TOTUS TUUS, MARIA !

EDELSTENEN DER GENADE

Beschouwingen over de diepe betekenis van
Mijlpalen uit het Leven van Jezus en Maria

door de Allerheiligste Maagd Maria geïnspireerd aan

Myriam van Nazareth

Inleiding

Eén van de belangrijkste redenen waarom in deze tijden het christendom zoveel aan levenskracht blijkt te verliezen, ligt in het feit dat de christenen de grote gebeurtenissen uit het aardse leven van Jezus en Maria nog slechts van de kalender lijken te kennen: Over de ware spirituele diepgang van deze gebeurtenissen is bij de zielen heel weinig bekend. Dit is de reden waarom de Meesteres van alle zielen Haar Myriam ertoe heeft geïnspireerd, korte beschouwingen te schrijven over datgene wat deze mijlpalen in de heilige levens van de Messias en Zijn Moeder de zielen werkelijk willen leren. Waartoe heeft Gods Voorzienigheid deze gebeurtenissen laten plaatsvinden? Wat wil God de zielen door deze gebeurtenissen leren? Hoe kunnen de zielen deze Goddelijke lessen in zichzelf tot nut brengen?

De zielen mogen nooit uit het oog verliezen dat God met alles een bedoeling heeft, die Zijn Heilsplan voor de zielen dichter bij zijn verwezenlijking moet brengen door elke ziel te veranderen in een bloeiende bloem. Doorheen deze Edelstenen der genade wil Maria een bijzondere weg van evangelisatie aanbieden, die de zielen, in wie de kennis van de prachtige Leer van Gods enige Waarheid door een laag werelds stof is bedekt, een nieuwe schittering kan verlenen.

In dienst van de Meesteres van alle zielen,

Myriam, Passietijd 2010


Inhoud

  1. 25 maart: Boodschap aan Maria – De Menswording van Jezus
  2. Palmzondag
  3. Witte Donderdag
  4. Goede Vrijdag
  5. Paaszaterdag
  6. Pasen
  7. Hemelvaart van Jezus
  8. Pinksteren
  9. 31 mei: Bezoek van Maria aan Elisabeth
  10. 6 augustus: Gedaanteverandering van Jezus
  11. 15 augustus: Tenhemelopneming van Maria
  12. 22 augustus: Kroning van Maria
  13. 8 september: Geboorte van Maria
  14. 21 november: Opdracht van Maria in de Tempel
  15. 8 december: Onbevlekte Ontvangenis van Maria
  16. 25 december: Geboorte van Jezus Christus op aarde
  17. Eerste zondag na Nieuwjaar: De Openbaring van Jezus Christus
  18. Eerste zondag na Driekoningen: Het Doopsel van Jezus in de Jordaan en verblijf van Jezus in de woestijn
  19. 2 februari: Opdracht van Jezus in de Tempel
  20. Na Lichtmis: De Vlucht naar Egypte
  21. De Bruiloft te Kana
  22. Na Pasen: Terugvinding van de twaalfjarige Jezus


www.maria-domina-animarum.net

TOTUS TUUS, MARIA !

EDELSTENEN DER GENADE

1. De Menswording van Jezus – Boodschap aan Maria (25 maart)

De diepe zin van het ja-woord –
de ware betekenis van de Menswording van Jezus Christus

Myriam van Nazareth

De totale toewijding aan Maria is het heilig verbond door hetwelk de ziel haar hele wezen en haar hele levensweg in dienst van Maria stelt. Door het ja-woord ("Ja, Maria, ik wil totaal, onvoorwaardelijk en voor eeuwig van U, en via U, van God zijn") drukt de ziel eigenlijk haar verlangen uit om zich van de werken der zonde af te keren en zich naar de Werken van het Licht, van de Ware Liefde, toe te wenden.

Op 25 maart gedenken wij de dag waarop de Allerheiligste Maagd Maria Zich volkomen ten dienste van het grootste Goddelijk Werk sedert de Schepping heeft gesteld: de Verlossing van de mensenzielen. God had Haar voor buitengewone dingen voorzien, en had Haar te dien einde het uniek voorrecht van de Onbevlekte Ontvangenis bereid. Maria leidde een vlekkeloze jeugd, bedreef niet de geringste zonde, en wilde uit louter Liefde tot God en tot Haar medeschepselen, aan geen enkele bekoring toegeven, in het volkomen besef dat Gods Wet de enige en volmaakte Bron van het Licht, de Liefde en het Ware Leven is.

Toen God derhalve die dag Zijn engel naar Maria toe stuurde met de uitnodiging, de Moeder van de Messias te zijn, nodigde Hij in wezen Maria ertoe uit, de Belichaming van de mystieke Bruiloft tussen de mensenzielen en hun God te worden. Op grond van de Onbevlekte Ontvangenis en het vlekkeloze leven zonder enige zonde, was Maria een volmaakt heilig Tabernakel. Nu ontbrak nog slechts de formele overgave van de vrije menselijke wil aan Gods Werken en Plannen. Deze overgave, de bezegeling van de mystieke Bruiloft tussen de mensenzielen en God, voltrok zich in Maria’s woorden: "Mij geschiede naar Uw woord".

Een geschapen ziel gaf God de toezegging dat Zij de Moeder van de Messias zou zijn, opdat de Messias in een menselijk lichaam zou kunnen groeien, en derhalve de mensheid door de macht van het lijden zou kunnen verlossen.

Maria ondertekende met Haar ja-woord het heilig Nieuw Verbond tussen de zielen en God, en stelde als Eerste Haar hele leven en Haar hele Wezen onbeperkt ten dienste van het Goddelijk Heilsplan. Indien Haar ja-woord er niet was geweest, had de Ontvangenis van de Verlosser niet op dat door Gods volmaakte Wijsheid vastgestelde tijdstip plaats kunnen vinden. De volmaakte toewijding van Maria aan Gods Werken werd tot fundament van onze Verlossing.

Ik heb er reeds vaker mogen op wijzen, dat de vrije wil van de ziel van doorslaggevend belang is voor de ontwikkelingen van Gods Plannen, en derhalve voor de ontwikkeling van de wereld en van de geschiedenis. De reden hiervoor is, dat God de vrije wil van de mens als heilig en onschendbaar beschouwt: Hij grijpt principieel slechts in de ontwikkelingen in onze wereld in, wanneer zielen Hem daarom vragen. Wanneer God 'buiten spel wordt gelaten', laat Hij de zielen begaan. Precies om deze reden lopen in deze goddeloze wereld ontelbare ontwikkelingen uit op chaos: De geest der wereld ontbeert de Goddelijke Wijsheid. De ellende der wereld vindt zijn oorsprong niet in een onverschilligheid van God, doch in het feit dat de mens steeds weer verzuimt om Gods tussenkomst af te smeken. Anders uitgedrukt: overal waar de mens er niet om vraagt dat zijn vrije menselijke wil met de Wil van God zou mogen versmelten, wordt ellende geboren, omdat Gods Licht slechts opgaat waar het uitdrukkelijk wordt uitgenodigd.

Het is een niet mis te verstaan teken voor de volmaakte Liefde van God, dat Hij precies deze plaats waarop in de wereld zovele dingen ontsporen – de vrije wil van de mensenziel – tot sleutel voor de grootste verwezenlijkingen maakt. God wil Zijn Werken namelijk steeds weer door mensenzielen ondertekend weten, doordat deze laatstgenoemden Hem hun vrije wil opofferen. Slechts in de mate waarin de vrije wil van de mens één wordt met de Wil van God, levert zijn leven vruchten op, die blijvend mogen zijn. Dit is precies wat Maria ons heeft voorgeleefd, en wat door Maria naar aanleiding van Gods uitnodiging via de engel tot wellicht de belangrijkste mijlpaal van de heilsgeschiedenis is gemaakt: Maria heeft ten volle en onbeperkt 'ja' gezegd tot Gods Werken en Plannen, en heeft daardoor de Verlossing van elke ziel van goede wil door Jezus mogelijk gemaakt.

Maria heeft ons hierdoor de weg getoond naar de verwezenlijking van de maximale vruchtbaarheid van onze ziel: de Verlossing als vrucht van de totale, onvoorwaardelijke overgave, waarbij de ziel niet meer voor zichzelf leeft, doch uitsluitend en alleen voor de verwezenlijking van Gods belangen. De ziel die zich dit als enige levensdoel stelt, heeft begrepen waartoe zij werkelijk in de wereld is gezonden. Zij laat hierdoor haar vrije wil, deze zo zwakke plek in de vruchtbaarheid van haar leven, restloos in de volmaakt vruchtbare Wil van God overvloeien, en ontsluit zich hierdoor voor de volheid der Verlossing en heiliging, en voor de Eeuwige Gelukzaligheid.

In deze Laatste Tijden geeft God er de voorkeur aan, dat de ziel het ja-woord van Maria zou herhalen (in zichzelf tot bloei zou brengen) door dit ja-woord precies jegens Maria uit te spreken, via de totale, onvoorwaardelijke en eeuwigdurende toewijding aan Haar, Die door God op grond van Haar volkomen eenheid met Zijn Wil tot Meesteres van alle zielen is verheven. Door onze totale toewijding aan Maria openen wij alle deuren van onze ziel voor de herhaling van de Menswording van Jezus in ons, door tussenkomst van Maria, zodat de Christus in ons Zijn leven kan voortzetten en onze Verlossing kan voltooien, omdat de Allerzuiverste, Maria, voor altijd de Meesteres van onze wil is geworden.


www.maria-domina-animarum.net

TOTUS TUUS, MARIA !

EDELSTENEN DER GENADE

2. Palmzondag

De diepe betekenis van de Blijde Intocht van Jezus
te Jeruzalem onmiddellijk vóór het Grote Lijden

Myriam van Nazareth

Bij de blijde intrede van Jezus in Jeruzalem, weinige dagen vóór Hij Zijn grote Lijden zou beginnen, werd de Verlosser toegewuifd met palmtakken. De massa begroette Hem met hosannageroep en jubelkreten. Schijnbaar een vreugdevolle atmosfeer, doch in werkelijkheid een groot teken voor de wankelmoedigheid en oppervlakkigheid der zielen, want de klanken van het hosannageroep en de jubelkreten veranderden in enkele dagen tijd in de klanken van de hamerslagen op het Kruis. De Hemelse Koningin licht de diepe achtergrond van dit gebeuren toe als volgt:

De palm is symbool voor de overwinning, alsook voor de Vrede. Maria stelt, dat Palmzondag de zielen wil leren dat slechts de ware Vrede van hart naar de grote overwinning van de ziel over zichzelf leidt. Zegt men niet, dat hij die anderen overwint, sterk is, doch dat hij die zichzelf overwint, machtig is? Anderen overwinnen, is een zaak die de ziel geen eeuwig en onvergankelijk Heil brengt. Het onvergankelijk Heil wordt geboren uit de overwinning op de eigen zwakheden en verleidbaarheden, want de ziel die deze in zichzelf overwint, wordt bevrijd uit de slavernij van de zonde.

zelfoverwinning + innerlijke Vrede
= sleutel tot de Verlossing
= triomftocht van de ziel naar de verheerlijking

Palmzondag luidt in werkelijkheid de Passiedagen in, omdat op deze dag door de Verlosser en door Gods Voorzienigheid het groot teken is gesteld voor datgene wat aan het begin van de ware Verlossing moet staan: de overwinning over de eigen innerlijke zwakheden en stormen. Geen lijden kan de ziel waarlijk verlossen zolang het hart niet zijn eigen stormen heeft getemd. Opdat dit hele systeem voor altijd in de zielen geprent zou worden, inspireerde Gods Voorzienigheid de zielen te Jeruzalem ertoe, de weg waarover de Messias de stad van God binnentrok, met palmtakken te bedekken.

De zielen te Jeruzalem meenden dat het ogenblik was gekomen waarop Jezus hen de wereldse bevrijding kwam brengen. Zeer velen werden spoedig ontgoocheld toen overduidelijk bleek dat de enige bevrijding die de Messias beoogde, deze van de zielen was: de bevrijding uit de slavernij van de zonde, niet uit enig werelds juk. Jezus trok de stad binnen, die in Zijn dagen zowat symbool stond voor de woonplaats van God op aarde, en voor het Rijk Gods. De blijde intocht toont de zielen daarom de triomftocht van de ziel naar haar verheerlijking, als een reis doorheen dewelke zij haar eigen zwakheden, verleidbaarheden en innerlijke stormen ter dood brengt, en haar lichaam aan God aanbiedt als een offergave, bij voorkeur door de handen van Maria. Ook Jezus werd uit Maria geboren, en liet Zich mede door Haar handen aan God aanbieden, zoals mij door de Hemelse Koningin werd getoond. Zo verheugt het God in deze Laatste Tijden bijzonder wanneer zielen zich aan Maria weggeven in totale toewijding, om uit Haar wedergeboren te kunnen worden, en alle kruisen van hun levensweg in en door Haar laten opofferen tot Verlossing van zichzelf en van andere zielen.

Als het Ware Licht trok Jezus de stad van God binnen, doch Licht dat niet wordt aanvaard (niet in de ziel wordt benut), verlicht niet, doch verblindt. De meeste zielen van Jeruzalem (symbolen voor de hele mensheid van alle tijden) wilden de Waarheid van God niet zien: De meeste zielen stemmen hun hele leven af op het verwezenlijken en volgen van hun eigen menselijke waarheid. Daarom zouden zij enkele dagen later ook niet beseffen dat zij bezig waren, de Zoon van God uit de weg te ruimen. Zo is het doorheen de hele geschiedenis gebleven: De zielen verlangen van God wereldse geschenken (bevrijding van hun wereldse lasten) en kruisigen Hem in al hun zonden en dwalingen, omdat Hij niet in hun levensbeeld past.

De Meesteres van alle zielen wijst erop, dat de grote les van Palmzondag deze moet zijn: Dat het Rijk Gods slechts op aarde gevestigd kan worden in de mate waarin de zielen:

  • het ware Licht en de onderrichtingen van de Waarheid herkennen;
  • aanvaarden dat dit Licht en deze Waarheid elke individuele ziel wil komen verlossen en heiligen, doch dat deze bereid moet zijn, haar eigen innerlijke onvrede en verleidbaarheden af te leggen en zichzelf prijs te geven aan de verlossende werking van het kruis van elke dag;
  • aanvaarden dat de ware bevrijding niet deze is uit wereldse en lichamelijke lasten, doch deze uit de macht van de bekoring, die de ziel wil kruisigen voor de eeuwige dood.

De Meesteres van alle zielen nodigt de zielen er met klem toe uit, de gewijde palm te beschouwen als een offerande van hun stoffelijkheid en hun lichamelijke lasten, en met deze palm te smeken om de genade van de totale overwinning op zichzelf, tot voltooiing van hun Verlossing.


www.maria-domina-animarum.net

TOTUS TUUS, MARIA !

EDELSTENEN DER GENADE

3. Witte Donderdag

De diepe betekenis van de Instelling van de Kerk
en de Sacramenten – Begin van het Grote Lijden van Jezus

Myriam van Nazareth

De voorlaatste dag van het aardse leven van de Messias lijkt een scharnier waaromheen Zijn hele Missie op aarde draait. 33 jaar lang heeft de Christus het uitverkoren volk van Israël de weg terug naar zijn God getoond. Hij heeft de zielen de Waarheid in herinnering gebracht en haar verduidelijkt, en heeft zo laten voelen dat een nieuwe wind doorheen de Schepping zou waaien: deze van het Nieuw Verbond, de overeenkomst waardoor God Zijn zielen naar het ware eeuwigdurend Heil zou brengen via de Barmhartigheid van Zijn blijvend voelbare Tegenwoordigheid. Jezus stelde God tegenwoordig in de vele wonderen en in de verkondiging van Zijn woorden van Licht. Op deze heilige avond lijkt Hij dit alles samen te bundelen.

Op de avond van Witte Donderdag stelt Jezus de Eucharistie in, en bevestigt daardoor Gods bedoeling om waarlijk de bruiloft met Zijn zielen te sluiten. Door gebruikmaking van de Eucharistie in reinheid van hart, zal de ziel God haar verlangen kunnen betonen om Hem totaal in zich op te nemen.

Later op de avond begeeft Jezus Zich met Zijn apostelen naar de Hof van Gethsemani. Hier verzinkt de Christus in een gesteldheid die ons door Maria wordt getoond als het scharnier van Zijn Missie als Verlosser: Na een leven waarin Hij de duisternis heeft bestreden door woorden en daden van Licht, trekt Jezus in de Hof van Gethsemani de duisternis in haar volheid in Zijn Hart om de uitboeting ervan voor de hele mensheid te beginnen. Zie de geweldige symboliek van deze heilige nacht:

Jezus werpt Zich ter aarde neer, alsof Hij al het wereldse tegen Zich aan wil drukken. Hij weent bitter terwijl Hij in langdurige, diepgaande visioenen de verschrikkelijke duisternis van de zonden van de hele mensheid van alle eeuwen schouwt. Zijn gesteldheid wordt uitgedrukt in het beeld van de kelk van bitterheid (alle zonden van alle tijden), die zo afschuwelijk is dat de walging ervoor Hem gedurende een ogenblik te machtig wordt. Hij weet dat Hij vóór het grote Lijden staat, en dat dit voor ontelbaren vergeefs zal zijn, omdat dezen het Licht niet zullen willen volgen.

Dan volgt de belijdenis van de absoluut volmaakte Liefde: Jezus aanvaardt het ledigen van de kelk tot op de bodem door de woorden: "Niet Mijn Wil geschiede, Vader, maar de Uwe".

Hij weet dat de Allerheiligste Drievuldigheid het Lijden en de Kruisdood van de Mens geworden Zoon van God heeft voorzien als de bekroning van het Verbond van Eeuwig Heil voor de zielen, en dat dus Gods Wil de kracht is die in dit uur volmaakt moet worden gehoorzaamd. In deze nacht ondertekent de Christus in Zijn Hart de akt van overwinning van Gods Licht op de duisternis. De Messias stelt alle zielen hier het teken dat de ene bron van alle gelukzaligheid ligt in de overwinning van de menselijke zwakheid en het menselijk denken, en de volkomen aanvaarding van Gods Beschikkingen, omdat deze de motor zijn van het groot Heilsplan, dat is afgestemd op de Eeuwigdurende Gelukzaligheid voor elke ziel van goede wil, dit betekent: van elke ziel die haar menselijke wil totaal laat opslorpen in de Wil van God.

Boven Gethsemani schijnt de volle maan. Het is nacht. Ook in de zielen is het nacht: Het Licht van de Zon (Gods Waarheid) wordt door zeer velen niet meer aanvaard, en de dikke vacht van de duisternis der zonde heeft de aarde toegedekt. De volle maan symboliseert echter de nakende wederopstanding van het Licht.

Terwijl zij die Jezus gevangen zullen nemen (= God onwerkzaam willen maken), de Hof naderen, zijn de apostelen in slaap gevallen, als symbool voor het feit dat de zielen niet meer waakzaam zijn voor de nabijheid van de zonde.

Judas, de verrader, heeft Jezus letterlijk aan de slaven der duisternis verkocht, en kust Jezus om Diegene aan te duiden, Die zij willen hebben. Hiermee wordt aangetoond hoe de zondige ziel God in hart en ziel verraadt voor haar materiële belangen, en Hem intussen voor de uiterlijke schijn benadert met het teken van Liefde. God wordt hier letterlijk de duivel in handen gespeeld.

Diep in de nacht bedient de Goddelijke Voorzienigheid Zich van de hogepriester om aan te tonen hoezeer de mensheid bezig is, haar God te oordelen, en hoezeer zij Hem dood wenst, opdat zij haar eigen waarheid zou kunnen blijven volgen, haar eigen wetten zou kunnen blijven maken, en haar zondigheid voor altijd zou kunnen verbergen achter de stelling dat de ene Waarheid een ketterij is, die de zielen wil verdelen.

De duisternis kan slechts onwerkzaam worden gemaakt door opoffering van de eigen menselijkheid. Daarom zal de Christus hier een akt van overgave stellen, waardoor Hij letterlijk de menselijkheid overlevert aan het Kruis. Het leven in navolging van de Christus behoort een kruisweg te zijn, een weg waarop alle lijden op zinvolle wijze wordt opgedragen aan Gods Heilsplan om zo naar de verheerlijking te leiden. De gouden weg om dit te doen, ligt in de totale toewijding van de hele levensweg aan Maria.

De Meesteres van alle zielen vergelijkt Zichzelf wel eens met de volle maan: Zij laat Gods Licht op de zielen spiegelen, die in de nacht van zonde, dwaling en menselijk denken verkeren. De ziel die zich totaal aan Maria weggeeft, leert elke dag de vruchten van Witte Donderdag in zich tot rijping te brengen: Zij biedt de zondigheid der wereld door de handen van Maria aan het Kruis van het Heil aan, en bezegelt deze offergave door de toewijding van haar eigen beproevingen, de kelk van de bitterheden van haar eigen leven. Zij leert de walging ten aanzien van de duisternis kennen, omdat zij deze leert beschouwen vanuit Gods Hart, en zij bestrijdt deze niet langer door haar te verwensen, doch door de aanvaarding van de Wil van God, Die van haar leven een triomftocht naar de heerlijkheid wil maken, in navolging van Hem Die voor haar geen smaad, geen pijn en geen kruis heeft geschuwd.


www.maria-domina-animarum.net

TOTUS TUUS, MARIA !

EDELSTENEN DER GENADE

4. Goede Vrijdag

De diepe betekenis van de Passie en Kruisdood van Jezus

Myriam van Nazareth

Goede Vrijdag, dag van onze Verlossing. Ingevolge de erfzonde werd het menselijk lichaam blootgesteld aan de gewaarwordingen van het lijden. God bekleedde het lichaam met dit vermogen opdat de zielen met Hem een nieuw verbond zouden kunnen aangaan, door hetwelk zij zelf zouden bijdragen tot hun eigen heiliging en tot de voltooiing van het groot Heilsplan dat de grondvesting van Gods Rijk van Liefde en Vrede op aarde voorzag: als het ware een terugkeer naar de toestand vóór de erfzonde, in een paradijs in Gods voelbare Tegenwoordigheid. Via de weg van het lichamelijk en emotioneel lijden zou elke ziel voortaan haar bijdrage kunnen leveren tot de goedmaking van de schending van het oorspronkelijk verbond dat hun God met hen had gesloten voor een leven in Zijn Aanschijn in het Aards Paradijs.

Wegens de snel groeiende zondelast liet God Zijn Zoon Mens worden, om alle menselijk lijden te heiligen en het verbond tussen God en de zielen te herstellen door het te bezegelen met Zijn vlekkeloos Goddelijk Bloed. Bloed symboliseert de levenskracht. Het Bloed van Jezus is het symbool voor de volheid van het Goddelijk Leven.

De laatste levensdag van de Messias is getuige van de ontmoeting tussen de duisternis der zonde en het Licht van het Goddelijk Leven. De duisternis van het menselijk lijden en van de zonde wordt omgezet in Licht van Verlossing. Jezus stelt hier geen louter symbolische handeling, Hij vertegenwoordigt in de diepste zin van het woord alle zielen van alle tijden. Onder de nachtelijke hemel van de Hof van Gethsemani had Hij reeds alle zielen in Zijn Hart getrokken. Nu zouden de zielen in het verschroeiend dubbel Vuur van de volmaakte Liefde en het volmaakt Lijden (omdat het in absolute eenheid met de Godheid werd voltrokken, zoals in een absoluut volmaakte toewijding) voor de eerste maal bij hun eigen Verlossing betrokken worden.

Op deze dag lijkt de duisternis haar grootste overwinning te boeken. Schijn bedriegt: God heeft in het vernietigend lijden de sleutel tot de Bron van de volheid van Zijn Licht verborgen. Naarmate het Lijden van de Christus zich voltrekt, verliezen de werken der duisternis stap voor stap hun eeuwigdurende uitwerking. De ziel zal dit geschenk later in het eigen lijden tot nut kunnen maken, door het via toewijding aan Maria te laten omzetten in Licht dat de duisternis ontkracht.

De Romeinse landvoogd Pilatus vindt geen schuld in deze 'mens', maar laat hem wel geselen, uit menselijk opzicht. Hier wordt uitgedrukt hoe gemakkelijk de ziel God te lijden geeft (= zondigt) om in de ogen van mensen het juiste te doen. De menselijke dwaasheid geselt God, omdat zij Zijn Wijsheid en Zijn Liefde niet begrijpt, en ook niet belangrijk vindt, in vergelijking met de eigen belangen en het eigen imago voor de wereld. De Messias laat Zijn onschuldig Lichaam aan flarden rijten tot uitboeting van de ontelbare zonden van het vlees. Elke bekoring waaraan de mens toegeeft, is een dubbele geselslag: in zijn ziel, en op het Hart van God.

De gegeselde God-Mens wordt met doornen gekroond. De zielen bespotten hun God, maar beseffen niet dat zij in werkelijkheid aantonen hoe het hoofd (symbool voor het leven vanuit de denkende, piekerende en oordelende geest) tot koning wordt gekroond, doch intussen de ziel met talloze doornen verwondt: de vernietigende uitwerkingen van het werelds denken, het piekeren en de hoogmoed. Na de doornenkroning toont Pilatus Jezus aan het volk en zegt "Ecce homo" (ziehier de mens). Onbewust zegt hij daarmee in werkelijkheid: "Ziehier wat de zonde van de ziel maakt: Zij scheurt de ziel volledig open, terwijl deze het bloed van het Ware Leven uit zich laat wegstromen".

Het volk krijgt de keuze, wie ter ere van het joodse Pascha-feest vrijgelaten zal worden: Jezus of Barrabas. De keuze valt op de laatste, terwijl Jezus tot de Kruisdood wordt veroordeeld: De zielen kiezen ervoor, de zonde vrij te laten en God te doden. Een uitgebannen God staat de mens niet meer in de weg om te zondigen. Jezus omhelst het Kruis en wijdt de kruiswegen van de levens van alle zielen van alle tijden toe aan God, opdat alle lijden, gedragen met Liefde en overgave, voor eeuwig met Zijn allerheiligste Kruisweg verenigd moge worden en zo daadwerkelijk de voltooiing van het Goddelijk Heilsplan tot stand moge brengen.

Tijdens de Kruisweg valt Jezus meermaals ter aarde. De zielen vallen onophoudelijk onder de lasten van hun beproevingen, en lijken dan telkens opnieuw een verbond aan te gaan met het wereldse (alsof zij voor de aarde op de knieën vallen). Jezus vermengt Zijn verlossend Bloed met de aarde, en staat weer op om de zondelast van alle eeuwen naar de plaats te dragen, waar zij ter dood zullen worden gebracht (= hun eeuwigdurende macht over de zielen zullen verliezen).

Jezus, Die de zonden van alle tijden in Zich heeft getrokken, laat Zich met deze zonden aan het Kruis slaan. In Hem verkeren nu de werken der duisternis (de zonde) zelf in doodsstrijd, terwijl Hij helemaal leegbloedt: Hier wordt aangetoond hoe de zielen leegbloeden aan Goddelijk Leven, doch in vereniging met de Verlosser een eeuwigdurende verheerlijking tegemoet kunnen gaan. Onder het Kruis staat Maria, het zondeloos Tabernakel dat nu wordt tot een gouden Offerkelk waarin het Goddelijk Bloed wordt opgevangen. In de innigste eenheid met de lijdende Verlosser draagt Zij alle lijden en ook alle zonden der wereld aan de Eeuwige Vader op, en biedt Zij de Offerkelk van het Goddelijk Bloed aan God aan als een verzamelbekken waaruit voor alle eeuwen genaden van Verlossing en heiliging bereid zullen worden. Maria is hier in de volste zin van het woord de Medeverlosseres en de Middelares van alle Genaden.

Jezus biedt Zijn Moeder, de allerheiligste Offerkelk, aan de zielen aan, en de zielen aan Haar. Zoals Maria in onze tijd zal verkondigen, is daar Haar voorbestemming tot Meesteres van alle zielen door Jezus bekrachtigd.

Het is volbracht. Boven Golgotha treedt een ongewone duisternis in. Het lijkt alsof God de zielen wil tonen welke uitwerking het heeft wanneer de gevolgen van alle zonden boven de wereld zichtbaar worden gemaakt, zoals hier, waar zij als het ware uit het doorstoken Hart van de Verlosser worden losgelaten om aan de Goddelijke Barmhartigheid te worden prijsgegeven. Het Nieuw Verbond is ondertekend met het Bloed van het Goddelijk Leven, tot wedergeboorte van elke ziel die bereid is, haar leven met het Kruis van Jezus te verenigen en het Geschenk van Zijn Moeder als Medeverlosseres, Middelares en Meesteres aan te nemen, tot volkomen navolging van de Christus en tot bekroning van Zijn grote Nalatenschap.

Jezus heeft Zich prijsgegeven aan de veroordeling tot de Kruisdood: De zielen hebben de kans gekregen om zelf te oordelen of zij God in hun leven willen, of niet. Op Goede Vrijdag levert de God-Mens Zijn mens-zijn over aan de dood om de Godheid volmaakt te verheerlijken: Wanneer het vergankelijke wordt opgeofferd, blijft datgene over wat waarlijk heilig is. Dit moet de grote levensles zijn voor elke ziel op de kruisweg van het leven.

Tussen Gethsemani en Golgotha hebben Jezus en Maria om niets anders geweend en geleden dan om de zonde, de verleidbaarheid en de onverschilligheid van de zielen, en hun gehechtheid aan al het wereldse. De vruchten van de Kruisboom kunnen slechts bloeien voor de ziel die de zonde, de verleidbaarheid en de onverschilligheid in zichzelf heeft ontdekt, en over de dwaasheid en duisternis van het wereldse om zich heen en in zichzelf heeft leren wenen. Slechts in deze ziel wordt dag na dag datgene gekruisigd, wat het Lijden van Jezus noodzakelijk heeft gemaakt. Slechts in de voortdurende strijd tegen de eigen verleidbaarheid, zwakheid en wereldse gehechtheden wordt de ziel voldoende licht, om te verrijzen als een kleine medeverlosseres van zielen.


www.maria-domina-animarum.net

TOTUS TUUS, MARIA !

EDELSTENEN DER GENADE

5. Paaszaterdag

De diepe betekenis van de Smarten van Maria, de dag na de Kruisdood

Myriam van Nazareth

De Verlosser is de Kruisdood gestorven, opdat elke ziel die Gods Liefde wil ervaren en Zijn Werken wil doen, het ware Goddelijk Leven zou vinden, een Leven dat ook niet door de kruisen van het leven gedood kan worden, doch dat deze kruisen integendeel verheerlijkt en de ziel in staat stelt om deze kruisen te ervaren als geschenken van de hoogste Liefde. In dit bewustzijn – de ervaring van de hoogste Liefde door het lijden en de smart die worden begrepen en aanvaard als de enige zinvolle weg doorheen het leven – heeft de Moeder Gods elk van Haar dagen op aarde doorgebracht. Vandaag vinden de zielen Haar terug in de diepste ervaring van de Smart.

Het Lijden van Jezus als mens is voltooid. De absolute volmaaktheid ervan heeft na vele eeuwen de Hemel opnieuw geopend en heeft het Tijdperk van Gods Barmhartigheid ontsloten. Onder het Nieuw Verbond zal elk menselijk leven zin krijgen als weg naar een nieuw Rijk: Het Rijk Gods op aarde, dat gegrondvest zal zijn op de oneindige verlossende en heiligende macht van de Liefde en de toegewijde beproevingen. Vanop het Kruis heeft Jezus Zijn Moeder aan de zielen toevertrouwd, en de zielen aan Zijn Moeder. Zo heeft God het gewild: Dat de zielen het Nieuw Verbond en de Verlossing in zich vruchtbaar zouden maken door zich volkomen aan Maria te geven. In Haar zijn de volmaakte heiligheid en de volmaakte kennis van de Weg erheen. Maria heeft volmacht gekregen om de Werken van Jezus in elke ziel afzonderlijk tot volle ontplooiing te brengen.

Maria zou niet de Verlossing in de zielen tot voltooiing kunnen brengen, indien Zij niet Zelf de absoluut volmaakte Smart had ervaren. De Moeder van Smarten was ten volle de Medeverlosseres naast de Messias omdat Zij in Haar leven op aarde elk aspect van de menselijke smart in haar volheid heeft ervaren. God heeft Haar ziel in de Onbevlekte Ontvangenis voorbereid op de volmaakte heiliging van elke levenservaring, en bij de Menswording van de Goddelijke Messias in Haar Schoot is Haar Hart één gemaakt met het Hart van de God-Mens, opdat Zij Hem in Zijn Verlossingsmissie met maximale vruchtbaarheid zou kunnen volgen. God verlangt van de ziel dat zij in haar eigen wezen "aanvult wat nog 'ontbreekt' aan het Lijden van Christus". God wil derhalve de mensenziel nodig hebben opdat onder al Zijn Werken niet slechts het Zegel van God doch ook de handtekening van de mensenziel zou staan. Zo heeft Hij de handtekening van Maria nodig willen hebben om Zijn Verbond van Verlossing voor de hele mensheid van alle tijden te bekrachtigen als Vertegenwoordigster van al het geschapene.

Maria is daardoor de Medeverlosseres, Zij die het Verbond van Verlossing ondertekent in naam van de hele mensheid. Opdat deze handeling, die Zij aan de voet van het Kruis ten volle zou bekrachtigen, 'rechtskracht zou bezitten' binnen Gods Wet, moest Maria eerst alle mensenzielen van alle tijden in Haar Hart trekken als in een Offerkelk. Deze mystieke handeling komt neer op een akt van totale zelfofferande en zelfverloochening, waardoor een ziel zich in lichaam, geest en hart ter beschikking van God stelt voor het meedragen van alle lasten en kruisen van andere zielen, om deze in het eigen lichaam, geest en hart te helpen uitboeten. In Maria heeft God deze akt in haar volheid aanvaard omdat Zij ertoe voorbestemd was, de volmaakte Aanvulling op de Verlosser en Zijn Werken te zijn. Als gevolg hiervan heeft Maria een leven geleid van verschrikkelijke Smarten in geest en Hart, en (algemeen onbekend) lijden in het Lichaam. Zo stond Zij aan de voet van het Kruis, met alle zielen van alle tijden in Haar Hart, in mystieke eenheid met de Verlosser, Die aan het Kruis alle zonden uitboette: Een volmaakt Offer, gedragen door een Mens geworden God in eenheid met een geschapen Ziel die in de orde der genade tot het hoogste niveau van het Goddelijk Leven was verheven.

Zelfs nu de Verlosser aan het Kruis is gestorven, worden Zijn Werken in het Hart van Maria verder gedragen. Gedurende de uren tussen de Kruisdood op Goede Vrijdag en de Verrijzenis op Paasmorgen draagt Maria de verschrikkelijke last van alle zielen van alle tijden. Zij weent onophoudelijk, niet in de eerste plaats om de menselijke reden (dat Zij Haar Zoon heeft zien sterven), doch om de spirituele reden: Op grond van de unieke gave die Zij van God heeft gekregen, waardoor Zij kennis draagt van alle mensenzielen van alle tijden, en van alle zonden van alle tijden, scheurt Haar Hart op deze dag na de Kruisdood van Jezus onder de verschrikkelijke last van alle zonden, die het Lijden van de Christus noodzakelijk hebben gemaakt. Zij weent onophoudelijk omdat Zij de volheid van de Waarheid schouwt, en daardoor weet welke pijnen de zonde God berokkent: De Eeuwige Liefde, Die oceanen van Goddelijk Leven over de zielen uitstort, vindt op aarde slechts zeldzame beekjes ervan terug, terwijl het allergrootste gedeelte van de genadestromen door de zielen worden drooggelegd onder het stof van wereldse gehechtheden, en verdampen onder de koorts van ontelbare miljarden zonden.

Op Paaszaterdag sterft Maria in Haar Hart – deze volmaakte Spiegel van de oneindige Goddelijke Liefde – onder het besef dat de zielen zopas hun God hebben gedood, en dit in hun hart zullen blijven doen. Door dit besef zal de verschrikking van Goede Vrijdag voor Maria blijven duren tot het einde der tijden.

Over de zielen hangt het donker deken van de zonde. De Kruisdood van Jezus heeft de zon boven de Schepping doen opgaan, doch slechts de ziel die Jezus ten volle wil volgen door de liefdevolle toewijding van de kruisen van haar eigen leven, kan het Licht van deze zon in zich ontvangen, en door dit Licht het Hemels zaad van haar Verlossing tot bloei brengen. De Tranen van Maria zijn de regen, die het Goddelijk Leven in dit zaad opwekt. Wat een symbool: Tussen het Lijden en de Verlossende Kruisdood van Jezus en Zijn Verrijzenis ligt het Smartvol Hart van Maria. Zij is voor de zielen de Brug tussen hun lijden en hun verheerlijking, tussen hun beproevingen en hun heiliging.

Op Paaszaterdag rust het Lichaam van de Verlosser in het Graf. Ware navolging van Jezus bestaat ook hierin, dat de ziel de wereld in zich kruisigt en sterft aan de wereld, en dat zij al haar oude gewoonten en zwakheden toevertrouwt aan het Graf van het Hart van Maria, om daaruit te verrijzen voor een nieuw leven, het ware Goddelijk Leven.


www.maria-domina-animarum.net

TOTUS TUUS, MARIA !

EDELSTENEN DER GENADE

6. Pasen

De diepe betekenis van de Verrijzenis van Jezus Christus

Myriam van Nazareth

De Opstanding van het Licht. In de vroege ochtend blijkt de gekruisigde Liefde verrezen te zijn: De eeuwige nacht die door de erfzonde de zielen bedreigde, is gebroken. Door de Verrijzenis wordt de overwinning van de Liefde, die aan het Kruis is voltooid, voor eeuwig bekroond.

In de Passie en de Verrijzenis toont God de zielen overduidelijk de uiteindelijke bedoeling van het leven op aarde: De ziel hoort al haar zonden, verleidbaarheden en wereldse gehechtheden te betreuren (Witte Donderdag), deze in al haar lijden en beproevingen te kruisigen en met Liefde aan Gods Heilsplan op te dragen (Goede Vrijdag), hen ten grave te dragen door en in totale toewijding aan Maria (Paaszaterdag), om uit Maria opnieuw geboren te worden voor het ware Goddelijk Leven (Verrijzenis).

De ziel die sterft in de zonde, heeft geen deel aan de Verrijzenis van de Liefde in zich, omdat zij de Liefde in zich vrijwillig heeft gekruisigd. De ziel echter, die haar leven leidt in het verlangen, de zonde en duisternis in zich voortdurend te kruisigen, wordt door God bekleed met de genade van haar Verrijzenis voor het Ware Leven. In deze ziel is de Liefde niet gedood, zij heeft slechts geleden voor haar vervolmaking, en wordt door de genade van de Verrijzenis van Jezus Christus opnieuw geboren, tot verheerlijking van het Licht van de Ware Liefde, Draagster van het Goddelijk Leven. Pasen is de absolute bekroning van de overwinning van het Licht over de duisternis. De Verrijzenis herinnert de mensenziel aan haar oorsprong: Gods Hart, Bron en Bestemming van alle Leven en van alle Liefde.

De ziel kan de duisternis in zich kruisigen in elke overwinning op een bekoring, op een zwakheid, op een gehechtheid aan werelds denken of verlangen, op een neiging om zich vast te klampen aan haar verleden. Door dit alles helpt zij het kleed van haar Verrijzenis weven, waarvan God het patroon heeft voorbereid en dat door Maria vorm kan worden gegeven in de mate waarin de ziel zich overgeeft aan Haar, Die het uniek voorrecht van een absoluut volmaakte levensweg volledig heeft waargemaakt. Naarmate de duisternis in een ziel sterft, komt het Licht in haar méér tot leven en beleeft zij in de diepe zin van het woord het Paasmysterie: de Verrijzenis voor een Leven los van alles wat haar aan het wereldse bindt.

Pasen is daarom het feest van de verheerlijking en van de vrijheid van de ziel. Onder het Oud Verbond beloofde God dat de zielen die het bloed van het geslacht paaslam aan hun deurpost smeerden terwijl Hij door het land van Egypte trok om de heidenen te slaan, gespaard zouden worden. Onder het Nieuw Verbond belooft God dat de zielen die het Bloed van het Paaslam Christus in zich opnemen en het met hun eigen bloed willen vermengen door Christus in hun eigen leven te volgen en in de vruchten van Zijn Verlossingswerk te geloven, de ware bevrijding zullen ervaren. De verdrukker is niet langer de Farao van Egypte, doch de satan, de grote vijand van Gods Werken.

Onder het Oud Verbond sloeg God op het joodse Paschafeest de Egyptenaren, onder het Nieuw Verbond slaat Hij met Pasen de satan en zijn werken in de ziel. Om de uitwerkingen van het Paasmysterie van het Nieuw Verbond in zich tot bloei te laten komen, moet de ziel daarom eerst het Verlossend Lijden van Christus en de medeverlossende Smarten van Maria in zich verheerlijken door haar levensweg om te bouwen tot een kruisweg van toegewijd lijden, een kruistocht van Liefde naar de bevrijding van zichzelf uit alle duisternis.

De ware weg naar het Pasen van de ziel, is de weg van de beleving van de Liefde in elk detail van het leven. Ware Liefde is de wil om niet te zondigen, om God op geen enkele wijze te mishagen. Het is de betrachting om elk medeschepsel waarmee wij in contact komen, het gevoel te geven dat God hen nabij is, zodat onze tegenwoordigheid hen vreugde en Vrede laat ervaren. De ziel die dit nastreeft, elke dag van haar leven, verzamelt in zich de genade en het Licht die haar Verrijzenis voor de Eeuwige Liefde voorbereiden. Het ware christen-zijn is beleving van het Paasmysterie doordat Christus in de ziel leeft, werkt en lijdt, en daarom ook de ziel zal opwekken voor het Eeuwig Leven.


www.maria-domina-animarum.net

TOTUS TUUS, MARIA !

EDELSTENEN DER GENADE

7. Hemelvaart van Jezus

De diepe betekenis van de Hemelvaart van Jezus

Myriam van Nazareth

De Messias heeft geen gewoon leven geleid. Zijn Missie op aarde was niet zoals deze van de gemiddelde geschapen ziel. Nochtans heeft de Allerheiligste Drievuldigheid de Zoon van God tot Voorbeeld voor alle zielen gesteld. Precies om dit Voorbeeld niet louter theoretisch te stellen, doch in het kader van een volmaakt verdienstelijk leven, moest Jezus als mens geboren worden. Hij zou een leven leiden waarin geen enkele beproeving zou ontbreken, die bij het mens-zijn hoort. Christus kwam in de wereld om Gods Rijk op aarde te verkondigen. Dit Rijk kan slechts gevestigd worden in de mate waarin de mensenzielen hun beproevingen overwinnen. Een beproeving geldt voor God als overwonnen, wanneer zij in Ware Liefde gedragen en toegewijd wordt, zodat zij tot materiaal voor de bereiding van verlossende en heiligende genaden wordt. Zo maakt God Licht uit duisternis, doordat de ziel haar vrije wil in dienst van Zijn Heilsplan stelt.

Bekijken wij Jezus. Wanneer wij met Hem één moeten trachten te zijn in het lijden en in het overwinnen van onze beproevingen, zullen wij het ook mogen zijn in datgene wat erna komt, want God heeft in het mens-zijn van Jezus voor eeuwig aangetoond dat Hij de mens inderdaad tot Zijn beeld en gelijkenis wil verheffen.

Na het Lijden en de lichamelijke Dood in volmaakte Liefde en overgave voor Gods Heilsplan, verrijst de Christus uit de dood als Teken voor de definitieve overwinning van het Leven op de dood. Vanaf Zijn Verrijzenis verschijnt Jezus gedurende veertig dagen regelmatig aan de leerlingen om hen de laatste onderrichtingen te geven. Hij leeft in deze periode reeds op een ander bestaansniveau, want de menselijke component van Zijn Wezen heeft reeds alle beproevingen overwonnen. Dan komt de dag waarop Hij de zielen het Teken geeft dat hen moet aantonen dat in Gods werkelijkheid alles oneindig doorloopt, en niets dus ooit een einde heeft, tenzij alles wat duisternis en dood wil brengen: Jezus stijgt ten Hemel op.

In Zijn Hemelvaart leert Jezus de zielen twee grote lessen waaruit zij precies in de moeilijkste ogenblikken van hun leven de kracht kunnen putten om de Ware Hoop in zich te laten bloeien, en daardoor verder te strijden met het Licht in het hart:

1. De immense waarde van vergeestelijking. Jezus beëindigt op deze dag Zijn lichamelijke, zichtbare Aanwezigheid bij de zielen. Vanaf Zijn Hemelvaart moeten de apostelen en al Zijn volgelingen Hem diep in het hart zoeken, want zij zullen Hem niet meer in een zichtbare gedaante zien leven en werken, en zullen Zijn stem niet meer horen. Van de zielen wordt verwacht dat zij vanaf nu ten volle in de sfeer van het Ware Geloof leven. Jezus heeft tot de apostelen gezegd: "Ik blijf bij u tot het einde der tijden". Niettemin zien zij Hem na Zijn Hemelvaart niet meer. Zij moeten het voortaan stellen met Zijn Belofte, en geloven dat God altijd woord houdt, met andere woorden: dat Hij er niet alleen IS, doch dat Hij ook WERKT. Dit Geloof geldt nu voor de hele belofte:

  • dat Jezus bij de zielen blijft, ook al zien zij Hem niet. Dit heeft betrekking op Gods permanente Tegenwoordigheid, evenals op de werkelijkheid van de Heilige Communie;
  • dat Jezus heengaat om de zielen een plaats in de Hemel te bereiden, met andere woorden: dat het leven inderdaad verder loopt na de aardse dood;
  • dat Hij de zielen de Heilige Geest zal zenden om Zijn Werken in hen te voltooien.

In dit alles drukt Jezus de zielen op het hart dat zij op aarde slechts Geluk kunnen vinden in de mate waarin zij boven zichzelf weten uit te stijgen en hun belevingswereld méér op het niet-waarneembare concentreren. Het Ware Geloof is het vermogen om in elk detail van het aardse leven overtuigd te zijn dat God tegenwoordig is, en dat Hij bezig is, al Zijn beloften in het eigen leven, in de eigen ziel en in de mensheid als geheel uit te werken. Dit is wat het Ware Geloof maakt tot een bron van Geluk en van ware innerlijke Vrede. Ja, "Mijn Vrede geef Ik u", aldus één van de beloften van Christus.

2. De lering dat afscheid op aarde geen einde is. Alles wat Goddelijk Leven in zich draagt, kent nooit een einde, net zoals God Zelf zonder einde is. Wanneer Jezus deze dag op de Olijfberg afscheid neemt van Zijn volgelingen, scheidt Hij slechts lichamelijk van hen. Zijn Aanwezigheid wordt hierdoor niet beëindigd. Zo ook is de lichamelijke dood van een mens die ons dierbaar is, geen definitief afscheid of geen einde, doch juist het begin van een relatie in de volheid van diens tegenwoordigheid bij ons. Precies zoals Jezus bij alle zielen zal blijven tot het einde der tijden, blijven onze overledenen ook door een Goddelijk Mysterie nog in de ziel met ons verbonden tot wij in het Eeuwig Leven voorgoed bij hen terugkomen. God heeft dit Mysterie geschapen, en het in Jezus aangetoond en tot een geloofspunt verheven, opdat geen ziel nog zou vergeten, zelf te leven, wanneer een dierbare op aarde van haar gescheiden wordt.

Terwijl Jezus Zich van de aarde losmaakt en ten Hemel opstijgt, staan opeens twee mannen in witte gewaden bij hen, die zeggen: "Mannen van Galilea, wat staat gij naar de hemel te kijken?". Inderdaad, de zielen mogen door het afscheid van een dierbare niet vergeten verder te leven, want Gods Plan met henzelf is nog niet beëindigd. In hen moet het Ware Geloof de motor zijn die hen naar de hereniging in het Eeuwig Leven drijft: de hereniging met de dierbare, en de definitieve vereniging met Christus, beide in de volheid, want het Ware Geloof is het voedsel dat God de zielen heeft bereid wanneer de wereld hen alles lijkt te hebben ontnomen. Zo wordt het Ware Geloof voor elke ziel de kracht waarop zij zelf eens ten Hemel zal opstijgen, ter vervolmaking van haar navolging van Christus.


www.maria-domina-animarum.net

TOTUS TUUS, MARIA !

EDELSTENEN DER GENADE

8. Pinksteren

De diepe betekenis van de Komst van de Heilige Geest

Myriam van Nazareth

Drie jaar lang was Jezus bij Zijn apostelen geweest. Hij had hen dag en nacht onderricht in de Waarheid. Niettemin beloofde Hij hen de Komst van de Heilige Geest met de woorden: "De Helper, de Heilige Geest, Die de Vader in Mijn naam zal zenden, Hij zal u alles leren en u alles in herinnering brengen wat Ik u heb gezegd".

Jezus wijst er met deze woorden op, dat de ziel haar christen-zijn niet kan voltooien zonder de tussenkomst van de Heilige Geest.

God werkt onophoudelijk. Als de drie grote Goddelijke Werken hebben wij leren kennen: Schepping, Verlossing en Heiliging. Het eerste van deze Werken (de Schepping) brengt al het levende en al het niet-levende voort. Het tweede en derde van deze Werken (de Verlossing en de Heiliging) voltrekt God uitsluitend aan het schepsel dat Hij als de kroon op Zijn scheppende Werken beschouwt: de mensenziel. Hoewel de Drie Goddelijke Personen (Vader, Zoon en Heilige Geest) volmaakt één zijn in één Godheid, beschouwen wij de Eeuwige Vader als de Bron van het Scheppingswerk, de Zoon Jezus Christus als de Bron van het Verlossingswerk, en de Heilige Geest als de Bron van het Heiligingswerk.

Zonder Schepping is er geen leven. Onder het levende heeft de mens als enige schepsel een ziel ontvangen naar Gods beeld en gelijkenis, en kan slechts de mensenziel de volheid der genade ontvangen en deze zodanig in zich verwerken dat de ziel klaar is om Heil over de Schepping te helpen brengen, God naar alle schepselen toe te vertegenwoordigen, de kennis van Gods Waarheid (Gods Licht) te verwerven, en in deze kennis te komen tot de eeuwigdurende aanschouwing van Gods Aanschijn.

Zo is de ziel zoals een bloem, die zich steeds verder moet ontvouwen om de volheid van haar schoonheid en geur te ontwikkelen. Voor deze volheid van Gods Waarheid en Gods Licht wordt de ziel ontvankelijk gemaakt door de Heilige Geest. Daarom zei Jezus tot Zijn apostelen: "Nog veel heb Ik u te zeggen, maar gij kunt het nu niet verdragen. Wanneer Hij echter komt, de Geest der Waarheid, zal Hij u tot de volle Waarheid brengen".

Slechts in de mate waarin de ziel zich door de Heilige Geest laat ontsluiten, zal zij in staat zijn om de werkelijkheid van het leven méér te bekijken zoals God Zelf deze bekijkt: ontdaan van werelds en menselijk denken, en tegen de achtergrond van de mate waarin alles Gods Heilsplan kan dienen.

Van elke geschapen mensenziel wordt verwacht dat zij het Verlossingswerk, dat Jezus Christus voor alle zielen heeft voltrokken, in zich tot bloei brengt, door Jezus volkomen na te volgen door alle kruisen van het leven op aarde te doorstaan in Liefde, en in zich alle deugden te ontwikkelen, die haar steeds méér op Hem laten gelijken. Zo moet de ziel doorheen de voltooiing van de Verlossing in zichzelf groeien naar steeds hogere trappen van heiligheid. De ziel kan de volheid van de Waarheid slechts verdragen in de mate waarin zij de Verlossing in zichzelf voltrekt. Beschouwen wij het proces van de vervolmaking van de ziel, dat zou kunnen worden samengevat aan de hand van de drie opeenvolgende grote gebeurtenissen nadat Jezus aan het Kruis Zijn Verlossingswerk had volbracht:

  1. De Verrijzenis van Jezus: Symboliseert de wedergeboorte van de ziel, die pas mogelijk is nadat zij het Verlossingswerk van Christus in zich in hoge mate tot bloei heeft gebracht. Deze wedergeboorte van de ziel als een 'nieuw mens' betekent haar innerlijke bevrijding doordat zij haar kruisen op de juiste wijze heeft leren verwerken, en hierdoor het leven niet langer ervaart als een beklemmende toestand waarvan zij het slachtoffer of de gevangene is;

  2. De Hemelvaart van Jezus: Symboliseert het totaal loskomen van de ziel uit het wereldse, waarbij haar bewustzijn, haar denken, voelen en verlangen, steeds méér in de sfeer van de dingen der eeuwigheid beginnen te leven, zij de behoeften van het werelds leven steeds minder belangrijk vindt, en wereldse gebeurtenissen haar steeds minder beïnvloeden;

  3. De Komst van de Heilige Geest: Pas nadat de ziel zich in haar innerlijke beleving werkelijk uit de greep van het wereldse heeft losgemaakt, kan zij zich openen voor de volheid van de heiliging. Zo moeten de woorden van Jezus worden verstaan wanneer Hij zegt: "Als Ik niet heenga, zal de Helper niet tot u komen". Met andere woorden: De ziel moet de Verlossing (het Werk van Jezus) in hoge mate in zich tot bloei hebben gebracht, anders kan zij niet voldoende open staan voor de Werken van de Heilige Geest in haar (kan de Helper niet tot haar komen).

Om deze redenen wordt de Heilige Geest de Heiligmaker genoemd. Hij vertegenwoordigt de Goddelijke Kracht die de ziel moet omvormen tot Gods beeld en gelijkenis. Oorspronkelijk was de mensenziel zodanig geschapen dat zij beeld en gelijkenis van God was. Zij leefde dus in een staat van volkomen heiligheid. Door de erfzonde is deze staat van heiligheid verloren gegaan. Om de staat van Heil van de hele Schepping te herstellen, moeten sedert de erfzonde alle mensenzielen beproevingen doorstaan. Door de wijze waarop de ziel met deze beproevingen omgaat, moet zij nu de heiligheid terug verwerven. De erfzonde werkte als een 'banvloek' voor de zielen, waardoor de Eeuwige Gelukzaligheid in de Hemel hen werd ontzegd. Elke ziel moet individueel de 'banvloek' van de erfzonde uitwissen door een leven in gehoorzaamheid aan Gods Wet, dus een leven in toepassing van alle deugden en in navolging van de Verlosser Jezus Christus. Jezus wordt 'de Verlosser' genoemd omdat Hij door Zijn Lijden en Kruisdood de banvloek van de erfzonde heeft opgeheven. Elke ziel moet dit echter door volkomen navolging van Jezus in haar eigen leven waar maken.

De werken waardoor de ziel de Verlossing in zich kan voltooien, moeten worden bekroond door de betrachting van de ziel om zich totaal open te stellen voor de inwerking van de Heilige Geest. Gods Geest wil in de ziel de Werken van de Verlosser tot de hoogste vruchtbaarheid brengen, en alles wat de ziel aan gaven en genaden heeft ontvangen en verder blijft ontvangen, tot het hoogste rendement voeren. De Heilige Geest wil de mensenziel 'vergeestelijken': Hij wil haar denken, voelen en verlangen helemaal uit de sfeer van de wereld weghalen, opdat al haar werken en woorden Heil over de Schepping zouden kunnen brengen. Dit is wat wij noemen: heiligen (van menselijke werken als het ware Hemelse Werken maken).

Hier ligt precies de voornaamste doelstelling die God heeft beoogd wanneer Hij Maria (de Bruid van de Heilige Geest!) als Meesteres van alle zielen liet verkondigen: God nodigt elke ziel ertoe uit, Maria als haar Meesteres te aanvaarden, opdat Zij de ziel zodanig moge kunnen begeleiden en innerlijk moge kunnen omvormen, dat deze zich maximaal moge kunnen openen voor de Werken van de Heilige Geest, Die in de ziel alles tot bloei wil brengen, wat deze van Gods wege heeft gekregen om de ware heiligheid te verwerven.

Onmiddellijk na de Hemelvaart van Jezus sloten de apostelen zich samen met Maria in het Cenakel te Jeruzalem op, brachten daar dag en nacht door in gebed en Bijbellezing, om in de vroege ochtend van Pinksteren te worden verrukt door de instorting van het Vuur van Gods Eeuwige Waarheid, dat zich in vele uiteenlopende vormen in hen uitwerkte. Zij werden hierdoor in staat gesteld, hun grote roeping in dienst van Gods Rijk te beginnen. Het Pinkstervuur brandde als het ware de laatste sporen van menselijk voelen, denken en verlangen uit hen weg, zodat hun harten en zielen klaar werden gemaakt voor een leven dat veel Heil over de zielen zou brengen. Het werd het begin van een ketting van Hemels Vuur, dat van generatie op generatie zou overgaan, en waarvan ieder van ons een schakel is.

Op Pinksteren verlangt de Heilige Geest ernaar, met elke mensenziel de Bruiloft der heiligheid te sluiten, het Verbond waardoor Hij in staat wordt gesteld, de ziel boven haar menselijkheid te verheffen tot een niveau waarop zij waarlijk in staat is om Gods Werken te doen. Dat was de uiteindelijke doelstelling van Jezus.

Gods vreugde is volkomen. Niettemin worden de uitwerkingen ervan ook in de Schepping méér voelbaar naarmate méér zielen aan de uitnodiging van de Heilige Geest gevolg geven, want de volheid der genade is de vrucht van een volkomen bruiloft tussen God en een ziel, waardoor de ziel Gods Wil bekrachtigt door haar eigen wil in Zijn dienst te stellen. God verlangt vurig dat elke ziel zich zou laten omvormen tot een tempel van gebed en verlangen naar Zijn Geest, een cenakel waarin Maria de centrale plaats inneemt als een Magneet van volmaakte heiligheid, Die Haar Goddelijke Bruidegom naar Zich toetrekt voor een eeuwigdurende Vereniging van Liefde, en daardoor de ziel waarover Zij volmaakt heerst, onderdompelt in de Oceaan van Goddelijke Vruchtbaarheid, Die haar laat opgaan in de Geest Die haar de absolute voltooiing in de volheid van de Vrede en de Liefde wil brengen.


www.maria-domina-animarum.net

TOTUS TUUS, MARIA !

EDELSTENEN DER GENADE

9. Het bezoek van Maria aan Elisabeth

De diepe betekenis van het bezoek van Maria aan Haar nicht Elisabeth

Myriam van Nazareth

Wanneer de Heilige Aartsengel Gabriël aan Maria verkondigt dat Zij Jezus in Haar Schoot zal ontvangen, deelt hij Haar tevens mede dat Haar nicht Elisabeth, hoewel zij onvruchtbaar heette te zijn, reeds zes maanden zwanger is. Maria vertrekt daarop vanuit Nazareth in Galilea (de noordelijke provincie van Israël) naar Ain Karim in Judea (de zuidelijke provincie van het land), een lange en moeilijke reis met een bestemming in een bergachtige streek. Wat is de diepe zin en betekenis van dit bezoek?

Elisabeth is op gevorderde leeftijd. Zij draagt in haar schoot de vrucht die later bekend zal zijn als Johannes de Doper. Maria Zelf draagt Jezus, de God-Mens, de Messias en Verlosser, in Haar Schoot. Hoewel Zij Zich van Haar unieke uitverkiezing (als Moeder van de Messias) bewust is, cijfert Maria Zich totaal weg in de dienst aan Haar naaste. Bij Maria’s aankomst groet Zij Haar nicht, en de Heilige Geest verkondigt aan deze laatste dat Maria zwanger is van Gods Zoon. God verkondigt dus voor het eerst rechtstreeks aan een mensenziel dat Maria de Moeder van de Messias is. Elisabeth deelt Maria mede, dat Johannes de Doper in haar schoot is opgesprongen van vreugde bij het horen van Maria’s groet.

Wij leren hier dus reeds Maria kennen als Diegene Die Jezus naar de zielen draagt (Diegene, Die steeds Draagster van het Licht zal zijn, Die steeds innig één met God zal zijn), en hierdoor God tegenwoordig stelt: Waar Maria verschijnt, wordt de atmosfeer vervuld van Gods Tegenwoordigheid. Zo zal het voor altijd blijven. Bovendien is belangrijk, dat niet mensen Haar in deze hoedanigheid verkondigen, God Zelf doet het, via een inspiratie van de Heilige Geest aan Elisabeth.

Maria zal drie maanden lang Haar eigen noden volkomen terzijde schuiven om Elisabeth vreugde en hulp te bereiden, en verkondigt hierdoor in feite reeds de Missie van de Verlosser, die Liefde, Licht en vreugde naar de zielen zal brengen:

  • Liefde, want Maria cijfert Zichzelf ondanks Haar eigen zwangerschap maandenlang helemaal weg voor Haar naaste, en Zij doet dit vanuit een Hart, waarin Zij volmaakt één is met Jezus en met de Heilige Geest;
  • Licht, want in Haar (en dus Jezus’) Tegenwoordigheid ontvangt Elisabeth het Licht der Waarheid over Maria en Jezus, en dus over de ware betekenis van dit tijdstip in de heilsgeschiedenis;
  • vreugde, want het nog niet geboren kind springt op van vreugde. Doorheen Maria treedt Jezus hier reeds op als Diegene, Die het leven van de mensenziel komt verlichten door liefdevolle ondersteuning en door de voelbare Tegenwoordigheid van God. Bovendien getuigt God hierdoor van het feit dat ook de ongeboren vrucht reeds reageert op Gods Tegenwoordigheid, en dus door God wordt geleid.

Maria maakt in Haar bezoek aan Elisabeth bovendien duidelijk dat de waarlijk heilige ziel geen inspanning uit de weg gaat om God naar de zielen te brengen: Haar reis is lang, en het laatste gedeelte van de reisweg vóór de plaats van bestemming is bergachtig. God toont hierin aan, dat zielen zich niet steeds gemakkelijk bereikbaar maken voor Zijn Licht, en dat vaak volharding in de naastenliefde nodig is om een ziel voor het Heil te ontsluiten.

In antwoord op de woorden van Elisabeth laat Gods Geest, Die kort voordien de volmaakte Bruiloft aan Maria heeft voltrokken en de kiem van de God-Mens in Haar heeft gelegd, Maria het Magnificat uitspreken, waarin Zij God verheerlijkt, maar waarin God Haar ook een tipje van de sluier over Haar eigen hoedanigheid en rol binnen Zijn Heilsplan laat oplichten: "Van heden af prijst elk geslacht Mij zalig, omdat Hij aan Mij Zijn Wonderwerken deed, Hij Die machtig is...". God Zelf laat Maria hier verkondigen dat Zij doorheen de heilsgeschiedenis een sleutelfiguur voor het Heil der zielen zal blijven.

Maria brengt hier op mystieke wijze de Christus in contact met Zijn voorloper, Johannes de Doper, die als mens zes maanden ouder dan Jezus zal zijn, en een tijd lang de komst van de Messias zal verkondigen, tot deze Zelf in de openbaarheid zal treden door Zich door Johannes in de Jordaan te laten dopen. De Doper reageert vanuit de moederschoot op de stem van Maria, Die is bezield door de Christus in Haar eigen Schoot.

Tekenend is de voortdurende Aanwezigheid van Maria bij Elisabeth en Zacharias doorheen een periode waarin deze beiden zwaar beproefd worden: Zacharias kan tot aan de geboorte van Johannes niet spreken, en Elisabeth wordt voortdurend bekoord op de waarheid van haar inzichten over Jezus en Maria, en over de belofte dat haar eigen zoon Johannes groot zal zijn in Gods ogen. Wij moeten ons daarbij voor ogen houden dat Maria’s Aanwezigheid in het huis en de tuin van Elisabeth en Zacharias een heel stille Aanwezigheid is: Zij spreekt heel weinig, lijkt doorheen het huis te 'zweven', en voltrekt al Haar werken vrijwel geruisloos. De grootste tekenen van Haar Aanwezigheid zijn de diepe Vrede en het Hemels Licht, dat Zij om Zich heen verspreidt. Hierin getuigt God van de nederigheid en zelfverloochening van Maria: Niet Zijzelf laat Haar Tegenwoordigheid opvallen door menselijke tekenen, God kenmerkt Haar Aanwezigheid, door louter Hemelse tekenen. God geeft hierin de voorafbeelding van Maria als Diegene, Die de beproefde en bekoorde zielen vrijwel onopvallend doorheen hun moeilijke dagen ondersteunt.

Maria toont hier aan alle generaties wat God van elke ziel verwacht: Dat zij Jezus naar haar medeschepselen helpt brengen, Gods Tegenwoordigheid voelbaar maakt, zichzelf verloochent voor de naaste, vreugde en Licht brengt, zichzelf wegcijfert, niet de aandacht op zichzelf doch op God vestigt, en God verheerlijkt als Diegene, Die volmaakt rechtvaardig is en Wiens beloften eeuwigdurend geldig zijn. Maria toont de zielen hier dat een waarlijk heilige ziel in feite niet meer zelf leeft, doch louter een werktuig van dienstbaarheid is, dat zich in alle handelingen, woorden en verlangens uitsluitend door God laat bewegen.


www.maria-domina-animarum.net

TOTUS TUUS, MARIA !

EDELSTENEN DER GENADE

10. Gedaanteverandering van Jezus

De diepe betekenis van de Gedaanteverandering van Jezus op de berg Tabor

Myriam van Nazareth

Korte tijd nadat Jezus Zijn apostelen had toevertrouwd dat de Mensenzoon ter dood zou worden gebracht, doch op de derde dag zou verrijzen, trok Hij met Zijn drie vertrouwelingen Petrus, Johannes en Jacobus naar de top van de berg Tabor. Daar werd de apostelen een buitengewone ervaring vergund. Het Gelaat van Jezus begon te stralen en Zijn kleed werd glanzend als licht. Bij Hem verschenen Mozes en Elia. Laten wij even bekijken welke lessen God hier aan de zielen wil leren.

Het is opmerkelijk dat God grote manifestaties van verheerlijking graag op een berg laat plaatsvinden. Hij heeft dit in Jezus gedaan op de berg van Calvarie, Hij deed dit reeds meermaals in Maria waar Zij op bergen verschijnt, en Hij deed het eveneens op de Tabor. Een hoge berg symboliseert de aanraking met de Hemel op een plaats die ver van het wereldse verwijderd is. Daar heerst stilte, en zijn de tekenen van menselijke aanwezigheid schaars, zodat het hart zich gemakkelijker opent voor het Goddelijke. De hoge berg staat eveneens symbool voor de overwinning van de ziel op het eigen 'ik'.

Wanneer Jezus de drie apostelen met Zich meeneemt naar de top van de Tabor, is het alsof Hij hen wil tonen dat de ziel zich slechts kan verheffen ten koste van inspanningen, die een overwinning op het lichamelijke vergen. Op de top vertoont Hij Zich aan hen in een verheerlijkte Gedaante. Jezus belichaamt hier de verheerlijkte, volkomen heilige ziel, die straalt alsof zij zelfs geen stoffelijk lichaam zou bezitten. Korte tijd nadat Hij de apostelen Zijn Lijden, Dood en Opstanding heeft verkondigd, geeft Hij hen hier het bewijs van het verheerlijkt Wezen van de Messias.

Bij Jezus verschijnen Mozes en Elia. Deze twee figuren zijn niet door louter toeval bij dit gebeuren betrokken:

Mozes is diegene die van God de Tien Geboden had ontvangen. Hij symboliseert dus Gods Wet. Hij is ook een symbool voor bevrijding, want hij leidde de joden weg uit Egypte, waar zij zeer lang in slavernij hadden geleefd. Terwijl Mozes het godsvolk had bevrijd naar het lichaam, staat Jezus Christus hier op de Tabor als Diegene, Die als God-Mens gezonden is als de grote Bevrijder op het niveau van de ziel.

Elia is voor het godsvolk de grote profeet die op de laatste dag van zijn leven op aarde met een vurige wagen en vurige paarden naar de Hemel is meegenomen. Wij zouden het zo kunnen zien, dat hij in het Vuur van Gods Liefde en Gods Waarheid is opgenomen in de Heerlijkheid. Hij symboliseert de Profeten.

Bekijken wij dus de hele symboliek van de tegenwoordigheid van deze beide figuren uit het Oud Verbond:

Mozes en Elia vertegenwoordigen samen 'wet en profeten'. Bedenken wij daarbij dat Jezus, wanneer Hij naar het geheel van Gods Waarheid verwees, placht te zeggen: "Dat is wet en profeten".

In Mozes en Elia leggen hier twee grote vertegenwoordigers van Gods Waarheid en van de Ware Liefde getuigenis af van de Christus als de belichaming van de Goddelijke Liefde en Waarheid, en van de Bevrijding of Verlossing. In zekere zin beelden deze beide zielen hier datgene uit, wat door Jezus in absolute volmaaktheid wordt belichaamd.

In Mozes en Elia worden aan de ogen van de naaste volgelingen van Christus dus ook de Waarheid, de Liefde en de Verlossing vertoond als Goddelijke Mysteries, als elementen van Gods Heerlijkheid. God Zelf bekroont hier hoorbaar de verheerlijking van Jezus door de woorden te laten weerklinken:
"Dit is Mijn uitverkoren Zoon, luister naar Hem".

Opmerkelijk is, dat reeds bij het Doopsel van Jezus in de Jordaan, vóór het begin van Zijn Openbaar Leven, de Eeuwige Vader naar de Goddelijkheid van Jezus als Zijn Zoon had verwezen. Op de Tabor, korte tijd vóór het grote Lijden waardoor de aardse Missie van Jezus zal worden bekroond, herhaalt Hij dit.

Dit is een groot ogenblik, want in feite zegt de Eeuwige Vader hier tot diegenen, die spoedig tot de allereerste priesters van de enige ware Kerk zullen behoren: "Hier zijn wel wet en profeten vertegenwoordigd, maar van belang is voortaan de Christus, naar Hem moeten de zielen luisteren om naar hun eigen verheerlijking te groeien". Hier wordt als het ware het Nieuw en eeuwig geldig Verbond reeds zichtbaar en hoorbaar boven het Oud Verbond gesteld.

In de verheerlijking op de berg Tabor stelt God de zielen een essentieel teken: Jezus Christus is de voltooiing van de Wet. Hij is niet gekomen om de Wet op te heffen, doch om de vervulling ervan te brengen. Hij is het, Die het Oud Verbond, dat is vervallen tot de voltrekking van ontzielde ceremonieën, een totaal nieuwe inhoud komt geven en Die de zielen komt leren dat het accent binnen Gods Heilsplan nu voorgoed wordt verschoven: Van de zielen wordt voortaan verwacht dat zij door navolging van de Christus hun verheerlijking verwezenlijken, en dat zij hun heiliging zelf inhoud geven door de weg van het lijden, van de zelfoverwinning en van de onthechting niet te schuwen.

Jezus als bekroning van Gods Wet, van Gods Waarheid, van Gods Liefde, van de Verlossing, van de vergeestelijking, is op de berg Tabor Gods levend Teken voor de belofte van de Verheerlijking als vrucht van:

  • volmaakte gehoorzaamheid (de Wet)
  • volkomen toepassing van Gods woorden en onderrichtingen (de Waarheid)
  • Ware Liefde
  • aanvaarde en opgeofferde beproevingen en kruisen (de Verlossing)
  • overwinning op de eigen stoffelijkheid (vergeestelijking)

Dit alles wordt de zielen in feite op twee bergen getoond: Op de eerste (de Tabor) toont God hen de vrucht zoals deze in het Paradijs werkelijkheid zal zijn, op de tweede (Calvarie) zal Hij hen de gouden weg naar deze verheerlijking tonen. Tabor en Calvarie brengen samen de eenheid tussen lijden en heiligheid tot uitdrukking. De bekroning van het christen-zijn en de vervulling van Gods Wet liggen volledig geborgen in de bovenvermelde punten. Niet toevallig vormen zij de kern van de wegwijzers die God de zielen in de Laatste Tijden laat toekomen in de onderrichtingen van Maria als de Meesteres van alle zielen.


www.maria-domina-animarum.net

TOTUS TUUS, MARIA !

EDELSTENEN DER GENADE

11. Tenhemelopneming van Maria

De diepe betekenis van de Opneming van Maria met Lichaam en Ziel in de Hemel

Myriam van Nazareth

Elke ziel wordt in de wereld gezonden om een leven te leiden, waarvan begin en einde door God worden vastgesteld, helemaal volgens Zijn Eeuwig Heilsplan voor alle zielen. Wanneer de ziel haar tijd op aarde heeft 'vol gemaakt', moet zij al datgene hebben benut, wat God haar aan gaven, talenten en vermogens heeft meegegeven, en datgene wat zij dagelijks aan genaden heeft ontvangen. Zij moet uit dit alles de maximale vruchtbaarheid hebben gehaald voor haar eigen heiliging en voor de bevordering van Gods Werken voor het Heil van de hele Schepping. Dan volgt het Goddelijk oordeel over het voorbije leven van de ziel: De balans van een leven wordt opgemaakt, en aan de hand daarvan wordt haar zijnstoestand voor de Eeuwigheid vastgesteld.

Toen voor de Allerheiligste Maagd Maria de voorbeschikte tijd op aarde was vervuld, vonden enkele unieke gebeurtenissen plaats. God had Haar voor alle tijden met unieke voorrechten bedacht, omdat Haar rol binnen het Goddelijk Heilsplan eenmalig was: Zij was de enige geschapen Ziel, Die met de Godheid verbonden zou worden in ziel en lichaam. God had Haar het voorrecht van de Onbevlekte Ontvangenis geschonken, waardoor Zij vrij van de erfzonde en haar verregaande uitwerkingen werd ontvangen voor een leven, waarin Zij de Moeder van de God-Mens, de Christus, de Verlosser zou zijn. Op de door God vastgestelde tijd nam de Heilige Geest Haar tot Zijn Bruid, de Goddelijke Kiem van Jezus Christus werd in Haar Schoot gestort, en Zij droeg de mens geworden Godheid negen maanden lang in het allerheiligste Tabernakel van Haar Moederschoot. Zij leidde een vlekkeloos heilig leven, niet bevlekt door de geringste zonde of ondeugd, en toonde Zich daardoor een leven lang de absolute Meesteres over alle kwaad, alle duisternis, elke bekoring en ontmoediging, en dus de absolute Meesteres over Zichzelf, daar Zij Zichzelf niet de geringste afwijking van de allerheiligste levenswijze als de Moeder van de Christus toestond.

God wilde Zijn uitverkoren Dochter niet op dezelfde wijze tot Zich nemen als de andere zielen, omdat Zij nooit de paden der zonde had betreden en dus met een volmaakt onbevlekte ziel deze aarde kon verlaten. Haar verdiensten waren absoluut uniek, want Zij had dit leven in volmaakte heiligheid niet ten geschenke gekregen, Zij had er elke minuut voor gestreden, en zelfs veel harder dan de gemiddelde ziel. Zodra de satan had gemerkt dat deze Ziel iets ongenaakbaars in Zich droeg, want dat Zij aan al zijn manipulaties en inspiraties glansrijk weerstond, beproefde hij Haar nog oneindig veel meedogenlozer dan hij dit bij alle andere zielen pleegt te doen. Haar macht over de satan, zijn gevolg en al zijn werken was zo oneindig, dat in de hel geleidelijk aan het vermoeden rijpte (absolute zekerheid hierover werd de duivel niet vergund) dat deze Vrouw wel eens de Moeder van de Messias kon zijn. De beproevingen werden nog zwaarder. Deze beproevingen, evenals Maria’s ongeëvenaarde kennis over de zonden en Haar doorzicht in de zondigheid der zielen, vormden samen de loodzware last van Maria’s Smarten.

God had beoogd, Maria in het lichaam nooit te laten sterven, doch Haar zonder enige verandering in de Hemel op te nemen. Maria drong er echter bij God op aan, dat Zij de overgang naar het Eeuwig Leven zou maken zoals alle andere zielen, omdat zelfs de Goddelijke Verlosser doorheen de dood was gegaan. God wist Zijn Liefde vorm te geven door Maria te laten 'inslapen'. Zij gleed weg in een toestand van diepe verrukking, en werd met Lichaam en Ziel ten Hemel opgenomen.

Maria onderging voor Gods Troon geen oordeel, want Zij had bij Haar Onbevlekte Ontvangenis (dus bijna vijftig jaar vóór Jezus aan het Kruis zou sterven) reeds het 'voorschot' op de Verlossing ontvangen, daar Zij van de erfzonde gevrijwaard was. Doordat Zij een absoluut heilig leven had geleid, diende geen balans van Haar leven te worden opgemaakt.

Wanneer een leven op aarde ten einde loopt, wordt de ziel naar Gods Troon gebracht voor het levensoordeel. Het lichaam blijft echter op aarde. Bij Maria werd ook het Lichaam ten Hemel opgenomen. De reden hiervoor ligt in de Goddelijke Wijsheid en Gerechtigheid besloten:

Normaal kleven aan het stoffelijk lichaam de sporen van allerlei zonde en ondeugd. Bij Maria was dit niet het geval. Zelfs Haar Lichaam moest tot voorwerp van de grootste verering worden, want in Haar was het tot een instrument van macht over de duisternis geworden. Maria had in Haar Lichaam namelijk:

  • alle bekoringen overwonnen;
  • alle behoeften die boven het levensnoodzakelijke uitstegen, volkomen beheerst;
  • van alle gehechtheden afstand gedaan, teneinde een leven te kunnen leiden in dienst van Gods Heilsplan.

Elke vezel van Maria’s Wezen, Haar Lichaam zowel als Haar Hart (al Haar gemoedsgesteldheden, Haar Smarten vanwege de zonde, Haar volmaakte Liefde), Haar geest (elke van Haar gedachten was op de vervulling van Gods Plannen gericht) en Haar ziel (die geen enkele beschadiging door zonde of ondeugd had gekend) verliet deze wereld even vlekkeloos als in het ogenblik van Haar Onbevlekte Ontvangenis. Maria werd door God in de volheid van Haar Wezen ten Hemel opgenomen omdat Zij volmaakt één was gebleven met Gods Wil en hierdoor in alles, zelfs in Haar geringste gedachten, gevoelens en verlangens, in elk gesproken woord en in elke handeling de volmaakte uitvoering had gewaarborgd van datgene, wat God door Haar leven op aarde wilde bewerken.

In Maria waren het beeld en de gelijkenis met God volmaakt geworden. Door Haar Opneming in de Hemel wilde God getuigen van Zijn grenzeloze Liefde en Barmhartigheid, en Zijn onbegrensde erkenning voor de ziel die zich volmaakt in Hem laat opnemen en op aarde niets anders doet dan Zijn Werken. Maria was op aarde de volmaakte Spiegel van de Goddelijke Liefde, zuiverheid, schoonheid, macht en vruchtbaarheid. Van Haar Wezen mocht geen vezel vrijgegeven worden aan het bederf van de levenloze natuur, want Maria is voor eeuwig één met de volheid van het Goddelijk Leven. In Haar Tenhemelopneming met Lichaam en Ziel wilde God aantonen dat datgene wat door de ziel op aarde wordt nagestreefd, door Hem na het aardse leven wordt voltooid en vereeuwigd.

Maria leefde slechts voor de voltooiing van de vruchtbaarheid in het Goddelijk Leven. God bekrachtigde dit, door Haar totaal in de volheid van het Goddelijk Leven op te nemen. Meteen bij Haar intrede in de Hemel zou Hij Haar niet aan het oordeel onderwerpen, doch Haar voor de eeuwigheid boven alles verheffen, met de hele Hemel als getuige.

In Maria’s Opneming ten Hemel stelt God het uiterste Teken voor de vrucht die de ziel erft wanneer zij de heiligheid in zich laat voltooien door zichzelf totaal op te offeren voor de volmaakte overwinning van Zijn Wil, die alles tot Leven wekt.


www.maria-domina-animarum.net

TOTUS TUUS, MARIA !

EDELSTENEN DER GENADE

12. Kroning van Maria

De diepe betekenis van de Kroning van Maria in de Hemel

Myriam van Nazareth

Reeds vóór de schepping van de ziel van de Onbevlekte Maagd Maria had God voor Haar een unieke rol binnen Zijn Heilsplan voorzien. Nadat Maria Haar vlekkeloos heilig leven op aarde had volbracht, en Zij op grond van Haar volhardende volmaakte eenheid met Gods Wil oneindig machtige bijdragen tot de voltooiing van Gods Werken had geleverd, nam de Eeuwige Liefde Haar met Lichaam en Ziel bij Zich in de Hemel op. Zo onderstreepte Hij de unieke waarde van Maria voor Zijn Werken, en het uniek niveau van Haar heiligheid. Maria’s Opneming ten Hemel was Gods grote Teken van erkenning voor de ziel die haar leven op aarde volbrengt in eenheid met Zijn verwachtingen en de noden van Zijn Heilsplan.

Dit Teken werd door God onmiddellijk na Maria’s intrede in de Hemel zichtbaar gemaakt. Toen Maria de Hemel betrad, werd Zij niet zoals andere mensenzielen aan een beoordeling van Haar zopas geëindigd leven onderworpen, doch werd Zij integendeel door de Allerheiligste Drievuldigheid gekroond tot Koningin van de hele Schepping. God had reeds bij de schepping van Maria’s ziel deze hoedanigheid voor Haar voorzien. Zij zou voor de eeuwigheid Koningin over al het geschapene zijn. De Kroning van Maria vond plaats vóór de ogen van alle engelen en heiligen. In de Openbaring van 22 augustus 2006 verkondigde Maria de woorden, die de Drie-Ene God bij Haar Kroning uitsprak. God noemde Haar daarbij letterlijk Koningin van al het geschapene en Meesteres van alle zielen, en verkondigde aan alle hemelbewoners de onbegrensdheid van Haar macht. Zoals de Allerheiligste Drievuldigheid in Haar toespraak tot de hemelbewoners zei, was in de Kroning van Maria het fundament van de voltooiing van het Goddelijk Plan van Heil volmaakt geworden.

De bekendmaking van Maria in Haar unieke verhevenheid boven al het geschapene bleef niet beperkt tot de Hemel: Het Goddelijk Besluit over de eeuwigdurende, onherroepelijke hoedanigheid van Maria als Koningin van de Schepping werd eveneens verkondigd in het vagevuur en in de hel. Door de zielen die nog hun loutering in het vagevuur volbrachten, werd deze mededeling met grote vreugde onthaald. Zij begrepen dat zij een zeer machtige Voorspreekster hadden ontvangen, Die hun intrede in de Hemel kon helpen bespoedigen.

In de regionen der duisternis veroorzaakten de woorden van de Godheid en het beeld van de Kroning van Maria (die hen op bovennatuurlijke wijze werd vertoond) een storm van onrust en diepe angst. De satan zag nu pas met zekerheid de bevestiging voor datgene, wat hij tijdens het leven van Maria op aarde had gevreesd doch waarvoor hij nooit het bewijs had ontvangen: dat dit de Vrouw was, Diegene van Wie was voorzegd dat Zij hem in de Laatste Tijden definitief zou overwinnen. De satan en zijn gevolg vernamen nu uit Gods mond dat Maria voor eeuwig een onaantastbare en absolute macht over hen kon uitoefenen.

De satan begreep hieruit dat de Verlossingswerken die door Jezus Christus waren voltrokken, in 'de Vrouw' een bijkomende dimensie kregen: In Haar erkende God nu officieel en ten aanhoren van de Hemel, het vagevuur en de hel, dat Maria Diegene was, door Wier volkomen heiligheid Zijn Heilsplan voltooid kon worden. Deze conclusie had heel vergaande gevolgen: De satan had begrepen dat het Verlossingswerk van de Christus volgens Gods Wet moest aangevuld worden door de volmaakte heiligheid en de versmelting van een mensenziel met Gods Wil. Ook hierdoor werd de Kroning van Maria tot een grote mijlpaal in de heilsgeschiedenis.

In de eeuwige Koningin bekroonde de Godheid Maria als de Vrouw, door Wie Hij de mensheid na de oneer van de erfzonde volkomen in ere herstelde. Eva had haar taak als koningin van het geschapene niet kunnen vervullen, omdat zij de haar geschonken heiligheid niet in stand had kunnen houden. Naar de satan toe was de Kroning van Maria daarom een verpletterend teken: Er werd hem bewezen dat de mensenziel in staat was om de volmaakte heiligheid te bereiken. Maria was terecht de Koningin over alles, daar Zij als enige ziel ononderbroken een Liefde had opgebracht, die Haar de macht had opgeleverd om de duivel in elk detail van het dagelijks leven op de knieën te dwingen. In Maria werd de satan voor het eerst totaal overwonnen door een geschapen ziel, wat voor hem een nog veel grotere vernedering was dan de nederlaag die hij had geleden bij de Kruisdood van de Christus, Die van nature Goddelijk was.

Tijdens de Kroning van Maria tot Koningin en Meesteres van al het geschapene, lagen alle hemelbewoners aan Haar voeten geknield en legden zij, in overeenstemming met Gods Beschikking, jegens hun Koningin en Meesteres een gelofte van eeuwigdurende gehoorzaamheid af. Maria kreeg de macht tot uitvoering en vormgeving van Gods Voorzienigheid, en de Allerheiligste Drievuldigheid beschikte dat voor de Goddelijke Wet gehoorzaamheid of ongehoorzaamheid jegens Maria een gelijkaardig effect zou hebben als gehoorzaamheid of ongehoorzaamheid jegens God Zelf.

God had bij de schepping van de ziel van Maria de volmaaktheden van alle door Hem geschapen en nog te scheppen elementen verzameld. Aangezien Zij bovendien gedurende Haar hele aardse leven deze volmaaktheden volkomen had laten renderen en deze in geen enkel opzicht had geschonden, werd Zij, in overeenstemming met de Wet der Goddelijke Gerechtigheid, terecht tot Koningin en Meesteres van de Schepping gekroond. In Haar openbaring van 22 december 2006 zou Maria zeggen: "Koningin was de titel van Mijn Glorie, Meesteres de titel van Mijn macht. Meesteres van alle zielen is de absolute bekroning van Mijn hoedanigheid als Koningin over al het geschapene".

Het is opmerkelijk dat God van Maria’s verhevenheid getuigenis aflegde jegens de bewoners van de Hemel, van het vagevuur en van de hel, doch op dat ogenblik nog niet jegens de zielen op aarde. Jegens hen zou dit pas veel later gebeuren, met als bekroning de verkondiging van Maria als de Meesteres van alle zielen vanaf 26 november 2005, toen Maria aan Myriam verkondigde: "Het is Gods Wil dat Ik in dit uur aan de mensheid bekend word als de Meesteres van alle zielen (...)".

Van de zielen op aarde verwacht God dat zij in Maria’s unieke verhevenheid geloven terwijl zij nog op aarde leven. Zoals de Meesteres van alle zielen zou verkondigen, zal elke mensenziel in het uur van haar levensoordeel Maria gedurende enkele ogenblikken zien zoals Zij werkelijk is. Zij die het Eeuwig Leven zullen binnengaan, zullen de blijvende aanschouwing van Haar Glorie als Meesterwerk van God genieten als één van de elementen van de Eeuwige Gelukzaligheid.

Maria’s hoedanigheid als Koningin van al het geschapene en Meesteres van alle zielen is één van de grootste geschenken die God ooit voor de mensheid heeft bereid. Haar Kroning is in wezen het begin geweest van de specifieke rol die aan Maria is toevertrouwd voor deze Laatste Tijden: De Kroon die Zij draagt, is de Kroon der volmaaktheid als geschapen ziel, een voorrecht dat voor Haar als enige was voorbestemd. Zij draagt in Zich de Liefde, de macht en de Wijsheid in hun volmaakte volheid zoals Gods Wet deze voor een ziel heeft voorzien. Nooit kan op aarde nog een ziel leven, die de Liefde, de macht en de Wijsheid van Maria zal evenaren.

De Kroning van Maria tot Koningin van al het geschapene en Meesteres van alle zielen heeft het voor God mogelijk gemaakt om doorheen een mensenziel Werken aan andere zielen te voltrekken, die de overwinning van het Licht op de duisternis veel méér bezegelen, dan dezelfde Werken rechtstreeks door God dit zouden doen, omdat in Maria een geschapen ziel Goddelijke Werken volbrengt aan andere geschapen zielen. Dit geldt jegens de satan als een veel doorslaggevender overwinning van het Licht. Door Maria’s Kroning heeft God Haar als het ware officieel als Zijn Vertegenwoordigster aan de Schepping voorgesteld. Hij, de Koning van de Schepping, heeft Haar immers niet de titel van 'Prinses' gegeven, doch de dubbele titel van:

  • Koningin van al het geschapene, dit wil zeggen: Diegene Die Gods Koninkrijk vertegenwoordigt naar de hele Schepping toe, en

  • Meesteres van alle zielen, dit wil zeggen: Diegene Die de macht heeft om alle zielen te leiden en hen van binnen uit te veranderen, opdat zij hun optimale vruchtbaarheid voor het Koninkrijk Gods zouden bereiken.

De Kroning van Maria tot Koningin van al het geschapene en Meesteres van alle zielen is voor de mensheid een buitengewoon Teken van Hoop: De verzoening van God met de zielen was door Jezus voltrokken aan het Kruis, en is door God als het ware bevestigd door een mensenziel onbereikbaar hoog boven al het geschapene te verheffen. In de Kroning van de Moeder Gods heeft God Zijn onbegrensde Liefde voor de zielen dus nogmaals aangetoond. Hij heeft dit Teken niet gesteld als een holle formule, doch als het fundament voor de voltooiing van de Verlossing en heiliging van velen.

De Koningin en Meesteres is aan de zielen geschonken als een Ster Die hen naar het Eeuwig Licht in het Paleis van de Koning kan leiden. Zalig zij die Haar volgen en in Haar verhevenheid geloven, want zij brengen het hoogste eerbetoon aan God in het grootste van Zijn Werken: de volmaakt heilige ziel van Haar, Die het absolute Tegendeel is van de erfzonde. De eerste koningin (Eva) heeft duisternis over de zielen gebracht, de Eeuwige Koningin (Maria) heeft hen het Licht gebaard, en is hen in de volmaakte glans van het Licht de weg naar de verheerlijking voorgegaan. Zij heeft dit niet voor Zichzelf gedaan, doch als een uitnodiging voor alle zielen om te leven zoals Zij het heeft gedaan, onder Haar leiding en in de diepste toewijding aan Haar.


www.maria-domina-animarum.net

TOTUS TUUS, MARIA !

EDELSTENEN DER GENADE

13. Geboorte van Maria

De diepe betekenis van de Geboorte van Maria

Myriam van Nazareth

De hele heilsgeschiedenis lang zijn alle Plannen en Werken van God reeds gedreven geweest door die ene, door en door Goddelijke kracht: de Liefde. God is louter volmaakte Liefde. Omdat Hij Zijn Liefde met levende wezens wilde delen, schiep Hij de engelen, en later de mensenziel. Een gedeelte van de engelen werd Hem ontrouw, en kon hierdoor niet meer in de Hemel blijven leven. Zij zouden later de eerste mensenzielen aansporen tot dezelfde ontrouw jegens God. Omdat de Liefde een Goddelijke kracht is, en geen enkel Goddelijk Plan onvervuld blijft (dus ook niet Gods bedoeling, dat tussen de mensenziel en Hemzelf voor eeuwig een volmaakte Liefdesstroom zou bestaan), zou God het Verlossingsmysterie afkondigen, dat de vervulling van Zijn Plan moest brengen: de Verlossing van de mensenziel uit de effecten der zonde, die de ziel van God scheidt.

God grondvestte Zijn Verlossingsmysterie op het Plan, Zijn Zoon Jezus Christus als mens geboren te laten worden om voor de zielen de Verlossing te ontsluiten door in een mensengedaante de meest uiteenlopende vormen van beproevingen en Lijden in Liefde voor de bevrijding der zielen aan God op te offeren. Jezus moest daartoe de hele weg van de Menswording doorlopen, vanaf de moederschoot. God had dus een Moeder nodig, die geschikt zou zijn om de God-Mens in Zich te dragen. 'Geschikt' betekent hier: 'volmaakt heilig', zoals een 'vergoddelijkt' Tabernakel. Daartoe ontwierp God Zijn Plan voor de schepping van 'de Vrouw', het vrouwelijk wezen dat het volmaakt tegengewicht moest vormen voor de eerste vrouw, Eva, die de erfzonde over de mensheid had gebracht. De Vrouw zou het Boegbeeld worden voor de mensenziel die de satan en al zijn werken van duisternis overwint en daardoor opnieuw één kan worden met Gods Hart. De concrete uitvoering van dit Plan zag het daglicht in de Geboorte van Maria.

De Geboorte van Maria, de 'Oceaan van God', is daarom één van de grootste mijlpalen in de geschiedenis van het Heil. De onbevlekt ontvangen ziel van Haar Die de Moeder van de Messias zal worden, begint op die dag Haar leven in het vlees. Dit is de eerste dag van het heiligste leven dat ooit een geschapen ziel op aarde zou leiden. Zo ver ging Gods Liefde en Zijn opvatting over de waardigheid van de mensenziel als Kroon op de Schepping: Met Maria schept Hij een ziel waarin alle volmaaktheden uit Zijn scheppende Werken verenigd worden tot het absolute Meesterwerk van Zijn macht als Schepper: Maria als 'de Mensendochter', zoals Hij de Meesteres van alle zielen Zichzelf zal laten noemen in Haar openbaring van 29 september 2006 aan Myriam van Nazareth, nadat Zij de Heilige Aartsengel Michaël op dezelfde dag reeds deze titel had laten gebruiken toen deze tot Myriam Maria’s lof verkondigde.

Op de geboortedag van Maria stelde God grote tekenen. Onder de hemelbewoners heerste grote vreugde. Zij begrepen dat de uitvoering van het Verlossingsplan nu concreet was begonnen. In de hel heerste opschudding. Ook al zou de satan zeer lang slechts een vermoeden hebben over de identiteit van 'de Vrouw', toch ondergingen de regionen der duisternis op de dag van Haar Geboorte de effecten van de krachtige genadenstromen die over de Schepping werden uitgestort.

De mensheid zou vele jaren lang niet weten wie Maria werkelijk was. Haar Geboorte was in mysteries gehuld. 'Mèr-i-am N’Zareth', zoals ik Haar Aramese naam in een visioen hoorde noemen, bezat vanaf Haar allereerste dagen een op aarde nooit eerder geziene uitstraling en vertoonde gedragingen die ver boven deze van de 'gemiddelde' mensenziel verheven bleken. Zelfs als pasgeborene bezat Maria reeds een volmaakte Wijsheid. God had Haar eveneens een buitengewone kennis van de Mysteries der Schepping ingestort. Deze kennis leefde in Haar zoals zaad, dat geleidelijk aan ontsloten zou worden. Dat Zij reeds bij de schepping van Haar ziel was voorbestemd tot een unieke verhevenheid, werd mij duidelijk gemaakt in visioenen waarin Maria mij als pasgeborene, en ook als heel jong meisje, werd getoond met engelen aan Haar voeten. Toen reeds was Haar een uitgebreide lijfwacht van engelen toegewezen, over wie Zij onbeperkt beschikte.

Voor de mensenzielen van alle tijden schuilt in de Geboorte van Maria in de eerste plaats een zeer groot teken van Hoop. Door de Geboorte van 'de Vrouw' bewijst God aan de zielen:

  1. dat Zijn Liefde voor de mensenziel zo ver gaat, dat Hij Zijn Goddelijke Zoon uit een menselijke vrouw geboren wil laten worden, Hem in het lichaam van deze Vrouw wil laten opgroeien, Hem door deze Vrouw wil laten opvoeden voor het leven in de wereld, en tussen Hem en deze Vrouw een eeuwigdurende mystieke vereniging wil scheppen;

  2. dat Hij alles in het werk stelt om de heiligheid van de mensenzielen, die met de erfzonde verloren was gegaan, opnieuw te herstellen. De ziel van Maria werd geschapen met het uniek voorrecht van de Onbevlekte Ontvangenis. Zo werd deze volmaakt heilige ziel met een lichaam verbonden, en geboren voor een leven dat voor alle eeuwen zou gelden als het bewijs dat een geschapen ziel volkomen heilig kon zijn, en dus inderdaad tot beeld en gelijkenis van God kon worden;

  3. dat de mensenziel niet machteloos staat tegen de bekoring en de effecten der zonde. Maria werd de eerste ziel die een absolute macht bezat over elke bekoring, over elk werk van duisternis, en over de effecten der zonde. Dit laatste zou vooral in latere tijden blijken: zie het volgend puntje;

  4. dat Hij Zijn Plan van Verlossing van de mensenzielen gedurende alle eeuwen wil blijven uitvoeren, want in Maria schept Hij de Brug tussen Hemel en aarde, Diegene Die de macht zal hebben om de Verlossingswerken van de God-Mens doorheen alle eeuwen in elke ziel tot voltooiing te brengen, in de mate waarin de ziel zich aan Haar toewijdt: Maria is zo hoog verheven dat mensenzielen zich aan Haar kunnen toewijden, en daardoor zo totaal God kunnen toebehoren, dat zij tot Zijn beeld en gelijkenis kunnen worden;

  5. dat Hij de satan, de bron van alle ellende, door de mensenziel overwonnen wilde zien worden. Jezus had in een menselijke gedaante het absolute, onveranderlijke karakter van de macht van de satan over de zielen gebroken, doch Zijn natuur was Goddelijk. In Maria echter, werd de geschapen menselijke natuur met de macht bekleed om de satan totaal te onderwerpen, en wel in twee fasen: in Haar eigen leven, en later als 'de Vrouw', de Leidster van de uitvoering van het Goddelijk Heilsplan, de Koningin van al het geschapene en Meesteres van alle zielen, Die uiteindelijk de kop van de satan zal verpletteren.

De gedenkdag van Maria’s Geboorte mag door elke ziel worden beschouwd als een uitnodiging van God, om zich met haar hele wezen aan Maria, het Meesterwerk van de Schepping, over te leveren, en Haar bemiddeling in te roepen voor de genade van een volledige wedergeboorte in totale navolging van Haar. Maria is tenslotte Diegene, Die door God aanvankelijk aan de engelen, en eeuwen later aan de mensenzielen, is vertoond als het Model voor de 'ideale ziel', de absolute verwezenlijking van de hoogste volmaaktheid die door een mensenziel kan worden bereikt, de belichaming van de volmaaktheid in het Goddelijk Leven. Door de totale toewijding aan Maria geeft de ziel haar Meesteres te kennen dat zij in feite verlangt om te worden zoals Zij.

Elke mens kan slechts één maal in het vlees geboren worden, doch kan elke dag wedergeboren worden in de ziel. Naarmate de ziel minder grenzen stelt aan haar toewijding aan Maria, kan zij door de Koningin des Hemels méér volgens Haar eigen model worden gekneed, dit model dat Gods opvatting over de volmaakte mensenziel vertegenwoordigt. Op deze feestdag kan de ziel haar Hemelse Meesteres smeken dat Zij het groot Teken van Hoop dat God in de Geboorte van Maria heeft gesteld, vanaf heden in haar tot volle bloei moge brengen, opdat zij het allerheiligste zaad dat Maria in Zich draagt, ook in haar eigen zielentuin in bloemen van Goddelijk Leven kan laten veranderen.


www.maria-domina-animarum.net

TOTUS TUUS, MARIA !

EDELSTENEN DER GENADE

14. Opdracht van Maria in de Tempel

De diepe betekenis van de Opdracht van Maria in de Tempel

Myriam van Nazareth

Het is opmerkelijk hoezeer de levens van Jezus en Maria op aarde totaal en uitsluitend op de vervulling van de heilsgeschiedenis waren gericht. In de diepste zin van het woord leefden Zij op aarde uitsluitend en alleen voor het Heil van de zielen. Het unieke aan de levens van Jezus en Maria ligt inderdaad hierin, dat Zij als enige niet door Hun leven op aarde Hun Verlossing en heiliging moesten bewerken, daar Zij volmaakt heilig waren: Jezus als God-Mens en Maria als volkomen zondeloze, onbevlekt ontvangen ziel. Voor Hen gold slechts de tweede van de beide doelstellingen die God met het leven van elke ziel op aarde nastreeft: de bijdrage tot de voltooiing van Zijn Heilsplan. In een absolute mate geldt voor Jezus en Maria dat Hun leven tot in alle bijzonderheden een offerleven was.

Het leven van Maria, Die er in Gods Hart toe voorbestemd was om de Moeder van de Messias te worden, werd door de Schepper tot in de details volgens Zijn Wijsheid uitgestippeld. Nochtans is dit geen waarborg voor een leven in de volle vruchtbaarheid voor Gods Plannen en Werken. Bij Maria was dit wel ten volle het geval, omdat Zij Haar Wil van meet af aan één maakte met de Wil van God, en Zij op geen enkel ogenblik van Haar leven van die regel zou afwijken. Deze vaststelling is van het grootste belang, omdat zij ons elk element van Maria’s leven laat zien als een ook door Haar Zelf ten volle aanvaard punt op Haar levensweg. Het eerste opmerkelijke punt op Maria’s levensweg brak aan op Haar derde verjaardag, toen Zij in de Tempel te Jeruzalem aan God werd toegewijd.

De diepgang van deze gebeurtenis kan slechts worden begrepen tegen de achtergrond van enige kennis over de unieke hoedanigheden van Maria als kind. Doordat Maria door God uitgekozen was om de Moeder van de Messias te zijn (op voorwaarde dat Zij daarmee Haar vrijwillige instemming zou betuigen), had Zij het uniek voorrecht van de Onbevlekte Ontvangenis gekregen. Haar ziel werd dus in volkomen ongeschonden toestand met een lichaam verbonden. Bovendien schonk God Maria de unieke gaven van een volkomen kennis, volmaakte Wijsheid, en een unieke Intelligentie, en verhief Hij Haar ongenaakbaar hoog boven elke ziel die ooit was geschapen en nog geschapen zou worden. Met deze unieke status verbond de Allerhoogste een macht die door geen enkele geschapen ziel ooit geëvenaard zou worden.

Met deze vermogens uitgerust, werd Maria geboren. Met het oog op het feit dat Zij als een levende Schatkamer van Goddelijke Gaven en Genaden was (dit is de betekenis van het woord dat zegt, dat Maria 'vol van Genade' is) werd Haar een speciale lijfwacht van engelen toebedeeld, die volkomen in Haar dienst stonden. De kleine Maria sprak reeds in de wieg met deze engelen, zag en hoorde hen, en genoot een volkomen inzicht in vele Goddelijke Mysteries. Zij bezat een volkomen kennis van al het geschapene en van de Goddelijke Beschikkingen. Vele elementen ervan leefden niet voortdurend in Haar bewustzijn: Zij beschikte er wel over, moest deze echter volgens de noden van Haar innerlijk leven 'in Haar bewustzijn roepen'. Sommige kenniselementen werden door God voor Haar enige tijd versluierd gehouden, onder meer de kennis over Haar voorbestemming om de Moeder van de Christus te worden. Gods onfeilbare Wijsheid beschikte dit zo, opdat Maria’s leven niet van verdiensten zou worden beroofd, wat wel het geval was geweest indien Zij alles bewust en bij voorbaat had geweten. Bovendien mocht Zij niet bij voorbaat weten dat Zij de uitverkoren Moeder van de Messias zou zijn, want Zij moest uit eigen vrije wil Haar toestemming daartoe kunnen geven. Dat is wat Zij kort na Haar verblijf in de Tempel zou doen, dat op de dag van Haar opdracht zou beginnen.

Zo was het klein meisje van Nazareth heel ongewoon door Haar unieke gesteldheden. Zij was mooi, buitengewoon intelligent en wijs, en uitermate deugdzaam. De meeste van Haar unieke gaven verborg Zij in Haar nederigheid, opdat Zij zo weinig mogelijk zou opvallen. Alles wat mensen Haar bijbrachten, wist Zij uit Zichzelf, doch liet dit niet merken. 'Haar' engelen gehoorzaamden elke wenk die Zij hen gaf, doch Zij beperkte de gebruikmaking van Haar macht over hen tot een minimum, opdat Zij in de ogen der wereld een 'normaal' leven zou kunnen leiden en zo weinig mogelijk aandacht op Zich zou vestigen.

Zo naderde dan de dag waarop Haar moeder Anna en vader Joachim Haar in de Tempel te Jeruzalem zouden opdragen om een leven in dienst van God te beginnen. In tegenstelling tot 'gewone' kinderen, die hier hoofdzakelijk de droefheid van de scheiding ten aanzien van de ouders zouden ervaren, leefde in Maria, ondanks Haar volmaakte Liefde tot Haar ouders, hoofdzakelijk de opwinding van het vooruitzicht, Zich helemaal over te geven aan een leven van gebed en dienst aan Haar Hemelse Geliefde. De kleine Maria was er Zich ondanks Haar prille leeftijd volmaakt van bewust, wat deze stap voor Haar zou betekenen: Een leven van overgave, toewijding, offers, en zelfverloochenende dienstverlening. Precies dit vervulde de kleine onbevlekte Bloem van Galilea met ware verrukking. De driejarige Maria wijdde Zichzelf in de Tempel heel bewust aan God toe. Terwijl de priester de gebruikelijke gebeden over Haar uitsprak, bood Zij God Haar Hart en Haar leven aan.

Op deze dag herdenken wij dus hoe Maria ons is voorgegaan in de totale, onvoorwaardelijke en eeuwigdurende toewijding van Haar hele Wezen en Haar hele leven aan God tot vervulling van Zijn Heilsplan en Zijn Werken. Precies deze eed wordt van elke ziel verwacht die zich nu in Haar navolging aan Haar toewijdt. Voor Maria was de opdracht van Zichzelf in de Tempel het begin van een periode als tempelmaagd, die op Gods Tijd werd beëindigd om de maagdelijke Moeder van Christus te worden. Hoewel Maria in de orde der genade volmaakt was, doordat Haar ziel onbevlekt ontvangen en dus vrij van de effecten der erfzonde was, en Zij geen enkele zonde beging, leidde Gods Wijsheid Haar levensweg doorheen de Tempel te Jeruzalem om er bijna twaalf jaren in Zijn dienst te staan. Ziehier de symboliek, die de zin van dit gebeuren in Maria’s leven beter laat begrijpen:

  • Maria trad in de Tempel te Jeruzalem in op de leeftijd van precies drie jaar, het heilig getal dat de Godheid symboliseert;
  • Jeruzalem gold toen als symbool voor de stad van God, het centrum van Gods Rijk op aarde, terwijl de Tempel gold als symbool voor Zijn heilige woonplaats;
  • Maria wijdde Zich totaal aan God toe, opdat Haar leven tot een heilige offergave voor Zijn Heilsplan zou worden;
  • Zij zou bijna twaalf jaar lang tempelmaagd blijven. Twaalf staat symbool voor het aantal stammen van Israël, met andere woorden voor het geheel van Gods volk. 'Gods volk' is daarbij niet te verstaan als 'Israël', doch als 'alle zielen die God willen toebehoren'. God brengt hier op symbolische wijze tot uitdrukking dat Zij, Die reeds in Zijn Hart leefde in de hoedanigheid als Meesteres van alle zielen, alle zielen van alle tijden in Zich trekt en hen 'in Haar Hart' aan God toewijdt. Opmerkelijk is, dat Maria na deze periode van symbolische overvloeiing in God, in de werkelijke zin van het woord in Hem zal overvloeien in de Bruiloft met de Heilige Geest en de versmelting met de Christus.

De opdracht van Maria in de Tempel kunnen wij beschouwen als het begin van de voorbereiding op Haar daadwerkelijke vereniging met God door een jarenlange volmaakte beleving van Haar totale toewijding aan Hem. Maria leert de zielen hier de toewijding kennen als een heilig verbond waardoor de ziel zich met haar hele wezen aan Gods Heilsplan geeft, en dat haar hierdoor voorbereidt op de versmelting met God. Op deze dag worden de zielen ertoe uitgenodigd om zich in de Tempel van Maria’s Hart aan Haar toe te wijden, om daar opgenomen te worden in een leven van eenheid met God. In het Hart van Maria wordt elk detail van het leven geheiligd tot een volkomen offerande tot vervulling van Gods Heilsplan. Aangezien Maria het levend Tabernakel van de Allerheiligste Drievuldigheid en de levende Tempel van offerande en lofprijzing is, wordt alles wat vrijwillig, liefdevol en met blijvende actieve medewerking vanwege een ziel aan Maria wordt toegewijd, in Haar Hart als het ware bekleed met het goud en de wierook van de volmaakte gave aan God. In innige eenheid met deze levende Tempel wordt de ziel via een leven van totale dienstbaarheid aan God voorbereid op de bruiloft met de Heilige Geest en de geboorte van de Christus in haar.


www.maria-domina-animarum.net

TOTUS TUUS, MARIA !

EDELSTENEN DER GENADE

15. Onbevlekte Ontvangenis van Maria

De diepe betekenis van de onbevlekte ontvangenis van de ziel van Maria

Myriam van Nazareth

Eén van de grootste tekenen van Hoop vindt de gelovige ziel in de vaststelling dat God, de Bron van alle Leven, Licht en Liefde, de duisternis steeds weer een stap vóór is. Toen God het Plan voor de schepping van de mens opvatte, had Hij tevens het Plan in gedachten om deze mens te verheffen tot een wezen dat volgens Zijn beeld en gelijkenis zou leven. God zou daarom, op het ogenblik dat Hem hiertoe geschikt leek, Zijn Zoon Jezus Christus in de wereld zenden om een leven in een menselijke gedaante te voltooien. Opdat de Zoon van God Zijn menselijke aard met Zijn Godheid zou kunnen verenigen, moest de Christus geboren worden uit een menselijke vrouw. God ontwierp daarom de kiem van deze Vrouw, en noemde Haar 'Mèr-i-am', 'Oceaan van Goddelijke eigenschappen, van Liefde, macht, rijkdom, schoonheid en Glorie'. Nog vóór God de kiem van Maria’s ziel schiep, toonde Hij het 'ontwerp' van deze kiem in een visioen aan de hemelbewoners.

Toen God de eerste mensenzielen daadwerkelijk schiep, sloot Hij met hen een verbond, op kracht waarvan zij in Zijn 'heilige tuin' (het Aards Paradijs) zouden leven, in staat van volkomen heiligheid en met als enige wezenlijke behoefte de Liefde van en tot God. God stelde alles onder hun hoede, doch gaf hen het verbod om te eten van de vruchten van een welbepaalde boom in het Aards Paradijs. Dit verbod moest gelden als beproeving op de werkelijke Liefde van de zielen voor God: Ware Liefde geeft eerbied voor de verlangens van de Geliefde, en de neiging om deze verlangens boven de eigen verlangens en behoeften te stellen. De eerste vrouw, Eva, gaf echter gevolg aan de influistering van de satan om, net zoals hijzelf dit had gedaan, Gods Wet te overtreden. Deze akt van ongehoorzaamheid was de erfzonde.

Volgens de Wet van de Goddelijke Gerechtigheid zou de erfzonde voortaan alle mensenzielen uitsluiten van de ware, volmaakte heiligheid, die zij moesten bezitten om de Eeuwige Gelukzaligheid in de Hemel te verwerven. Het leven dat Gods Zoon op aarde zou leiden, zou door Zijn verlossend Lijden en Zijn onderrichtingen de zielen opnieuw voor de verwezenlijking van dit grote doel klaarmaken. Zo had God het reeds vóór de erfzonde gezien: De Christus zou de menselijke natuur verheffen.

De eerste zonde zou onvoorstelbaar diepgaande gevolgen voor het hele menselijke ras krijgen. Eva was aanvankelijk bestemd om de koningin van de Schepping te zijn, die samen met Adam, de eerste koning van de Schepping, God zou vertegenwoordigen jegens alle schepselen. Door de overtreding van het verbond dat God met het eerste mensenpaar was aangegaan, waren deze beide eerste zielen niet meer in staat om God in de waardigheid van de ware heiligheid naar de schepselen toe te vertegenwoordigen, en volgens Gods Wet over de Schepping te heersen. God zou echter geen afstand doen van Zijn oorspronkelijke ideaalvoorstelling, in dewelke de mensenziel klaar zou zijn om tot Zijn beeld en gelijkenis verheven te worden. Maria (Mèr-i-am) zou Gods antwoord worden op de ontwaarding van de mensenziel door de satan, de prins der duisternis.

Op grond van de erfzonde werd elke ziel na het eerste mensenpaar van een merkteken voorzien. Men zou dit merkteken kunnen vergelijken met een hypotheek op een huis: Voor de eerste zielen was de heiligheid, de verbondenheid met God, een verkregen recht, voor alle na hen komende zielen zou zij een goed zijn dat heel duur betaald moet worden en waarbij elk gebrek aan bijdrage aanleiding geeft tot zware intresten. Om de tempel van het verbond met God af te betalen, moet de ziel een levenslange inspanning opbrengen. De ziel van Maria echter, werd zonder deze zware last geboren. In Haar ziel was de Tempel van het Verbond met God klaar, en voor eeuwig Haar eigendom. Deze schepping van de ziel van Maria zonder het merkteken van de erfzonde wordt Haar Onbevlekte Ontvangenis genoemd. God heeft dit voorrecht uitsluitend aan Maria voorbehouden.

Waarom schonk God Maria de Onbevlekte Ontvangenis? Maria moest de Moeder van Gods Zoon Jezus Christus worden, op voorwaarde dat Zij hierin zou toestemmen. Hij schiep daarom Haar ziel zonder het teken van de erfzonde. Ik heb dit teken vroeger reeds moeten vergelijken met een voor, die het water van Goddelijk Leven uit de ziel draineert, of met een lek doorheen hetwelk dit water afvloeit. Elke ziel die deze voor of dit lek in zich draagt (dus elke mensenziel behalve Maria) moet hierdoor voortdurend strijd leveren om het Ware Leven in zich in stand te kunnen houden. Zonder het Ware Leven, de levenskracht die de ziel voortdurend van God ontvangt, kan de ziel de heiligheid niet in zich verwezenlijken en dus niet het ware doel van het leven op aarde bereiken. In Maria moest het Goddelijk Leven in Zijn volheid gehuisvest worden: Jezus Christus. Het zou ondenkbaar zijn dat een geschapen mensenziel de Zoon van God in zich zou kunnen dragen indien deze ziel niet gevrijwaard zou zijn van de erfzonde: een dergelijke ziel kan geen tabernakel zijn waarin de volheid van het Goddelijk Leven heerst. In Maria was dit wel het geval.

De allereerste zielen, Adam en Eva, waren eveneens onbevlekt ontvangen. Zonder de erfzonde zouden alle zielen van alle tijden onbevlekt ontvangen zijn geweest, en zouden zij zonder uitzondering in de staat van onbevlekte heiligheid hebben geleefd, zoals deze de allereerste zielen kenmerkte vóór de erfzonde werd bedreven. God had voorzien dat Zijn Zoon als de Messias op aarde zou komen om de menselijke natuur te verheffen tot boven de staat der engelen. Vanwege de erfzonde zou de opdracht van de Messias op aarde nog verdiepen: Hij zou er nu toe verplicht zijn, de zielen te leren hoe zij opnieuw in harmonie met God kunnen leven, en door Zijn Lijden en Kruisdood de mogelijkheid herstellen om heilig te worden. Precies deze opdracht van de Christus tracht Maria nu in deze Laatste Tijden te voltooien:

De diepe essentie van de opdracht van Maria als Meesteres van alle zielen bestaat hierin, dat Zij nu zoveel mogelijk zielen tracht terug te voeren naar de staat van vóór de erfzonde, dus dat Zij de terugkeer naar de staat van ware heiligheid in zoveel mogelijk zielen tracht voor te bereiden en te begeleiden. Wanneer Maria nu tot de ziel zegt: "Volg Mij na", betekent dit in wezen: 'Laat je door Mij omvormen tot beeld en gelijkenis van Mij, tot de staat alsof ook jij onbevlekt ontvangen zou zijn, opdat je opnieuw zou kunnen leven in het hoogheilig verbond met God, als Zijn beeld en gelijkenis'. Zo beoogt Maria, in elke ziel de Verlossingswerken van Jezus tot hun ware vruchtbaarheid te brengen.

De Meesteres van alle zielen zoekt dus de Missie van Jezus Christus in de zielen te voltooien. Zij onderricht hen in de Wetenschap van het Goddelijk Leven en tracht hen op basis van het heilig verbond van de totale toewijding aan Haar van binnenuit om te vormen tot zielen waarin het Goddelijk Leven zich ontwikkelt en niet meer losgelaten wordt. Het vasthouden van het Goddelijk Leven in de ziel gebeurt door het leven in heiligheid. Elke zonde, elke ondeugd, en elke nalatigheid om het goede te doen, laat het Goddelijk Leven uit de ziel weglopen via het lek van de erfzonde. Door een getrouwe navolging van Maria (zoals dit in de Wetenschap van het Goddelijk Leven wordt geleerd) worden in de ziel de effecten van de erfzonde stap voor stap teruggedrongen, waardoor de ziel het Goddelijk Leven steeds beter 'vasthoudt'. Dit is de ware betekenis van de 'herscheppende' macht van de Meesteres van alle zielen: Zij heeft de macht gekregen om elke ziel die daarbij actief meewerkt, inwendig volledig om te vormen tot een burcht van heiligheid, zodat deze ziel meer en meer kan beginnen te leven alsof zij niet langer onder de uitwerkingen van de erfzonde zou staan. Dit is de ware weg naar de heiligheid, naar de groei tot beeld en gelijkenis van God.

Zo zoekt God via Maria als Meesteres van alle zielen, op kracht van Haar Onbevlekte Ontvangenis, de zielen naar de staat terug te voeren, die Hij van in den beginne voor hen had voorzien. De Vrouw blijft dus in de volste zin van het woord Gods Teken naar de duisternis toe, het Teken voor de mogelijkheid van de ziel om de ware heiligheid te bereiken, het Teken voor het feit dat de erfzonde niet het laatste woord hoeft te hebben en de ziel niet voor altijd van het Goddelijk Leven hoeft af te snijden.

Het feest van Maria’s Onbevlekte Ontvangenis is het feest van de volmaakt heilige mensenziel. Elke ziel heeft de opdracht om de effecten van de erfzonde in zich aan banden te leggen. Omdat dit een heel moeilijke opdracht is, schenkt God de zielen de mogelijkheid van de totale toewijding aan de enige mensenziel die daadwerkelijk volledig boven de effecten van de erfzonde heeft gestaan: Maria. Precies daarom verlangt God zozeer dat de zielen Maria navolgen, in totale en onvoorwaardelijke toewijding aan Haar, en zich door een diepe Liefde tot Haar en een leven in Haar dienst volkomen zouden openstellen voor Haar innerlijke begeleiding. Zij is ertoe uitgekozen om de zielen naar de staat van ware harmonie met Gods Wet terug te voeren, zoals deze vóór de erfzonde bestond. Dit is het groot Teken dat God in Maria heeft willen stellen: Zij zal de satan verpletteren en zijn werken ontkrachten, en Zij zal dit doen op kracht van Haar Onbevlekte Ontvangenis, die het Haar mogelijk heeft gemaakt om het volmaakt Tabernakel van God, de Medeverlosseres naast de Christus, en de Meesteres van alle zielen te zijn. In de Onbevlekte Ontvangenis van Maria heeft God de onverwoestbare Brug tussen Zichzelf en de zielen gebouwd.

Het verbond met de zielen, dat God aanvankelijk in het Aards Paradijs heeft gebouwd, is door Hem nooit buiten werking gesteld, wel door de zielen. In de Onbevlekte Ontvangenis van Maria heeft God de mensenzielen voor alle tijden willen herinneren aan de eeuwigdurende geldigheid van het verbond. In elke ziel afzonderlijk moet het verbond opnieuw in werking worden gesteld, opdat de ziel het spiegelbeeld van Maria zou kunnen benaderen. Maria is voor God immers het Beeld van de ideale mensenziel, en door Haar Onbevlekte Ontvangenis heeft Hij dit Beeld in Haar vereeuwigd, opdat Zij voor alle tijden zielen naar Haar eigen model zou kunnen helpen omvormen. Van de zielen verlangt God daarom:

  • dat zij zich levenslang aan Maria zouden toewijden;
  • dat zij deze toewijding strikt zouden beleven om waarlijk tot Haar beeld uit te groeien;
  • dat zij Haar zouden aanvaarden en eren als Meesteres van alle zielen, want het is in deze 'eigenschap der eigenschappen' dat Zij de ziel naar Gods ideaal terug moet voeren;
  • dat zij zouden bidden om bevrijding uit de effecten van de erfzonde, en hieraan zouden meewerken door de navolging van Maria’s onderrichtingen.

Zo maakt God de cirkel rond: Met de Onbevlekte Ontvangenis van Maria begon Hij de voorbereiding op de Verlossing der zielen; in de Meesteres van alle zielen en de Wetenschap van het Goddelijk Leven wil Hij de Verlossing, die door Jezus is ontsloten na een leven als God-Mens uit de Schoot van de Onbevlekte Ontvangenis, in elke individuele ziel voltooien.


www.maria-domina-animarum.net

TOTUS TUUS, MARIA !

EDELSTENEN DER GENADE

16. De Geboorte van Jezus Christus op aarde

De diepe betekenis van de Geboorte van Jezus Christus op aarde

Myriam van Nazareth

God had van meet af aan buitengewone plannen met de mensenziel. Het stond reeds in Zijn oorspronkelijk Plan ingeschreven, dat de mensenziel in staat van volkomen heiligheid zou leven, naar Zijn beeld en gelijkenis. De Schepper heeft dit Plan nooit willen opgeven, ook niet nadat de beide eerste mensenzielen de erfzonde begingen en hierdoor de staat van heiligheid verloren. Hij liet het zelfs niet varen ondanks de zonden, die na de zondeval in waarlijk ongebreidelde mate zouden worden begaan. Omdat op grond van de Goddelijke Wet de zonde en haar effecten voor de hele Schepping hun geneesmiddel vinden in de gehoorzaamheid, de Liefde en het lijden, zou God Zijn Zoon Jezus Christus in de wereld zenden om met behoud van Zijn Godheid doch tevens als menselijk wezen een mensenleven te leiden.

De Christus zou de staat van het menselijk wezen met al zijn zwakheden en al zijn beproevingen op Zich nemen, en zou voor de zielen hun Verlossing uit de effecten van de erfzonde ontsluiten. Hij zou dit doen door een Leven gekenmerkt door gehoorzaamheid, Liefde en Lijden. Ik verwijs in dit verband naar het feit dat de Meesteres van alle zielen het trio gehoorzaamheid + Liefde + lijden de driehoek van de spirituele vruchtbaarheid noemt... Ware navolging van Jezus zou dus precies door gehoorzaamheid, Liefde en lijden gekenmerkt zijn.

Zo zond God Zijn Zoon in de wereld, niet als volwassen verschijning, doch als kiem van de God-Mens, Die door de Heilige Geest in de Heilige Maagd Maria werd gelegd. Aan 'de Vrouw', het grootste Wonderwerk van God onder de mensenzielen, werd door de Allerheiligste Drievuldigheid de volmaakte mystieke Bruiloft voltrokken, opdat Haar maagdelijke Schoot de Messias zou dragen. Gedurende negen maanden versmolten in Maria de mensheid en de Godheid, als een symbool voor de voorbereiding van de mensenziel op haar terugkeer tot de staat van volmaakte heiligheid in een geboorte als de verheven ziel in het voltooid Goddelijk Leven.

Maria woonde met Jozef te Nazareth, een stadje in Israël, dat in die tijd tot de bezettingsgebieden van het Romeinse Rijk behoorde. De keizer van Rome verordende een volkstelling in alle bezette gebieden. Daarvoor moesten de leden van elk gezin worden ingeschreven op de plaats waar het gezinshoofd geboren was. Jozef vertrok daarom met Maria, Die hoogzwanger was, naar Bethlehem, waar Zij de Messias ter wereld zou brengen. Doorheen de gebeurtenissen en verschijnselen die deze reis begeleidden, sprak God tot de mensenzielen van alle tijden:

  • De tocht naar Bethlehem was vervuld van barre weersomstandigheden en beproevingen, die door Maria en Jozef in volle overgave en diepe Liefde werden gedragen. Hiermee wilde God aantonen dat de tocht naar de wedergeboorte van een ziel voor het Goddelijk Leven een zware weg is, die echter zijn maximale vruchtbaarheid krijgt wanneer de ziel alle hindernissen neemt:
    • in gehoorzaamheid (de oproep van de keizer van Rome heeft hier in het spiritueel leven zijn tegenhanger in Gods uitnodiging aan de ziel om haar wedergeboorte voor het Ware Leven voor te bereiden);

    • in Liefde (Maria trotseerde alle beproevingen in zelfverloochening om de Messias aan de wereld te geven);

    • door toewijding van haar beproevingen (Maria en Jozef boden alle hindernissen aan God aan, tijdens hun ononderbroken gebed en toewijdingen onderweg).

  • Te Bethlehem zelf werd Maria en Jozef de toegang ontzegd tot elke gelegenheid om te logeren. God wijst erop, dat doorheen de geschiedenis het Goddelijke uit de meerderheid van de zielen verbannen zal worden. Voor de heiligheid en haar kenmerken (eenvoud, zachtheid, onopvallendheid, gebrek aan belangstelling voor al het wereldse) is in de herbergen van de zielen (= de harten) geen plaats. God wordt buiten gelaten, in de koude.
  • Uiteindelijk blijkt voor Jozef en Maria geen andere mogelijkheid over te blijven, dan Hun intrek te nemen in een grot in het heuvelland, die slechts wordt gebruikt door herders als schuilplaats voor de dieren op doortocht naar de weiden. Maria maakt Jozef duidelijk dat Zij deze mogelijkheid meer waardeert dan het verblijf in een drukke herberg, want Zij wil de God-Mens baren in de stilte en de afzondering. God wijst erop, dat zeer vele mensenharten zijn als een grot in een onherbergzaam gebied, koud en onrein.
  • In de grot worden de voorbereidingen getroffen op de Geboorte van de Christus. Opmerkelijk genoeg ontvangt het Jezuskind daar de echte warmte en Liefde slechts vanwege welbepaalde categorieën van schepselen:
    • door Maria en Jozef: mensenzielen van een heiligheid die in de geschiedenis niet overtroffen zal worden;

    • door dieren (een os en een ezel): dieren zijn binnen de Schepping in diverse opzichten bij uitstek de wezens die ongecompliceerde, spontane liefde geven;

    • door herders, heel eenvoudige mensenzielen die niet door allerlei redeneringen van de geest doch vanuit een warm hart aannemen dat hier iets wonderbaarlijks gebeurt dat werkelijk van God afkomstig is. God richt hier een oproep aan de latere priesters van Christus, die zullen worden geroepen om herders van mensenzielen te zijn, en die deze opgave behoren te vervullen in diepe eenvoud en met een spontane Liefde vanuit een warm hart;

    • later zullen ook de drie Wijzen uit het oosten op bezoek komen: drie hooggeplaatste persoonlijkheden die hun wereldse standing zullen verloochenen om letterlijk God te zoeken en Hem hun geschenken te geven.

Het is opmerkelijk dat God Zijn boden (de engelen) uitgerekend aan herders de Geboorte van de Christus laat verkondigen, niet even verderop aan de mensenmassa in het drukke Bethlehem. Zo zal het altijd zijn: God zal de grootste vruchtbaarheid voor Zijn woorden steeds vinden in de zielen die ongecompliceerd leven vanuit een warm hart, vol spontane Liefde.

  • Vanaf de dag waarop de kiem van de God-Mens in Maria was gelegd, verkeerde Zij in een ongewone graad van vervoering. Gedurende de hele reis naar Bethlehem leek het alsof Maria steeds dieper in de volmaakte eenheid met de Christus gleed. Wanneer het ogenblik van de Geboorte van de Messias aanbrak, verkeerde Zij in absolute extase. De bevalling verliep volkomen pijnloos, en gedurende het gebeuren was de Moeder Gods in een stralend Licht gehuld. God laat hier de wedergeboorte van de ziel voor het ware Goddelijk Leven voorafbeelden: een geboorte in het Ware Licht, die God verrukking schenkt. De diepe vervoering van Maria bij de Geboorte van de Christus was mede toe te schrijven aan het feit dat Haar tijdens de bevalling unieke visioenen over de diepgang van het Verlossingsplan werden geschonken.
    Bij een bevalling deelt de moeder in het lichaam reeds in de pijn die Gods Hart heeft geleden door de erfzonde, en krijgt zij door deze pijn de gelegenheid om bij te dragen tot de goedmaking van de zondeval van het eerste mensenpaar. Op grond van Haar Onbevlekte Ontvangenis was Maria boven de noodzaak om deze bijdrage te leveren, verheven. Daarom was Zij volmaakt vrijgesteld van de pijnen der bevalling. Bovendien zou het ongepast zijn geweest indien de Moeder van de God-Mens deze laatste onder pijnen zou hebben moeten baren, daar de Christus de wereld niets anders kwam brengen dan de ware vreugde en de bevrijding uit de pijnen die de zonde in de ziel veroorzaakt.
    De Geboorte van de God-Mens is een unieke gebeurtenis: De Christus zal slechts één maal naar het Vlees geboren worden. Toch wil Kerstmis de zielen er ook aan herinneren:
  • dat zij geroepen zijn om opnieuw geboren te worden uit de Geest, voor het Goddelijk Leven. De Meesteres van alle zielen wijst erop, dat Zij in deze Laatste Tijden meer dan ooit de opdracht heeft, zielen te 'baren' uit de Geest, in die zin, dat Zij de macht bezit om de vernieuwende werkingen van de Heilige Geest te sturen en te voltooien in elke ziel die zich volkomen aan Haar overlevert in totale en onvoorwaardelijke toewijding. Volmaakte navolging van Christus omvat voor de zielen ook een wedergeboorte uit Maria voor het Goddelijk Leven;

  • dat de Christus op aarde geboren werd om Gods Rijk te verkondigen, en dat eveneens uit Maria in deze Laatste Tijden de zielen 'geboren' (omgevormd, vernieuwd) worden die de funderingen voor de voltooiing van Gods Rijk op aarde moeten bouwen. Zo is Maria waarlijk de Moeder van Gods Rijk op aarde, daar van Gods wege uit Haar reeds de Koning van dit Rijk, de Christus, geboren moest worden. In deze Laatste Tijden is Maria hoogzwanger van de voltooiing van Gods Heilsplan, dat met de grondvesting van Gods Rijk op aarde waarlijk vervuld zal zijn.

Ieder jaar opnieuw is Kerstmis een oproep van God aan elke ziel om zich klaar te maken voor een nieuw leven, een wedergeboorte uit Maria voor een leven in ware navolging van Jezus Christus. In de Kerstnacht wil God daadwerkelijk Jezus in de ziel komen baren om daar op te groeien in eenheid met de ziel, en haar onophoudelijk te laten delen in het voedsel van Zijn Verlossend Bloed en in de zegeningen van Zijn Liefde, die de ziel vrij zal maken van alles dat haar vasthoudt aan het werelds leven in staat van ongenade. Daartoe moet de ziel Maria tot zich toelaten, opdat Zij de armzalige grot van haar innerlijk leven moge kunnen zuiveren van alle onreinheid en duisternis en haar moge omvormen tot een tabernakel van heiligheid waarin de Christus Zijn Godheid kan ontplooien.

Kerstmis moet de geboorte zijn van het Ware Licht in de ziel. God heeft het bedoeld als de herschepping van de ziel van een koude, onreine en duistere grot tot een haard van Ware Liefde, zuiverheid en heiligheid, de geboorte van het ware christen-zijn in de ziel.


www.maria-domina-animarum.net

TOTUS TUUS, MARIA !

EDELSTENEN DER GENADE

17. De Openbaring van Jezus Christus

De diepe betekenis van het bezoek van de Drie Wijzen te Bethlehem

Myriam van Nazareth

In Edelsteen nr. 16 liet Maria mij erop wijzen dat het Kindje Jezus in de eerste dagen van Zijn leven slechts van enkele welbepaalde categorieën van schepselen de oprechte warme Liefde ontving. Deze categorieën hadden de eenvoud gemeen. Slechts een schepsel met een eenvoudig en oprecht hart vindt daadwerkelijk de Christus, het Licht van God. Onder de weinige bezoekers van de kleine Messias vinden wij echter ook de drie Wijzen. Ook zij beantwoordden aan diezelfde gesteldheid: Hoewel zij tot de hogere klassen behoorden, waren zij heel eenvoudig en oprecht van hart. Zoals ik reeds schreef: Zij verloochenden de standing die zij in de wereld bezaten om God te zoeken en Hem geschenken te brengen. God heeft ook in dat alles lessen voor alle zielen verborgen:

De drie Wijzen waren in wezen geleerden, die de joodse profetie over de geboorte van een grote koning kenden. Zij hadden een ster opgemerkt, die hen was opgevallen op grond van haar grootte en helderheid. Zij brachten deze beide gegevens met elkaar in verband, niet door logisch redeneren doch door Goddelijke inspiratie. Het opmerkelijkste was, dat deze drie personen niet samen tot deze vaststellingen kwamen, doch vanuit drie verschillende landen. Het zou het begin worden van een merkwaardige gebeurtenis.

Er is sprake van 'drie Wijzen uit het oosten'. Maria wijst de zielen op de symbolische betekenis die achter deze drie elementen schuilgaat:

  • drie: Dit getal duikt telkens weer op wanneer God een afgerond geheel wil aanduiden: De Allerheiligste Drievuldigheid bestaat uit drie Goddelijke Personen, de openbare Missie van Jezus duurde drie jaar, enzovoort. In dit geval ging het om drie Wijzen als vertegenwoordiging voor de hele mensheid;

  • Wijzen: De wijsheid van de ziel is haar vermogen om Gods Licht helemaal in zich op te nemen en hierdoor een dieptezicht te verwerven in de Eeuwige Waarheid. De drie Wijzen waren zielen met een buitengewone openheid voor Gods inspiraties, die op grond daarvan in deze hele gebeurtenis de innerlijke stem van God in hun hart volgden;

  • het oosten: Is de plaats waar de zon opgaat. Maria wijst erop dat uit elke ziel het Licht, de zon, moet kunnen opgaan, met andere woorden: zij moet de juiste gesteldheid bezitten om draagster van het Licht, van de kiem der heiligheid te kunnen zijn. De drie Wijzen bezaten deze gesteldheid, en werden daardoor symbolische voorlopers voor de zielen die klaar zijn voor het innigste contact met God.

Elk van de drie Wijzen vertrok uit zijn respectieve vaderland voor een lange reis waarvan noch de lengte, noch de moeilijkheden, noch de juiste bestemming hem bekend waren. Dit alles staat symbool voor de levensweg van elke ziel. Zij maakten die reis op een innerlijke inspiratie: Gods Geest roept elke ziel op om God te zoeken. Op een zeker punt ontmoetten zij elkaar, overlegden met elkaar, en stelden meteen vast dat zij alle drie eenzelfde bestemming en eenzelfde bedoeling hadden. God toont hier aan, hoe gemakkelijk en snel zielen, die in wezen voor elkaar wildvreemden zijn, elkaar in het hart aanvoelen en op eenzelfde golflengte komen wanneer zij diep door Gods Geest geïnspireerd zijn en slechts Zijn Wet in zich laten leven. God stelt hier als het ware een model voor internationale solidariteit door Goddelijke bezieling: deze wordt slechts waarlijk werkzaam wanneer de zielen afstand doen van wereldse belangen en slechts belang stellen in de hogere doelstellingen.

De Wijzen volgen een ster die niet is zoals de andere. Zij leidt hen de hele reisweg lang, en blijft dan plots boven de geboorteplaats van 'de Koning' staan. De Hemelse Koningin wijst op het machtig symbool dat God hier voor alle generaties wil stellen: In het leven van elke ziel moet Maria de Ster zijn: Zij bezit het Licht om elke ziel op onfeilbare wijze naar God te brengen, zodat Zij het leidend Licht boven hun levensweg is. De ziel die waarlijk naar Gods Geest in haar hart luistert, ontvangt daar vroeg of laat de inspiratie om Zijn Bruid, de Hemelse Ster, te vinden, deze te volgen en de innerlijke blik op Haar gevestigd te houden terwijl Zij Zich boven de levensweg beweegt. Zij toont de weg, brengt zielen bij elkaar, en herinnert eraan dat elke ziel een 'wijze uit het oosten' moet zijn. Uiteindelijk wijst Zij de ziel naar de plaats waar Zij de Christus voor haar wil baren.

Omdat de ster hen het land van Israël binnenleidt, bezoeken de drie Wijzen koning Herodes. Deze laatste staat hier symbool voor de satan. Herodes drukt hen op het hart om hem te komen inlichten wanneer zij de 'nieuwe Koning' gevonden zullen hebben. God wijst er hier op, dat de satan elke ziel ertoe wil verleiden om het Licht (in zichzelf en in andere zielen) aan hem uit te leveren, opdat hij het zou kunnen vermoorden. Herodes koestert inderdaad het plan om alle pasgeborenen in de streek van Bethlehem te laten vermoorden, in de veronderstelling dat de 'nieuwe Koning' zich dan onder hen moet bevinden.

De Wijzen vinden tenslotte in het ruwe heuvelland nabij Bethlehem de grot, boven dewelke de ster zeer helder straalt. Er wordt mij getoond hoe zij binnentreden, zo waardig en toch zo deemoedig. Zij knielen voor de kleine Jezus neer, Die op Maria’s Schoot ligt. Maria, toen nog een jong meisje, behandelen zij als een Koningin. Zij vertellen Haar over hun bevindingen en luisteren naar de buitengewoon wijze woorden uit Haar mond, die een diepe indruk op hen maken. Er worden hen heel diepe inzichten geschonken in het ware Wezen van Jezus, het ware Wezen van Maria, en het Mysterie van de Verlossing. Ik zie hoe zij met tranen in de ogen diep buigend hun geschenken vóór Maria’s voeten neerleggen, terwijl zij het Christuskind prijzen en verheerlijken en uiting geven aan hun overtuiging dat hier waarlijk God aan het werk is: de nieuwe Koning is geen wereldse regent, maar de God der zielen, en om de Verlossing van Zijn zielen mogelijk te maken moest Hij wel geboren worden in de armtierigste omstandigheden, en uit een vlekkeloos heilig vrouwelijk schepsel. Eén van hen hoor ik zelfs zeggen dat "de Allerhoogste nu in Maria de schande van de erfzonde heeft uitgewist" en (wijzend naar de ster boven aan de hemel) dat "God nu waarlijk zijn onverwoestbaar Licht voor alle tijden naar de mensenzielen heeft gebracht".

Doorheen de geschenken spreekt God voor alle tijden tot Zijn zielen:

Eén van de Wijzen legt goud voor het Christuskind neer, en verklaart dat dit wijst op Zijn unieke koninklijke waardigheid als Godheid.

De tweede legt wierook voor Hem neer. Wierook wordt mij door Maria verklaard als een symbool van zelfofferande, totale overgave en Liefde. Zij wijst erop, dat de ziel zichzelf als het ware moet laten opbranden als wierook en daarbij God verheerlijken door Hem te hullen in de geparfumeerde wolk van de heiligheid, die zij zich in haar leven dag na dag door haar inzet verwerft.

De derde van de Wijzen legt mirre voor Jezus en Maria neer, en legt uit, dat dit het kostbaarste kruid van het oosten is, een zeer begeerd bitterkruid. Mirre staat symbool voor de bitterheid van het lijden en de beproevingen voor de mensenzielen, maar ook voor de bitterheid van God Zelf en van Maria, Die doorheen alle eeuwen zullen lijden onder de zonden der mensenzielen. Mirre werd gebruikt als bitterkruid om de spijsvertering te stimuleren. Maria wijst op de symbolische betekenis hiervan als nieuw leven voor de Schepping. Wij zouden het zo kunnen beschouwen, dat mirre symboliseert hoe de bitterheden (beproevingen) des levens de ziel tot steeds nieuw Leven kunnen brengen, op een steeds hoger niveau, en als het ware Gods Genaden 'verteerbaarder maken', dus hun opname en benutting in de ziel verhogen.

De zin van de drie geschenken zouden wij als volgt kunnen samenvatten: Bezoek elke dag Jezus met een hart vol goud, wierook en mirre (zelfofferande, toewijding, verheerlijking, lofprijzing, streven naar heiliging, aanvaarding van alle beproevingen, en eerbetoon in Zijn Goddelijke waardigheid). Elke ziel moet nastreven om zelf goud, wierook en mirre voor God te zijn:

  • goud: De ziel moet een tabernakel van heiligheid worden, waarin God een waardige permanente woonplaats vindt;
  • wierook: De ziel moet zichzelf laten opbranden in een leven van totale toewijding, en God verheerlijken door al haar daden en woorden, gedachten en gevoelens;
  • mirre: De ziel moet zodanig leven, dat zij God als het ware helpt om de onverteerbaarheid van alle zonden en ondeugden in Zijn Schepping te verlichten, door een leven in deugdzaamheid, blijheid, aanvaarding en Liefde.

Alvorens te vertrekken, waarschuwen de Wijzen Maria en Jozef voor het feit dat niet iedereen opgezet is met de Geboorte van de Christus. Zij tonen hier nogmaals aan hoe diep hun inzicht gaat, en dat zij precies beseffen wie dit Kind is.

Maria wijst erop, dat het bezoek van de drie Wijzen in feite reeds een eerste apostolaatshandeling ten bate van de Christus is: Hij zal hier meteen voor het eerst bekendgemaakt worden buiten de grenzen van Israël. Het feit dat de drie Wijzen uit verschillende landen afkomstig zijn, wijst erop, dat de zielen van alle volkeren geroepen zijn om de Christus te zoeken en zich voor Hem te ontledigen.

De levensweg van elke ziel moet een reis naar het Licht zijn. God heeft ons in Maria een Ster gegeven, die ons op elk ogenblik van ons leven op Gods Licht kan oriënteren. Elke ziel komt op haar levensweg meermaals in aanraking met de satan, en net zoals de drie Wijzen naar hun land terugkeerden zonder Herodes opnieuw te ontmoeten, moet elke ziel zich inspannen om, zodra zij de Christus in haar leven waarlijk gevonden heeft, de wegen te vermijden die naar de satan leiden, opdat hij in haar noch de Christus noch het onschuldig kind van de zuiverheid moge kunnen doden.


www.maria-domina-animarum.net

TOTUS TUUS, MARIA !

EDELSTENEN DER GENADE

18. Het Doopsel van Jezus in de Jordaan en verblijf van Jezus in de woestijn

De diepe betekenis van het Doopsel van Jezus en Zijn verblijf in de woestijn

Myriam van Nazareth

Op Zijn dertigste levensjaar wordt de Messias, gedreven door Zijn volmaakte Goddelijke Wijsheid, ertoe gedreven om Zijn verborgen leven te beëindigen en Zich kenbaar te maken aan het volk van Israël. Hij meldt Zijn Moeder Maria dat Hij naar Johannes de Doper zal gaan, die zielen doopt op een ondiepe plaats van de grote rivier de Jordaan, nabij Bethanië. Johannes de Doper maakt de bijzondere roeping van Jezus aan het volk kenbaar door met een diep bewogen stem te zeggen: "Zie het Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld".
De Doper spreekt door deze woorden wellicht de belangrijkste profetie uit de heilsgeschiedenis uit, want hij identificeert hierin Jezus als de Messias, de Christus, en vat de ware roeping van de Christus samen: Het Goddelijk Lam, dat voor de Verlossing van de zielen uit de noodlottige greep van hun zonden 'geslacht' zal worden.

Wanneer Jezus afdaalt in het water van de Jordaan, zegt de Doper tot Hem: "Ik heb Uw Doopsel nodig, en Gij komt tot mij?". Johannes doopte reeds langere tijd mensen in de Jordaan. Hij deed dit als een reinigingsritueel tot bekering en tot vergeving van zonden. Hij was zo door Gods Geest verlicht, dat hij wist dat hij de voorloper van de Christus, de Verlosser der zielen was. Door diezelfde verlichting herkende hij Jezus ogenblikkelijk. Hij wist dus dat deze Man geen doopsel tot reiniging nodig had, want dat Hij als Zoon van God absoluut vlekkeloos was. Daarom kon hij zichzelf er niet toe overhalen om Jezus het doopsel toe te dienen. Jezus echter, antwoordde: "Laat nu maar, want zo past het ons, al wat is vastgesteld, te volbrengen".

Jezus wees hierdoor op de diepe zin van het Doopsel:

Het Doopsel is door God bedoeld als een ontsluiting van de ziel voor de volheid der Genade. Het doopwater kunnen wij daarbij beschouwen als 'water van Goddelijk Leven'. Door het Doopsel krijgt de ziel de kans om tot ware navolging van Christus te komen, om tot beeld en gelijkenis van God te groeien, wat inderdaad de ware roeping van elke ziel is. Jezus wilde door Zijn Doopsel een voorbeeld stellen voor de zielen. Voor Hem was het geen reinigingsritueel, doch het begin van Zijn Openbaar Leven, dus als het ware van Zijn ware 'levensroeping'. Doordat deze handeling werd voltrokken door de handen van Zijn 'voorloper', diegene die Hem moest aanwijzen als de Verlosser, werd Zijn Openbaar Leven dus als het ware via een 'officieel kanaal' ingeleid. Net zoals de Messias zoals elke mens in een lichaam geboren moest worden, moest ook Zijn Openbare Missie op een zichtbare wijze beginnen.

Toen Jezus gedoopt was, daalde Gods Geest in de gedaante van een duif op Hem neer en sprak een stem uit de Hemel: "Dit is Mijn Zoon, Mijn Veelgeliefde, in wie Ik welbehagen heb".

Voor Johannes was dit teken een bevestiging voor het feit dat Jezus de Zoon van God was. God stelt hier een machtig symbool als voorafspiegeling voor het feit dat het ware christelijk Doopsel, dat Jezus Zelf later zou instellen, een Sacrament was, een raakpunt tussen God en de gedoopte ziel, waarbij de Heilige Geest over deze laatste zou komen en de gedoopte hierdoor in de ware zin van het woord een kind van God zou worden.

Toen Zijn Doopsel voltrokken was, trok Jezus naar de woestijn, om er gedurende veertig dagen Zijn Missie in dienst van het Goddelijk Heilsplan voor te bereiden. In deze opeenvolging 'Doopsel + terugtrekking in de woestijn' laat God Zijn verlangen zien, dat de zielen hun ware levensroeping, het geheel van de werken waartoe zij in dienst van Gods Heilsplan zijn geroepen, zouden voorbereiden door twee componenten een vaste plaats te geven in hun innerlijk leven:

  1. door zich door het Vuur van Gods Geest en het bad in het water van Goddelijk Leven te laten reinigen;
  2. door zich zoveel mogelijk terug te trekken uit alles wat hen aan het wereldse bindt, om een ingetogen leven te leiden, verzonken in een innerlijke Vrede van hart (de 'Vrede van Christus'!), om in die 'stilte', die armoede aan indrukken, God beter te vinden.

De Meesteres van alle zielen wees er ooit in een openbaring op, dat het goed is, zich Haar Onbevlekt Hart voor te stellen als de Jordaan. Totale toewijding aan Maria zou dan daaruit bestaan, dat de ziel zich onderdompelt in het water van Goddelijk Leven, dat in Maria’s Hart overvloedig aanwezig is. Maria is vervuld van Goddelijk doopwater, dat zielen reinigt en hen klaarmaakt voor een wedergeboorte. Zie de parallel tussen de totale toewijding aan de Meesteres van alle zielen en het Doopsel van Jezus in de Jordaan:

  • Jezus begint Zijn Openbaar Leven door naar de Jordaan te gaan en Zich te laten dopen; de ziel begint haar ware leven in dienst van God door zich onder te dompelen in Maria;
  • Het Doopsel in de Jordaan gold voor de zielen als een rituele reiniging tot bekering en vergeving van zonden; de onderdompeling in Maria geldt als een reiniging in het water van al Haar deugden, als een wassing door Haar heiligende Tegenwoordigheid en heerschappij;
  • De Heilige Geest daalt over Jezus neer en God wijst Hem aan als Zijn Zoon; bij de totale toewijding roept Maria de Heilige Geest over de ziel af om het Vuur van de wedergeboorte in haar uit te storten.

Jezus was als de God-Mens door de Allerheiligste Drievuldigheid bedoeld als het groot Voorbeeld voor het Goddelijk Leven. God wijst in het Doopsel van Jezus in de Jordaan op de noodzaak dat de ziel zich zou laten dopen, doch wel in een dubbele betekenis: in het Sacrament van het Doopsel, doch ook in een doopsel dat zich in feite herhaaldelijk kan voltrekken, namelijk door zich voortdurend open te stellen voor de inspiraties van de Heilige Geest en Zijn Liefdesvuur, en voor de voortdurende reiniging van ziel en hart. In wezen zou elke ziel vóór het aanvatten van elke belangrijke handeling het Vuur van de Heilige Geest en de onderdompeling in het reinigend bad van het water van Goddelijk Leven moeten afsmeken. Dit alles vindt de ziel verenigd in Maria. Het praktische leven in totale toewijding aan Maria dompelt de ziel ononderbroken onder in het Vuur van Gods Geest evenals in de reinigende heerschappij van de heiligste onder alle geschapen zielen: Maria.

Wanneer Jezus tot Nicodemus zei dat de mens opnieuw moest worden geboren uit de Geest, bedoelde Hij precies dit: De ziel moet zich telkens opnieuw losmaken van alle wereldse bindingen en gaan leven vanuit een wereld van denken, voelen en verlangen, die volledig op Gods belangen gericht is. Dit alles komt in feite tot uitdrukking in een zich steeds hernieuwend doopsel in de Heilige Geest en een zich steeds méér terugtrekken in de woestijn van de onthechting. De combinatie van deze beide elementen beleeft de ziel door de totale toewijding aan Maria, in de mate waarin zij zich daadwerkelijk aan Haar overlevert en zich door Haar laat besturen en inspireren.

Het Sacrament van het Doopsel kunnen wij beschouwen als een eerste reiniging en voorbereiding van de ziel op het ware Goddelijk Leven. Het zich voortdurend vernieuwend doopsel in de openstelling van de ziel voor de ononderbroken bezieling door de Heilige Geest en de reiniging door de totale toewijding, is als een voortdurende bevrijding van het stof der wereld, de nooit ophoudende wereldse beïnvloeding van de ziel, een teken van verlangen naar onthechting en bevrijding ten aanzien van het wereldse, om een waarlijk vrij kind van God te zijn. Jezus heeft ons dit voorgedaan in Zijn eigen Doopsel in de Jordaan. Dat Hij dit belangrijk vond, toont Hij ons reeds in het feit dat Hij voor dit Doopsel vanuit Nazareth te voet naar de Jordaan bij Bethanië trok, een voettocht van ruim honderd kilometer. Hij had dit Doopsel niet nodig, maar verlangde ernaar, omdat Hij ook in het Doopsel openbaar uitdrukking wilde geven aan Zijn voornemen om in alles 'waarlijk mens te zijn'. Op de weg van geboorte naar dood wilde Hij geen enkel element overslaan dat voor de mensenzielen van belang zou zijn, want Hij wilde het Verlossingswerk volkomen maken.

Na Zijn Doopsel trok Jezus, gedreven door Gods Geest, naar de woestijn, en verbleef daar veertig dagen. Hier stelt Jezus alle zielen een grote les. De woestijn is een relatief leeg landschap. Daarom staat zij symbool voor:

  • onthechting van al het wereldse, van overmaat aan zintuiglijke indrukken;
  • ontbering en offers, wegens de geringe voedselvoorraden en het extreme klimaat;
  • strijd tegen alle mogelijke gevaren van buitenaf (gesymboliseerd door slangen, schorpioenen en roofvogels). Op het spiritueel gebied staan deze symbool voor bekoringen;
  • strijd tegen de inwendige vijanden: de leegheid en stilte leveren de ziel uit aan de volheid van het innerlijk leven, waarbij de eigen zwakheden en fouten sneller aan het licht komen (bewust worden).

Om al deze redenen staat het verblijf in de woestijn symbool voor vergeestelijking, het sterven aan de wereld en aan zichzelf. De ziel komt tot inkeer, het innerlijk leven verscherpt zich. De ziel is dus alleen met zichzelf, met God, en met de duivel. Precies in het innerlijk leven echter, ontplooit de ziel zich volledig en kan zij tot reiniging in de diepte, en tot heiliging komen.

God onderstreept via het verblijf van Jezus in de woestijn de stelling van de Meesteres van alle zielen, Die reeds bij herhaling wees op de wegen langs dewelke de satan de zielen aanvalt. Hij wijst hier op drie van de belangrijkste:

  • bekoring tot materialisme, gehechtheid aan al het wereldse: Tot Jezus zegt de satan: "Als Gij de Zoon van God zijt, beveel dan dat deze stenen hier in brood veranderen". Jezus antwoordt hem: "Niet van brood alleen leeft de mens, maar van alles wat uit de mond van God komt".

    Jezus’ woorden herinneren de zielen eraan, dat zij het Ware Leven niet uit het stoffelijke kunnen halen, doch slechts uit de eenheid met God en de Liefde voor Zijn Werken.

  • bekoring tot hoogmoed, tot het begeren van macht: De satan toont Jezus alle koninkrijken der wereld en zegt: "Dat alles zal ik U geven, als Gij in aanbidding voor mij neervalt". Jezus antwoordt hem: "De Heer uw God zult gij aanbidden, en Hem alleen dienen".

    Jezus’ woorden herinneren de zielen eraan, dat zij zich onder geen enkele voorwaarde mogen laten verleiden tot het begeren van vergankelijke glorie. Talloze zielen aanbidden de satan door het nastreven van allerlei menselijke begeerten, die hen wegleiden van de dienst aan God. Bij elke toegeving aan een bekoring knielt de ziel in werkelijkheid voor de satan neer. De uiterste vorm van dienst aan en aanbidding van God is de totale toewijding aan Maria, waardoor de ziel zichzelf letterlijk aan Gods Werken weggeeft.

  • bekoring tot ongeloof: De satan plaatst Jezus op de bovenbouw van een tempelpoort en zegt: "Als Gij de Zoon van God zijt, werp U dan naar beneden, want er staat geschreven: 'Aan de engelen zal Hij het bevel geven dat zij U op de handen nemen'...". Jezus antwoordt hem echter: Er staat ook geschreven: 'Gij zult de Heer Uw God niet op de proef stellen'."

    Jezus herinnert er de zielen aan, dat zij niet aan Gods Werken moeten twijfelen en er zich geen vragen over moeten stellen.

In Zijn Doopsel en het daaropvolgend verblijf in de woestijn wijst Jezus op de noodzaak dat de ziel zou verlangen naar het water van Goddelijk Leven, naar het Vuur van Gods Geest Die bezieling en Liefde in haar stort, en naar reiniging en onthechting van alle sporen die in haar werkzaam zijn en haar van het Goddelijk Leven kunnen afsnijden. Na Zijn verblijf in de woestijn zou Jezus Zijn ware Missie als Verlosser van de mensenzielen beginnen. Elke ziel is ertoe geroepen, het Verlossingswerk van Jezus in zichzelf aan te vullen en te aanvaarden door haar eigen beproevingen. Om deze eigen bijdragen vruchtbaar te maken, moet zij de voortdurende zuivering en onthechting nastreven. Slechts dan wordt elke dag waarlijk een wedergeboorte. De Meesteres van alle zielen is ons door God gegeven om dit alles op volmaakte wijze in ons te begeleiden.


www.maria-domina-animarum.net

TOTUS TUUS, MARIA !

EDELSTENEN DER GENADE

19. De Opdracht van Jezus in de Tempel

De diepe betekenis van Lichtmis

Myriam van Nazareth

Op 5 februari 2008 verkondigde Maria als Meesteres van alle zielen dat op Lichtmis in de Hemel de overwinning van het Licht op de duisternis wordt gevierd. Maria is de Leidster in de strijd van het Licht tegen de duisternis. De Hemelse Koningin wijst erop dat deze dag een ware kwelling is voor de krachten der duisternis. Hoe moeten wij dit verstaan?

Maria wordt ook de Moeder van het Licht genoemd. Het Licht is Jezus Christus, Die als de Messias, de Verlosser der zielen, in de wereld werd gezonden als Belichaming van Gods Waarheid, van Gods Werken en Plannen en van het Goddelijk Leven. Zo kunnen wij zeggen dat Maria Gods Licht in Zich kreeg ingestort toen de Heilige Geest Haar overschaduwde en Zij aldus uitsluitend door Goddelijke tussenkomst zwanger werd van Jezus. Zij baarde Gods Licht in de kerstnacht, en in navolging van het voorschrift van de joodse wet ging Zij naar de Tempel te Jeruzalem om Hem (de Belichaming van het Licht) op de veertigste dag na de geboorte aan de Eeuwige Vader op te dragen. De Christus komt voor het eerst in Zijn Tempel (= onder Zijn volk).

De Mens geworden Godheid wordt aan God opgedragen. In deze toewijding van de Christus door Maria, is het alsof Maria, de Brug tussen Hemel en aarde, tussen God en de zielen, als Vertegenwoordigster van alle zielen van alle tijden het Goddelijk Licht, alle Werken en Plannen van God en de kiem van het Verlossingsmysterie aan God toewijdt, opdat de vruchtbaarheid ervan voor eeuwig voltooid moge worden. God schenkt immers de volmaaktheid, die echter haar uitwerking, haar vrucht moet voortbrengen door zich met de vrijwillige toewijding van zielen te verenigen.

Zo gaan Maria en Jozef naar de Tempel om Jezus, en in Hem alle zielen die zich doorheen alle eeuwen zullen openstellen voor de Verlossing, aan God op te dragen. Deze toewijding wordt tot een tijdloze mijlpaal in de heilsgeschiedenis. Doordat een van harte voltrokken en beleefde toewijding datgene wat toegewijd wordt, heiligt (het vrijwillig en volledig in Gods Heilswerken inschakelt), worden in deze toewijding van de Belichaming van Gods Werken en Plannen in werkelijkheid alle zielen van alle tijden aan God aangeboden. Vanaf dat ogenblik ontbreken nog slechts de voltrekking van het Verlossingswerk door de Christus, en de vrijwillige deelname aan de eigen Verlossing vanwege de zielen. In Gods Hart ligt echter de uiteindelijke overwinning van het Licht op de duisternis reeds vast. Daarom kan de Opdracht van Jezus in de Tempel door de handen van Maria worden beschouwd als de voorafspiegeling van deze eindoverwinning van Gods Licht. In het tijdloze gedenkt de Hemel daarom op deze dag deze definitieve overwinning, de Glorie en macht van het Licht der wereld, en de Glorie en macht van Maria, Die deze tijdloze toewijding heeft voltrokken en haar later door een leven van eindeloze Smarten zal bezegelen.

Bij de Opdracht van Jezus in de Tempel offeren Maria en Jozef volgens het voorschrift twee duiven. Zij symboliseren hier het feit dat de ziel bij de toewijding van zichzelf, van haar levensweg of van om het even wat, van God de Ware Vrede afsmeekt. De duif staat symbool voor de innerlijke Vrede, het gebrek aan onrust, aan innerlijke strijd. De Ware Vrede vestigt zich in een ziel zodra deze de innerlijke zekerheid ervaart dat zij waarlijk God toebehoort, en dat haar toekomst en haar lot volkomen in Gods Liefde geborgen liggen. God wil er hier op wijzen dat de waarlijk beleefde toewijding de ware innerlijke Vrede in de ziel moet ontsluiten, omdat in de ware toewijding de versmelting plaats heeft tussen Gods Wil en de vrije wil van de ziel. Naarmate de wil van de mensenziel méér één wordt met Gods Wet, wordt het leven van deze ziel vruchtbaarder, heiliger, en krijgt haar leven zijn volle zin.

In de Tempel ontmoeten Maria en Jozef Simeon, een oud en zeer gelovig man, die door de Heilige Geest wordt gestuurd om in de Tempel, de centrale ontmoetingsplaats tussen God en de zielen, de profeet van de Messias te worden. Simeon neemt Jezus in zijn armen, drukt Hem aan het hart en spreekt nu enkele woorden waarin God de zielen een hele onderrichting geeft over het diepe Wezen van de Messias:

  • "Uw dienaar laat Gij, Heer, nu naar Uw woord in Vrede gaan. Mijn ogen hebben thans Uw Heil aanschouwd, dat Gij voor alle volken hebt bereid..." Simeon drukt hier uit dat de ziel die de Christus in het hart sluit, de absolute voltooiing, de uiteindelijke zin van haar leven heeft gevonden, en dus klaar is om naar God terug te keren. Simeon wijst hier met andere woorden naar Jezus, het Goddelijk Licht, als de absolute vervulling van het leven. Wie de Christus heeft gevonden (met de ogen van de ziel) en Hem in zijn hart heeft gesloten, bezit alles. Zijn zoektocht op deze wereld is ten einde.

  • "... een Licht dat voor de heidenen straalt, een glorie voor Uw volk Israël". De Christus is het Licht van God, dat de duisternis van de heidenen (alle zielen die zonder God leven) komt doorstralen. Doorheen alle eeuwen zal elke ziel iets heidens in zich dragen, in de mate waarin zij zich nog niet voor de volheid van Gods Waarheid heeft opengesteld. Zij kan heidendom door Licht laten vervangen door Gods Waarheid in zich op te nemen. Het 'volk Israël' is voorafspiegeling voor het geheel van de zielen die Christus zullen volgen. Het geheel van de volgelingen van Christus zal voor alle tijden Gods Heerlijkheid tot uitdrukking brengen, want deze zielen zijn het, die de ware zin van het leven hebben begrepen en doorheen wie God Zijn Werken op aarde naar hun voltooiing zal leiden.

  • "Dit kind is bestemd tot val of opstanding van velen in Israël, tot een Teken van tegenspraak, opdat de gezindheid van vele harten openbaar moge worden...". Jezus zal voor altijd oorzaak worden van twee tegengestelde kampen: de zielen die Gods Licht en Waarheid zullen aanvaarden en ernaar zullen leven, en de zielen die God, Zijn Werken en Plannen en Zijn Waarheid geen aandacht zullen schenken of dit alles zullen bestrijden. Overal waar de Naam van Jezus zal vallen of over Gods Tegenwoordigheid, Zijn Werken en Plannen en Zijn Wet zal worden gesproken, zal duidelijk worden welke zielen dit alles in hun hart dragen, en welke dit niet doen.

In deze Laatste Tijden zal hetzelfde gelden voor Maria, Die nu de voltooiing van de kennis en inzichten van Gods Waarheid komt brengen, en eveneens teken van tegenspraak wordt. Zo zullen eveneens alle zielen die ooit Jezus en Maria totaal (willen) navolgen, op hun beurt tekenen van tegenspraak worden. De volgelingen van Jezus en Maria zullen hierdoor in de ervaringen van hun dagelijks leven uitdrukking geven aan de strijd tussen Licht en duisternis. De ware christenen zijn zij, die Christus totaal zullen volgen, zonder compromissen. Het ware christen-zijn is een teken van tegenspraak omdat het in alle situaties getuigt van het Licht, en geen compromissen sluit met de duisternis. In de eerste plaats betekent dit, dat de ware christen zich niet tot gevangene van werelds denken, van het materialisme noch van elke vorm van modernisme laat maken. In dit alles staat immers de mens en zijn behoeften centraal, niet God en de noden van Zijn Heilsplan.

  • (tot Maria): "... en Uw eigen ziel zal door een zwaard worden doorboord". God voorspelt hier via Simeon dat Maria de ware diepte van de Smart zal leren kennen, en dat Haar ziel deze door en door zal ervaren. De volle diepte van de ervaring der Smart gaat oneindig veel verder dan datgene wat de mens in werelds opzicht onder 'smart' verstaat. Smart of hartenpijn dekt gewoonlijk de ervaring van de droefheid over een werelds verlies of over een ongerechtigheid waarvan men zich het slachtoffer voelt. De volheid van de Smart echter, die de ziel doorboort, is deze waarin de ziel op mystieke wijze de ware diepgang van het betreurde ervaart, het gevoel dat het betreurde opwekt bij God Zelf.

Een voorbeeld daarvoor hebben wij ontmoet in de wenende vrouwen tijdens de Kruisweg van Jezus, waarbij de Verlosser erop wijst dat zij niet het 'onrecht' van de kruisiging moeten bewenen, doch datgene wat de kruisiging noodzakelijk maakt, namelijk de ontelbare zonden van alle tijden. Een tweede voorbeeld zien wij op Calvarie, waar Maria niet gewoon weent omdat Zij als Moeder Haar Kind ziet sterven, doch omdat Zij als volmaakt mystiek gevormde Ziel de Zoon van God ziet sterven vanwege de zondelast die op de zielen drukt.

Lichtmis wordt in de ziel pas tot een feest van Licht wanneer de ziel bereid is, de oneindig uiteenlopende vormen van duisternis van de wereld in zich te blijven bestrijden en zich elk moment van de dag te oriënteren naar het Licht van God: Zijn Werken, de wenken van Zijn Voorzienigheid, de onderrichtingen en verdiepingen die Hij de zielen via Maria laat toekomen. Wanneer de ziel dit doet, wordt zij zelf tot een tempel waarin ononderbroken elk ogenblik van haar leven aan God en Zijn Heilsplan wordt opgedragen. Wanneer de ziel dit voltrekt in het kader van een leven in totale toewijding aan Maria, is Zij het, Die met de ziel hetzelfde doet als toen met de kleine Jezus. De ziel in de armen van Maria wordt automatisch tot een teken van tegenspraak, een lichtpunt in de duisternis van het ongeloof en een voorwerp van medeverlossing. Dit alles zijn de kentekenen van waar christendom. Het maakt deel uit van onze erfenis, vreugde en leed te delen met het Mens geworden Woord. Slechts deze eenheid met Christus kan de ziel ook met Hem één laten worden in de heerlijkheid.


www.maria-domina-animarum.net

TOTUS TUUS, MARIA !

EDELSTENEN DER GENADE

20. De Vlucht naar Egypte

De diepe betekenis van de Vlucht van Maria en Jozef met het Kind Jezus

Myriam van Nazareth

Nadat Maria en Jozef de kleine Jezus in de Tempel te Jeruzalem aan God hadden opgedragen, werd Jozef door een engel gewaarschuwd om met Maria en het Kind Jezus uit te wijken naar Egypte. Koning Herodes had namelijk de moord op alle pasgeborenen tot de leeftijd van twee jaar in de omgeving van Bethlehem bevolen, nadat hem via de drie Wijzen uit het oosten ter ore was gekomen dat te Bethlehem een 'nieuwe koning' was geboren. Hij wilde de toekomstige 'concurrent' meteen uitschakelen.

Het stille, veilige Bethlehem wordt dus prijsgegeven voor de onzekerheden van Egypte. Het is een reis die midden in de nacht wordt aangevangen, in eerder gure weersomstandigheden. De tocht zal vele dagen duren, ten dele doorheen onherbergzaam gebied met vele gevaren. De bestemming is onduidelijk, want de engel heeft geen einddoel gedefinieerd. De Heilige Familie is dus in alles op Gods leiding aangewezen. In Egypte kennen Zij niets of niemand, en niemand kent Hen. Zij zullen er een soort voorlopig nieuw leven opbouwen. Jaren later zal zich het procedé herhalen: Jozef zal opnieuw door een engel worden gewaarschuwd dat diegene die het Kind naar het leven had gestaan, nu gestorven was, en Zij dus naar Israël terug konden keren.

Het is opmerkelijk hoezeer God in dit hele avontuur van de Heilige Familie de levensreis van elke christelijke mensenziel tot uitdrukking brengt. Laten wij de diepere achterliggende symboliek even nader beschouwen:

  • De beslissing van Herodes symboliseert hier de werken van de satan, die nooit ophoudt, Christus in de christenen te vervolgen. Sedert zijn val wil de satan God 'doden' (Zijn Werken onwerkzaam maken en zo mogelijk vernietigen). Omdat hij God niet kan raken, richt hij al zijn inspanningen op de schepselen, in het bijzonder op de mensenzielen. Zoals Herodes Jezus wilde doden, wil de satan de spirituele dood van elke ziel.
    God toont ons hier echter ook Zijn tegenzet: Via de H. Jozef (God werkt het liefst via zielen) brengt Hij Christus naar een land van heidendom en afgoderij. Wij zien hier God als Diegene Die het Licht behoedt voor duistere invloeden om het ten volle tegen de duisternis te kunnen inzetten. Dat is wat Hij van elke ziel verwacht: dat zij alle Licht dat zij in zich draagt, behoedt voor negatieve invloeden en het blijft inzetten tegen de duisternis.
  • De vlucht is hier symbool voor de vervolging van de christenen. Deze vlucht zal in alle tijden blijven duren, want elke ziel die bewust kiest voor het christen-zijn, en dit ook daadwerkelijk beleeft, wordt voortdurend door de duisternis bedreigd, en vlucht tevens haar leven lang voor de invloeden der bekoring. De vervolging der christenen wordt in de vlucht van de Heilige Familie naar Egypte geheiligd. God toont hier dat vlucht niet automatisch gelijk staat met lafheid: Indien een vlucht de voortzetting of de bescherming van een Werk van God kan helpen waarborgen, vormt zij zelfs een dienstbetoon aan Hem.

  • De kleine Jezus onderneemt deze vlucht niet alleen: Hij is hier de kleine, onmondige ziel Die door Moeder en voedstervader wordt meegenomen. God toont de zielen hier de juiste ingesteldheid in de beproevingen: blinde overgave aan Maria en de H. Jozef als de Behoeders en Begeleiders op de levensweg. In deze tijd leert God de zielen hoe zij onder de macht en leiding van Maria als Meesteres van alle zielen hun spiritueel kapitaal veilig kunnen stellen, en hoe zij onder Maria’s werking tegen de verwoestende invloeden (de dood van de ziel) beschermd kunnen worden.

    De levensweg wordt hier voorgesteld als een 'vlucht' uit de bedreiging, die niet slechts van buitenaf komt, doch ook van binnenuit, vanuit de innerlijke gesteldheden van hart en geest. De Meesteres van alle zielen had eens de macht om de kleine Jezus, de Zoon van God, in veiligheid te brengen. Deze macht oefent Zij uit over elke ziel die zich zoals de kleine Jezus in blinde overgave aan Haar werking toevertrouwt: Deze ziel vormt Zij helemaal om, zodat zij sterk wordt tegen de bedreigingen vanuit haar eigen verleidbaarheid en haar eigen zwakheden. Wie zich door Maria uit alle gevaar laat wegleiden, met de blinde overgave van een klein kind, komt uiteindelijk veilig 'thuis' in Nazareth (de Hemel), na een vaak bewogen leven in het Egypte van een goddeloze wereld.

  • Opmerkelijk is het feit dat het begin van de vervolging van het Jezuskind ongeveer samenvalt met Zijn toewijding in de Tempel. God wijst ons erop, dat de ziel die zich toewijdt aan Maria, en via de Tempel van Haar Hart aan God, op een bijzondere wijze zal worden vervolgd door de duivel, die haar via allerlei tegenkantingen in het leven en via allerlei bekoringen spiritueel wil verlammen opdat haar leven zo onvruchtbaar mogelijk zou worden voor Gods Werken.

    Meteen nadat Zij Jezus in de Tempel aan God hebben opgedragen, beginnen Maria en Jozef de vlucht naar Egypte. Zij vertonen Zich hier aldus als de Beschermers van de Christus en dus van Gods Heilsplan. Zij trotseren de zware beproevingen van de onzekere reis naar Egypte om de Christus de kans te geven, later Zijn Heilswerken te volbrengen. Zo kennen wij in deze tijd de Meesteres van alle zielen als de Beschermster van het Licht, Die elke ziel die zich blind aan Haar overgeeft, zodanig omvormt dat deze het maximum kan halen uit haar vermogens om Heil te brengen en Gods Werken te doen. De Meesteres van alle zielen begeleidt elke aan Haar toegewijde ziel naar het toppunt van haar vruchtbaarheid in haar beide levensdoelstellingen: de eigen heiliging, en het leveren van een maximale bijdrage tot de voltooiing van Gods Heilsplan.

  • De Vlucht naar Egypte geeft uitdrukking aan een volmaakte overgave aan Gods Wil. Maria en Jozef vluchten niet slechts uit angst voor de dood van een kind, doch omdat Zij de Christus in staat willen stellen om Zijn unieke opdracht in deze wereld te volbrengen. Elke ziel speelt een unieke rol binnen Gods Heilsplan, en kan door de Meesteres van alle zielen in staat worden gesteld om deze rol met de hoogste vruchtbaarheid te vervullen. Maria en Jozef aarzelen niet wanneer de engel Gods verlangen overbrengt, dat Zij naar een ver en onbekend gebied zouden vertrekken. Zij stellen Zich geen vragen, Zij vertrekken gewoon, midden in de nacht (de duisternis van de dreigende dood: Indien de Christus hier als Mens zou sterven, zouden ontelbare zielen voor eeuwig in de duisternis van de spirituele dood verblijven). Hun enige motivering voor dit onzeker avontuur is de Wil van God. God toont hierin eveneens, hoe blinde overgave aan Hem (voor de zielen via toewijding en blinde overgave aan Maria) alle plannen der duisternis verijdelt (de Vlucht naar Egypte maakt het Herodes onmogelijk om de Christus te doden).

  • Deze vlucht is ook symbool voor de onthechting: Het bekende wordt achtergelaten omdat het door de zonde wordt bedreigd of drager is van zonde, ten voordele van het onbekende, omdat God dit verlangt. Vele dingen waaraan de ziel zich hecht, belemmeren haar groei en maken haar onvruchtbaar. Slechts de ziel die op Gods woord bereid is om alles los te laten, kan ontsnappen aan de dood van de ziel, en de voor haar voorziene weg voltooien.

  • God toont in de vlucht van de Heilige Familie naar Egypte het rotsvast geloof van Maria en Jozef in de leiding en bijstand van Gods Voorzienigheid. De hele levensreis van elke ziel is een onzekere onderneming. De vlucht naar, het leven in, en de terugreis uit Egypte was voor Maria en Jozef een jarenlange onderneming vervuld van gevaarlijke avonturen, net zoals de levensweg van elke ziel op aarde. Maria en Jozef hebben ondanks de honger, de dorst, de hitte, de bedreigingen en talrijke andere beproevingen nooit getwijfeld of Zij wel het juiste hadden gedaan door zo blind op Gods woord te vertrouwen. Tijdens het verblijf in Egypte hadden Zij geen enkele kennis van de dag waarop Zij eventueel naar hun vertrouwde thuisland terug zouden keren. Hun harten hebben daar het vele onzekere wachten van alle mensenzielen geheiligd, en hebben stromen van genaden afgekocht voor alle zielen die ooit de moed zouden hebben om ondanks alle onzekerheden van het leven te geloven dat God uiteindelijk alles ten goede keert.

  • God leert de zielen hier dat, wanneer zij worden tegengewerkt en vervolgd, zij Christus in hun hart moeten bewaren (Hem niet mogen verloochenen en hun Geloof niet mogen verliezen noch het bewust de rug mogen toekeren), Hem daar door de warmte van hun Liefde, Geloof en Hoop tegen de vervolging moeten beschermen als akt van vereniging met de eeuwigdurende Kruisdraging van de Verlosser en van hun bereidheid tot zelfverloochening voor Gods Werken, en zij hun leven moeten beschouwen als één ononderbroken gelegenheid om Licht in de duisternis te verspreiden. Dit laatste kunnen de zielen doen door al hun beproevingen aan Maria toe te wijden en hen met Liefde te dragen in eenheid van hart met de lijdende Christus.

  • Bij de Vlucht naar Egypte wordt Maria in de ware zin van het woord 'Schild der vervolgden'. Zij zal dit blijven voor alle zielen. Elke ziel draagt immers de kiem van de heiligheid, de kiem van Christus in zich.

Net zoals de vlucht naar, het verblijf in, en de terugkeer uit Egypte vormt de levensweg van de ziel die Gods Werken wil doen, een opeenvolging van beproevingen, vervolgingen, ontberingen, strijd tegen allerlei gevaren en bedreigingen. De ziel die zich in dit alles even blind overgeeft aan Maria als een klein kind aan zijn moeder, zal door Haar worden weggeleid uit elke bedreiging van het Goddelijk Leven in de ziel, en doorheen de woestenij van de moeilijkheden van het leven worden geleid naar een veilige thuiskomst in het Nazareth van Gods Hart.


www.maria-domina-animarum.net

TOTUS TUUS, MARIA !

EDELSTENEN DER GENADE

21. De Bruiloft te Kana

De diepe betekenis van de aanwezigheid van Jezus en Maria
te Kana

Myriam van Nazareth

Nadat Jezus door Johannes de Doper in de Jordaan was gedoopt, trok Hij Zich gedurende veertig dagen terug in de woestijn. Heel kort na Zijn terugkomst begaf Hij Zich naar een bruiloft te Kana, waarop Hij, Zijn Moeder en Zijn eerste apostelen uitgenodigd waren. Jezus en Maria leidden een leven dat in alle opzichten onthecht was van elke belangstelling voor wereldse invloeden. Niettemin moest Jezus op dit feest aanwezig zijn, want het zou een mijlpaal worden binnen Zijn Leven als Messias. Indien dit niet het geval was geweest, zou deze gebeurtenis nooit overgeleverd zijn.

Bekijken wij de diepe betekenis van de elementen die het Evangelie ons hierover verhaalt. De Meesteres van alle zielen licht dit alles toe, en wijst er de zielen op, dat de diepe zin van elke handeling en elk woord slechts begrepen kan worden tegen de achtergrond van enig inzicht in de spirituele Missie van de Messias en van Haar eigen Missie.

  • Toen de wijn van de gasten opraakte, zei Maria tot Jezus: "Ze hebben geen wijn meer".

Maria dronk Zelf geen druppel alcohol. Zij heeft mij bij herhaling in visioenen getoond, en mij ook met woorden verzekerd, dat Zij slechts water, honingwater en sap uit vruchten (voornamelijk druiven) dronk. Hoewel de wijn op de bruiloft Haar dus niet persoonlijk interesseerde, viel Haar op dat de gasten een behoefte hadden (de wijn), waaraan spoedig niet meer voldaan kon worden. God toont de zielen hier dat zij in al hun noden op Maria kunnen vertrouwen, want dat Zij als het ware geen rust kent alvorens Zij weet dat het elke ziel goed gaat. 'Goed' moeten wij hier verstaan in de spirituele betekenis van het woord, dus als een toestand waarin de ziel datgene heeft wat zij nodig heeft om te bloeien voor het Eeuwig Leven.

De Hemelse Koningin wijst erop, dat wijn niet slechts een 'edele' drank is, doch ook symbool staat voor het Bloed van Christus. Dit betekent dat God Maria te Kana in werkelijkheid de zielen laat aantonen dat elke ziel die aan het bruiloftsmaal wordt genodigd (wat in werkelijkheid betekent: die het Eeuwig Leven in de Hemel wil genieten), deel moet krijgen aan het Bloed van Christus. Dit betekent dat elke ziel ook zelf moet deelnemen aan de Werken der Verlossing, en dat Maria in dit grote Mysterie een sleutelrol kan spelen. Maria herinnert aan Haar herscheppende macht als Meesteres van alle zielen: Zij kan de Verlossing in de ziel helpen voltooien wanneer de ziel actief meewerkt aan haar omvorming, wat slechts door liefdevolle toewijding van beproevingen en lijden mogelijk is.

Maria wenst dus in feite elke ziel de wijn der Verlossing toe, alsook de ingesteldheid van de actieve medewerking aan het Verlossingswerk van Jezus, dat door Zijn Bloed vertegenwoordigd wordt.

  • Jezus antwoordt Maria: "Vrouw, is dat soms Uw zaak, nog is Mijn uur niet gekomen".

Met wereldse ogen bekeken, lijkt Jezus Maria hier terecht te wijzen. Door Haar opmerking aan Jezus geeft Zij uitdrukking aan Haar verlangen dat Jezus Zelf voor nieuwe wijn zal zorgen. Opmerkelijk is het feit dat het Evangelie verhaalt dat hier 'volgens het reinigingsgebruik der joden' kruiken met water klaar staan. Van de joden werd verwacht dat zij vóór de maaltijd de handen en alle vaatwerk ritueel reinigden. Maria weet dat Jezus Gods Zoon is, en dat Hij dus dit water in wijn kan veranderen.

Jezus noemt Maria hier 'Vrouw'. Dat is heel merkwaardig, rekening houdend met de relatie van diepe Hemelse Liefde die tussen Hen bestond. Niettemin was het niet Jezus’ intentie, Zijn Moeder afstandelijk te behandelen. Met de aanspreking 'Vrouw' stelt Jezus in het licht dat Zijn relatie met Maria vanaf dat ogenblik deze van de Zoon tot Zijn Moeder overtreft: Jezus behoort hier niet langer Haar toe, doch de hele mensheid. Zij doet hier Haar intrede als de Middelares tussen God en de zielen. Jezus zal de aanspreking 'Vrouw' later herhalen: op Golgotha.

In wezen geeft Jezus hier uitdrukking aan een innerlijke tweestrijd, omdat Hij weet dat Maria door de Vader is voorzien als Middelares, en dat Zij dus de unieke macht heeft om Hem aan te sporen tot het stellen van handelingen die de zielen ten goede komen. Hij weet echter ook dat het uur om Zijn Openbare Missie te beginnen, nog niet is aangebroken.

  • Maria zegt tot de bedienden: "Doe maar wat Hij u zeggen zal".

Maria is Zich bewust van de macht die Zij heeft om Gods Werken ten bate van de zielen te bespoedigen, te versterken, hen richting te geven. God toont hier, hoe Maria beoogt, zielen te sterken in het blind vertrouwen op Jezus: Om het even wat Hij ook moge zeggen, het is automatisch voor het goed der zielen, dus worden Zijn woorden beter opgevolgd.

Door Haar vastberadenheid toont Maria dat Zij hier Haar ware roeping volgt. De ziel zet zich slechts vastberaden door wanneer zij weet dat God Zelf haar tot datgene roept, wat zij wil doen. Maria is er inderdaad toe geroepen, een Brug tussen de Verlosser en de zielen te zijn. Zij is hier Middelares van alle Genaden, want Zij weet dat Jezus Haar niets zal weigeren, dat Hij Haar onuitgesproken verlangen kent en dat Hij het zal inwilligen.

Maria is hier echter ook reeds de Medeverlosseres, Die in wezen alle zielen absoluut deel wil geven aan het Verlossingsmysterie. In stilte verlangt Zij ernaar dat:

  1. te Kana: elke ziel de wijn zal krijgen die Jezus hier door een Goddelijk wonder zal bereiden;
  2. in het algemeen: elke ziel 'het Bloed van Christus zal drinken', met andere woorden actief deel zal nemen aan de Verlossingswerken.
  • Jezus stapt nu naar de bedienden en zegt: "Doe die kruiken vol water".

Inderdaad, God heeft erin voorzien dat hier zes grote kruiken staan, die alle samen honderden liters water kunnen bevatten. Maria herinnert de zielen aan 'het water van Goddelijk Leven', waarover Zij het nu en dan heeft. Zij verstaat hieronder de 'druppels van elke beproeving, van elk dagelijks kruis'. Jezus stapt naar de bedienden met de intentie, Maria’s verlangen in te willigen. God buigt hier het hoofd voor een geschapen ziel, want deze Ziel (Maria) heeft gewild dat God Zijn Uur zou vervroegen. Ondanks het feit dat Maria daardoor iets buitengewoons verlangt (een wijziging in het oorspronkelijk Heilsplan), geeft God hieraan toe. Wat Maria hier in werkelijkheid voltrekt, is een uiting van onbegrensde macht over Gods Hart.

Jezus weet heel goed dat Hij het water in wijn zal veranderen, en dat Hij het zal doen omdat Maria dit van Hem verlangt, en omdat Zij de bedienden erop heeft voorbereid, Hem in alles blind te volgen. God toont hierdoor aan, dat een ziel een enorme macht op Gods handelingen kan verwerven door in totale zelfverloochening intens naar het welzijn van haar medezielen te verlangen, en in deze zielen een blind vertrouwen in God te wekken.

  • In het verborgene voltrekt Jezus het wonder, en zegt dan tot de bedienden, die de kruiken met water hebben gevuld: "Schep er nu wat uit, en brengt dat aan de tafelmeester".

De tafelmeester stelt vast dat hij geen water voorgezet krijgt, maar wijn.

Maria heeft God ertoe aangezet, Haar Wil te volbrengen op een bruiloft. In wezen echter, heeft Zij God ertoe aangezet, voor altijd Haar verlangen in te willigen wanneer Zij bemiddelt om het water van Goddelijk Leven (de toegewijde beproevingen en kruisen van een ziel) te veranderen in de Goddelijke effecten van het Bloed van Christus (de voltooiing van de Verlossing). De verandering van het water in de wijn wijst op de versmelting van de eigen beproevingen met het Bloed van Christus, door totale toewijding en door de wil om één te zijn met Christus in de kruisen van het leven.

Wat is hier op het spiritueel niveau gebeurd? Het menselijke (het water, de tranen van het lijden als mens) wordt veranderd in het Goddelijke (de wijn, symbool voor de Verlossende macht van God) omdat:

  1. de ziel heeft geloofd en meegewerkt: De bedienden hebben op Jezus vertrouwd en hebben honderden liters water overgegoten;
  2. de ziel aan Maria heeft gehoorzaamd: De bedienden hebben zich geen vragen gesteld, zij hebben gewoon gedaan wat Zij heeft gezegd;
  3. Maria Haar onbegrensde macht heeft gebruikt, en Zij een brug heeft geslagen tussen Gods Werken en een menselijk werk: Het water is zonder meer in de kruiken gegoten, en aan de tafelmeester voorgezet, en God heeft daarom het menselijk werk tot een Goddelijk Werk gemaakt.

Maria heeft hier nog een ander Goddelijk Werk voor altijd tot stand laten brengen: De kruiken staan hier ook symbool voor de zielen. De kruik van de ziel wordt gedurende het leven gevuld met de miljoenen druppels van wereldse invloeden en indrukken, ongeloof, oppervlakkigheid enzovoort. Door Maria’s tussenkomst kan dit water worden veranderd in echte wijn, symbool voor het Goddelijke. Ook hierdoor toont God ons Maria’s herscheppende macht: Eén woord van Haar, en God verandert zelfs Zijn Plannen om de ziel tegemoet te komen, op voorwaarde dat zij zich aan Maria overgeeft en zij in Gods Werken gelooft.

Maria bemiddelt hier met één enkele doelstelling voor ogen: Haar roeping te volbrengen, die hierin bestaat, op het spiritueel vlak de bruiloft tussen elke ziel en God tot een groot succes te maken. De ziel die op Maria’s woord het vullen van haar kruik met alle elementen van het leven op aarde, onder Gods toezicht stelt (Jezus Die toezicht houdt op het vullen van de kruiken), kan ervaren, hoe alle elementen van haar leven worden geheiligd (alle water in haar kruik wordt wijn, omdat het door haar wil om de Hemelse bruiloft aan zich te laten voltrekken, water van Goddelijk Leven was). De zielen die tegenwoordig zijn op de bruiloft te Kana (die dus de bruiloft met God willen sluiten) worden door de overvloeiing van de eigen wil met de Wil van Maria en met Gods Wil, met God verenigd.

  • De tafelmeester proeft van de wijn, roept de bruidegom bij zich en zegt: "Iedereen zet eerst de goede wijn voor, en wanneer men eenmaal goed gedronken heeft, de mindere. U hebt de goede wijn tot nu toe bewaard".

De Meesteres van alle zielen wijst erop, dat deze passage de zielen op twee elementen wijst:

  1. Het werelds leven belooft de zielen de Hemel op aarde: Alle wereldse verlokkingen lijken op wijn, doch brengen de ziel slechts in een roes, zodat zij niet merkt dat de kwaliteit van haar leven slechter en slechter wordt naarmate zij 'meer – van de invloeden der wereld – gedronken heeft';
  2. Gods Heilsplan heeft de beste wijn bewaard voor de Laatste Tijden. Doordat de wereld duisterder en duisterder wordt, moet de ziel in deze tijd relatief grotere inspanningen leveren om zich te heiligen. De ziel die zich nu totaal geeft in de strijd voor de vergeestelijking, kan hierdoor zeer hoge graden van heiligheid bereiken. Maria nodigt de zielen ertoe uit, zich er rekenschap van te geven dat Zij precies vanwege de nooit geziene duisternis van de wereld, uitgerekend in deze tijd bekend wordt gemaakt als de Meesteres van alle zielen: de hoedanigheid der hoedanigheden, de bekroning van Haar van God ontvangen macht als Gids, Lerares, Middelares, Medeverlosseres, en Aanvoerster in de strijd tegen de duisternis.

Om in het beeld van de bruiloft te Kana te spreken, bestaat de rol van de Moeder Gods in deze Laatste Tijden hieruit:

Als Meesteres van alle zielen wil en kan Maria de zielen begeleiden naar de Hemelse Bruiloft, door in hen de bereidheid te wekken:

  • een blind vertrouwen in Gods Werken te koesteren;
  • hen in zeer nauw contact te brengen met het Goddelijke;
  • hen bewust te maken van de benevelende invloeden der wereld;
  • hen zodanig om te vormen dat zij Gods beste wijn leren herkennen en nog slechts naar deze beste wijn verlangen.

Wij kunnen in deze zin zeggen dat God de zielen nu, in deze Laatste Tijden, Zijn goede wijn voorzet: In de Wetenschap van het Goddelijk Leven krijgen de zielen nu:

  • het volledig uitgewerkt programma voor hun heiliging;
  • een volledige bewustmaking ten aanzien van de strategieën van hem die 'de mindere wijn' serveert (de satan), en
  • een volledige bewustmaking van de ware grootheid van Maria als Diegene aan Wier werking door Haar volmaakte eenheid met de Wil van God, in wezen geen beperkingen zijn gesteld.

De Meesteres van alle zielen bereidt de zielen die bereid zijn, zonder meer naar Haar te luisteren, voor op de voltooiing van de Hemelse Bruiloft, die wordt bezegeld in de totale omvorming van al het menselijke (het water) in pure heiligheid (de wijn).


www.maria-domina-animarum.net

TOTUS TUUS, MARIA !

EDELSTENEN DER GENADE

22. De Terugvinding van de Twaalfjarige Jezus

De diepe betekenis van de terugvinding van Jezus in de Tempel

Myriam van Nazareth

Toen Jezus twaalf jaar oud was, gingen Maria en Jozef met Hem naar Jeruzalem voor het paasfeest. Bij de terugkeer na het feest stelden Zij vast, dat Jezus Zich niet bij de terugreizenden bevond. Daarop keerden Zij naar Jeruzalem terug om Hem te zoeken. Na een zoektocht van drie dagen vonden Zij Jezus in de Tempel. Zoals in vele van de gebeurtenissen in het leven van Jezus en Maria heeft God in dit hele gebeuren een aantal lessen voor de mensenzielen verborgen. Laten wij de Hemelse Koningin ons deze toelichten.

Het gebeuren speelt zich niet toevallig af in de Paastijd. De Paastijd is de tijd van de volheid van Gods verheerlijking. Deze verheerlijking zal later in de Christus belichaamd worden met de Verrijzenis op paasmorgen. Dit eerste opvallende optreden van de twaalfjarige Jezus is in de diepte reeds één en al verheerlijking aan God, zoals verder zal blijken.

Wanneer Maria en Jozef op de terugreis uit Jeruzalem tot de bevinding komen dat Jezus niet meer bij Hen is, gaan Zij er aanvankelijk van uit, dat Hij Zich wel bij de karavaan zal bevinden. Zij vragen dus na, of iemand Hem heeft gezien. Maria en Jozef leiden een leven dat volkomen op God en Zijn belangen is gericht. Niettemin toont God in deze handelwijze aan, hoezeer de ziel de neiging vertoont om haar geluk eerst bij haar medemens te zoeken. Intussen vervolgt de ziel haar levensreis in dwaling, alvorens dan op zeker ogenblik 'om te keren' (het ogenblik der bekering!). Maria en Jozef handelen zo in Hun zoektocht naar Jezus, maar tonen hierdoor in werkelijkheid niet dat Zijzelf werelds ingesteld zouden zijn, doch hoe de spirituele handelwijze van talloze zielen eruit ziet:

  • oriëntatie naar de mens toe, alles van mensen verwachten;
  • intussen het volharden in de dwaling;
  • tenslotte het besef dat God het middelpunt is van alles, en dus bekering.

Maria en Jozef zijn diep onder de indruk van het feit dat Zij Hun enige Schat, Jezus, de Zoon van God, uit het oog hebben verloren. In de werkelijkheid van het spiritueel leven verliezen ontelbare zielen dagelijks de Christus en Gods Werken en Plannen uit het oog, zodat Hij als het ware ongemerkt uit hun leven verdwijnt. Zij zijn zich er vaak niet eens van bewust dat zij God verloren hebben. De ziel verliest Jezus door elke zonde en door elke onverschilligheid en elk ongeloof ten aanzien van Gods Tegenwoordigheid in het leven, en vindt Hem niet zolang zij haar gedachten, gevoelens en verlangens op het wereldse oriënteert. In een voor velen nog beter herkenbaar beeld uitgedrukt: Vele zielen zoeken het geluk bij de mensen en in het wereldse, terwijl het slechts bij God te vinden is.

De Onbevlekte Moeder en de voedstervader besluiten dus om naar Jeruzalem terug te keren, omdat geen enkele ziel in de karavaan Jezus heeft gezien. Dit is een veelzeggend symbool voor het feit dat de mensheid op grote schaal geen oog heeft voor God. Pas na een zoektocht van drie dagen zullen Zij Hem terugvinden. Hier symboliseert God de Drie Goddelijke Personen, omdat God teruggevonden moet worden in Zijn volheid, als Schepper, als Verlosser en als Heiligmaker:

  • De door de zonde gewonde ziel moet actief meewerken aan haar innerlijke genezing (herschepping);
  • Zij moet meewerken aan haar Verlossing uit de greep van zonde en bekoring;
  • Zij moet meewerken aan haar heiliging, de vervolmaking in alle deugden en volkomen vergeestelijking van al haar gedachten, gevoelens en verlangens.

Opdat de ziel aan dit alles inderdaad zou meewerken, moet zij allereerst in God geloven, Hem in haar leven actief zoeken, en er voortdurend rekening mee houden dat zij in zichzelf een heilige kiem draagt, een kamer die in feite voor Gods verblijf in haar is ingericht doch die gewoonlijk fel verwaarloosd wordt.

Maria en Jozef keren dus terug naar Jeruzalem, en belanden na drie smartvolle dagen van zoeken uiteindelijk in de Tempel, waar Zij Jezus vinden. Jeruzalem staat hier symbool voor de ziel. De Tempel staat symbool voor de ware, diepe kern van de ziel, de kiem van de heiligheid. Alleen daar wil God in Zijn volheid leven. God leeft in de hele Schepping, doch Hij verkiest de kern van de mensenziel als troonzaal. Jezus is in Jeruzalem achtergebleven, en heeft Zich opgehouden in de Tempel. Niemand kan beweren dat de smart van Zijn ouders Hem onverschillig heeft gelaten, noch dat Hij niet ook bij Hen wil zijn, maar Hij vervult hier wel een opdracht in het kader van Gods Plan:

  1. De twaalfjarige Jezus zal hier Zijn eerste indrukken achterlaten, op grond waarvan sommigen de kans zullen krijgen, Hem later te herkennen als de Messias;
  2. Hij stelt hier een teken naar alle mensenzielen toe: Wat de ziel ook moge denken of voelen, op elk ogenblik van haar leven moeten Gods Werken de voorrang krijgen. Jezus stelt Zich hier ten dienste van Gods Werken door de zorg om Zijn meest geliefde medemensen (Maria en Jozef) in dienst van de verheerlijking aan God te stellen: Hij houdt Zich drie dagen lang op in de Tempel en voert daar gesprekken met de schriftgeleerden;
  3. Jezus toont de zielen hier dat Hij alles terzijde schuift om in de tempel van de ziel, de kiem van de heiligheid in elke mensenziel, te kunnen verblijven. Hier brengt Hij dus in het verborgene reeds Zijn verlangen tot uitdrukking om bij de zielen te blijven tot het einde der tijden, onder meer in de H. Eucharistie. Jezus wil zijn waar God verheerlijkt wordt, waar God werkelijk leeft, namelijk in de tempel van de ziel.

Wanneer Maria en Jozef opnieuw te Jeruzalem aankomen, vinden Zij daar dus geen Kind dat Zich in de steek gelaten voelt of dat Zich in de drukke stad verloren waant, doch Zij vinden Hem in de Tempel bezig met de schriftgeleerden. Hij stelt hen vragen, en beantwoordt op Zijn beurt de hunne, waarbij Hij hen met verbazing slaat wegens Zijn unieke Wijsheid, inzicht, en kennis van de Schrift. Laten wij het symbool herkennen: De ziel die God zoekt in de diepte van haar eigen wezenskern, kan daar Gods Waarheid ontdekken en de genade van de Wijsheid ontvangen.

Wanneer Zij bij Jezus aankomen, vraagt Maria Hem: "Kind, waarom hebt Gij Ons dit aangedaan?".

Dit is een normale vraag van een moeder aan haar kind, dat zich aan het toezicht van zijn ouders heeft onttrokken. Maria vervult met deze vraag echter een rol in een Plan van God, Die wil aantonen dat de ziel die God verliest, gewoonlijk God hiervan de schuld geeft, alsof Hij het is Die de ziel heeft verlaten, wat Hij nochtans nooit doet: Op de dagen met de grootste beproevingen voelt de mens zich gemakkelijk door God verlaten. In werkelijkheid echter, zoekt God op die dagen méér dan ooit een woonplaats in de diepe verborgen kern van de ziel, om de beproeving daar voor Zijn Plannen en Werken bruikbaar te helpen maken.

Jezus antwoordt Zijn Moeder: "Waarom hebt Gij toch naar Mij gezocht? Wist Gij dan niet, dat Ik in het huis van Mijn Vader moest zijn?".

Maria heeft altijd geweten dat Jezus niet op aarde was gekomen om een 'normaal' menselijk leven te leiden, doch om de boomgaard van Gods Heilsplan voor de zielen te ontsluiten in Zijn verkondiging, Zijn Lijden en Kruisdood, en Zijn Verrijzenis. In werkelijkheid spreekt Jezus hier elke ziel aan, en wil haar duidelijk maken:

  • dat de ziel God vaak op de verkeerde plaats zoekt, terwijl Hij het liefst van al binnen in haar verblijft;
  • dat de ziel Hem moet navolgen door op haar beurt het Heil te zoeken binnen in zichzelf, en wel door aan haar eigen heiliging te werken, opdat Jezus in haar alles moge vergeten (zoals Hij in de Tempel te Jeruzalem alles leek te vergeten), omdat in een geheiligde ziel God het meest verheerlijkt en Zijn Werken het meest bevorderd worden.

Jezus is bij dit gebeuren twaalf jaar oud. Bij de joden gold dit als de leeftijd van de volwassenheid. Ook hierin schuilt een symbool: De mensenziel is pas spiritueel rijp zodra zij boven alles naar God zoekt, in de kern van haar eigen wezen. Jezus brengt dit hier inderdaad tot uitdrukking door op deze symbolische leeftijd voor het eerst in de Tempel (te vergelijken met de kern van de ziel) achter te blijven om God te verheerlijken door Zijn hele optreden en door Hem zichtbaar boven alles te stellen. Voor de mensenziel vergt het een grote ontwikkeling om in de eerste plaats God te zoeken. Dit van harte en in volle overtuiging te doen, betekent het bereiken van een punt waarop de ziel waarlijk Heil begint te brengen, en dus vordert in de heiliging.

Hoewel Jezus in de Tempel is achtergebleven om Gods Werken te doen, gaat Hij toch met Maria en Jozef mee naar Nazareth terug, "en Hij was Hen onderdanig". Zie de diepe betekenis hiervan: Wie God in de kern van zichzelf (in de kiem van de heiligheid) zoekt, krijgt God als Gezel op zijn verdere levensweg. Bovendien weet Jezus hier, dat Zijn tijd om publiek Leraar te worden, nog niet gekomen is, dus gehoorzaamt Hij blind Diegenen onder Wier hoede Hij is gesteld tot de dag waarop Hij aan de mensheid als geheel zal worden gegeven in het Doopsel in de Jordaan. Hij gaat met Hen mee, om bij Hen te blijven wonen. Dat is wat Hij in elke ziel wil doen, maar daartoe moet de ziel zich dagelijks opnieuw bekeren – als het ware na elk 'verlies van Jezus' omkeren naar het Jeruzalem van de kiem van de heiligheid diep binnenin haar – om steeds opnieuw actief naar God te zoeken.

♥ ♥ ♥

Hiermee is de reeks Edelstenen der Genade afgesloten. In 22 afleveringen heeft de Koningin des Hemels de zielen een aantal diepere inzichten verschaft in gebeurtenissen, die in Haar leven en het leven van Jezus op aarde een grote rol hebben gespeeld, en hierdoor van essentieel belang zijn geworden voor de ontwikkeling van Gods Heilsplan en voor de onderrichting aan zielen in de Wetenschap van het Goddelijk Leven. Mogen deze inzichten vele zielen een hulp zijn in de navolging van Jezus en Maria, want Zij zijn de Spiegels waarin de ziel de stand van haar eigen heiliging kan aflezen.

Myriam, april 2011