TOTUS TUUS, MARIA !

DE ZAADJES VAN DE EEUWIGE LENTE

Beschouwing door de Allerheiligste Maagd Maria geïnspireerd

aan Myriam van Nazareth

Bij de inspiratie van de volgende beschouwing sprak de Meesteres van alle zielen als volgt:

"Zeer veel zielen, ook onder de christenen, hebben elke kijk op de essentie van het leven, datgene waartoe zij waarlijk op aarde zijn en dat al het wereldse ver overstijgt, verloren. Zij zien hierdoor ook niet langer de zin van hun leven. Deze blindheid vormt een ernstige bedreiging voor de vruchtbaarheid van het hele christendom en van elke individuele ziel met het oog op Gods uiteindelijk doel met de Schepping: de grondvesting van Zijn Rijk op aarde als spiegelbeeld van het Hemels Rijk. Daarom geef Ik je de volgende beelden en stort ook deze leerstelling in je hart in het kader van de Wetenschap van het Goddelijk Leven". (Maria, juni 2015)

Elke mensenziel is op aarde om een levensopdracht te vervullen in dienst van Gods Heilsplan, en derhalve als werktuig voor het volbrengen van Gods Werken binnen de Schepping. De ziel is dus niet het middelpunt van de Schepping, noch van haar eigen leven: Alles draait uitsluitend om God. God is er niet voor de wereldse behoeften van de zielen, de zielen zijn er integendeel voor de vervulling van Gods Heilsplan, dat elke individuele ziel het Eeuwig Geluk wil bereiden en de Schepping als geheel wil maken tot een systeem waarvan alle onderdelen samenleven in een volmaakte harmonie en Vrede. Deze volmaakte harmonie is slechts mogelijk in de mate waarin elke mensenziel de Ware Liefde, de Goddelijke levenskracht die de Schepper onophoudelijk doorheen de Schepping stuurt, optimaal in zich benut en onbelemmerd naar al haar medeschepselen toe verspreidt. In de mate waarin de mensenziel de ware, onvoorwaardelijke Liefde daadwerkelijk beleeft en in toepassing brengt, verhoogt de staat van genade van de mensheid als geheel. De Schepping heeft de Ware Vrede verloren door de erfzonde en alle daarop volgende zonden van de mensenzielen. De staat van genade van de mensheid als geheel is de factor die de staat van Vrede en harmonie van de hele Schepping bepaalt.

Op de mensenziel rust derhalve de verantwoordelijkheid voor de toestand van de hele Schepping. Inderdaad, God heeft de mensenziel bedoeld als een spiegel voor Zijn Tegenwoordigheid in de Schepping: De mensenziel in de staat van spirituele bloei en zuiverheid zoals God haar heeft bedoeld, zou in staat zijn om elk schepsel de nabijheid van God Zelf te laten ervaren. Zuiverheid werd immers ooit door de Koningin des Hemels gedefinieerd als de mate waarin de ziel in staat is om Gods Licht onbelemmerd door te geven, en zij aldus voor haar omgeving een spiegel van God Zelf is.

God heeft de mensenziel geschapen als kroon op Zijn Scheppingswerken. Van elke mensenziel verwacht Hij dat zij Hem vertegenwoordigt, dit wil zeggen dat zij Zijn Tegenwoordigheid voelbaar moet maken voor al haar medeschepselen. In de mate waarin een ziel erin slaagt, aan dit verlangen te voldoen, groeit zij in heiligheid. Heiligheid betekent: het vermogen van de ziel om door al haar handelingen, woorden, gedachten, gevoelens en bestrevingen Heil over de Schepping te brengen en derhalve Gods Heilsplan te helpen voltooien. Het uiteindelijk doel van Gods Heilsplan is de grondvesting van Gods Rijk van volmaakte Liefde en Vrede en volmaakte harmonie tussen alle schepselen op aarde, waardoor de Schepping als het ware de stoffelijke spiegel zou zijn van het Hemels Rijk, dat niet stoffelijk is.

Elke mensenziel die in de wereld komt, draagt in wezen deze opdracht in zich als haar eigenlijke roeping, de enige ware zin van haar leven: Zij leeft uiteindelijk slechts om Gods Heilsplan te helpen vervullen. Om dit te verwezenlijken, rust God elke ziel uit met specifieke vermogens, talenten en gaven, en stort Hij in elke ziel onophoudelijk inspiraties en genaden uit, die zijn bedoeld om haar te helpen, haar specifieke vermogens, talenten en gaven optimaal te laten renderen teneinde haar ware levensdoel met vrucht te kunnen bereiken: het leveren van een optimale bijdrage tot de voltooiing van Gods Heilsplan met de hele Schepping.

De door God voor de mensenziel bedoelde hoedanigheid, 'spiegel van Zijn Tegenwoordigheid te zijn', is geen automatische verworvenheid. De ziel moet dit waarmaken, door eigen aanhoudende inspanningen en dus door een manifeste wil om te zijn en te handelen zoals God dit graag zou zien. De ziel is op aarde het voorwerp van een ononderbroken strijd tussen Licht en duisternis. Het Licht is het geheel van de Werken die God, bij voorkeur via de mensenzielen, tracht te volbrengen. De duisternis daarentegen, is het geheel van alle werken die de tegenstrever van God, de satan, in de wereld wortel tracht te doen schieten. De satan (de duivel, die in den beginne nog Lucifer heette en de hoogste in rang onder de engelen was) kwam door zijn opstandigheid tegen Gods Plannen ten val en werd uit de Hemel verstoten. Hij kreeg echter van God de toelating om de mensenzielen te beproeven. Deze toelating werd door God gegeven omdat God wilde vaststellen in welke mate elke mensenziel bereid was (en is), haar vrije wil van harte te gebruiken voor dienstbaarheid aan Gods Plannen en Werken. God wil Zijn Werken inderdaad bij voorkeur verwezenlijken via samenwerking met de mensenziel en met haar volle instemming en haar oprecht verlangen naar de verwezenlijking van Zijn Plannen. God dringt Zijn weldaden niet op, de mensenziel moet Hem tonen dat zij deze wil, en wel om deze volkomen in Zijn dienst en voor de verwezenlijking van Zijn Plannen uit te werken, waarbij zij haar eigen verlangens ondergeschikt moet maken tegenover deze van God.

Naarmate de ziel zich vrijwillig en van harte in dienst van Gods Werken en Plannen stelt, werkt zij mee aan de Werken van het Licht en verhoogt zij hierdoor haar staat van heiligheid alsook de staat van genade van de hele Schepping: Zij brengt dan Heil over de Schepping. De ziel wordt in haar intenties om het goede te doen (dit wil zeggen: om mee te werken aan Gods Werken) constant tegengewerkt door de satan, die zich tot doel heeft gesteld, Gods Werken en Plannen onuitvoerbaar te maken, respectievelijk deze te verwoesten. Om dit te bereiken, tracht hij de mensenziel onophoudelijk van God weg te trekken en haar verlangens en bestrevingen in dienst van zijn werken van duisternis te stellen. Dit betekent concreet dat de satan zich tot doel stelt, in elke mensenziel het vermogen tot beleving van de Ware Liefde te verwoesten.

Om vruchtbaar te zijn voor de opdracht waartoe de ziel werkelijk in de wereld is gestuurd, moet zij elk ogenblik van haar leven in haar hart zo intens mogelijk met God verbonden blijven, teneinde diep in haar eigen wezenskern Gods leiding te ontvangen en deze constant in verbinding te brengen met de zelf ontvangen talenten en hoedanigheden. Gods leiding is zoals de voeding, de 'meststof' die alles wat in de akker van de ziel aan zaad voor Werken van Licht verborgen ligt, tot leven moet wekken en vruchtbaar moet maken.

Alles wat in het leven van de ziel op aarde gebeurt, dient uitsluitend tot haar spirituele ontwikkeling, en moet door haar op een zodanige wijze worden benut dat het kan bijdragen tot de vervulling van haar levensopdracht. Om deze reden tracht Gods Voorzienigheid de ziel te leiden en te begeleiden op haar weg doorheen het leven. De levensweg bestaat in wezen uit een aaneenschakeling van talrijke gebeurtenissen en situaties, waarop de ziel telkens op de meest uiteenlopende wijzen kan reageren, zowel inwendig als uitwendig:

  • inwendige reacties zijn deze welke zich in hart (gevoelens) en geest (gedachten) van de ziel afspelen en daar in aanraking met de reeds aanwezige bagage aan ervaringen en herinneringen maar ook aan talenten, vermogens, de gesteldheden van elk ogenblik en de voortdurende genadewerking in de meest uiteenlopende vormen, de spirituele ontwikkeling van de ziel vorm helpen geven.
  • uitwendige reacties zijn de gedragingen van de ziel naar buiten toe, in handelingen, woorden, mimiek, en alles waardoor de ziel bewust of onbewust signalen geeft naar haar omgeving toe (bijvoorbeeld tranen).

De dingen der wereld zijn van ondergeschikt belang omdat het leven op aarde geen doel op zich vormt, doch slechts een overgang is naar het Ware Leven van de ziel in de Eeuwigheid. Geen enkele van de gebeurtenissen op de levensweg van de ziel op aarde vormt een doel op zich. Zij zijn niets dan middelen om de ziel te helpen vormen (haar terug te helpen keren naar Gods model, zoals Hij haar had bedoeld) en om haar de gelegenheid te geven om offers te brengen tot vergoeding van de zondenschuld vanwege de hele mensheid tegenover de Goddelijke Gerechtigheid. De medewerking van de mensenziel met God voor de verwezenlijking van Zijn Werken en Zijn Heilsplan bestaat namelijk in:

  1. de verspreiding van haar Liefde doorheen alles wat zij doet en zegt en alles wat in haar omgaat;
  2. de vrijwillige verbinding van alle beproevingen van haar leven op aarde met het Verlossend Lijden dat door Gods Zoon Jezus Christus als God-Mens op aarde is gebracht. God heeft het zo beschikt, dat aan alle lijden, beproevingen, offers en verstervingen die vrijwillig en met Liefde aan God worden opgedragen (toegewijd), een kracht wordt toegekend waardoor elementen van de schuld, die door de zonde (= elke afwijking ten aanzien van Gods Wet van de Ware Liefde) op de mensheid wordt geladen, worden afbetaald. Zo heeft God voor de mensenzielen middelen voorzien om de duisternis uit haar zondigheid te compenseren (te verlichten, 'af te betalen') door Licht dat zij kan ontwikkelen door middel van de stroomgenerator die 'Ware Liefde' heet.

Niets, geen enkele element van het leven op aarde, heeft dus een betekenis, zin of belang op zich, doch staat uitsluitend in functie van de vorming van de ziel in haar groei naar de heiligheid (de vervolmaking als mensenziel) en in functie van de levensopdracht en de rol die de ziel te vervullen heeft als de door God van haar verwachte persoonlijke bijdrage tot de voltooiing van Zijn Werken en Plannen. Voor God is hierbij essentieel, dat de ziel vrijwillig, dus uit zichzelf, Liefde wil opbrengen, en wel in totale verloochening van datgene wat zij als haar eigen belangen kan beschouwen, en dat zij elke inspanning daartoe in verbinding brengt met het Voorbeeld dat haar door God Zelf via Jezus Christus is gesteld. De gouden weg om dit te doen, is de zielen door Jezus Zelf gegeven terwijl Hij Zijn Verlossingswerk op het Kruis voltooide: de weg van de totale, onvoorwaardelijke en levenslange toewijding aan de Heilige Maagd Maria, waardoor de ziel zichzelf, haar hele wezen en alle details van haar leven, in Maria’s handen legt opdat Zij soeverein daarover zou beschikken tot maximale vruchtbaarheid van de ziel in dienst van Gods Heilsplan, en waarbij de ziel met Maria een verbond sluit op grond waarvan de Moeder Gods haar hele leven kan en mag helpen besturen.

Gods Voorzienigheid schept tevens gelegenheden voor contacten tussen schepselen, teneinde de mensenzielen spiritueel te helpen vormen en hen te helpen in hun ontwikkeling naar vervolmaking toe. Bepaalde contacten zijn kortstondig, andere van langere duur. Deze contacten kunnen leiden tot relaties van uiteenlopende aard, intensiteit en duurzaamheid. Bepaalde van deze relaties kunnen aanleiding geven tot echte verbonden die de mensenziel met één of meer medemensen (een huwelijk, de band tussen ouder en kind, enzovoort) en zelfs met dieren (huisdieren...) aangaat. Dergelijke verbonden zijn contracten die de mensenziel met een medeschepsel sluit met God als getuige, en die neerkomen op een relatie die moet worden gebouwd op een stevige fundering van onvoorwaardelijke, onzelfzuchtige Liefde en zorgzaamheid. Al deze contacten en relaties dienen uiteindelijk één enkel doel: de vervolmaking van de mensenziel in de beleving en de verspreiding van de Ware Liefde, die de brandstof van de Schepping en het medium voor de voltooiing van Gods Heilsplan met de grondvesting van Gods Rijk op aarde is.

Elke invloed vanwege medemensen die elementen van werelds denken en bestreven in zich draagt, zal, mits en in de mate waarin de ziel in haar hart met God verbonden blijft, door haar worden herkend als een werk van duisternis, bedoeld om haar spiritueel evenwicht te verstoren, haar van de voor haar bestemde weg af te brengen, en de kracht en de zuiverheid van haar werken en haar innerlijke gesteldheden te schaden. Om deze reden zal de ziel die zich volkomen door Gods Geest laat leiden, dergelijke invloeden resoluut naast zich neerleggen, d.w.z. deze toewijden en hen daarna van hun kracht beroven door niet toe te staan dat zij haar innerlijke gesteldheden blijvend naar deze van de duisternis toe zouden trekken. De toewijding van alle elementen van het aardse leven, alsook van alle innerlijke gesteldheden en alle ervaringen van de ziel, kan worden beschouwd als het overkoepelend verbond dat door God is voorzien om de spirituele vruchtbaarheid van het leven van de ziel op aarde te vervolmaken. God heeft de totale, onvoorwaardelijke en levenslange toewijding aan de Heilige Maagd Maria voorzien als de gouden weg om het leven en de spirituele bloei van de ziel te bekronen en haar bijdrage tot de verwezenlijking van Zijn Heilsplan te optimaliseren.

Omdat het voor God zo essentieel is dat de mensenziel de beleving van de Ware Liefde in haar leven naar de volmaaktheid zoekt te voeren en de haar geschonken vermogens en genaden optimaal zoekt te ontplooien teneinde in staat te zijn tot een maximale bijdrage tot de verwezenlijking van Gods Heilsplan, bedient de duisternis zich voor haar verwoestingsplannen van middelen die deze ontwikkeling (die wij kennen als de 'spirituele ontwikkeling' van de ziel) kunnen ondermijnen. Het is de satan bekend dat de mensenziel onderhevig is aan zwakheden die verband houden met:

  1. haar stoffelijkheid en de daaruit voortvloeiende behoeften (de ziel heeft op aarde bepaalde stoffelijke middelen nodig om te overleven), die de ziel bovendien heel vatbaar maken voor zelfzucht;
  2. het 'lek' dat in elke ziel is geslagen door de erfzonde (de eerste ongehoorzaamheid jegens God, waardoor de ziel liet blijken dat zij niet onverdeeld koos voor dienst aan Gods Werken);
  3. het feit dat de ziel door de erfzonde niet meer automatisch de volheid van de Waarheid voor zich ziet, doch dat zij deze door volhardende inzet van haar wil ten dienste van God diep in zich moet leren ontdekken, en ook Gods leiding diep in haar eigen hart moet leren voelen, wat noodzakelijk maakt dat zij zich strikt blijft oefenen in zuiverheid.

Van deze zwakheden bedient de duisternis zich om de ziel in haar heiliging te belemmeren.

Omdat het voor de verwezenlijking van Gods Werken zo vitaal is dat elke ziel jegens al haar medeschepselen een onvoorwaardelijke Liefde in toepassing brengt, bouwt de duisternis haar werkterrein volledig rond de ondermijning van de Liefde en van het vermogen van elke mensenziel om Liefde in zich op te nemen en om zich heen te verspreiden. Dit is wat wij moeten verstaan onder 'bekoring tot zonde en ondeugd', want zonde en ondeugd zijn alle uitingen van overtreding tegen Gods Wet van Liefde. Om haar verwoestingsplannen te verwezenlijken, tracht de duisternis zowel omstandigheden (situaties) als mensenzielen te beïnvloeden. In mensenzielen doet zij dit:

  1. door de ziel inwendig te verontreinigen in haar denken en voelen, opdat zij door ontmoediging, twijfels, onzekerheid, angsten, onbedwingbare stoffelijke behoeften en schijnbehoeften en onzuivere gedachten en gevoelens zou worden ontwricht en haar doen en laten en al haar innerlijke gesteldheden onvruchtbaar zouden worden voor Gods Werken en Plannen;
  2. door de ziel tot struikelblok voor haar medeschepselen te maken. Hierdoor tracht de duisternis zielen onwerkzaam te maken via beïnvloeding door hun medemens, waarbij ook deze laatste zelf onvruchtbaar wordt, want hij verspreidt duisternis doordat zijn eigen ziel zelf reeds in duisternis is gehuld. Bovendien wordt de ziel die zich ertoe leent, aldus de duisternis te dienen, gewoonlijk zodanig voor haar eigen gesteldheden verblind dat zij niet wil noch kan aannemen dat haar werken de duisternis dienen. Niet zelden is deze ziel ervan overtuigt dat zij door haar manipulaties en werken ten nadele van haar medemens in werkelijkheid God een dienst bewijst.

Teneinde haar vruchtbaarheid als werktuig voor de verwezenlijking van Gods Heilsplan in stand te houden, moet elke ziel derhalve voortdurend zichzelf onderzoeken op de volgende drie punten:

  1. Heb ik God waarlijk lief? Hoe ver ben ik bereid, te gaan om Zijn Werken van Licht te helpen verwezenlijken, zonder mij te laten leiden door de betrachting van eigen werelds voordeel? In hoeverre zijn mijn hele doen en laten en al mijn gedachten, gevoelens en bestrevingen erop gericht, in alle details bij te dragen tot de verwezenlijking van Gods Heilsplan?
  2. Wanneer ik elk detail van mijn dagelijks leven en mijn reacties erop beschouw, hoe groot blijkt dan mijn weerstand tegen beïnvloeding door duistere gedachten, gevoelens, verlangens en bekoringen, met andere woorden: Hoe sterk is mijn wil om in alles God te dienen en alle werken en plannen van de duisternis in mij onwerkzaam te maken?
  3. In hoeverre wordt ik in mijn omgang met al mijn medeschepselen geleid door onvoorwaardelijke Liefde en respect in alle aspecten van mijn gedrag en al mijn innerlijke gesteldheden? Met andere woorden: In hoeverre ben ik jegens mijn medeschepselen een kanaal van Licht en warmte, of juist een kanaal van duisternis? In hoeverre geef ik mij er rekenschap van, dat God Zelf in al mijn medeschepselen leeft en voelt, en mijn houding jegens hen derhalve door God wordt beschouwd als mijn houding jegens Hem?

De duisternis tracht elke ziel via elk van deze drie punten van het Licht weg te leiden: door haar Liefde en inzet voor Gods Werken te verzwakken, door haar weerstand tegen bekoringen te verzwakken, en door haar jegens haar medeschepselen te maken tot een wolk die zich tussen God en hen schuift om hun hart te verduisteren en hun levenskracht te verstoren. Vooral via dit derde punt gaat de satan, zoals zo-even nog benadrukt, zodanig listig te werk, dat zielen vaak niet merken dat zij zich door hem laten manipuleren tot werktuig van duisternis tegen hun medeschepselen.

Het belang van een ingesteldheid van onverdeelde Liefde jegens alle medeschepselen wordt voor de ziel slechts duidelijk in de mate waarin zij zich ervan bewust is, dat elk medeschepsel hier op aarde een welbepaalde opdracht te vervullen heeft en dus een welbepaalde rol speelt binnen de voltooiing van Gods Heilsplan. De ziel die dit terdege begrijpt, zal eerder geneigd zijn om voor elk medeschepsel een kanaal van Licht en warmte in plaats van een struikelblok op diens weg te zijn, want zij beseft dan ook dat elk medeschepsel geroepen is als een uniek werktuig binnen Gods Plan. Een ingesteldheid en gedrag van onvoorwaardelijke Liefde jegens al haar medeschepselen vergroot de bijdrage die de ziel levert tot de verwezenlijking van Gods Plan en maakt derhalve haar leven vruchtbaarder.

Niet zelden vallen zielen ten prooi aan manipulaties door de satan zoals bedoeld in het derde punt in bovenstaande opsomming. De duisternis bedient zich heel graag van zielen die bereid blijken om hun medemens in diens roeping tegen te werken. Eén van de meest vernietigende en meest toegepaste wegen waartoe dergelijke zielen zich vaak laten verleiden, is deze van het oordelen, veroordelen, bekritiseren en lasteren van hun medemens, waardoor zij deze op uiteenlopende wijzen trachten te ontmoedigen of hem trachten te beroven van het vertrouwen dat hij stelt in zijn innerlijke leiding door Gods Geest. Dergelijke zielen kenmerken zich door oppervlakkigheid: Zij handelen en spreken, en voltrekken hun verwoestingswerken jegens hun medemens, zonder kennis te hebben van diens ware roeping of zonder dat zij deze laatste waarlijk begrijpen. Geen ziel is immers in staat om haar medemens en diens levensopdracht volkomen waarheidsgetrouw te beoordelen, want geen mens kent de volle achtergrond van al datgene wat zich tussen de ziel van een medemens en God afspeelt, noch de details van diens levensopdracht en de door God geplande uitwerking ervan. Zielen houden er vaak geen rekening mee dat datgene wat een medemens doet of juist niet doet, of het feit dat hij iets (nog) niet doet op het ogenblik waarop zij dit vanuit hun (vaak wereldse) wijze van zien hadden verwacht, een geldige reden kan hebben die verband houdt met het feit dat hun medemens strikt de stem van zijn innerlijke leiding volgt en dus precies het toppunt van zijn vruchtbaarheid in Gods dienst heeft bereikt.

Oppervlakkige zielen neigen ertoe, zich niet alleen op grond van hun zeer onvolledige voorstelling van de levensroeping van hun medemens een zeer vertekend beeld te vormen over diens levensloop en werken, doch deze laatste bovendien te beoordelen en niet zelden te veroordelen en hun vertekende voorstelling te verkondigen als 'de waarheid', waardoor zij zich vaak schuldig maken aan laster. Niet zelden neigen zij er eveneens toe, hun medemens 'adviezen' te geven over hoe deze zijn leven en werken behoort te veranderen om 'het op de juiste wijze te doen', in een poging om hem 'te doen ontwaken uit zijn dwaling'. Zegt Jezus niet terecht 'Oordeel niet, opdat gij niet geoordeeld wordt'? En zei de Meesteres van alle zielen niet reeds jaren geleden dat een ziel haar leven in Gods ogen niet vruchtbaarder maakt door over de omheining van haar zielentuin te kijken naar de tuinen van haar medezielen en deze te bekritiseren, respectievelijk te beoordelen, doch louter en alleen door hun eigen zielentuin onophoudelijk te bewerken?

De Hemelse Koningin nodigt de zielen uit om de Schepping te beschouwen als een akker, een veld dat door God is bevrucht met een onoverzienbare Hemelse bagage aan ingrediënten. Elke mensenziel ziet Zij als een zaadje. Telkens een ziel op aarde wordt geboren, wordt als het ware haar zaadje in de akker van de Schepping gestrooid. Uit die bodem moet dit zaadje, dat zelf ook is uitgerust met een bagage aan vermogens, eigenschappen en talenten alsook met de Groei- en Bloeiwetten die worden bestuurd door Gods Intelligentie, zijn Hemels voedsel putten. Op zijn beurt wordt het zaadje geacht, de bagage die het in zich draagt, in combinatie met het Hemels voedsel uit de bodem en de genadewerkingen van Gods Voorzienigheid in zich in te bouwen om te kunnen uitrijpen tot een bloem, een heester of een boom, al naargelang haar specifieke levensroeping. Zo rijk gevarieerd als de bloemen, heesters en bomen op aarde zijn, verschillen ook de zielen onderling in al hun hoedanigheden, talenten en hun hele verdere bagage. De genadewerkingen kunnen wij ons hier voorstellen als de zonneschijn, de regen en de wind. De wind draagt vruchtbestanddelen van de ene bloem of boom over naar de andere, wat wij ons kunnen voorstellen als de contacten die de ziel op haar levensweg met medeschepselen ervaart: Door elk contact, hoe kortstondig of nietszeggend ook, tussen zielen, kan een soort bevruchting plaats vinden. Een mensenziel kan overigens ook in niet geringe mate worden bevrucht door haar contacten met dieren. Om deze reden noemt de Meesteres van alle zielen de dieren 'beekjes van het Heil', kanaaltjes via dewelke de mensenziel uiteenlopende invloeden kan ondergaan, die kunnen bijdragen tot haar spirituele rijping.

Alle mensenzielen (zaadjes) moeten zich dus inzetten om hun innerlijke bagage in samenwerking met:

  • de elementen die God haar laat toekomen via de Schepping (het veld), en
  • de inwerkingen van Gods genaden en Zijn Voorzienigheid;

alsook via

  • de leringen van Zijn Waarheid en de instroming van Zijn Liefde als draagster van het Ware Leven (het zonlicht),
  • de beproevingen (de regen), en
  • alle andere inspirerende en ondersteunende elementen (de wind),

te benutten als bouwstoffen voor hun spirituele uitrijping of heiliging (de zaadjes moeten worden tot bloemen, heesters of bomen). Zo moet het veld van zaadjes worden tot een paradijs van bloemen, heesters en bomen. Dit paradijs is het symbool voor datgene wat wij Gods Rijk op aarde noemen, waarin de zielen leven in de gesteldheid die de Meesteres van alle zielen aanduidt als de Eeuwige Lente, de gesteldheid waarin de ziel het ware Goddelijk Leven, de Ware Liefde, de volkomen innerlijke Vrede, de ware heiligheid in zich draagt.

Het is de heilige plicht van elke mensenziel, al haar doen en laten en haar hele innerlijke gesteldheid zo volkomen te oriënteren naar het Licht en naar de voltooiing van de Werken van het Licht, dat in haar de Eeuwige Lente tot volle bloei kan komen. In de mate waarin elke ziel zich inzet om zo te leven en daarbij haar eigen vermeende behoeften volkomen ondergeschikt weet te maken aan deze van Gods Heilsplan, wordt het veld van de Schepping vruchtbaarder en weelderiger, en kan de Schepping daadwerkelijk de spiegel worden van het Hemels Rijk. Wij beleven dan de wederkomst van het Aards Paradijs in de mensenzielen, doordat deze zich door bewuste en gewilde inzet totaal geven voor de verwezenlijking van Gods verlangen in zichzelf.

Deze toestand is in wezen de wedergeboorte van de mensenziel als Gods beeld en gelijkenis, zoals zij bij haar schepping was bedoeld. Dat, en slechts dat, is Gods uiteindelijke bedoeling met Uw leven op aarde. Gods Wil doen, is daarom niets anders dan Uw leven zo te leiden en Uw hart zo te helpen vormen, dat U met elk detail van Uw leven concreet zo omgaat, dat deze bedoeling kan worden verwezenlijkt. God wil elke mensenziel nodig hebben om in een absoluut volmaakt verbond van Liefde samen met haar Zijn Plan met de Schepping te voltooien. Er is geen andere weg naar de volheid van Vrede en Geluk dan deze, de eigen wil volmaakt één te maken met deze van God. Uw zaadje is niet in de akker gestrooid om door de monsters van bekoring en zonde te worden verslonden, doch om te rijpen tot een bloem, een heester of een boom voor de Eeuwige Lente van Gods Rijk op aarde.

Myriam, juni 2015