TOTUS TUUS, MARIA !

MARIABLOEMPJES

Contemplatieve Bloempjes uit het Hart van de Hemelse Koningin

verzameling van korte beschouwingen
door de Allerheiligste Maagd Maria geïnspireerd aan

Myriam van Nazareth
 
Deze verzameling bestaat uit korte beschouwingen die vanaf 1997 door Myriam van Nazareth zijn opgetekend tijdens en na contemplatief gebed en mystieke verenigingservaringen in het Hart van Maria, de Koningin van Hemel en aarde.

Deze beschouwingen worden als Hemels zaad in de zielen uitgestrooid ten behoeve van geloofsverdieping en tot vorming in de kennis en het bewustzijn van de wetten van het zielsleven. In de mate waarin de ziel haar bodem door Maria laat bewerken, kan dit zaad openbloeien tot Hemelse bloemen. Deze bloempjes worden de zielen aangeboden als korte lessen in de Wetenschap van het Goddelijk Leven en als aansporingen tot een louter spirituele benadering van het leven.
De volgorde waarin deze bloempjes worden voorgesteld, is niet de volgorde waarin zij door de Moeder Gods in het hart van Myriam van Nazareth tot bloei zijn gebracht, doch zal louter worden bepaald door de verlangens van Maria Zelf, volgens Haar noden in de vorming van de zielen tot ware heiligheid.
Mogen de zielen deze bloempjes aanvaarden als een bruidsboeket dat de Meesteres van alle zielen in hen wil samenstellen om de tuin van het Goddelijk Leven in hen voor te bereiden op de Eeuwige Lente.
In dienst van de Meesteres van alle zielen,
Myriam, juni 2009

Inhoud

  1. De Hemelse spaarpot en de Hemelse spaarrekening
  2. De schaduw op de Levensweg
  3. De bagage op onze levensweg
  4. De ziel als geschenk van Liefde
  5. Het kleed van de aan Maria toegewijde ziel
  6. Het kleed van de aan Maria toegewijde in waardigheid dragen
  7. Het archief van het zielsleven
  8. De kunstmatige wereld der duisternis
  9. Zonsopgang in de ziel
10. De akker van de vrije wil
11. Eerbetoon – De ziel als tuinierster
12. De inwendige zon
13. De dagelijkse wedergeboorte
14. Mei in het zielenleven: De ziel tussen bloesem en vrucht


www.maria-domina-animarum.net

TOTUS TUUS MARIA !

MARIABLOEMPJES

geïnspireerd aan Myriam van Nazareth

BLOEMPJE 1 :

De Hemelse spaarpot en de Hemelse spaarrekening

Stel U voor dat U weinig bemiddeld bent doch wel iets absoluut nodig hebt. Het kost U veel moeite om geldstuk na geldstuk in een spaarpot te stoppen om het nodige bedrag bij elkaar te kunnen brengen.

Uw spaarpot kan een fortuin bevatten. Laten wij aannemen dat U niet kunt zien hoeveel hij op elk ogenblik bevat. Welnu, onmiddellijk vóór hij vol is, bent U dus in werkelijkheid rijk, maar U merkt er nog niets van.

Dit is precies wat gebeurt wanneer U met moeite en allerlei pijnen bidt, boet en offert voor een bekering of een andere speciale genade: Gebed na gebed, boete na boete, offer na offer komt de verhoring dichterbij, doch U merkt niets tot de spaarpot volledig vol is.

Wanneer U Uw leven en wezen aan Maria toewijdt, is Zij de Beheerster van Uw spaargeld. U verbindt zich ertoe, Haar levenslang over Uw spaargeld te laten beschikken. Zij gebruikt Uw spaargeld voor de afbetaling van allerlei Werken van God. Uw spaarintentie kan daar één van zijn.

Bedenk bovendien dat God aan Uw spaargeld ongemerkt Hemelse intresten toevoegt naarmate U de spaarpot tot Maria’s beschikking laat, en niet voortdurend wil weten hoeveel hij reeds bevat en wanneer hij eindelijk vol zal zijn.

Het geheim van een rendabele belegging voor Gods Werken luidt:

  • de toewijding van alle werken aan God, bij voorkeur via Maria;

  • een Geloof in Maria als volmaakte Beheerster van Uw spaarinspanning;

  • de Liefde voor de inspanning in het besef dat het spaargeld van Uw beproevingen de uitvoering van Gods Werken mogelijk maakt;

  • een onwankelbare Hoop op een Hemels rendement van al Uw inspanningen.

Elke spaarder (= elke ziel op aarde) krijgt daarenboven van God ongemerkt een spaarrekening in de Hemel.

Op Uw spaarrekening verhoogt het kapitaal bij elke handeling, elk woord, elke gedachte, elk gevoel en elk verlangen die van U uitgaan met een positieve invloed op de verwezenlijking van Gods Werken en Plannen.

Hoe meer U Uw spaargeld belangeloos ten dienste stelt van Maria’s intenties, des te hoger wordt de intrestvoet die God op deze Hemelse spaarrekening toepast.

Uw Hemelse spaarrekening wordt dus groter telkens van U iets uitgaat dat Gods Heilsplan voor alle zielen ten goede komt, en U alle vruchten van Uw inspanningen, beproevingen en lijden belangeloos aan Maria afstaat.

Bedenk dat deze spaarrekening de rijkdom van Uw ziel zal vormen in het Eeuwig Leven.  

www.maria-domina-animarum.net

TOTUS TUUS MARIA !

MARIABLOEMPJES

geïnspireerd aan Myriam van Nazareth

BLOEMPJE 2 :

De schaduw op de Levensweg

De levensweg is een weg die door God zo is voorzien dat hij de ziel naar de poort van het Paradijs leidt. Op deze weg schijnt de zon de ziel tegemoet, zolang de ziel vooruit blijft kijken en zich in al haar stappen door de zon laat leiden.

Door haar menselijkheid werpt de ziel een schaduw achter zich: hoe meer de ziel aan haar menselijkheid, haar wereldse gebondenheid, vasthoudt, des te meer kan zij de zon (Gods Licht) voor haar omgeving verduisteren. Naarmate de ziel zich door haar actieve medewerking in een deugdzaam leven laat heiligen, des te meer zal zij Gods Licht doorlaten.

Zolang de ziel zich op de zon oriënteert, ziet zij de duisternis niet: Haar schaduw valt dan achter haar, met andere woorden: Zij laat haar duisternis achter in het verleden.

Vaak blijft de ziel op haar levensweg staan om achterom te kijken (= bij haar verleden stil te staan, waarbij het verleden niet slechts vervlogen jaren doch ook al de dag van gisteren en de voorbije minuut omvat). Zij wendt daarbij om zo te zeggen haar rug naar het Licht toe. Zij ziet hierdoor vóór zich niet de zon, doch duisternis, want zij kijkt dan naar haar eigen schaduw, die haar gezichtsveld verduistert. Zij ziet de zon niet meer, en komt in de verleiding, te menen dat het Licht zich voor haar verbergt en dat duisternis alles op haar weg beheerst.

Het menselijk en werelds voelen en denken nestelt zich vaak tussen Gods Licht en de ziel, en hult haar levensweg in duisternis. De levensweg die overschaduwd wordt, lijkt hierdoor zijn ware kleur en schoonheid te verliezen. Overal waar Gods Licht verdrongen wordt door de schaduwen der wereld, verliest het overschaduwde zijn uitstraling. Het wordt niet meer door het Licht gevoed, en verliest zijn ware levenskracht. In alles waarin niet Gods Licht heerst, verzwakt de Liefde.

De ziel die zich aan de talloze invloeden der wereld bindt, en aan haar verleden, haar herinneringen met al hun pijnen en wonden, gehecht blijft, levert haar levensweg – en hierdoor haar reisplan, en zelfs haar bagage en voedsel voor onderweg – uit aan de duisternis, en verliest hierdoor de sleutel tot het Ware Geluk.

De ziel die op haar levensweg veelvuldig achterom kijkt (naar haar verleden en naar de dingen der wereld die niet door Gods Licht beschenen worden), vermindert haar rijkdom voor God:

  1. zij vertraagt haar opgang naar het Paradijs, want telkens zij achterom kijkt, reist zij niet verder naar de Hemelpoort. Hierdoor vergroot zij de kans dat zij in het uur waarin God haar tot Zich roept, niet alles heeft volbracht wat van haar op haar levensweg werd verwacht;

  2. zij heeft meer belang gehecht aan de duisternis dan aan het Licht: zij heeft gekozen voor het wereldse, en heeft toegestaan dat de details van haar voorbije leven een eigen leven begonnen te leiden. Het verleden is als een ongedekte cheque bij een bank die niet meer bestaat: Nadat de ziel er haar lessen heeft uit getrokken, heeft het geen waarde meer.

Waar Licht is, is ook schaduw. Het Licht stroomt uit Gods Hart, de schaduw is het rijk van de duisternis. Zalig de ziel die verliefd is op het Licht en al haar inspanningen erop richt, zich met het Licht te verenigen, want haar zaad zal Hemelse vruchtbaarheid oogsten.

www.maria-domina-animarum.net

TOTUS TUUS MARIA !

MARIABLOEMPJES

geïnspireerd aan Myriam van Nazareth

BLOEMPJE 3 :

De bagage op onze levensweg

God heeft U geschapen voor één enkel leven. Dat ene leven is Uw enige kans om de Eeuwige Gelukzaligheid in de Hemel te verdienen. Benut ze tot het uiterste. Slechts één weg leidt naar de Hemel: deze van de deugden. Die weg loopt kronkelend bergop en lijkt steeds steiler en smaller te worden naarmate de ziel de weg van de deugden beklimt. Over het hele traject is de weg afgezoomd door een afgrond (de zonde). Net over de wegrand, reeds op de flank van de berg, staan eindeloze rijen fruitbomen en bloemen (de bekoringen en verleidingen). Zij lijken mooi maar zijn giftig. Ook op de rand van de weg zelf staan fruitbomen, die niet giftig zijn (de vruchten der Voorzienigheid), en bloemen (de genaden van Gods voortdurende bemoediging).

De hele weg lang draagt U een rugzak. De inhoud ervan is U niet bekend, want onderweg kan hij niet geopend worden. Het gewicht wordt gevormd door de lasten, beproevingen, ziekten, pijnen, droefheden, teleurstellingen.

Indien U deze met tegenzin of zelfs verachting torst, zult U aan het einde van de weg, wanneer U bij de Poort van het Eeuwig Leven aankomt, vaststellen dat U de hele weg lang stenen hebt gedragen. Indien U hem daarentegen met Liefde en offerbereidheid hebt gedragen, zult U vaststellen dat de inhoud van Uw rugzak ten dele uit zilver en goud bestaat, al naargelang de maat van Uw Liefde en offerzin. Indien U onderweg echter ook nog de rugzak van Uw medemens hebt helpen dragen, zult U vaststellen dat de Uwe louter gevuld is met diamanten.

Indien U aan het einde van Uw weg een schat wilt bezitten om het Geluk zonder einde te kopen, word dan een meester in de naastenliefde. Dank om elk offer dat U mag brengen voor Uw medemens, want het is een voorrecht waarvan de onschatbare waarde U pas aan de Poort van het Eeuwig Leven geopenbaard zal worden.

www.maria-domina-animarum.net

TOTUS TUUS, MARIA !

MARIABLOEMPJES

geïnspireerd aan Myriam van Nazareth

BLOEMPJE 4 :

De ziel als geschenk van Liefde

Een leven in deugdzaamheid is een liefdesgeschenk aan God: De mens krijgt van God een ziel, en die ziel geeft hij op het einde van zijn aardse leven als het ware aan God terug. Indien hij een deugdzaam leven heeft geleid, kan hij God een ziel teruggeven die rein is. Indien hij echter een overmaat aan zonde heeft bedreven, en deze niet door biecht, berouw en boete heeft weggewassen, geeft hij God een verontreinigde ziel terug. De mens die God waarlijk liefheeft, streeft ernaar, zijn ziel (geschenk van God!) zo rein en mooi mogelijk te houden, want hij kent dag noch uur waarop God zijn ziel bij Zich terug zal roepen.

Zalig hij die op het ogenblik van zijn dood in staat van genade en heiligheid wordt aangetroffen, want zijn ziel zal God verheugen en voor Hem een bewijs van Liefde vormen. De ziel in staat van ongenade daarentegen, is als een belediging aan God, of ten minste een uiting van gebrek aan Liefde voor God en voor de medemens: De ziel waarin de deugden (de bouwstenen voor de heiligheid!) een hoge graad van ontwikkeling hebben bereikt, leeft veel meer 'op Gods golflengte' en kan daardoor veel meer genaden verwerven, die, zoals God het heeft beschikt, in de eerste plaats de medemens ten goede komen. Zo kunnen wij zeggen dat een ziel veel meer vruchten voortbrengt voor de wereld, de medemensen en Gods Plan van Heil, naarmate zij meer in staat van genade (dus in staat van heiligheid) leeft. Een heilige ziel is dus een geschenk van Liefde jegens God, en ook ten opzichte van haar medemens, in wie God woont.

Uit dit alles blijkt hoezeer God het zielenleven heeft bedoeld als een wisselwerking van Liefde: Hij schept de ziel, en wacht af hoe deze in de wereld haar taak volbrengt. Opdat de ziel Hem haar Liefde zou kunnen bewijzen door al haar van God gekregen gaven optimaal te laten renderen, blijft God haar dag na dag voeden met de stromen van Zijn Liefde in de vorm van genaden, begeleiding, en inspiraties voor een zuivere omgang met alle levenssituaties. Wanneer tenslotte de tijd komt om uit deze wereld heen te gaan, biedt de ziel zich bij God aan, en ontvangt zij voor elke uiting van Liefde die zij op de wereld jegens haar medeschepselen – mens, dier en de hele natuur – heeft gesteld, uit Zijn hand het honderdvoudige aan Goddelijke Liefde, die haar ofwel onmiddellijk volledig opneemt in de gelukzaligheid van het Eeuwig Leven, ofwel haar onderdompelt in een machtige reiniging, die haar op deze Eeuwige Gelukzaligheid voorbereidt.

www.maria-domina-animarum.net

TOTUS TUUS MARIA !

MARIABLOEMPJES

geïnspireerd aan Myriam van Nazareth

BLOEMPJE 5 :

Het kleed van de aan Maria toegewijde ziel

Toewijding aan Maria is een verbond waarbij de ziel zichzelf en alle details van haar leven in Maria’s dienst stelt. De Allerheiligste Maagd heeft van God de leiding gekregen over de strijd van Gods Licht tegen elke duistere kracht en elk werk van duisternis op aarde, opdat deze wereld waarlijk Gods Rijk moge worden en onder alle schepselen de Ware Vrede en Liefde van God moge heersen. De ziel die zich met heel haar wezen en heel haar leven in Maria’s dienst stelt, levert door al haar beproevingen en lasten van het leven aan de Koningin van Hemel en aarde grondstoffen die de stroming der Goddelijke Genaden in stand helpt houden.

De voorraden der Goddelijke Genaden kan men zich voorstellen als een reusachtige vijver die is gevuld met de oneindige verdiensten van het Lijden van Jezus, de Smarten en buitengewone verdiensten van Maria, de verdiensten van alle heiligen en martelaren, en ... de verdiensten van alle zielen op aarde die hun lijden, beproevingen en lasten opdragen of toewijden. Aangezien Maria door God is aangesteld tot Leidster over de legerscharen van het Licht, tot Middelares der Genaden, en tot Meesteres van alle zielen, is het 'Goddelijke logica' dat wij onze ziel, onze gedachten, onze gevoelens, onze woorden, alles wat wij doen of juist niet doen, alle gebeurtenissen en lasten van het dagelijks leven, ons hele verleden met al zijn beproevingen en kwellingen, en niet in de laatste plaats onze wil, totaal en onvoorwaardelijk aan Maria aanbieden opdat Zij over dit alles zou heersen. Dit is totale toewijding. De ziel geeft zichzelf helemaal weg aan Maria, en in ruil hiervoor leidt Maria deze ziel op een bijzondere wijze naar de heiligheid, maar ... Zij heeft daartoe de volhardende medewerking, oprechte Liefde, gehoorzaamheid en offerbereidheid van de ziel nodig.

Ooit beschreef de Meesteres van alle zielen in een private openbaring de totale toewijding aan Haar als volgt:

Wanneer een ziel op een gegeven ogenblik het verlangen koestert, zich aan Maria toe te wijden, zal zij over het algemeen eerst en vooral een toewijdingsgebed tot Maria verrichten. Beschouw Maria nu als de Koningin van Hemel en aarde, de Meesteres van alle zielen, de Aanvoerster van de legerscharen van Gods Licht. Stellen wij ons Haar voor, op de Haar door God geschonken troon. Bekijken wij nu wat gebeurt wanneer de ziel haar eerste toewijdingsgebed verricht:

  • door het verrichten van dit toewijdingsgebed betreedt de ziel als het ware het voorhof van de troonzaal van Maria. Begrijp dit beeld wel: het toewijdingsgebed brengt de ziel nog niet voorgoed bij Maria, want:

  • in dit voorhof wordt de ziel van haar oude kleren ontdaan: Gods Geest inspireert haar ertoe, tegen haar eigen oude gewoonten en gehechtheden te beginnen strijden teneinde deze achterwege te kunnen laten. De oude kleren zijn haar menselijke, wereldse trekken. Men zou het zich zo kunnen voorstellen: deze kleren zitten vol stof en slijk uit de wereld, restanten van de vaak jarenlange contacten met het wereldse;

  • daarna wordt de ziel gebaad in het water van het Goddelijk Leven. Alle vuil wordt geleidelijk van de ziel weggewassen: Gods Geest wekt in de ziel berouw over alles waardoor zij in haar leven van Gods Wetten is afgeweken. Zij krijgt steeds dieper inzicht in Gods Wetten, in de wetmatigheden van het Goddelijk Leven, in de ware noden en behoeften van de ziel, in de wegen naar de heiligheid, en in haar eigen persoonlijkheid en spirituele ontwikkeling;

  • vervolgens wordt de ziel gekleed in het kleed van de aan Maria toegewijde: Zij leert Maria geleidelijk kennen zoals Zij werkelijk is, en krijgt inspiraties over de regels waaraan de ziel moet voldoen voor een verder leven in dienst van Gods Heilsplan;

  • uiteindelijk wordt de ziel toegelaten tot de troonzaal om daar voor Maria te verschijnen. Vanaf dit punt begint de echte dienst aan Maria. De ziel kan nu werken doen die Gods Heilsplan waarlijk kunnen helpen verwezenlijken.

In het leven op aarde is niets volkomen standvastig. Over het algemeen zal de aan Maria toegewijde vaak de troonzaal moeten verlaten om terug te keren naar het voorhof om daar opnieuw gewassen en gekleed te worden. De terugkeer naar het voorhof zal noodzakelijk zijn telkens de ziel heeft toegegeven aan een bekoring, zich heeft laten ontmoedigen, de dienst aan Maria – en dus aan Gods Heilsplan – heeft verwaarloosd, dus op één of andere wijze haar 'kleed van dienaar van Maria' heeft bevuild of het zich heeft laten ontroven.

In het volgend Mariabloempje beschouwen wij, hoe de ziel het kleed van de aan Maria toegewijde met waardigheid kan dragen.

www.maria-domina-animarum.net

TOTUS TUUS MARIA !

MARIABLOEMPJES

geïnspireerd aan Myriam van Nazareth

BLOEMPJE 6 :

Het kleed van de aan Maria toegewijde in waardigheid dragen

(vervolg op Mariabloempje 5)

De bekleding van een ziel met het kleed van de Maria toegewijde is iets heel groots. Het is meer dan ooit het begin van een leven op Gods wegen door overgave van zichzelf aan de Koningin van Hemel en aarde tot verwezenlijking van Gods grote Heilsplan. Doch de mens is zwak. Wat aanvankelijk aantrekkelijk lijkt, kan spoedig verbleken wanneer de ziel ervaart dat deze genadevolle weg ook een weg van zware beproeving is. Zeer velen van hen die zich aan Maria toewijden, leven daarna helemaal niet volgens deze toewijding. Deze zielen zijn als iemand die het prachtige kleedje van de dienares van Maria aangepast krijgt, doch het meteen weer uittrekt om opnieuw zijn werelds gewaad te dragen. In wezen is dit een blaam aan Gods Liefde, want de ware toewijding kan een ziel naar een buitengewone graad van heiligheid leiden. De ware heiligheid betekent grote vruchtbaarheid voor Gods Werken, en een hoge graad van eenheid met het Hart van God, de Bron van alle Liefde en Vrede.

Bekleed worden met het kleed van Maria, schept een grote verplichting. Het is absoluut noodzakelijk dat de ziel doordrongen is van de ernst en de heiligheid van het verbond dat met deze bekleding wordt gesloten. Naast de velen die het kleedje van de Mariadienares spoedig uittrekken, zijn er diegenen die hun Mariakleed scheuren. Dit gebeurt door:

  • dweperij: Hierbij spreekt de ziel over Maria alsof zij ziek is van verliefdheid, doch in werkelijkheid blijkt zij niet bereid om Maria echt na te volgen, en vaak stapelt zij zelfs in haar gedrag, denken en spreken de ondeugden op. De echte, in de praktijk van het dagelijks leven bewezen Liefde van deze ziel voor Maria en voor Gods Werken is slechts zeer oppervlakkig, doch over het algemeen is deze ziel ervan overtuigd dat zij Maria en God veel vuriger bemint dan andere zielen dit doen;

  • hoogmoed en trots: De hoogmoedige en de trotse ziel kunnen geen echte dienaressen van Maria zijn, want zij slagen er niet in, zichzelf volkomen te verloochenen voor de verwezenlijking van Gods Plannen. Hoogmoed is een eigenschap die ook bij de dwepende ziel een grote plaats inneemt, want deze ziel laat zich zozeer leiden door fantasieën over 'uitverkiezing' door God, dat zij uit het oog verliest dat ware vruchtbaarheid voor Gods Rijk niet ten geschenke wordt gegeven op grond van dwepende woorden, doch moet worden verdiend door zware beproevingen en door de bereidheid tot volhardende inspanningen in de beleving van de ware deugd;

  • zelfzucht: Zodra een ziel ook maar in het geringste méér aan zichzelf denkt dan aan haar medeschepselen, houdt zij op, Maria en God te dienen, en is zij bezig, zichzelf te dienen. Dit betekent een breuk in het heilig verbond van haar toewijding aan Maria.

De ziel die zich werkelijk aan Maria weggeeft en daar naar leeft, wordt in de diepe zin van het woord door God gekleed. God kleedt namelijk de naakten, en de ware naakten zijn zij die het kleed van de wereldse gehechtheden hebben afgelegd in een akt van vrijwillige toewijding.

Deze 'herbekleding' is als een wedergeboorte. Het uiteindelijk doel van de totale toewijding aan Maria is 'wedergeboorte uit de Geest' voor het ware, Goddelijk Leven. In een openbaring van 13 juli 2006 zei de Meesteres van alle zielen: "Wanneer op een bevuild kleed parfum gesprenkeld wordt, zal het hierdoor niet frisser ruiken, het zal in vele gevallen nog méér weerzin opwekken". Dus moet het oude kleed van de ziel, dat door de ontelbare sporen van het werelds leven is bevuild, volkomen vervangen worden door een nieuw kleed, dat (zoals Maria in diezelfde openbaring zei) "een licht kleed is, dat de ziel niet belast of hindert, doch streelt en verwarmt, en waarvan de geur haar regelmatig aan haar Meesteres zal herinneren", terwijl het kleed van de wereld zwaar drukt en door God waargenomen wordt als een bron van onfrisse geuren.

Het 'kleed van de aan Maria toegewijde ziel' bestaat in vele verschillende soorten, al naargelang de specifieke roeping in Maria’s dienst. De ziel kan Maria op vele verschillende wijzen dienen, en hoe zij dit precies zal doen, zal in hoge mate worden bepaald door haar levensroeping en haar specifieke talenten en begaafdheden, maar ook door de aard van de persoonlijke zwakheden die zij moet bestrijden, en door de ontwikkelingen en gebeurtenissen, die Gods Voorzienigheid op haar levensweg brengt.

Eigenlijk is het kleed trouwens een weerspiegeling van de gesteldheid van de ziel. Men zou het zo kunnen stellen, dat de ziel des te meer straalt naarmate zij Gods Licht in zich draagt en het daar laat gloeien in de macht van de Ware Liefde, en naarmate zij de zuiverheid bezit om dit Licht ongehinderd te laten stralen.

Ten slotte is het ook mogelijk dat de ziel het kleed van de Maria toegewijde steelt. Dit gebeurt wanneer de ziel aan de oppervlakte handelt alsof zij aan Maria toegewijd is, zonder dat zij inspanningen verricht om de nodige spirituele bagage te verwerven en met behulp daarvan Gods Werken te doen. Het is niet omdat men de kleding van een soldaat steelt, dat men daarom klaar is voor frontdienst. Het is niet de uiterlijke schijn, het oppervlakkige, dat een ziel tot ware dienares van Maria maakt, doch de inspanning om zich spiritueel te vormen en zich te vervolmaken in de kunst van het Goddelijk Leven. Zo kan een ziel voortdurend toewijdingsgebeden verrichten, kaarsen aansteken, op bedevaart gaan enzovoort, doch niettemin met haar dagelijkse levenswijze geen enkele bijdrage leveren tot de verwezenlijking van Gods Heilsplan.

Het is voor de ziel op aarde onmogelijk, het kleed van de dienares van Maria in absoluut volmaakte waardigheid te dragen, doordat het leven op aarde automatisch aan vele 'vervuilende' invloeden blootstaat.
Als waardig wordt door Maria Zelf de ziel beschouwd, die:
  • het kleed als Haar dienares wil aantrekken en wil blijven dragen ondanks de beproevingen en tegenslagen van het leven
  • dit kleed actief voor alle mogelijke verontreinigingen tracht te vrijwaren
  • dit kleed draagt in alle bescheidenheid en in het volle bewustzijn van alle verantwoordelijkheden die ermee gepaard gaan
  • onophoudelijk haar innerlijke blik op haar Meesteres richt, teneinde Haar zo getrouw mogelijk na te volgen
  • zich voortdurend bewust blijft van haar rol en plaats ten opzichte van Maria en God, en binnen Gods Heilsplan, en op grond van deze kennis haar hele leven onvoorwaardelijk in Maria’s dienst stelt door al haar handelen en spreken af te stemmen op de grondvesting van Gods Rijk op aarde.

www.maria-domina-animarum.net

TOTUS TUUS MARIA !

MARIABLOEMPJES

geïnspireerd aan Myriam van Nazareth

BLOEMPJE 7 :

Het archief van het zielsleven

Wij zouden het zo kunnen zien, dat het zielsleven wordt bestuurd vanuit een 'archief'. In dit archief ligt alles opgeslagen dat de ziel nodig heeft om haar levensreis met vrucht te voltooien: gaven, talenten, het zaad van haar diepste vermogens (waarvan sommige – soms vele – haar niet eens bekend zijn en vaak een leven lang verborgen en onbenut blijven), en ook de kennis en de inzichten die de Heilige Geest soms op bovennatuurlijke wijze in de ziel stort en deze waarmee de ziel geboren wordt. Elke ziel wordt inderdaad bij haar schepping door God uitgerust met een onbewuste kennis over haar ware roeping, over Gods Plannen en Werken, over de natuur van de ziel en haar relatie tot God, enzovoort. Ook de dagelijkse ervaringen worden ergens in dit archief bewaard.

Het archief van de ziel is méér dan wat wij als het 'onderbewustzijn' kennen: het is een soort 'geheugen van het zielsleven'. Elke ervaring die de ziel opdoet, wordt nog tijdens de ervaring in het zielsarchief verwerkt. Deze verwerking betekent, dat de ervaring in verband wordt gebracht met de bagage aan gaven, talenten, vermogens, en met kennis en inzichten in verband met het Goddelijk Leven en met Gods Wetten.

Zo tracht de ziel al haar dagelijkse handelingen, woorden, gedachten en gevoelens richting te geven vanuit dit zielsarchief, dat in feite een soort private schatkamer is die door God in de ziel is aangelegd en die ook door Hem Zelf wordt gevuld – in (grotendeels onbewuste) samenwerking met de ziel zelf.

De ziel kan zich de belangen en behoeften van haar werelds leven tot waar levensdoel stellen. Zij kan zich echter ook helemaal richten op haar ware, diepste behoefte, namelijk het terugkeren naar God in een Eeuwig Leven in Zijn Tegenwoordigheid, en het leiden van een leven in dienst van Zijn Plannen (de verwezenlijking van Zijn Plan van Heil voor alle zielen en de grondvesting van Gods Rijk op aarde). In dit laatste geval betracht de ziel een leven zoals God het heeft voorzien: Het wereldse is slechts een heel klein deeltje van Gods Werkelijkheid, en ook precies het deeltje dat heel kort van duur is, terwijl het overgrote deel van Gods Werkelijkheid het leven van de ziel in de eeuwigheid betreft.

Zolang de ziel haar leven op aarde afstemt op het Eeuwig Leven dat erna komt, zal zij op een zuivere wijze vanuit haar zielsarchief worden bestuurd. Het is alsof de Heilige Geest Zelf dan de 'Archiefmeester' is, Die bij elke dagelijkse ervaring onmiddellijk de signalen geeft voor een gedrag dat de ziel opnieuw een stap dichter bij de verwezenlijking van haar levenswerk brengt, en dus een stap dichter bij God.

Elke ervaring wordt ook zelf in het zielsarchief opgeslagen, gekoppeld aan de les die de ziel eruit heeft geleerd voor haar groei naar vervolmaking in het Goddelijk Leven: de ware heiligheid – die de ware bestemming van elke ziel is.

Hoe vaker de ziel wereldse ervaringen zoekt (dit wil zeggen: ervaringen die haar niet kunnen helpen groeien naar de heiligheid, doch louter en alleen de bevrediging van haar vergankelijke wereldse behoeften beogen), des te onzuiverder wordt de 'telefoonlijn' vanuit haar zielsarchief naar haar bewust gedrag en haar bewust denken en voelen. De ziel wordt steeds minder zuiver door Gods Geest en door de wetten van het Goddelijk Leven bestuurd. Al haar gedragingen worden geleidelijk minder vruchtbaar voor Gods Werken, en de ziel begint te lijden onder vage gevoelens van ontevredenheid en ongelukkig-zijn. Dit begint ook tot uiting te komen in gespannenheid, gebrek aan zachtmoedigheid en blijmoedigheid, lusteloosheid, 'vermoeidheid van de ziel', verlies aan Geloof en Hoop, en vaak onverschilligheid tegenover haar medeschepselen.

De ziel in deze toestand lijkt steeds minder aansluiting te vinden tussen haar ervaringen enerzijds, en de haar door God geschonken onbewuste kennis van de Goddelijke Wetten en van de mysteries van het zielsleven. Dit gebrek aan aansluiting noemen wij 'onvermogen om ervaringen op de juiste wijze te verwerken'. Een ervaring uit het dagelijks leven op de juiste wijze verwerken, betekent dat zij op de juiste plaats in het zielsarchief geklasseerd wordt, zodanig dat zij het zielsleven niet onbewust blijft belasten doch integendeel kan dienen als nuttige bagage om nieuwe ervaringen beter tot nut te maken voor de verwezenlijking van de ware levenstaak (datgene wat God van de ziel in dit leven verwacht).

Wanneer een ziel ervaringen niet verwerkt, gedragen deze zich in het zielsarchief zoals boeken die uit de rekken zijn gerukt en ongeordend op de grond liggen, zodat de informatie die zij bevatten, niet meer bruikbaar is voor het verdere zielsleven. Wanneer de ziel ervaringen slecht verwerkt, gedragen deze zich zoals informatie die op de verkeerde plaats wordt geklasseerd en daardoor het zielsleven volledig in de war stuurt en bij de ziel gedragingen bewerkt die volkomen afwijken van Gods Wet. Het resultaat van dit alles is een chaos in het inwendig leven, met als gevolg een gedrag dat de ziel niet meer op een doeltreffende wijze naar haar bestemming voert. Het is alsof de ziel doelloos over haar levensweg zwerft, en zich uitput zonder nog echt vooruit te komen.

Een zielsarchief in chaos is oorzaak van een doelloos leven, een leven zonder richting, waarbij de ziel zich vragen stelt over de zin van het leven, en begint te geloven dat alles zinloos is, en ... dat er geen God bestaat, want dat alles in verwarring is en het leven geen doel heeft. Deze ziel is niet meer in staat, te zien dat het enige wat in chaos verkeert, zijzelf is, evenals de vele andere zielen die in een gelijkaardige gesteldheid leven. God is en blijft dezelfde: Bron van volmaakte, onfeilbare Wijsheid, Leven en Liefde.

Gods Intelligentie, Wijsheid en Voorzienigheid blijft even feilloos de teugels in handen houden om de Schepping als geheel leefbaar te houden. Daartoe zoekt Zijn Wijsheid onophoudelijk nieuwe evenwichtspunten: Hoe meer zielsarchieven in chaos verkeren, des te meer wordt het systeem van de Schepping ontwricht, omdat vele miljoenen zielen gedragingen stellen die niet meer vanuit de kennis van Gods Wetten worden bestuurd. God respecteert de vrije wil, en laat dit dus gebeuren, maar ...

Hij roept de zielen er nu toe op, de heiligheid van hun zielsarchief te herstellen. Hij doet deze oproep via de Brug tussen Zijn Wijsheid en de zielen: Maria, Die Hij tot Meesteres van alle zielen heeft gemaakt, de enige vlekkeloze onder de geschapen zielen, Die kennis van en inzicht in alle zielsarchieven heeft gekregen om deze op te ruimen en te herstellen. Precies daartoe is Zij de Bruid van de Heilige Geest, dus de Bruid van de Heiligmaker en Bezieler.

Ontelbaar zijn de zielen wier archief in wanorde verkeert omdat zij bepaalde ervaringen op hun levensweg nooit echt hebben verwerkt. Deze zielen vervolgen hun weg met een loodzware ballast op de rug. Zij vinden de ware innerlijke Vrede niet, en verliezen geleidelijk hun Geloof, hun vertrouwen en hun Hoop. Zij pogen onbewust, orde in hun innerlijk leven te krijgen door steeds weer te piekeren over wat voorbij is, over wat hen heeft verwond, over het 'hoe' en 'waarom' van de ervaringen die hen met pijn of bitterheid vervullen. Zij zullen via deze weg echter nooit hun verloren innerlijke Vrede terugvinden, omdat het ware verwerken niet gebeurt via het denken doch via het opnieuw ontsluiten van de innerlijke zielsvermogens door het contact tussen de vrije wil van de ziel en de Heilige Geest.

De ziel die ten prooi is aan een ongeordend innerlijk leven, moet eerst opnieuw een zuivere toegang vinden tot haar zielsarchief. Daartoe heeft zij de hand nodig Die macht heeft over de sleutel: Maria. Intense, vertrouwvolle toewijding aan de Meesteres van alle zielen brengt de ziel in diep contact met de Heilige Geest. Van de ziel worden slechts verwacht: vertrouwen, en loslaten van herinneringen in de overtuiging dat zij voor het zielsleven geen enkel belang meer hebben, doch slechts ziek kunnen maken – indien de ziel dit toestaat door in gedachten steeds naar het onverwerkte terug te keren.

In intense en vertrouwvolle toewijding aan Maria worden niet verwerkte ervaringen genezen doordat de ziel een totaal nieuw inzicht in de zaak verwerft en de ervaring totaal anders begint te benaderen. Maria verandert de hele waardeschaal van de ziel: deze begint het wereldse steeds méér te beschouwen als onbelangrijk, en richt zich steeds méér op de ware levenstaak die God haar heeft meegegeven. Ware toewijding als sleutel tot een volkomen gezond zielsleven begint met de gouden regel van Maria: steeds minder denken, steeds meer voelen, en het beschouwen van alle wereldse ervaringen als stappen op de weg die naar God leidt: Geen enkele stap heeft betekenis op zich, van tel is slechts het doel van de reis.

www.maria-domina-animarum.net

TOTUS TUUS MARIA !

MARIABLOEMPJES

geïnspireerd aan Myriam van Nazareth

BLOEMPJE 8 :

De kunstmatige wereld der duisternis

De duisternis tracht voortdurend, God van zielen te beroven. God is de Bron van Licht en Waarheid. Naarmate het Licht en de Waarheid in de ziel rijpen, kan in haar de ervaring van het Ware Geluk tot bloei komen. De duisternis tracht daarom de ziel in de eerste plaats te ontwrichten door haar van het Licht en de Waarheid weg te trekken. Opdat dit proces vruchtbaar zou zijn, doet zij dit door rondom de ziel nevels op te trekken die haar verblinden en haar waarneming van het leven totaal vervormen. Ziehier een gelijkenis die Maria de zielen voorhoudt:

De satan – bron van alle duisternis – tracht in de ziel het verlangen naar God en het Ware Licht te blussen, door haar doorheen een tuin te leiden die hijzelf heeft ontworpen. Deze tuin is een illusie, bestaande uit kunstbloemen. De satan houdt de zielen deze bloemen voor als gemakkelijk toegankelijke bronnen van bevrediging voor haar vele wereldse behoeften, met als bedoeling dat zij steeds minder naar de echte bloemen der genade zou verlangen. Hij tracht daarbij de ziel te overtuigen dat zijn 'bloemen' echt zijn.

Beschouw echter deze 'bloemen'. Zij bloeien niet, zij geuren niet, en zij bezitten geen leven noch enige vruchtbaarheid. Ziehier een wezenlijk verschil:

God schept, de satan bootst na. Slechts de echte bloemen uit Gods hand leven van:
  • voedsel uit de bodem (= de kiemen van het Goddelijk Leven)

  • zuurstof (= bezieling van het Leven)

  • zonlicht (= het Licht der enige Waarheid)

  • water (= genaden die het Leven in stand houden en werkzaam maken)

De echte bloemen uit Gods hand zijn dus draagsters van het Goddelijk Leven, het Licht der Waarheid, voortdurende bezieling en genaden.

Alles wat van de satan komt, is namaak. Hij kan niet scheppen, doch slechts nabootsen, en zijn creaties missen alle levenskracht. Hij verspreidt echter de illusie dat zijn creatie echt is. De kunstmatige tuin die de satan de zielen voorhoudt, mist:
  • de kiem (het voedsel) van het Leven:
    God schenkt voedsel, de satan gif.

  • bezieling:
    God schenkt de ziel zuurstof, de satan gisting en verstikking.

  • Waarheid:
    God schenkt Licht, de satan duisternis en illusie.

  • genade:
    God schenkt levensondersteunende genade,
    de satan verwoesting, innerlijke storm en hartstochten die van God wegleiden.

God is de Bron van alle Leven, en Zijn doel bestaat erin, dit Leven in stand te houden, te voeden en te versterken. Hij schenkt daartoe Liefde, Vrede en Wijsheid. Ook voor deze gaven heeft de satan zijn tegenpolen:

  • Tegenover de Ware LIEFDE stelt de satan:
    zelfverheerlijking en dweperij. De ziel meent een grote Liefde te hebben, doch deze is hol, want de ziel stelt grenzen aan haar bereidheid tot offer, boetedoening en onthechting voor de 'geliefde' (God, Maria), en protesteert tegen de beproevingen. Zij verbergt dit gebrek aan overgave achter een façade van vurige woorden. Zij stelt zichzelf op een voetstuk, en wordt zo blind voor eigen tekortkomingen dat zij het moeilijk heeft om aan te nemen dat zij fouten kan maken.

  • Tegenover de innerlijke VREDE stelt de satan:
    hartstochten (alle emoties die de ziel van God wegleiden, haar onvruchtbaar maken en haar misleiden omdat zij niet in overeenstemming zijn met Gods Plan met de zielen). Hartstochten brengen de ziel in onrust en innerlijke koorts

  • Tegenover de WIJSHEID stelt de satan:
    illusie, fantasie, zelfmisleiding, een droomwereld. In bepaalde gevallen manipuleert de satan zielen zozeer dat zij ervan overtuigd zijn dat zij een grote spirituele uitverkiezing hebben, en dat hun hele gedrag berust op louter Hemelse ingevingen. In deze gesteldheid kan de ziel zozeer opgezweept worden tot hoogmoed dat zij haar eigen waarheid doorzet, en de echte Waarheid bestrijdt als ketterij omdat zij zich door de echte Waarheid bedreigd en aangevallen voelt.

Zo leidt de duisternis de ziel weg van de LIEFDE (de moeder van de ware levenskracht in de ziel), de HOOP (de moeder van de Ware Vrede in de ziel) en het GELOOF (de moeder van de Wijsheid en het Licht in de ziel). Zij stelt er dus tegenover:

  • in plaats van LIEFDE: zelfzucht

  • in plaats van HOOP: diepgewortelde onrust, inwendige koorts

  • in plaats van GELOOF: schijngeloof, geloof in een schijnwerkelijkheid en een eigen fantasiewereld.

Door deze vervormings- en verblindingswerken van de duisternis slaat de ziel op drift en zinkt zij weg in een schijnwereld. Zij is ervan overtuigd dat haar Liefde, Geloof en Hoop volkomen zijn en dat zij de volle vruchtbaarheid voor Gods Rijk heeft bereikt. In werkelijkheid wordt zij totaal onvruchtbaar en bedreigt zij ook de vruchtbaarheid van andere zielen doordat zij hen van de ware bezieling door het Licht wegleidt. Deze ziel begiet de kunstbloemen in de mening dat zij echt zijn, en verheerlijkt hierdoor in werkelijkheid de duisternis en alle werken die de dood van de ziel voorbereiden.

In het volgend bloempje beschouwen wij hoe de ziel haar duisternis en verblinding kan leren herkennen, en de weg kan vrijmaken voor een nieuwe zonsopgang in zichzelf.

www.maria-domina-animarum.net

TOTUS TUUS MARIA !

MARIABLOEMPJES

geïnspireerd aan Myriam van Nazareth

BLOEMPJE 9 :

Zonsopgang in de ziel

(vervolg op Mariabloempje 8)

De macht van de satan is zo groot geworden omdat hij wegen en middelen heeft gevonden om de zielen beelden voor te spiegelen van een schijnbare 'werkelijkheid', die met Gods alomvattende realiteit nog slechts weinig te maken heeft. Anders gezegd: Hij weet talloze zielen te verblinden voor de echte Waarheid.

Er zijn vele graden van verblinding. Zolang de ziel in nederigheid open staat voor de inwerkingen van Gods Geest, en blijft erkennen dat zij niet onfeilbaar is, kan zij telkens opnieuw op de rechte weg worden geleid. Maria leert ons hoe wij boven het verduisterde, benevelde landschap van onze ziel de opgang van de zon van Gods Licht kunnen helpen bespoedigen.

Voor een echte doorbraak van de zon doorheen de nevel der verblinding moet de ziel in hoofdzaak aan de volgende drie terreinen werken:

1. Ware zelfkennis: Zeer vele zielen kennen zichzelf niet zoals zij werkelijk zijn. Velen kennen hun roeping niet, velen kennen onvoldoende hun gaven en hun tekortkomingen. Velen zijn niet in staat om hun positie binnen Gods Heilsplan te bepalen, zodat zij hun staat van genade heel verkeerd inschatten. Dit laatste is heel gevaarlijk, want de satan verblindt velen met het gif van de hoogmoed, en maakt hen hierdoor onvruchtbaar voor Gods Werken. Niets bevordert de werken der duisternis méér dan een ziel die ervan uitgaat dat zij onfeilbaar is en/of door God ver boven de anderen is geplaatst.

Zelfkennis is een genade. God had de zielen oorspronkelijk geschapen met een volkomen inzicht in hun eigen wezen en in vele elementen van de Goddelijke Mysteries. Met de erfzonde is de versluiering over vele elementen van kennis en inzicht gekomen: De ziel ziet Gods Licht als het ware doorheen glas, dat een wisselende mate van helderheid kan bezitten al naargelang de ziel zich al dan niet zuiver weet te houden.

De zekerste weg naar een zuiver inzicht in de eigen aard, eigenschappen en gesteldheden, en in datgene wat God specifiek van een ziel verwacht, begint met de totale toewijding aan Maria. Zodra de Koningin van al het geschapene en Meesteres van alle zielen waarlijk in de ziel kan heersen, voert Zij de ziel naar kennis van zichzelf, omdat de ziel zonder deze kennis vergelijkbaar is met een ballon:

  • volgepropt met allerlei dingen waarvan de inhoud haar eigenlijk niet echt bekend is, zodat het haar voorkomt alsof zij helemaal geen inhoud heeft ('ijle lucht' die zij niet kan zien);

  • zonder houvast en zonder echt fundament her en der zwevend op elke kracht van buitenaf, stuurloos; en

  • heel kwetsbaar: Zoals een ballon gemakkelijk doorprikt kan worden en dan openspat, zo is de ziel zonder degelijke zelfkennis nog kwetsbaarder voor de speldenprikken der bekoringen dan zielen die degelijk beseffen wie en wat zij zijn.

Smeek Maria dagelijks om de genade van zelfkennis, opdat de warmte van Haar Hemelse Liefde de nevelen om Uw ziel moge oplossen. Gebruik daartoe bijvoorbeeld meermaals de aanroepingen:

  • "O Heilige Geest, ontsluit voor mij de diepten van mijn eigen ziel. Breng mij tot zelfkennis. Laat mij toch zien wie ik werkelijk ben" (uit gebed nr. 668)

  • "O Maria, leer mij de wereld, mijn leven en mijn eigen wezen zien door Uw ogen"

Zodra de ziel zichzelf leert doorgronden, moet zij met Maria meewerken om zich naar een wedergeboorte te helpen leiden. Lever Uw oude 'ik' totaal aan Maria over, en bid volhardend om wedergeboorte. Daartoe moet U in de eerste plaats duidelijk inzicht verwerven in Uw persoonlijke behoeften. Dit brengt ons bij het tweede werkterrein:

2. Verschuiving van het accent in Uw behoeften. Zielen zijn vooral kwetsbaar voor de inwerkingen van de satan op grond van hun behoefte aan een mooi zelfbeeld, en van hun vele materiële behoeften. De behoeften van de mens op aarde kunnen wij vergelijken met een gewicht dat aan zijn voeten hangt. Hoe groter de greep van een behoefte, des te zwaarder is het gewicht, zodat de ziel zich nauwelijks van de aarde kan losmaken. Het groot streefdoel bestaat hierin, deze gewichten lichter en lichter te maken, zodat zij steeds minder macht over de ziel krijgen. De weg naar de bevrijding uit de slavernij van deze behoeften bestaat uit de doorvoering van volgende maatregelen samen met, en onder de leiding van, Maria:

  • Wapen U ertegen dat de satan zijn handtekening in Uw ziel zou plaatsen. Zijn ware handtekening is de hoogmoed (de eigenschap die hemzelf ten val heeft gebracht toen hij nog een engel was). De ziel kan verblind zijn voor zichzelf, maar gevaarlijk wordt het echt zodra de ziel in de greep van de hoogmoed komt, en steeds minder openstaat voor de mogelijkheid dat zij fouten kan maken. Wen U de volgende reacties aan:

    * Hebt U iets goeds gedaan, dank dan God en Maria met de woorden: "Dank dat het mij gegeven was, Uw Licht te verspreiden. Moge het Uw verhevenheid verheerlijken".

    * Hebt U iets minder goeds gedaan, aarzel dan niet, Uw fout toe te geven, en bid als volgt: "O Maria, bekom mij vergeving, en de kracht, de Liefde en het inzicht om deze fout niet te herhalen".


    Blijf U ervan bewust, dat nederigheid de sleutel is tot vele Hemelse poorten, onder meer deze der Genaden en deze der Wijsheid, die U kunnen leren, Gods Waarheid te onderscheiden van de misleidingen der duisternis.
  • Wapen U tegen overwicht van Uw materiële behoeften (behoeften aan voedsel, bezittingen, seksualiteit, leeg vermaak, enz.). Hoe meer U de behoeften van Uw lichaam en Uw drang naar bezit en naar genot onder controle kunt houden, des te meer zal Uw hart vrijgemaakt worden voor het schouwen van Gods bedoelingen en geheimen achter alles wat U omgeeft, des te kleiner wordt de macht van het wereldse over Uw denken, voelen en verlangen, en des te minder vatbaar zult U worden voor de valstrikken der verblinding. De ziel die de schoonheden van het Licht ontdekt, verafschuwt weldra de duisternis en wordt vrij voor haar opgang naar de dingen der eeuwigheid.

3. Verandering van Uw wereldbeeld. De ziel wordt gemakkelijk misleid omtrent de ware betekenis van wat zij om zich heen waarneemt. Deze vertekende waarneming is veelvuldig bron van zonden en ondeugden. Vandaar Maria’s volgende adviezen.

Houd U constant voor ogen:
  • dat alles wat U ziet en ervaart, uitingen zijn van de strijd tussen Licht en duisternis, en derhalve juist bewijzen dat God met Zijn zielen bezig is. Talloze zielen menen onterecht dat de veelzijdige chaos in de wereld bewijst dat God Zijn Schepping in de steek laat, en dat de duisternis het laatste woord zal krijgen;

  • dat al Uw beproevingen veldslagen zijn, en dat deze door het Ware Licht gewonnen zullen worden, op voorwaarde dat U elke beproeving in Geloof en vertrouwen aan Maria toewijdt. Lever Uw hele dagelijkse strijd samen met, en onder de heerschappij van, Maria;

  • dat alle 'achteruitgang' van de wereld moet worden beschouwd als de stuiptrekkingen van de helse slang die reeds zwaar vernederd onder de voeten van de Meesteres van alle zielen ligt. Hoe intenser Uw toewijding aan Maria, des te intenser schittert Haar macht, en des te heviger de stuipen van de helse slang onder Haar voet. Deze stuipen treffen nog vele zielen, doch bewijzen in werkelijkheid de totale machteloosheid van de satan tegenover Maria;

  • dat Uw dwalende medemens slechts een misleide ziel is, en dat hij die tegen U misdoet, zelf het eerste slachtoffer van zijn daden of woorden is. Koester jegens Uw 'schuldenaren' geen wrok, doch bid voor hun bevrijding uit de greep van de satan; smeek Maria dat Zij hun hart opent voor het Ware Licht.

Leggen wij dagelijks het volgende gebed aan Maria’s voeten neer:

"O Maria, Draagster van het allerheiligste Licht van Liefde en Wijsheid, bekom mij de genade, alle schijn van de talloze wereldse verleidingen en misleidingen te doorschouwen. Bekom mij het ware inzicht in Gods enige Waarheid. Leer mij mijn medemens, mijn leven en de wereld te zien zoals deze werkelijk zijn en zoals God hen ziet, opdat ik dit alles op de vruchtbaarst mogelijke wijze moge benaderen. Ik lever mij restloos over aan Uw machtige heerschappij, opdat U mij kunt baden in de oneindige stroom van het Licht der Eeuwige Waarheid. Ik verlang zo zeer, een kleine spiegel van Gods Glorie te mogen zijn, die de Zon van de Eeuwige Wijsheid zal helpen stralen doorheen de nevelen waarmee de duisternis Gods zielen verblindt voor de enige Bron van het Ware Geluk. Verlicht daarom mijn ogen en mijn hart in de vuurgloed van Uw volmaakte heiligheid, opdat ik moge zien wat werkelijk IS".


De ziel die zich laat omvormen tot een kleine zon, geniet het voorrecht, de schatten van Gods Rijk zichtbaar te helpen maken, nadat zij zal zijn begonnen, deze in zichzelf te ontginnen.

www.maria-domina-animarum.net

TOTUS TUUS MARIA !

MARIABLOEMPJES

geïnspireerd aan Myriam van Nazareth

BLOEMPJE 10 :

De akker van de vrije wil

Bij haar schepping krijgt elke ziel van God een vrije wil. Hierdoor is zij in staat om elk ogenblik van haar leven op aarde in elke situatie vrij te beslissen hoe zij met deze situatie zal omgaan, hoe zij op alles reageert, en in het algemeen: wat zij met haar leven wil doen.

Doordat zij in elke situatie volkomen vrij beslist over de richting die zij aan haar levensweg geeft, beslist de ziel zelf over deugd en ondeugd, over zonde en heiliging, over schuld en verdienste, met andere woorden: over de mate waarin haar leven vruchtbaar is. Vruchtbaarheid van een ziel, is de mate waarin zij werkelijk bijdraagt tot de verwezenlijking van Gods Plannen en Werken, want de enige reden waarom een ziel op aarde wordt geboren, ligt in de rol die zij hier moet spelen om Gods Plannen en Werken voor het Heil van de hele mensheid te helpen voltooien.

Het is de vruchtbaarheid van haar leven die bepaalt, hoe het Eeuwig Leven van de ziel er zal uitzien. Hoe verwerft de ziel deze vruchtbaarheid? Met andere woorden: Hoe verdient zij zich de gelukzaligheid van de Hemel?

Op haar levensweg wordt de ziel gestuurd door talrijke omstandigheden, door haar eigen geest, haar herinneringen, de wijze waarop zij haar omgeving en haar levensweg waarneemt, de reacties en gedragingen van andere levende wezens, haar eigen gevoelens, haar verwachtingen, en de inspiraties vanwege de krachten der duisternis. God tracht door Zijn Wijsheid en Liefde aan dit alles richting te geven via de inspiraties en tekenen van Zijn Voorzienigheid, door dewelke Hij hoopt, de gedragingen van de ziel te oriënteren volgens de noden van Zijn grote Heilsplan.

Doorslaggevend voor de uiteindelijke beslissingen van de ziel, zijn haar eigen verlangens, haar vrije wil. Het is de vrije wil, die bepaalt in welke mate de ziel beantwoordt aan de inspiraties van Gods Liefde en Wijsheid.

Beschouwen wij het volgende beeld. Wij zouden de vrije wil kunnen vergelijken met een akker. Elke wenk, elk teken, elke inspiratie vanwege Gods Voorzienigheid is een zaadje, dat in deze akker wordt geworpen, vele malen per dag. De akker kan zich voor dit zaad afsluiten, of kan het opnemen, in wisselende mate.

Telkens de vrije wil van de ziel bereid is om een Hemels zaadje in zich op te nemen, wordt het huwelijk van de mensenziel met haar God bekrachtigd door de gemeenschap van de menselijke wil en de Wil van God. Het zaadje bevrucht de akker, en nieuw leven ontstaat: De ziel stelt een handeling, spreekt een woord, koestert een gedachte of verlangen waardoor zij een vrucht bereidt voor de boomgaard van Gods Rijk.

Zo bezoekt de Wil van God, die Bron is van alle Leven, elke dag vele malen de bruidskamer van Zijn zielen om vruchten voor Zijn Rijk te verwekken, en de 'bruid' (de mensenziel) te verheffen tot het ware Goddelijk Leven. Hoe vaker de mensenziel haar vrije wil in overeenstemming brengt met de Wil van God, des te vruchtbaarder wordt zij. Beeld en gelijkenis van God te worden, is in wezen niets anders dan de vrije wil totaal te laten overvloeien in de Wil van God, Die in de kroon van Zijn Schepping (de mensenziel) de Verlossing en Heiliging zoekt te voltooien.

Bij elk bezoek van de Goddelijke Bruidegom krijgt de bruid (de ziel) de kans om méér één met Hem te worden. Hoe meer Goddelijke vruchten zij draagt, des te meer wordt zij zelf 'vergoddelijkt'. Dit proces is doorheen alle eeuwen slechts één maal in absoluut voltooide mate voltrokken: in de bruiloft tussen God en Maria, Die tot Koningin van de Schepping is gemaakt omdat de akker van Haar vrije Wil absoluut één was met de Wil van God, en daarom drager was van een vruchtbaarheid die Haar maakte tot Draagster van de opperste heiligheid.

In de totale, onvoorwaardelijke en eeuwigdurende toewijding aan Maria ontvangt de ziel de sleutel tot haar volledige ontsluiting, opdat ook haar vrije wil moge worden tot een bruidskamer waar zonder ophouden Goddelijke vruchten worden verwekt, tot een akker van heilige gewassen voor Gods Rijk.

www.maria-domina-animarum.net

TOTUS TUUS MARIA !

MARIABLOEMPJES

geïnspireerd aan Myriam van Nazareth

BLOEMPJE 11 :

Eerbetoon – De ziel als tuinierster

Het behoort tot de taken van elke ziel, eerbetoon, verheerlijking, te brengen aan God en aan de grote Werken van Zijn handen. In het bijzonder eerbetoon aan God (als Drie-Ene Godheid of als één der Goddelijke Personen – Eeuwige Vader, Jezus Christus, of de Heilige Geest) en aan Maria (de Koningin van Hemel en aarde en Meesteres van alle zielen, door God bekleed met ontelbare eigenschappen in hun graad van volmaaktheid) zet in de Schepping onzichtbare grote krachten in werking.

De Meesteres van alle zielen leert, dat de ziel door het brengen van eerbetoon aan een bepaald wezen (bijvoorbeeld een heilige), deel krijgt aan de verdiensten die dat wezen heeft verworven. Er wordt veel gebeden tot heiligen. De meest genadevolle intentie daarbij is niet deze waarbij de ziel een welbepaalde heilige eert om een welbepaalde wereldse gunst te verkrijgen (bijvoorbeeld de genezing van een welbepaalde ziekte), doch deze waarbij de ziel deze heilige eert om de spirituele verdiensten die deze tijdens zijn of haar leven op aarde heeft verworven. God beantwoordt een dergelijk eerbetoon door de ziel klaar te maken om de eigenschappen van de vereerde heilige ook in zichzelf te kunnen ontwikkelen.

Mede om deze reden kan de ziel tot de hoogste spirituele ontwikkeling komen door een aanhoudende vurige verering van Maria, de Moeder Gods. Geen enkele geschapen ziel heeft ooit zoveel eigenschappen en kenmerken in zich gedragen in een zo absolute volmaaktheid als Maria. Wanneer de ziel zich totaal aan Maria toewijdt en zich volkomen in Haar dienst stelt, brengt zij hierdoor de grootst mogelijke verheerlijking aan Maria, de Spiegel van Gods Glorie, bekleed met de hoogst mogelijke volmaaktheid in de orde der Genade.

Maria stelt Zich tot doel, de ziel die zich in totale toewijding aan Haar weggeeft, inwendig volledig te veranderen (te 'herscheppen') volgens het model van Haar eigen ziel. Zo tracht Zij Haar toegewijden naar het niveau van Haar eigen spirituele volmaaktheid toe te trekken, in de mate waarin deze ziel zich daadwerkelijk in alle details van het dagelijks leven in Haar dienst stelt en op Haar wil gelijken. Door de wil om te zijn zoals Maria is, helpt de ziel zichzelf omvormen volgens het model van Maria. Wij kennen dit verschijnsel ook in het aardse opzicht: Een mens is geneigd om kenmerken over te nemen van diegene die hij bijzonder liefheeft.

Wij kunnen ons de ziel die eerbetoon brengt, voorstellen als een tuinierster. Eerbetoon geeft de ziel een meer rechtstreeks aandeel aan de uitwerkingen van de eigenschappen die zij aantreft in diegene die zij vereert. Wanneer wij ons een heilige zouden voorstellen als een bloem, zou Maria een bloementuin zijn, een paradijs. Verering van Maria kunnen wij dan beschouwen als het begieten van de bloemen in dit paradijs. Al deze bloemen zijn alle elementen van heiligheid en verdiensten die Maria kenmerken. Door deze bloemen te begieten, komt men er als het ware meer rechtstreeks mee in contact, en neemt men hun schoonheden en Hemelse geuren dieper in zich op. Men haalt hierdoor dus voor zichzelf meer nut uit deze eigenschappen en verdiensten.

Hoe vuriger de ziel in het hart Maria vereert, des te meer levenskracht bevat het water waarmee zij de bloemen in het paradijs van Maria begiet. De ware levenskracht in de hele Schepping is de Liefde. Zo ook is het de Liefde die de waarde van het eerbetoon bepaalt (de levenskracht van het water verhoogt). De ziel laat dus steeds méér van zichzelf in de bloemen overgaan, en neemt op haar beurt steeds méér van de bloemen in zich op. Hoe intenser en langduriger de contacten van de ziel met Maria, des te méér zal de geur van deze Hemelse Bloementuin om haar heen blijven hangen, en des te intenser zullen haar hart en geest vervuld zijn van de beelden en indrukken, die de onvergelijkbare schoonheid van dit Hemelse Paradijs in haar achterlaten.

Zo kan eerbetoon tot een springplank worden, die de ziel naar een steeds groeiende eenheid met het vereerde Wezen leidt, doordat dit Wezen hierdoor, op basis van Gods Wet, de kans krijgt om Zich steeds méér in de vereerder te laten overvloeien. Dit systeem laat begrijpen dat het louter uit Liefde is, dat God van de ziel verlangt dat zij eerbetoon, verering en verheerlijking zou brengen: Hoe méér en hoe vuriger zij dit doet, des te meer kan Hij de genaden der vervolmaking in de ziel uitstorten. Het zijn precies deze genaden waarvan Maria jegens de Heilige Cathérine Labouré betreurde, dat zij zo weinig worden gevraagd.

www.maria-domina-animarum.net

TOTUS TUUS MARIA !

MARIABLOEMPJES

geïnspireerd aan Myriam van Nazareth

BLOEMPJE 12 :

De inwendige zon

Net zoals een bloem nood heeft aan de zon om te leven, te bloeien en de volheid van haar schoonheid te bereiken, heeft elke ziel behoefte aan Gods Licht om zich volkomen te ontplooien en haar uiteindelijke bestemming te bereiken: de heiligheid, de volheid van het Goddelijk Leven.

Ik heb vroeger reeds het Goddelijk Licht omschreven als het geheel van Gods leiding en de ingevingen van de Heilige Geest. Deze laatstgenoemden zijn het, die voor de ziel het Goddelijk Leven mogelijk maken en het richting trachten te geven. Zij kunnen dit slechts in de mate waarin de ziel Gods Tegenwoordigheid in haar leven toestaat.

De ziel staat dagelijks onder de invloeden van het werelds leven, dat niet God, Zijn Werken en het Eeuwig Heil zoekt, doch de mens, zijn dagelijkse wereldse activiteiten en zijn verworvenheden in wetenschap en techniek tot centrale elementen van het leven maakt. Hierdoor bedekt het werelds leven als het ware de hemel boven de ziel met donkere wolken, die het Licht van God beletten om tot de ziel door te dringen. Ook van binnen uit ontwikkelt de ziel duisternis: Alle gedachten, herinneringen, gevoelens en verlangens die met het wereldse verbonden zijn, evenals elke negatieve ingesteldheid, hebben de neiging, de ziel af te scheiden van het Licht dat vanuit Gods Hart op haar afstraalt. Deze inwendige verschijnselen kunnen wij vergelijken met gistingen, die dampen vormen, welke de ziel omhullen en haar in een eigen verduisterd wereldje opsluiten. Dit is precies wat de Allerheiligste Maagd Maria bedoelt wanneer Zij zegt dat elke binding met de wereld en met het eigen verleden de ziel ziek maakt.

De ziel kan zich op eigen kracht heel moeilijk uit deze duisternis bevrijden, omdat duisternis slechts door Licht verdreven wordt, en het de ziel in duistere gesteldheden precies aan dit Licht ontbreekt. God alleen kan dit ware, bevrijdende, genezende Licht in de ziel brengen. In deze Laatste Tijden doet Hij dit bij voorkeur via Maria, Die in onze dagen geroepen is om als Meesteres van alle zielen de volheid van de Waarheid, het Licht van de Hoop en de warmte van de Ware Liefde in de zielen binnen te leiden.

De Meesteres van alle zielen vergeleek Zichzelf reeds eerder met de stralen van de zon. Net zoals de zon via haar stralen de aarde raakt, en daarin de vruchtbaarheid ontsluit, raakt God via Maria de zielen om hun ware vruchtbaarheid te ontsluiten. Wanneer de ziel zich aan de voeten van de Meesteres van alle zielen neerwerpt en zich totaal aan Haar overgeeft, treden de zonnestralen uit Gods Hart in hart en ziel binnen, begint Maria in de wezenskern van de ziel het groot opruimingswerk, en vestigt Zij er Haar troon. Dit is het begin van de heerschappij van het Licht, dat in de ziel is gelegd door het Verlossend Lijden van Jezus Christus, doch in haar moet worden 'gewekt'.

Maria brengt de eigenschappen van God Zelf tot leven in de kern van de ziel die zich aan Haar overgeeft. Mits de ziel Haar daartoe een onbeperkte vrijheid verleent, werkt Zij Zichzelf zodanig in de ziel uit, dat Zij vanuit de kern van de ziel naar buiten toe begint te stralen, en er de nevelen en duisternis begint te verdrijven. Elke component van het zielenleven bevrijdt Zij van de duisternis die erin wortel heeft geschoten. Zo zuivert Zij de hele ziel in al haar wezenstrekken, zodat deze steeds breder kan openbloeien en steeds dichter nadert tot het ideaal, dat God voor haar heeft voorzien: uit te groeien tot Zijn beeld en gelijkenis, in de volheid van het Goddelijk Leven. Dit is wat Maria aanduidt als de voltooiing van de Verlossing, de weg van de heiliging. Zoals de zon de aarde ontsluit om er de vruchtbaarheid te wekken, ontsluit Maria aldus de ziel, en brengt haar van binnenuit tot bloei.

Op elke ziel rust de heilige plicht, het Verlossingswerk van Jezus in zich helemaal te ontsluiten. Dit is precies waartoe zij de hulp en leiding van Maria nodig heeft, Die in haar de bevrijding helpt voltooien door haar inwendig zodanig te veranderen, dat zij zich van steeds méér duisternis ontdoet en in haar geleidelijk elke neiging sterft om nieuwe duisternis toe te laten. De Meesteres van alle zielen toont Haar heerschappij in een ziel aan, door deze ziel te maken tot een zuivere spiegel van de Zon, een stralend Licht van Vrede en blijmoedigheid, en een warme bron van Liefde en zachtheid. In de ziel in wie Maria heerst, regeert de Wet van Gods enige Waarheid, waarin de deugd bemind en de ondeugd en zonde verafschuwd wordt. Zo wordt de ziel tot een levend Licht, dat een atmosfeer van vrijheid en rust om zich heen verspreidt. De ziel daarentegen, die haar duisternis vasthoudt en zich steeds weer tot de bronnen van nieuwe duisternis (de wereldse elementen van het leven) wendt, lijkt haar omgeving van alle Licht te beroven, en verspreidt onvrede en onbehagen om zich heen.

Naarmate de nevels en wolken van gehechtheden aan de wereld en aan het eigen verleden opgelost worden, trekt de hemel rondom de ziel open, zodat de ziel de Zon (God) en Zijn Werken (de volheid van de Waarheid en alle tekenen van Gods Tegenwoordigheid) beter en beter begint te zien, en zij zich meer van God en Zijn Werken bewust kan worden. Zo is datgene, wat het openbloeien van de ziel wordt genoemd, in wezen een vervanging van alle duisternis door Licht, en een breken van alle gehechtheden aan datgene wat geen Licht voor de ziel in zich draagt en haar aldus van het Goddelijk Leven wegleidt.

Maria brengt de ziel Licht, warmte, inzicht en bevrijding van binnenuit. Haar tussenkomst mag daarbij niet worden beschouwd als een passieve zuivering en aanvulling van wat in de ziel ontbreekt, doch als een omvorming, een 'herschepping', waardoor de ziel zelf geleidelijk aan de gesteldheden ontwikkelt, die in haar de bloei van nieuwe duisternis belemmert. Maria’s heerschappij in de ziel is deze van de Vertegenwoordigster van de Zon (God), Die de ziel stap voor stap zelf tot een zonnetje wil maken, zodat zij zich van binnenuit van haar duistere neigingen, gesteldheden en gehechtheden kan bevrijden en tot een spiegel van Licht wordt, die Gods Tegenwoordigheid en Werken in haar medeschepselen helpt binnenleiden. Om deze reden kan de ziel, die volkomen aan Maria toebehoort en Haar in alle elementen van het dagelijks leven is toegewijd, bij medeschepselen het gevoel wekken, dat overal waar zij zich vertoont, de zon opgaat.

www.maria-domina-animarum.net

TOTUS TUUS MARIA !

MARIABLOEMPJES

geïnspireerd aan Myriam van Nazareth

BLOEMPJE 13 :

De dagelijkse wedergeboorte

Jezus leert de zielen reeds in het Evangelie, dat elke dag genoeg heeft aan zijn eigen zorgen. Eigenlijk heeft God in deze uitspraak een heel bijzonder verlangen verborgen: het verlangen dat de ziel elke dag als een totaal nieuw leven zou beschouwen. Het ontwaken is daarbij als een verrijzenis uit het niets. Om waarlijk vrij en onbezwaard doorheen het leven te kunnen gaan, en elke dag tot de hoogst mogelijke vruchtbaarheid te kunnen brengen, mag de ziel eigenlijk geen bindingen hebben met de dag van gisteren. Elke herinnering die in de geest geactiveerd wordt, kan de ziel reeds bezwaren met gevoelens die met deze herinnering gepaard gaan. Doordat de menselijke geest de neiging heeft om herinneringen als in een eindeloze ketting met elkaar te verbinden, kan de ziel die gemakkelijk naar haar verleden terugkeert, zichzelf een ketting omleggen en onder de last van vele oude verwondingen, teleurstellingen, slechte herinneringen en pijnen volkomen onvruchtbaar worden, hetzij voor kortere hetzij voor langere tijd. Elke dag is echter een geschenk van God, waarvan de ziel het allerbeste moet zien te maken voor haar eigen heiliging en haar persoonlijke bijdrage tot de verwezenlijking van Gods Heilsplan voor alle zielen.

Elke dag moet de ziel een wedergeboorte beleven, alsof de dag van vandaag de enige dag van haar leven was en zij dus uit deze dag alles moest halen voor het Eeuwig Leven. Hoeveel zielen leven jaar in jaar uit, dag in dag uit zonder enige vruchtbaarheid voor Gods Plannen en Werken, omdat zij leven alsof hun leven op aarde nooit een einde zal kennen. Wanneer nu de ziel zich erin oefent, zich elke ochtend voor ogen te houden dat zij volkomen klaar moet zijn om in de loop van die dag God te ontmoeten, zal zij zich veel bewuster inspannen om die dag zoveel mogelijk voor God te verwezenlijken, opdat God haar elk uur zo heilig mogelijk moge kunnen vinden, en de balans van haar bijdragen tot Gods Werken zo rijk mogelijk moge zijn.

De ziel kan dit slechts ten volle doen wanneer zij niet de ballast van het verleden met zich meedraagt. Elke gedachte aan gisteren of aan een verder verleden herinnert de ziel tevens aan diegene die zij toen was. Vandaag hoeft zij echter niet noodzakelijk dezelfde te zijn. Alles verandert: de omstandigheden van het leven, de relaties en contacten met mensen, maar ook de ziel zelf (indien zij aan zichzelf werkt). Onze zwakheden van gisteren hoeven zich niet noodzakelijk vandaag op dezelfde wijze uit te werken. Onze pijnen, angsten en zorgen van gisteren hoeven niet noodzakelijk vandaag verder te leven. De Meesteres van alle zielen kan U helpen om Uw verleden zodanig te begraven zodat het U niet als een spook blijft achtervolgen om U onwerkzaam te maken.

Daarom ook, heeft God de wisselingen van de seizoenen, van dag en nacht enzovoort, ingesteld. Zoals God de dag en nacht heeft voorzien, heeft Hij daarin eigenlijk het verlangen verborgen, dat de ziel elke morgen als een totaal nieuw leven zou beschouwen. In deze gesteldheid kan zij volkomen vrij worden. Wanneer God de ziel tot Zich roept, moet zij licht zijn als een vogeltje, om onbezwaard naar Hem toe te vliegen, niet loodzwaar beladen met de lasten van het verleden, de geest, de herinneringen, al het negatieve. Een ziel die zo naar het leven kijkt, vindt een nieuwe blijmoedigheid en lichtvoetigheid.

Wanneer de dageraad aanbreekt, wekt God in de ziel de vonk voor een nieuw begin. De ziel zelf dooft heel vaak zelf deze vonk, door deze te besproeien met het ijskoud water van duistere of pijnlijke herinneringen, en door de gesteldheden uit dagen van weleer met zich mee in elke nieuwe dag binnen te slepen. De remmingen vanwege de eigen zwakheden, de herinnering aan de eigen gebreken en tekortkomingen van weleer, de nawerking van oude zorgen en angsten, de ontmoediging uit allerlei onaangename ervaringen enzovoort, worden van dag tot dag verder verzwaard door de vermoeidheden van het leven en de uitzichtloosheid van allerlei wereldse invloeden. Het gevolg is een verlamming en lusteloosheid, die van dag tot dag toenemen.

Dit alles hoeft geen vonnis te zijn, geen gevangenis waaruit de ziel niet meer kan ontsnappen. De ziel die zich vol vertrouwen totaal aan de Meesteres van alle zielen overlevert, kan Haar smeken dat Zij het verleden en alle nare herinneringen, alle remmingen die de ziel met zich blijft meeslepen, in de hoogheilige grond van Haar Onbevlekt Hart moge begraven. Dit gebeurt door totale toewijding, die intens wordt beleefd. Alles wat in Maria’s Hart begraven ligt, is Haar eigendom. Telkens de ziel de neiging vertoont om naar dit toegewijde verleden terug te keren, begeeft zij zich als het ware op onrechtmatige wijze op de hoogheilige grond van Maria.

De ziel die zeer intens met Maria leeft, kan met Haar ingesteldheden bevrucht worden en zal meer en meer leven in de innerlijke Vrede en rust. Slechts uit deze Vrede en rust – de Vrede van Christus! – kan de ziel opnieuw geboren worden. Innerlijke onvrede en onrust houden de ziel vast in haar wereldse persoonlijkheid. Innerlijke Vrede en rust wekken in haar datgene, wat de ziel uit al het wereldse losmaakt en haar zo laat leven, alsof zij reeds 'boven het aardse' uitgegroeid was: Alle gedachten en gevoelens worden dan steeds intenser gedrenkt in de adem der heiligheid, die de ziel steeds intenser met het tijdloze verbindt. In deze gesteldheid rijpt het zaad van de wedergeboorte, dag na dag. In deze gesteldheid is het verleden overwonnen door de Ware Liefde en lost de toekomst zichzelf op in het Licht van de Ware Hoop, zodat voor de ziel nog slechts de dag van vandaag telt, die zij heel bewust beleeft als een kind van Gods Dageraad, die alle duisternis heeft overwonnen.

www.maria-domina-animarum.net

TOTUS TUUS MARIA !

MARIABLOEMPJES

geïnspireerd aan Myriam van Nazareth

BLOEMPJE 14 :

Mei in het zielenleven: De ziel tussen bloesem en vrucht

Mei geldt algemeen als de mooie lentemaand. Deze maand situeert zich steeds in grote trekken tussen Pasen en Pinksteren. Bekijken wij toch even de grote symboliek die in dit gegeven verborgen zit.

Pasen is het feest van de Verrijzenis, Pinksteren zouden wij als de bekroning van de Verrijzenis kunnen beschouwen. Voor de ziel is de Verrijzenis haar wedergeboorte, die zij op grond van de kruisweg van haar beproevingen kan verwerven, indien zij haar kruisen op een verdienstelijke wijze draagt, concreet gesproken: Indien zij deze niet vervloekt, er niet tegen protesteert, doch hen in Liefde draagt en hen toewijdt, zodat zij vruchtbaar worden. De vrucht komt tot uitdrukking in een wedergeboorte, een nieuw begin voor het ware, Goddelijk Leven. Pinksteren is dan als het ware de bekroning van deze wedergeboorte, doordat de Heilige Geest de wedergeboren ziel naar de volheid van haar ontplooiing wil leiden. Bekijken wij nu even wat in deze tijd van het jaar in de natuur gebeurt:

De natuur beleeft haar wedergeboorte na de dorre winter. De bloesems kondigen de nieuwe vruchtbaarheid aan. De wind en de dieren verspreiden het stuifmeel tussen de bloemen en verhogen zo de vruchtbaarheid van de natuur. De bloemen, bloesems, bomen en planten volgen daarbij eenvoudig automatisch de groeiwetten die door Gods Intelligentie zijn gemaakt en door diezelfde Intelligentie worden bestuurd. De natuur stelt zich geen vragen, zij ondergaat, zij werkt Gods Plan niet tegen. In dit opzicht verschilt zij totaal van de mensenziel, die nochtans als de kroon op de Schepping was bedoeld.

De mensenziel heeft een vrije wil, die zij heel vaak zodanig gebruikt dat zij Gods Intelligentie in haar leven weinig kans geeft. Om deze reden komt de ziel vaak nooit tot de vruchtbaarheid die zij op grond van de haar door God geschonken gaven zou kunnen bereiken. De ziel die haar beproevingen op een wijze draagt die helemaal in de lijn van Gods Plannen en Werken ligt, wordt vruchtbaar. Zij draagt als het ware de lentebloesems van de deugd, die haar wedergeboorte voor het Goddelijk Leven bezegelen. In de mate waarin de ziel de weg van de deugd niet verlaat, rijpen de bloesems van haar innerlijk leven geleidelijk uit tot ware heiligheid. Deze ziel stelt haar vrije wil in dienst van Gods Plannen en Werken, zodat de Heilige Geest de kans krijgt, haar bloesems volledig verder te laten uitrijpen tot vruchten voor Gods Rijk. De ziel die helemaal in de deugd leeft en in alles Gods Werken en Plannen wil dienen, leeft in de ware zin van het woord in eenheid met Gods Wil. Deze ziel is een mooie bloesem, die haar stuifmeel door de winden van Gods Geest over haar hele omgeving laat verspreiden, zodat zij daadwerkelijk bijdraagt tot een grotere vruchtbaarheid van zielen. In haar bevrucht ook de ene deugd de andere, zodat zij spoedig bloeit in de weelderigheid van de ziel die haar ware roeping (de heiligheid) ernstig neemt.

Wij zouden het zo kunnen beschouwen, dat in een ziel die via de juiste omgang met de kruisen van haar levensweg tot een wedergeboorte voor het ware Goddelijk Leven komt (Verrijzenis), en die haar nieuw verworven bloesems van deugdzaamheid en heiliging volkomen opent voor de werking van de Heilige Geest (Pinksteren), de atmosfeer van de eeuwige mei heerst, de Eeuwige Lente van de waarlijk bloeiende ziel. Gaan wij nog een stapje verder in deze symboliek: Mei is de grote maand van Maria, de maand waarin wij naar Maria kijken als de Belofte van een Nieuwe Lente, de Koningin van de Hemelse schoonheid, de eeuwig bloeiende Lente. In deze maand wordt de ziel eraan herinnerd dat de Koningin des Hemels een nooit verwelkende Bloesem is. Haar hele leven was een model van vruchtbaarheid. Zij leidde een leven dat één en al toewijding aan God was, waarin al Haar handelingen, woorden, gedachten, gevoelens, verlangens en bestrevingen bloeiden en zich voltrokken in de diepste eenheid met Gods Wil, en daardoor een maximale vruchtbaarheid voor Gods Plannen en Werken verwierven. Maria was Bloesem en Vrucht tegelijk. Zij leed op een volmaakt vruchtbare en heilzame wijze. Hierdoor kunnen wij stellen dat Zij als het ware elke seconde opnieuw geboren werd, in een eindeloos proces van zelfvernieuwing. Op het spiritueel vlak verklaart dit Haar eeuwige jeugd, die in Haar zowel spiritueel alsook zelfs lichamelijk merkbaar was. Maria’s hele leven was op absoluut volmaakte wijze ingeschakeld in het Verlossingswerk van de Christus. Tezelfdertijd leefde Zij in volmaakte overvloeiing met de Heilige Geest.

Wij kunnen stellen dat Maria’s leven uitdrukking gaf aan de absolute volmaaktheid doordat in Haar op een buitengewone wijze de Werken van de Drie Goddelijke Personen hun volle vruchtbaarheid bereikten, doordat Zij Haar Wil volmaakt één maakte met Gods Wil, en Zij de deugd beleefde in elk detail van Haar inwendig leven, van al Haar gesteldheden, en van alles wat van Haar uitging.

Maria droeg op volmaakte wijze bij tot de voltooiing van de Werken van:
  • de Eeuwige Vader (Schepping): In Maria kwam al datgene waarmee God Haar had geschapen, tot onbegrensde volmaakte rijping;
  • Jezus Christus (Verlossing): In Maria droeg elk detail van Haar leven bij tot de Verlossingswerken van de Christus, vanwege de volmaakte heiligheid van Haar innerlijk leven en van alles wat van Haar uitging;
  • de Heilige Geest (Heiliging): In Maria werd ononderbroken alles tot vruchtbaarheid gebracht voor de hele Schepping, omdat de Heilige Geest in Haar een waardige troon vond, en op volmaakte, ongehinderde wijze door Haar heen kon werken.

Wij kunnen dus zeggen, dat in Maria een ononderbroken proces werkzaam was, waarbij zaad (schepping), bloesem (Verlossing) en vrucht (heiliging) voortdurend samen aanwezig waren en onophoudelijk in elkaar overvloeiden: een proces van constante zelfvernieuwing en wedergeboorte, precies zoals de natuur dit in de maand mei beleeft. Het geheim van Maria lag niet alleen in Haar Onbevlekte Ontvangenis. Mocht dit zo zijn, dan zou er voor geen enkele ziel buiten Maria enige hoop op ware vruchtbaarheid en dus op ware heiligheid bestaan. Het ware geheim van Maria lag in de wijze waarop Zij Haar vrije wil gebruikte. Maria werd in elk detail van Haar leven door niets anders gedreven dan door het verlangen om Gods Werken te bevorderen en de verwezenlijking van Zijn Plannen te bespoedigen. Haar spirituele vruchtbaarheid was het resultaat van de totale overgave van Haar eigen Wil aan de dienst aan Gods Werken en Plannen, Haar totale zelfverloochening ten bate van Gods Heilsplan. Daarom is Maria de belichaming van de meimaand, het ware symbool van de Lente, van nieuw Leven, van ongeremde bloei, van de natuur in haar volle schoonheid en vervuld van de rijkste beloften.

De bloem, boom of plant neemt alles aan, zonder na te denken en zonder protest: elke zonnestraal, elke regendruppel en elke bries. De ziel die zonder na te denken en zonder protest alles aanneemt, bloeit eveneens volgens Gods Wet en op Gods Tijd, omdat zij zich één maakt met Gods Wil. Voor haar zijn de zonnestralen van Gods duidelijk waarneembare Liefde, de regendruppels der beproevingen en de winden als de motor van Gods aanwijzingen, Voorzienigheid en bezieling op haar levensweg zonder uitzondering zegeningen, die alle samen noodzakelijk zijn opdat zij zou bloeien en vrucht zou dragen. De ziel tussen bloesem en vrucht is de ziel in wie de ware Lente niet meer vergaat, omdat zij heeft begrepen waarvoor zij op aarde is: Zij vaart geen eigen koers, doch leeft volledig volgens de groeiwetten van haar Schepper, zodat zij met zekerheid door Hem wordt geleid naar de zomer van de ware heiligheid, om voor eeuwig in Hem te bloeien.

Maria is de absolute bekroning van de vruchtbaarheid van een ziel. In Haar leverden de bloesems der deugd de volle rijkdom van het stuifmeel dat nieuw Leven brengt. In deze tijd is Maria als de Meesteres van alle zielen geroepen om deze rijkdom door te geven. Alle onderrichtingen die Zij in deze hoedanigheid aan de zielen schenkt, vormen het stuifmeel waarmee Zij de zielenbodems bevrucht voor de grondvesting van Gods Rijk op aarde. Vele zielen tonen zich allergisch voor dit stuifmeel, omdat zij onder de nefaste invloeden van het werelds denken en verlangen de volheid van het Ware Leven niet meer verdragen. Hierin schuilt een belangrijke reden voor het onbegrip en het gebrek aan aanvaarding van vele zielen ten aanzien van deze Werken van de Hemelse Koningin. De ziel die allergisch is voor de Werken die God in de mei van het zielenleven wil volbrengen, kan niet bijdragen tot de rijping van de zomervruchten.