TOTUS TUUS, MARIA!

HET WARE VASTEN, EEN WEG UIT DE DUISTERNIS

Vastenoproep en onderrichting
vanwege de Meesteres van alle zielen

via Myriam van Nazareth

In de geest van de meeste mensenzielen is vasten verbonden met een periodieke beperking van de bevrediging van bepaalde lichamelijk behoeften, in de eerste plaats de behoeften aan het gebruik van voedsel in een mate die uitstijgt boven het levensnoodzakelijke. Dat de mens vasten voornamelijk – indien niet uitsluitend – verbindt met het stoffelijk leven (het leven van het lichaam), heeft te maken met het feit dat onze wereld in zeer hoge mate de klemtoon legt op het stoffelijke, en dat vaak wordt vergeten dat de mens geen lichaam is, doch een lichaam heeft, en dat het ware wezen van de mens zijn ziel is.

Het jaarlijks vasten tegen het einde van de winter berustte in vroegere tijden grotendeels op een noodzaak, wegens een relatieve voedselschaarste in het jaargetijde waarin de land- en tuinbouw zeer weinig oplevert. Dit is grotendeels veranderd naarmate zich in de moderne samenlevingen een wereldeconomie ontwikkelde, die de invoer van voedingsmiddelen uit streken waar het in ons winterseizoen zomer is, mogelijk maakte.

Het christelijk gedachtegoed heeft in verband met het vasten een spirituele motivatie in leven gehouden: De voedselschaarste in de winter werd benut om de ziel te oefenen in de beleving van de matigheid, teneinde haar te helpen, haar innerlijk leven spontaner te oriënteren op de elementen van het leven die niet met de bevrediging van stoffelijke behoeften (en de vele schijnbehoeften van het lichamelijk leven!) te maken hebben. De Meesteres van alle zielen nodigt de zielen thans uit tot een verdieping van hun innerlijke gesteldheden, teneinde in de diepste regionen van hun hart de ware natuur terug te vinden, waarmee de Schepper hen heeft uitgerust.

Het vasten voor het lichaam wordt verbonden met de betrachting, het lichaam te reinigen van ballast die zich daarin door de vele invloeden van het leven in de wereld heeft opgehoopt. Minstens even belangrijk, en met het oog op het Eeuwig Leven en de ware bestemming van de ziel oneindig veel belangrijker, is een diepe reiniging van de ziel.

De Moeder Gods wijst op de grote noodzaak dat de ziel zich onophoudelijk zou reinigen van alle invloeden die het leven in de wereld in haar uitzaait als onkruid tussen de tarwe. Deze reiniging komt neer op een vasten van het hart, de geest, de verlangens en de bestrevingen van de ziel.

Het vasten van de ziel mag in wezen nooit worden onderbroken, want van elke ziel wordt een onophoudelijke, toenemende bloei verwacht, en de invloeden die de gesteldheden van de wereld in de ziel uitzaaien, zijn voor de spirituele bloei als een sluipend gif. De mens kent niet de dag waarop zijn Schepper hem tot Zich terug zal roepen. Op die dag wordt hij geacht, de opdracht voor dewelke zijn ziel in de wereld is gestuurd, te hebben voltooid. Elke ziel heeft een opdracht te vervullen in het kader van de verwezenlijking van Gods Heilsplan voor de hele Schepping. Elke ziel, zonder uitzondering, is dus een werktuig door hetwelk God Zijn Plannen en Werken op aarde zoekt te verwezenlijken. De wereld heeft zich heel anders ontwikkeld dan God het had bedoeld, omdat ontelbare zielen niet Gods Werken doen: Zij volgen in hun gedrag en in hun innerlijke gesteldheden niet de inspiraties van Gods Geest, doch deze van de duisternis. Dit is de enige reden waarom deze wereld is zoals wij hem dezer dagen waarnemen: een oord van ellende en ontelbare wantoestanden. Dit is niet Gods werk, doch de bittere vrucht van de zonde. Dit alles heeft in de wereld voorbeelden en normen geschapen, die zeer ver van Gods bedoelingen afwijken, en dat alles, samen met de rechtstreekse inspiraties van de duisternis in elke individuele ziel, verontreinigt onophoudelijk elke ziel en laat haar innerlijke gesteldheden en haar gedragsneigingen steeds méér onkruid in de Schepping uitzaaien.

Het vasten van de ziel is derhalve niets minder dan het wieden van dit onkruid waarmee de duisternis de Schepping, evenals de bloei van elke individuele ziel op haar weg van heiliging, steeds dieper ontwricht. Vasten van de ziel is een gewilde, bewuste, actief nagestreefde onthechting van elke materialistische neiging en van alle sporen die het werelds leven op alle zijnsniveaus van de ziel achterlaat om daar als onkruid de tarwe (= de vruchten van het Goddelijk Leven, het Leven dat Heil brengt voor de ziel zelf en voor de hele Schepping) te overwoekeren.

Dit onkruid moet geregeld uit de tuin van het zielsleven worden verwijderd, opdat de ziel haar ware levensopdracht, haar roeping als werktuig van God, met vrucht zou kunnen volbrengen. Er is geen andere weg naar de volle bloei als ziel, naar de Eeuwige Gelukzaligheid van de ziel, en naar een wereld van Liefde zonder ellende.

Wat houdt het vasten van de ziel concreet in?

Vasten van de ziel is een aanhoudende zuivering van alles in de ziel wat geen drager is van Gods Licht. Concreet betekent dit: alles wat niet de Ware Liefde in zich draagt en niet positief kan bijdragen tot de verwezenlijking van Gods Plannen en Werken voor de Schepping noch tot de heiliging van de ziel (dit wil zeggen: de voltooiing van haar hoedanigheid als beeld en gelijkenis van God). Vasten van de ziel betekent een vrijwillige, volhardende uitroeiing van alle elementen van duisternis in de wijze waarop de ziel pleegt te denken, te voelen, te verlangen en te bestreven, en de vervanging van dergelijke elementen door gesteldheden van Licht en Liefde.

Vasten van de ziel is dus versterving aan alles wat de ziel uit de gesteldheden van de wereld in zich heeft opgenomen (negatief denken en voelen, jaloersheid, zelfzucht, liefdeloosheid, hebzucht, genotzucht, wraakzucht, wrok, innerlijke onrust en onvrede, gebrek aan vertrouwen in Gods werking binnen de Schepping en op de individuele levensweg, verslaving aan alles wat de ziel van God verwijdert en haar steeds dieper in wereldse gesteldheden wortel doet schieten) en de vervanging van dit alles door Ware zelfverloochenende Liefde tot alle medeschepselen en tot Gods Beschikkingen, en door alles wat de Ware Liefde in haar tot bloei kan brengen (blijmoedigheid, zachtmoedigheid, oprechte aanvaarding van de beproevingen van het leven, vastberaden keuze voor alles wat haar tot heiliging kan brengen, fijngevoeligheid en tact, vergevingsgezindheid, diepe inleving in alle medeschepselen en daardoor ongeremde dienstbaarheid en hulpvaardigheid jegens alle medeschepselen).

Het ware vasten schept in de ziel een steeds sterker wordende basis van zuiverheid.

De Moeder Gods definieerde 'zuiverheid' reeds jaren geleden als de mate waarin een ziel in al haar handelingen, woorden, gedachten, gevoelens, verlangens en bestrevingen een spiegel is van Gods Wil, en vrij is van de elementen van het werelds leven die haar verhinderen om beeld en gelijkenis van God te zijn.

Het ware vasten versterkt de weerstand van de ziel tegen wereldse invloeden, en verlaagt haar verleidbaarheid voor alle bekoring tot afwijking van Gods Wet van Liefde. Dit komt doordat het vasten de sporen van de erfzonde in de ziel geleidelijk ontkracht. Hierdoor wordt de ziel innerlijk omgevormd. De Moeder van de Verlosser is aan de zielen gegeven in Haar hoedanigheid als Meesteres van alle zielen om hen door begeleiding in hun innerlijke omvorming ('herschepping') terug te voeren naar een staat die zo dicht mogelijk aansluit bij de toestand van de mensenziel vóór de erfzonde.

Omdat de spirituele bloei van de mensenziel een proces is dat het hele mensenleven lang moet worden onderhouden en verfijnd, kan het ware vasten niet worden verbonden met bepaalde tijdstippen. De ziel wordt speciaal in de Veertigdagentijd aan het vasten herinnerd, omdat deze tijd samenvalt met een tijd waarin Jezus Zijn hoogheilige Missie op aarde voltooide, en haar bekroonde met de Passie, het Lijden dat de Verlossing van elke mensenziel van goede wil voorgoed zou ontsluiten. Deze tijd staat daarom bij uitstek symbool voor de voorbereiding van de ziel op haar wederopstanding, de Verrijzenis van Pasen. De Vastentijd moet uiteindelijk zijn gericht op de verwezenlijking van de volheid van het vermogen van de ziel om Jezus Christus na te volgen in Zijn Verlossend Lijden (de Passie is immers het hoogtepunt van de Vastentijd, en gaat onmiddellijk vooraf aan de Verrijzenis, een uitnodiging voor de spirituele wedergeboorte van de ziel, een opstanding uit haar wereldse gesteldheden voor een nieuw Leven, het Goddelijk Leven in een gesteldheid van de Eeuwige Lente van volhardende heiliging). De Veertigdagentijd mag niet de enige periode van het jaar zijn, die uitnodigt tot herstelwerken in de ziel, zij vormt integendeel een Goddelijke oproep tot een vruchtbare reis naar Pasen en de volhardende bloei van de gesteldheden die van het hart een oord maken, waarin de Christus Zich geroepen voelt om in de diepten van de ziel waarlijk te leven en te verrijzen.

Het vasten zoals ook de meeste christenen dit beschouwen, namelijk als een beperking van voedsel, mag niet tot doel op zich worden, want dan zal het niet volstaan om het ware doel te bereiken: een volledige zuivering van de ziel van alle verontreiniging die de duisternis dagelijks in haar zoekt uit te storten en die de ziel vaak zorgeloos in zich laat woekeren. Het vasten in de vorm van louter voedselbeperking heeft trouwens slechts spiritueel nut indien, en in de mate waarin, het uitdrukkelijk wordt beoefend met een spirituele intentie, namelijk als middel tot een wedergeboorte met innerlijke gesteldheden die passen bij de mensenziel zoals God haar heeft bedoeld. Een vasten die blijft steken in voedselbeperking en niet de innerlijke mens, de diepe hartsgesteldheden, dichter bij God en de heiligheid brengt, mist volkomen zijn doel.

De Koningin des Hemels roept alle zielen op tot een spiritueel vasten tot wedergeboorte voor het ware, Goddelijk Leven. Dit vasten bestaat uit een vrijwillige, vertrouwensvolle, doorgedreven inspanning tot zuivering van het hart van alle diepgewortelde gesteldheden die de ziel belemmeren in haar bloei als een waar kind van God. Deze uitzuivering moet hoofdzakelijk worden gericht op een ontworteling van de drie dodelijke giften waarmee de duisternis elke ziel bedreigt:

1. Materialisme: De levenshouding en denkwijze volgens dewelke de stoffelijke behoeften alle aandacht krijgen, waardoor de ziel zich aan wereldse goederen hecht boven de mate van het levensnoodzakelijke, en méér leeft voor de bevrediging van wereldse noden dan voor het Eeuwig Leven. Materialisme leidt automatisch tot zelfzucht, bezitsdrang, een geest van strijd tegen alle medeschepselen en het nastreven van eigen wereldse belangen ten koste van alle medeschepselen, met als uiteindelijk gevolg de volledige dood van alle Ware Liefde;

2. Duistere hartsgesteldheden: Alle voelen, denken en verlangen dat rechtstreeks de werken der duisternis dient, en de wortels der duisternis in deze wereld helpt verstevigen. Deze gesteldheden hebben talloze bestanddelen en gezichten. Tot de meest voorkomende en gevaarlijkste behoren haat, jaloersheid, na-ijver, wrok, wrevel, onverzoenlijkheid, gebrek aan vergeving, gevoelloosheid en gebrek aan inlevingsvermogen jegens alle medeschepselen, genotzucht, gebrek aan Geloof en vertrouwen in Gods Liefde en Zijn Werken ten behoeve van het Eeuwig Heil van de zielen en ten behoeve van de volmaakte harmonie binnen de hele Schepping, en alle vormen van innerlijke onvrede.

3. Hoogmoed: De gesteldheid waardoor de ziel haar ware plaats, rol en roeping binnen Gods Schepping en Gods Werken overschat en zichzelf eerder beschouwt als een belangrijke spil binnen dit hele systeem dan als een onderdeel naast talloze andere onderdelen. De hoogmoedige ziel gaat ervan uit dat haar waarde als schepsel eerder absoluut is (dit wil zeggen: dat zij op zichzelf waardevol is) dan relatief (dit wil zeggen: dat haar waarde ligt in de vervulling van haar rol in samenwerking met alle andere schepselen, en dat haar waarde dus wordt bepaald door de wijze waarop zij zich gedraagt als deeltje van het hele systeem). De hoogmoedige ziel heeft haar ware plaats binnen Gods Schepping niet begrepen. Zij beseft niet dat zij zonder de ononderbroken instroming van Gods Genade niet eens zou leven, en dat zij slechts op aarde is om Gods Plannen en Werken te helpen verwezenlijken, dus in de diepste zin van het woord als dienares van God en Zijn Heilsplan voor de hele Schepping.

Deze drie giften zijn niet strikt van elkaar te scheiden, zij bevatten ten dele gelijkaardige ingrediënten die hun effecten in elkaar laten overlopen. Om deze reden draagt elke mensenziel in een bepaalde mate elk van deze giften in zich, ten gevolge van de erfzonde. Het tegengif voor het geheel van deze vergiftiging is niets anders dan de Ware Liefde. De vervolmaking in de Ware Liefde is de enige doelstelling van het leven van de mensenziel op aarde, want de Ware Liefde is de enige draagster van het Ware Leven. Zij is het, die de ziel reinigt van alle sporen van de erfzonde, van alle duisternis die het Leven doodt. De wereld is geworden tot wat hij is (een poel van duisternis, ellende en lijden) door grootschalige verwaarlozing van de Ware Liefde. Deze verwaarlozing kennen wij als de zonde, met haar ontelbare gezichten.

Het ware vasten van de ziel is een volhardende strijd tegen alle wereldse invloeden, met als enige doelstelling, dat de ziel zou worden herschapen van een wezen dat is zoals de duisternis het heeft beoogd, in een wezen zoals God het heeft beoogd. Dit is de ware inzet van de strijd tussen Licht en duisternis, waarvan elke mensenziel een leven lang de inzet is. Zalig de ziel die dit waarlijk begrijpt, en die op grond van dit besef haar innerlijke gesteldheden onderzoekt op hun overeenstemming met het doel waartoe zij in de wereld is gezonden. Dit leven heeft geen andere zin dan deze: dat de ziel het zou leiden als een volwaardig element binnen de Schepping zoals God haar heeft bedoeld, als een systeem van volmaakte Liefde, Vrede en harmonie, als spiegel van Gods Hart.

Myriam, februari 2016