luchtspiegelingen, die niet het voedsel in zich dragen dat zij beloven voor ogen die niet dieper kijken dan de oppervlakte der dingen. In deze ervaring wordt de ziel tot levenslange kluizenaar, want zij verlangt naar niets anders meer dan naar de nabijheid van de God van Wie zij is uitgegaan en naar Wie zij reeds in haar hart is teruggekeerd. Zij jaagt dan niet langer beloftevolle beelden na, die spoedig luchtspiegelingen blijken, doch herschept haar eigen zielengrond tot een blijvende oase waarin zij te allen tijde het water van Goddelijk Leven drinkt en de vruchten eet die niet slechts de wereldse zinnen bevredigen, doch Gods Troon in de kern van haar innerlijk leven helpen verstevigen.

Myriam, maart 2017