TOTUS TUUS, MARIA !
WEDERGEBOORTE VAN HET AARDS PARADIJS
Wandelingen doorheen de Ziel van Maria,
de Lusttuin van de Heilige Geest
Onderrichtingen in de VOLMAAKTE NAVOLGING VAN MARIA en HET GODDELIJK LEVEN |
Myriam van Nazareth
Opgedragen aan MARIA,
Parel van Gods Schepping en Paradijs van Heiligheid
INHOUD
Inleiding
Voorbereiding op de intrede in de Onbevlekte Tuin van Maria
- Zuiverheid
- Nederigheid
- Stilte
- Zachtheid
- Blijmoedigheid
- Gehoorzaamheid
- Totale zelfverloochening en offerbereidheid
- Totale overgave en toewijding
- Boetvaardigheid
- Geestdrift
- Dankbaarheid
- Vurigheid
- Vergeestelijking
- Liefde
- Innerlijke Vrede en gelijkmoedigheid
- Vertrouwen en Geloof
- Onthechting
- Eenvoud
- Geduld
- Godsvrucht
- Hoop
- Positiviteit
- Wijsheid
- Zorgzaamheid
- Voorkomendheid en hulpvaardigheid
- Trouw
- Tevredenheid en aanvaarding
- Vergevingsgezindheid
- Vredelievendheid en solidariteit
- Sterkte
- Volmaakte heiligheid – een dag in het leven van Maria
Slotbeschouwing
INLEIDING
Dit manifest kan het hele jaar door worden gebruikt, doch wordt in de eerste plaats door de Allerheiligste Maagd aan de zielen geschonken opdat zij zich er met een volkomen geopend hart in zouden verdiepen gedurende de grote Mariamaanden: MEI (de traditionele 'maand van Maria'), AUGUSTUS (door Maria Zelf in Haar Openbaringen aan Myriam aangeduid als Mariamaand, vanwege de opeenvolging van grote Maria-feestdagen, en op zeker ogenblik door Haar letterlijk betiteld als 'de maand van Mijn verheerlijking'), en OKTOBER (de rozenkransmaand).
Dit geschrift heeft een bijzondere oorsprong. Het is de vrucht van mystieke contactervaringen met de Allerheiligste Maagd zoals deze aan Myriam zijn vergund. Bij herhaling reeds, drong Maria erop aan dat de zielen zich zouden inspannen om Haar volkomen na te volgen. Op smekingen vanwege Haar Myriam in dit verband, antwoordde de Hemelse Koningin met de aankondiging dat Zij inzage zou vergunnen in Haar eigen ziel, in Haar eigen gesteldheden. Dit is wat Zij constant doet in het kader van de Hemelse Bruiloft die Zij tussen Haar en een ziel tot stand kan brengen indien dit binnen de roeping van deze ziel wenselijk is. Voor het eerst geeft Zij nu in dit verband concrete onderrichtingen, via een overvloed van beelden die Haar laten zien tijdens Haar leven op aarde, alsook via het intussen zo vertrouwde patroon van gelijkenissen doorheen dewelke Maria Haar lessen zonder ophouden via Haar apostel kenbaar maakt.
Waarom heet dit manifest Wedergeboorte van het Aards Paradijs? Tijdens de uitwerking van het manifest Kruistocht naar de Ziel gaf Maria mij de inspiratie dat Zijzelf de Wedergeboorte van het verloren Aards Paradijs is. Het eerste mensenpaar werd door God in het Aards Paradijs geplaatst. De bedoeling was deze, dat de zielen in dit oord een heilig leven zouden leiden in een atmosfeer die rechtstreeks de Tegenwoordigheid van God ademde. Door de zondeval (de erfzonde) ging dit Paradijs verloren, want de zonde verdrijft God. De Schepper heeft Zijn ideaal voor de mensheid nooit opgegeven: Hij heeft het Aards Paradijs niet volledig verloren laten gaan, Hij heeft het vereeuwigd... in Maria. In Haar leeft de Allerheiligste Drievuldigheid in de volheid van het Goddelijk Leven: Zij bezit de volmaakte heiligheid. Maria’s ziel is daarom als een volmaakte reproductie van het Aards Paradijs.
De ziel die het Aards Paradijs wil heroveren, kan dit bereiken door de volmaakte navolging van Maria na te streven. Dit is slechts mogelijk voor de ziel die zich totaal, onvoorwaardelijk en eeuwigdurend aan Maria toewijdt en deze toewijding intens en nauwgezet in haar dagelijks leven in toepassing zoekt te brengen. De wegen daartoe heeft Maria totnogtoe in alle geschriften van Myriam van Nazareth aangeduid, in het bijzonder in Lentebloesems aan de Levensboom, De Tempel van Maria en Kruistocht naar de Ziel. In Wedergeboorte van het Aards Paradijs laat Zij dit doen vanuit een heel bijzondere invalshoek: door een levende kijk te verlenen in de gesteldheden van Haar eigen onbevlekte ziel, en van daaruit onderrichtingen te geven over de wegen die de zielen kunnen volgen om naar dit ideaal toe te groeien. Op deze wijze komen de onderrichtingen over de deugdzaamheid als bouwstenen voor de ware heiligheid, zoals deze in Lentebloesems aan de Levensboom reeds systematisch werden gegeven, op een ongewone wijze tot leven. In deze nieuwe onderrichtingen wil Maria U laten delen in de verrukkingen van het ware Goddelijk Leven.
In Wedergeboorte van het Aards Paradijs nodigt Maria U uit voor 31 wandelingen in de onmetelijke, paradijselijk prachtige Tuin van Haar ziel. Elke dag van de maand opent de Hemelse Koningin een ander hoekje van Haar heiligdom. Zij laat hierdoor de zielen zien hoe Zij Zelf was en is, en welke gesteldheden steeds Haar doen en laten hebben bepaald. De zielen worden ertoe uitgenodigd, op grond van die vaststellingen te vragen om zelf bevrucht te worden: De zielen krijgen als het ware de kans om in de Tuin van Maria zaad te verzamelen voor hun eigen tuin. De werkelijke bevruchting van de eigen tuin zal afhankelijk zijn van de maat van het verlangen van de ziel naar gelijkenis met Maria (en dus van de diepgang van de Liefde tot Maria), en van de mate waarin zij het in Maria’s Tuin gewonnen zaad in zich tot rijping weet te brengen. De ziel moet zich bij de wandelingen in Maria’s Tuin de vraag stellen, wat zij met deze kennis van Maria’s gesteldheden concreet in zichzelf kan doen. Zo kan Wedergeboorte van het Aards Paradijs worden tot een unieke gids tot volkomen navolging van Maria. Nooit eerder heeft de Meesteres van alle zielen zozeer tastbare onderrichtingen hiertoe gegeven.
De ziel moet zich er rekenschap van geven dat de ziel van Maria in principe een gesloten Tuin is, voor niets anders voorbehouden dan voor de uitwerkingen van Haar eeuwigdurende Bruiloft met de Drie-Ene God. Mogen delen in de gesteldheden van de unieke ziel van Maria, is als een Hemelse verrukking. Daarom mag dit geschenk dat Uw Meesteres U geeft, worden beschouwd als Haar ultieme poging om Uw ziel zodanig voor Zich te winnen dat deze uit zichzelf begint te smachten naar een langdurig verblijf in deze Tuin van Goddelijke Mysteries. Het langste verblijf in dit oord van verrukkingen kan de ziel ervaren wanneer zij zich totaal aan Maria geeft, elk ogenblik van haar dagelijks leven.
Voor en door de Meesteres van alle zielen,
Myriam – Vasten- en Paastijd 2007
voorbereiding op de intrede in de Onbevlekte Tuin van Maria:
De Aankondiging van de Eeuwige Lente voor de Zielen
De schepping van de Onbevlekte Tuin van Maria
Door de erfzonde heeft de mens Gods grootste geschenk, de heiligheid in een leven van verrukkingen in het Aards Paradijs, verwaarloosd. In Zijn onbegrensde, volmaakte en eeuwigdurende Liefde heeft de Schepper het ideaalbeeld van Zijn bouwwerk niet losgelaten. Het Aards Paradijs is verlaten en voor geen mensenziel nog toegankelijk. Gods Hart is gewond doordat het meesterwerk van Zijn Schepping het hoogheilig verbond met Hem verbroken heeft. De zielen hebben het vermogen om in volmaakte eenheid met Gods Wet te leven, verloren doordat de erfzonde de bodem van hun ziel heeft verwond. Zij verliezen hierdoor hun vlekkeloze zuiverheid, want zij dragen nu het litteken van de schending van hun volmaakte band met God, waardoor zij Zijn Goddelijk Licht niet meer in vlekkeloze toestand kunnen weerspiegelen. Voortaan zou de Schepper het Licht van Zijn Liefde niet meer in volmaakte staat naar Hem teruggestraald zien.
God wil het meesterwerk van Zijn Schepping redden, Hij wil de mensenzielen opnieuw in Zijn Hart trekken en hen de kans geven, het Hemels Paradijs te veroveren door een leven in heiligheid. Daartoe zal Hij Zijn Zoon in de wereld zenden, om in de zielen de sleutel tot het Paradijs te leggen, evenals de gebruiksaanwijzing om zich deze sleutel tot nut te maken. Zijn Zoon, Jezus Christus, zal ter wereld komen uit een mensenkind, de Vrouw, Die nu door God wordt verkondigd aan Lucifer, de bekoorder die de eerste zielen heeft geïnspireerd tot het bedrijven van de erfzonde en dus het schenden van het heilig verbond.
De Vrouw zal de zondeval voor de hele mensheid wreken. God wil in de Vrouw, Maria, de verrukkingen van het Aards Paradijs opnieuw tot leven wekken. Zij zal de levende Draagster zijn van alle Hemelse verrukkingen die een ziel gedurende haar leven in een stoffelijk lichaam zal kunnen dragen. Zij zal hierdoor een levend Teken worden tegen Lucifer, een levend Teken voor de almacht van God en voor het feit dat niet alle zielen voor eeuwig geschonden zullen zijn.
De ziel van Maria wordt geschapen als de absolute uitdrukking van Gods Glorie, Liefde, macht, en Zijn vastberadenheid om de mensenziel in ere te herstellen. Maria is Gods weerwoord op de schending van het heilig verbond op aanstichten van de grote vijand van God en de zielen. God had de mens geschapen, en een heilig verbond met hem gesloten, doch de mens bleef niet trouw. Nu schiep Hij Maria, sloot het verbond der verbonden met Haar, en Zij zou voor eeuwig trouw blijven. De Schepping kreeg haar Kroon, gemaakt uit goud dat nooit zijn schittering zou verliezen. De mensheid zou het Aards Paradijs terugkrijgen, in een vorm die eeuwigdurend zou zijn en die alle zielen van goede wil in hun weg naar de vernieuwde heiligheid zou ondersteunen door Haar luister, Haar Glorie en Haar ongeëvenaarde macht. God verwezenlijkte hierdoor Zijn aanvankelijk Decreet waardoor de mensenziel de ware heiligheid terug zou krijgen. Hij sprak (ziehier de woorden van de Allerheiligste Drievuldigheid bij de schepping van de ziel van Maria, zoals op 8 december 2006 aan Myriam geopenbaard in het kader van de Openbaringen van de Meesteres van alle Zielen):
"Ziehier de mensenziel, hersteld in haar oorspronkelijke staat van heiligheid en bekroond met het Vuur van Onze Godheid. De Vrouw zal Zij zijn. Uit Vuur van Ons Vuur maken Wij Haar. Het diepe wezen van alles wat Wij hebben gemaakt en nog zullen maken, zal in Haar aanwezig zijn in de hoogste graad van volmaaktheid. Zij zal macht hebben over al het geschapene, Zij zal de volheid van het Leven dragen, Zij zal Onze Mysteries doorschouwen. Groot Teken zal Zij zijn, aanstoot en vernedering voor de duisternis, want het Licht zal in Haar wonen en aan Haar Hart ontvloeien. Al het bezielde zal Haar voeten verheerlijken, want alle werken der duisternis zullen onder Haar voeten vergaan tot stof. Leef en heers, Vuur van Ons Vuur, want in U zal komen die IS. In U zal Hij zijn, en Gij in Hem. Marjam zal Uw naam zijn: Oceaan van Goddelijke macht, rijkdom en Glorie". |
God schiep Maria’s ziel uit 'grondstof' van Zijn eigen Godheid, en Hij zag dat het goed was...
1e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria
zuiverheid
1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin
In Galilea bloeit een Bloem van nooit geziene schoonheid. Ondanks Haar bevalligheid trekt Zij weinig aandacht, omdat Gods Geest de ware diepgang van Haar schoonheden verborgen houdt voor harten die versluierd zijn door zonde en ondeugd. In deze Bloem heeft God ongekende schatten gelegd. God Zelf heeft Zich in de aanschouwing van Haar schoonheid van eindeloze, eeuwigdurende verrukkingen verzekerd, omdat Hij deze door de zondeval van het eerste mensenpaar op aarde nooit meer zou vinden. Hij die alles maakt en alles kent, ervaart niettemin in Haar Zijn opperste vreugde.
Hij heeft Haar geschapen als een Bloem die zich opent, laag na laag, in een eeuwigdurende ontvouwing van schoonheden. Eén Bloem waarin eindeloze tuinen van Mysteries tot rijping zijn gebracht in één scheppingsdaad. De pracht, de geuren en de Glorie van de Schepper Zelf stromen zonder ophouden uit Haar als uit een nooit opdrogende bron. In Haar beleeft de Schepper de diepste verrukkingen van Zijn eigen handen. In Haar heeft Hij de onvergankelijkheid van oneindig bloeiende Goddelijke Mysteries gelegd, in de stoffelijke mantel van een vrouw Die de Moeder van Zijn Mens geworden Zoon zal worden. Hij vervult Haar met Zijn Liefde, Zijn macht, Zijn Glorie, Zijn Wijsheid en Zijn Wil. Door de combinatie van deze Goddelijke eigenschappen zal Zij de volmaakte Brug tussen de Bron van Leven en de schepselen zijn.
Zij is de Onbevlekte Ontvangenis, Haar ziel draagt niet de wonde van de erfzonde, zodat Haar Tuin voor eeuwig ongeschonden zal blijven: In Haar heerst de Eeuwige Lente, bloeien onophoudelijk de bloesems van alle deugden en rijpen nooit geziene vruchten van heiligheid. Elke ziel die van deze vruchten eet en zich met Haar bloesems laat bekleden, zal delen in Haar verrukkingen, zo belooft de Schepper van deze Onbevlekte Tuin, want Zij is bestemd om volmaakte Spiegel voor het Goddelijk Licht te worden.
De Onbevlekte Tuin bloeit in al zijn pracht. Zijn grond is volmaakt vruchtbaar en zal om deze reden het uniek voorrecht ontvangen, de God-Mens te dragen. Alles wat uit deze grond opschiet, is volmaakt en vlekkeloos. De Tuin is onmetelijk. God heeft hem zo voorzien, dat hij voor alle eeuwigheid onophoudelijk zal blijven groeien, oneindig zoals God Zelf, want de stroom der genaden die vanuit Gods Hart in deze Tuin vloeien, blijft voor eeuwig aanzwellen. Zo is deze Tuin reeds volmaakt maar blijven zijn heerlijkheden zich niettemin eeuwigdurend vermenigvuldigen.
De ziel die de Onbevlekte Tuin betreedt, komt in de ban van een betoverend parfum dat Gods Tegenwoordigheid en de absolute afwezigheid van enige zondesmet verraadt. In het hart van deze Tuin brandt het Vuur van de Goddelijke Liefde, want de Onbevlekte Tuin is gemaakt als een Vuur uit Gods Vuur. Daardoor bloeien hier de zuiverste bloesems van een rein gevoelsleven, emoties en verlangens zoals deze uit het Hart van God Zelf over de Schepping uitstromen.
De lucht in de Tuin is volkomen vervuld van de adem van de Heilige Geest, zodat alle bomen der deugd uitgroeien tot dragers van Hemelse vruchten, en geen onkruid van onreine gedachten een voedingsbodem vindt. Gods Geest voedt zonder ophouden deze Tuin, houdt zijn bladeren fris en groen, en bedekt zijn bloemen en vruchten met de dauw van de Godheid, en op Zijn beurt voedt Hij Zich onophoudelijk aan de verrukkingen van de Tuin die voor eeuwig de voltooiing van Gods diepste verlangens zal zijn.
God heeft Zijn Wil in deze Tuin laten ontspringen als een bron die alles bevloeit en doordringt van de trekken van Zijn eigen Wezen. Hierdoor is alles wat in de Tuin bloeit en rijpt, in volmaakte overeenstemming met Gods Wetten, Plannen en Werken. In de Onbevlekte Tuin is het 'beeld en gelijkenis' van God tot voltooiing gebracht. In Maria heeft Hij Zijn eigen Goddelijke eigenschappen in aanraking gebracht met de Schepping, in een Tuin die Draagster is van Zijn Mysteries, die zich in Haar eeuwigdurend blijven vermenigvuldigen.
De ziel van deze Tuin is de Spiegel die God aan de zielen voorhoudt. Onophoudelijk golven vanuit de Tuin de Woorden van de Allerhoogste over de Schepping heen.
Tot de engelen zeggen zij: "Ziehier het Teken van Mijn macht. Aanschouw en dien de Meesteres van alle zuiverheid". Tot de duivelen zeggen zij: "Ziehier het Teken van Mijn Zuiverheid en Mijn Overwinning. Onder Haar voeten zal alle onreinheid verpletterd worden". Tot de mensenzielen zeggen zij: "Ziehier de in ere herstelde mens, de eeuwig levende Reinheid. Volg Haar na, en vind Mij in Haar terug. Zij zal voor u het Teken zijn van de Bron van dewelke gij zijt uitgegaan, en de Poort door dewelke gij in het Eeuwig Rijk zult binnentreden". |
Met deze eigenschappen bekleed, volbrengt Gods Onbevlekte Lusttuin Haar levensweg op aarde. In Haar geest welt geen enkele negatieve gedachte op. Zij ziet alle zonden, zwakheden en tekortkomingen, en is er bedroefd over omdat deze de vervulling van Gods Plan vertragen. Niettemin beschuldigt Zij niet en veroordeelt Zij niet. Zij kent slechts medelijden met de zwakheden van Haar medemensen, en bidt, offert en boet voor hun bekering en om kracht opdat zij hun zwakheden mogen overwinnen.
In Haar rechtstreekse ontmoetingen met Haar medemensen tracht Zij deze te sterken in hun strijd door Haar uitstraling van Liefde, zachtheid, blijmoedigheid, begrip en kracht. In Haar Hart welt geen enkel negatief gevoel op, geen enkele gesteldheid die Gods Werken in Haar zou kunnen verontreinigen of ontkrachten. In volkomen begrip voor Gods Wijsheid en voor het feit dat Hij voor alles een tijd heeft voorzien, legt Zij Zich neer bij alles wat in de ziel die wel door de erfzonde geschonden is, wrevel zou kunnen verwekken. Zij neemt God niets kwalijk. Zij doet geen enkele toegeving aan bekoringen tot bitterheid, wrevel, wrok, twijfel, haat, jaloersheid, ontmoediging of wanhoop.
Wanneer Zij door de vrouwen van Nazareth betrokken wordt bij gesprekken over het dagelijks leven, spreekt Zij geen enkel woord van misprijzen, roddel, achterklap, laster of verdachtmaking. Zij spreekt weinig, want Zij begrijpt dat de uitstraling, die de vrucht is van het innerlijk leven van de ziel, duizend maal méér zegt dan woorden. Zij begrijpt ook dat woorden de medemens eerder naar het wereldse toe trekken dan naar het Goddelijke, en wat Zij wil, is precies alle zielen in contact brengen met de Bron van Haar onbevlekte Vrede: God. Wanneer Haar gesprekspartner Haar door negatief geladen woorden tot een oordeel zoekt te verleiden of in het negatieve zoekt mee te trekken, antwoordt Zij slechts door een ontwapenende glimlach en een verwijzing naar de almacht van God, met een uitnodiging om alles aan Hem toe te vertrouwen in een zuiver gebed dat vrij is van oordeel of beschuldiging.
Vele vrouwen worden afgeschrikt door Haar onverleidbaarheid. Maria wordt spoedig beschouwd als een 'ongewone jonge vrouw' die 'in een andere wereld lijkt te leven'. Niettemin raakt Zij vele harten door het feit dat Haar 'ongewone' reacties heel consequent ondersteund worden door een onberispelijk, heilig gedrag en een mysterieuze rustbrengende uitstraling vanuit Haar hele Wezen. Nooit ziet een ziel Maria anders dan als een burcht van gelijkmoedig gedrag, die nooit zichtbaar ontdaan noch onbeheerst is. Zij wenst niemand kwaad toe.
Deze deugd treedt in haar volle kracht tot uiting op Golgotha bij het Kruis van Jezus, waar de op dat ogenblik nochtans reeds zeer ver uitgerijpte Maria Magdalena op zeker ogenblik een schimprede afsteekt naar de joden toe, en aanstalten maakt om een steen op te rapen om deze naar de rangen van de bespotters toe te werpen. De Onbevlekte Tuin raakt even de arm van Maria Magdalena aan, bekijkt haar met betraande ogen en fluistert "Laat God Rechter zijn, Mijn zus". Geen enkel negatief woord komt over Haar lippen, Zij kwetst nooit, scheldt niemand uit, wenst niemand kwaad toe, zelfs niet de Farizeeën wier huichelachtigheid alle verbeelding tart. Zij bezit de zelfbeheersing van een ziel die inderdaad 'in een andere wereld leeft'. Haar ziel is Haar zo kostbaar dat Zij deze aan niets op de aarde of onder de aarde zal uitleveren om verontreinigd te worden. Geen wereldse invloed zal ooit Haar meester zijn, want Haar enige leven is het Goddelijke. Na het kruiswoord van Jezus "Vrouw, ziedaar Uw zoon" zal Zij zonder ophouden bidden en offeren opdat deze onschatbare erfenis van een zuiver inwendig leven op Haar kinderen van alle eeuwen zou mogen overgaan.
Aanschouw het verloren Aards Paradijs, opnieuw tot leven gekomen in de Onbevlekte Tuin van de ziel van Maria. En zie Gods verbond van de Laatste Tijden:
Zie Maria, de Onbevlekte Tuin van Mijn welbehagen en Meesteres van alle zielen. Tot Koningin over alles heb Ik Haar bestemd. Van de vruchten uit deze Tuin zult gij eten in tijd en eeuwigheid, opdat gij opnieuw zult worden tot Mijn beeld en gelijkenis. |
2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin
Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die een paradijselijke zuiverheid uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar te worden opgenomen. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien.
"O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden. Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest. Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van Hart en ziel. Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde. Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid. Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel. O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God". |
O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven:
-
Meesteres van mijn ziel, Uw Tuin is volmaakt zuiver omdat U steeds hebt gehandeld, gedacht, gesproken, gevoeld en verlangd in volkomen overeenstemming met Gods verwachtingen. Ik smeek U, herschep de tuin van mijn ziel, opdat ook ik volkomen in overeenstemming moge zijn met alles wat God van mij verwacht.
-
Meesteres van mijn ziel, ik zie de prachtige heesters die Uw Tuin omzomen omdat U niet wil dat enige invloed van buitenaf Uw innerlijke gesteldheden zou verontreinigen. Ik smeek U, schenk mij het vermogen om elke verontreiniging van mijn hart, geest en ziel vanuit de buitenwereld, af te weren.
-
Meesteres van mijn ziel, ik zie hoe U elk schepsel, mensen, dieren en zelfs planten en bloemen, benadert met een zuiver en warm hart. Ik smeek U, laat Uw louterend Vuur in mijn hart branden wanneer ik een medeschepsel begroet.
-
Meesteres van mijn ziel, ik zie hoe U elke ziel die U nadeel berokkent, zonder uitstel in Uw Hart opdraagt aan God opdat tussen deze ziel en Uw Hart in de beide richtingen een golf van smetteloos reine communicatie zou kunnen stromen. Ik smeek U, schenk mij het vermogen om elke ziel die mij ongunstig gezind is, in zuiverheid aan U toe te vertrouwen.
-
Meesteres van mijn ziel, ik zie hoe U Zich verheugt over elke goede kwaliteit van een ziel, en hoe in Uw Hart geen afgunst, jaloersheid of nijd enige kans krijgt. Elk sterk punt in een medemens wordt door U herkend als een kracht die Gods Rijk over de wereld zal afroepen. Ik smeek U, laat in mijn hart nooit meer enig spoor van nijd, afgunst of jaloersheid wortel schieten.
-
Meesteres van mijn ziel, ik zie hoe U elke medemens rein maakt in de ogen van alle anderen. Ik smeek U, weerhoud mij van elk gevoel van misprijzen of elke neiging tot bezoedeling van de naam of het beeld van mijn medemens.
-
Meesteres van mijn ziel, ik zie hoe U nooit enig medeschepsel slaat of pijnigt in lichaam noch geest. In Uw Hart verbindt U het gedrag van mensenzielen en dieren op zo liefdevolle wijze met Gods verwachtingen dat deze door het Licht van Uw ogen tot bezinning en inkeer worden gebracht. Ik smeek U, weerhoud mij van elke neiging om een medeschepsel te pijnigen in lichaam of geest.
-
Meesteres van mijn ziel, ik zie hoe U Gods Voorzienigheid dankt voor alles wat Uw levensweg kruist, want U weet dat Zijn Wijsheid al het onaangename gebruikt als kansen voor de ziel om het maximum uit haar leven te halen in dienst van Gods Plannen en Werken. Ik smeek U, leer mij, geen situatie te vervloeken of geen ziel kwaad toe te wensen, want alles wat mij overkomt, en elk contact, is een nieuwe kans die God mij geeft om mee te werken aan Zijn Plan van Heil.
-
Meesteres van mijn ziel, ik zie hoe U God dankt voor elk ogenblik van Uw leven. Ik smeek U, ontneem mij elke neiging om stil te staan bij mijn verleden, bij alles wat had kunnen zijn doch niet is geworden, want zowel de regen als de zon op mijn weg hebben zin.
-
Meesteres van mijn ziel, ik zie U water halen bij de waterput en hoor hoe vrouwen U betrekken bij hun gesprekken over een afwezige. U glimlacht minzaam en spoort hen aan tot gebed, en tot geloof en vertrouwen in Gods werking in alle zielen. Ik smeek U, leer mij alle roddel en achterklap uit mijn leven te bannen en mijn roddelende medemens aan te sporen tot overgave aan Gods Werken op Zijn Tijd.
-
Meesteres van mijn ziel, zelfs in de meest onaangename situatie met een medemens komen U niets dan zalvende en bemoedigende woorden over de lippen. Ik smeek U, weerhoud mij van elk verwijt of kwetsend woord. Sta niet toe dat ik ooit een medemens zou uitschelden.
-
Meesteres van mijn ziel, ik ben getuige van Uw vurige samenspraken met God. U smeekt Hem slechts om één gunst: steeds precies hetzelfde te willen als Hij. Ik smeek U, breng toch mijn wil en al mijn verlangens in volmaakte overeenstemming met de Uwe, opdat U totaal over mijn wezen en mijn leven zou heersen.
-
Meesteres van mijn ziel, ik zie in Uw Tuin geen enkele onvolkomenheid in bomen noch bloemen, in planten noch vruchten, in bloesems noch bodem, omdat de zonde nooit Uw hoogheilige grond heeft betreden en de slang nooit de grenzen van Uw Tuin heeft overschreden. Ik smeek U, wil mij de genade bekomen, niet meer te zondigen, en de genade van totale vergeving van alle zonden, fouten, tekortkomingen, nalatigheden en elk ogenblik van zwakheid van mijn hele leven.
3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel
De volmaakte zuiverheid is het eerste kenmerk dat de ziel opvalt zodra zij de toelating krijgt tot het betreden van de Onbevlekte Tuin van de ziel van de Koningin van al wat leeft. Deze zuiverheid doordringt alles, alle bomen, heesters, planten en bloemen van deze Tuin. Dat komt omdat de hele begroeiing van de Tuin gevoed wordt uit de allerheiligste grond van het Hart van de Vader, doordrongen wordt van de allerzuiverste lucht van de Heilige Geest, en reeds bij de schepping ervan besproeid is met het Bloed van de Zoon, dat alle onkruid en ongedierte van deze hoogheilige grond weghoudt.
Als Onbevlekte Ontvangenis en Medeverlosseres naast de Messias genoot Maria het uniek voorrecht, reeds bij de schepping van Haar ziel verlost te zijn. In Haar vond het Bloed van Christus dus reeds de volle uitwerking nog vóór de Menswording van Christus. Daarom is de vlekkeloze zuiverheid van Maria in Haar Hart, geest en lichaam bij uitstek de eigenschap die Haar tot volkomen Spiegel van Gods Licht maakt, een volle maan die in de duistere nacht van de zondige mensheid herinnert aan Gods Tegenwoordigheid in de Schepping. De intrede in de zielentuin van Maria is adembenemend: Maria’s adembenemende schoonheid is niets anders dan Gods almacht die uit Haar straalt, want in Haar heeft Hij de voleinding gelegd van alles wat een schepsel aan Goddelijke eigenschappen in zich kan dragen.
God heeft de zielentuin van Maria voor Zich behouden opdat deze op geen enkele wijze bevlekt zou worden en de zielen voor alle eeuwen mogen weten dat deze Tuin de wedergeboorte is van het ongerept Paradijs. De Allerhoogste heeft Maria niet bedoeld als louter beeld voor onze ogen, Hij heeft Haar zozeer één gemaakt met Zijn eigen bestrevingen dat Zij de macht heeft geërfd om algemeen en eeuwigdurend geldende beschikkingen te treffen. Zo heeft de Meesteres Zelf in eenheid met Gods Wil besloten dat Haar Tuin voor alle tijden tot bron van bevruchting zou dienen voor alle zielen die zich totaal van Haar afhankelijk zouden maken. Zo geeft Zij ons, erfgenamen van het Eeuwig Rijk, de volgende onderrichting om Haar eigen lente in zich te helpen voorbereiden:
|
Zodra U met Maria dit verbond hebt ondertekend, begint Haar naleving ervan, en verwacht Zij Uw naleving. Verheug U elk ogenblik van de dag en de nacht, want de lente van het wedergeboren Aards Paradijs is ook voor Uw tuin in aantocht.
2e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria
nederigheid
1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin
In het Aards Paradijs leeft het eerste mensenpaar in volkomen overeenstemming met Gods Plannen. Adam en Eva staan niet stil bij de bijzondere eigenschappen waarmee hun ziel is uitgerust, zij laten het Goddelijk Leven in zich werken, zodat zij maximaal vanuit het hart leven.
Dan komt de grote bekoorder, die erin slaagt om hen te doen leven vanuit de geest: Zij beginnen te denken, te analyseren, te vergelijken. Er wordt zodanig op hen ingepraat dat zij het spontane leven in God laten varen en zich met God beginnen te vergelijken, zoals de bekoorder en zijn gevolg dit zelf hebben gedaan toen de hoogmoed hen greep. De mens valt dus ten prooi aan begeerte: 'Ik wil niet meer aanvaarden dat God mij een grens stelt', en aan zelfoverschatting: Hij ziet zichzelf niet meer als schepsel doch als een wezen dat het Goddelijke als een verworven recht in zich mag dragen. Hij gehoorzaamt niet langer Gods Wet.
De eerste zielen vallen in zonde, en het Aards Paradijs verliest zijn Goddelijke vruchtbaarheid. In Gods gedachten leeft de nieuwe Koningin (Maria) Die de onttroonde koning (Adam) en koningin (Eva) in luister en heerlijkheid zelfs ver zal overtreffen. De Koningin van het laatste Verbond tussen God en de mensenzielen zal niet in een aards paradijs leven, Zij zal Zelf tot Aards Paradijs worden. Met andere woorden: Zij zal niet louter Gods heerlijkheden eten, drinken en ademen, Zij zal deze belichamen. Maria, de Wedergeboorte van het Aards Paradijs, zal Gods Glorie voor de zielen herkenbaar maken.
De Koningin van Gods Glorie is Draagster van het volmaakt Geluk, omdat Zij in de beslotenheid van Haar Hart Gods Liefde in Zich laat bloeien, en niet met Zichzelf begaan is. Zij leeft slechts voor de verwezenlijking van Gods Plan van Verlossing en Heil voor alle zielen. Dag en nacht is Zij inwendig met God verbonden, biddend, smekend, verzuchtend. Zij acht Zichzelf onwaardig en onbenullig, omdat de Schepper de volheid van de Eeuwige Waarheid in Haar Hart heeft gestort en Zij aldus weet dat elke ziel niets anders is dan een klein element in een groot systeem waarbinnen alles volkomen moet samenwerken om de grote doelstelling te verwezenlijken. Zij weet hoe: door Zich weg te cijferen, en door in alles een tegengewicht te vormen voor de misstappen waardoor de oorspronkelijke koning en koningin de teloorgang van het Aards Paradijs hadden bewerkt.
De Koningin van de Eindtijd leeft zo intens in eenheid met God dat in Haar geest geen ogenblik de gedachte rijpt dat Zij buitengewoon en uniek is. Hierdoor verwijlt Haar aandacht slechts heel zelden (uitsluitend wanneer dit noodzakelijk is) bij het werelds deel van Haar Wezen. Eén van de gevolgen hiervan is, dat eigendunk in Haar geen plaats krijgt. Ondanks Haar volmaakte lichamelijke schoonheid, Wijsheid, buitengewone intelligentie en vele andere uitmuntende eigenschappen, gaven en kwaliteiten bloeit in Haar geen spoor van hoogmoed. Zij spelt niemand de les, doet niet uit de hoogte, stelt Zichzelf niet hoger dan Haar medemens. Wanneer Zij een mens ontmoet die kleiner van gestalte is dan Zijzelf, neigt Zij ertoe om te knielen zodat Haar ogen zeker niet hoger komen dan deze van Haar medemens. Zij kleineert niemand. Ondanks Haar op aarde ongeëvenaarde Wijsheid en kennis laat Zij Haar medemens steeds zijn verhaal doen. Zij luistert heel aandachtig naar de predikingen van Jezus, hoewel Gods Geest Haar de Leer van de Eeuwige Waarheid op volmaakte wijze heeft ingestort. In Haar rijpt geen verwaandheid.
Reeds tijdens Maria’s kinderjaren staan de rijpere en wijzere vrouwen van Nazareth versteld over Haar intelligentie, doorzicht en kennis van de profeten van Israël. Niettemin vlucht Zij alle eer, door eerder te luisteren naar onderrichtingen dan te laten blijken dat Zij alles beter kent dan de oudere medemens die de onderrichtingen geeft. Nooit zoekt Zij de aandacht op Zich te trekken. Geregeld wordt Zij (of wordt Haar moeder Anna) geprezen om Haar schoonheid, reeds als heel klein meisje. Daarom gedraagt Zij Zich in de nabijheid van mensen van wie Zij weet dat zij Haar schoonheid bewonderen, zo onopvallend mogelijk.
Reeds als heel klein meisje is Zij Zich ervan bewust dat Zij van God de macht heeft gekregen om wonderen te verrichten zonder enige beperking. Zij zal hiervan slechts enkele malen gebruik maken, en wel wanneer drie voorwaarden vervuld zijn: dat het wonder Gods Plannen dient, dat het wonder volledig in het verborgene kan gebeuren, en dat de eventuele betrokkene Haar aandeel hierin niet over de daken zoekt te schreeuwen. In ieder geval volbrengt Zij geen enkel wonder gedurende het Openbaar Leven van Jezus, want alle aandacht moet naar de Messias gaan. Daarom zal Zij in talloze situaties waarover Zij een onbegrensde macht had, niet van deze macht gebruik maken doch een voorbeeld stellen door voor een verandering van de situatie te bidden, te boeten en te offeren.
Eens, na de Hemelvaart van Jezus, wordt Maria door Petrus opgezocht, die Haar een probleem voorlegt in verband met de jonge Kerk. Zij verzekert de eerste paus dat Zij het probleem aan Haar Zoon zal voorleggen. Dan wordt mij getoond hoe Zij tewerk gaat: Zij meldt aan Johannes (die zowat de functie vervult van Haar 'engelbewaarder' in mensengestalte) dat Zij Zich negen dagen en nachten lang wil terugtrekken uit het openbaar leven. Negen dagen lang eet Zij slechts minimaal, en bidt met een intens Vuur tot de Eeuwige Vader en Jezus.
De Vader zegt tot Haar "Mijn Dochter, heb Ik Jou niet alle macht gegeven over alle zielen, dingen en gebeurtenissen?".
De nederige Tuin antwoordt: "Mijn God, staat U Mij toe dat Ik de zielen, die U aan Mijn zorgen hebt toevertrouwd, een nederig voorbeeld van overgave aan Uw Beschikkingen geef".
Hierop antwoordt de Allerhoogste: "Dan zij het zo. Bid, en in het in Onze Wijsheid beschikte Uur zul Je verhoring vinden".
Ik zie Haar vasten, bidden, vele uren op de knieën liggen, zelfs Zich op de knieën ter aarde werpen, en vele offers brengen. Ik zie ook het resultaat: Maria komt na de negende dag uit Haar kamer te voorschijn, en Petrus valt vóór Haar voeten neer, wenend en dankend, met de woorden "Onze Moeder en Meesteres, U hebt de Hemel bewogen en volbracht wat wij in onze onvolkomenheid niet hebben gekund". Zij spoort Petrus aan om overeind te komen, en zegt: "Mijn zoon en plaatsvervanger van Mijn Schat en Mijn Alles, de deur naar deze genade was reeds geopend door jullie gebed, de Heer heeft slechts behagen gesteld in de heerlijke bloem van jullie geduld". Op de achtergrond zie ik apostel Johannes, glimlachend. Hij is de enige die begrijpt wat hier werkelijk is gebeurd.
Zij die Haar reeds lange tijd kennen, herkennen opnieuw de Vrouw die Zichzelf helemaal buiten het decor zoekt te plaatsen. Zie de Hemelse Bloem in Haar dagelijks leven: Buiten loopt Zij diep verzonken in Haar Hart, waar Zij voortdurend God ontmoet in lofprijzing en dank. Van alles om Haar heen ziet Zij slechts één ding: de nood van de zielen aan het terugvinden van het ware contact met God, de herontdekking van het ware Goddelijk Leven. Voortdurend herhaalt Zij inwendig "O Vader, vervul toch Uw Belofte, laat toch de Messias onder ons komen". Daarbij ontvlamt Zij bij de inwendige voorstelling van de Messias onder het uitverkoren volk van God, en verlangt ernaar om de laagste dienares te zijn van de vrouw die de Messias in haar schoot zou ontvangen.
De nederigheid vervult de mooiste Bloem uit Galilea op een heel natuurlijke en spontane wijze, omdat Haar de immense kracht bekend is waarmee de nederigheid de satan verplettert en eerherstel brengt voor de erfzonde. In Haar kleine huis zinkt Zij regelmatig op de knieën, ook ’s nachts, om God aan Zijn grote Belofte te herinneren en Zijn Glorie te bezingen in talloze zelfgemaakte gebeden en lofprijzingen. Om de zonde van de hoogmoed te vergoeden, stelt Maria Zich het liefst ten dienste van de armen en van hen die in de ogen van de mensheid van weinig of geen tel zijn.
Enkele malen in Haar leven ontmoet de hoogverheven Bloem een ziel die Haar door een inspiratie van de Heilige Geest herkent zoals Zij werkelijk is. Dat is het geval in Haar omgang met Haar aardse levensgezel, Jozef, de heilige timmerman. Wanneer deze Haar tot bruidegom wordt gegeven, zie ik hoe hij voor Haar neerknielt. Zij neemt zijn beide handen tussen de Hare, nodigt hem uit om op te staan, en prijst met zachte stem God voor de weldaden die Hij Zijn volk bewijst.
Hoewel Zij ook jegens Jozef in alle denkbare opzichten superieur is, stelt Zij Zich totaal onder zijn leiding en bescherming. Hij beschouwt Haar als zijn Meesteres, doch Zij gedraagt Zich jegens hem als zijn dienares, tot en met het uur waarin hij na een langdurige ziekte het aardse leven moet verlaten. Hoewel Jozef Haar vereert als een koningin en Haar in alles onderdanig poogt te zijn, overtreft Zij hem heel spontaan in de nederigheid door hem vanuit de diepste kern van Haar Hart ten dienste te staan in alles.
Jaren later ontmoet de jonge apostel Johannes Maria voor het eerst. Ook Jezus en enkele andere apostelen zijn aanwezig. Johannes werpt zich vóór Haar neer en kust Haar de voeten, brandend van Liefde en volkomen onderworpen. Zij herhaalt het gebaar van jaren terug: Zij neemt de handen van de jongeman tussen de Hare, en helpt hem overeind, terwijl Zij Haar Liefde in zijn hart brandt en heel teder naar Jezus kijkt alsof Zij wil zeggen "Door deze akt van nederigheid zij God geprezen in Zijn Messias, Die deze jongeman klaar heeft gemaakt voor de Waarheid".
Reeds vroeg tijdens Haar leven op aarde begrijpt Maria welke macht Haar is geschonken. Zij ziet dit echter vooral concreet na de Hemelvaart van Jezus, wanneer de jonge Kerk zich totaal aan Haar beschikkingen wil overleveren. Niettemin blijft Zij een toonbeeld van nederigheid.
Bij herhaling vraagt Zij Petrus om de zegen van de Allerhoogste voor Zichzelf. De Eucharistie, die Zij vaak bijwoont onder aanvoering van Johannes of Petrus, brengt Zij diep geknield door. Reeds tijdens het leven van Jezus zijn velen er getuige van, hoe Zij tijdens de predikingen van Jezus plots neerknielt omdat Gods Woord wordt verkondigd.
Haar nederigheid onttrekt Haar als het ware aan de ogen van zeer velen, zodat Zij ondanks Haar prachtig uiterlijk voorkomen veelal onopvallend tussen de mensen beweegt. Zo heeft God het gewild voor Zijn besloten Tuin.
Ik zie de Onbevlekte Lelie rustig in gesprek met een groepje andere vrouwen. Het moet tijdens het Openbaar Leven van Jezus zijn. Er wordt mij getoond hoe sommige (mannelijke) voorbijgangers even het hoofd naar het groepje toe wenden, en hoe zij zonder uitzondering uiteindelijk de ogen gevestigd houden op... Maria Magdalena.
Dit illustreert precies wat onze Meesteres mij wil aantonen: Van de vrouwen (het zijn er zeven of acht) zijn onze Meesteres en Maria Magdalena zonder vergelijking de mooiste qua uiterlijke verschijning. Niettemin is er een verschil dat mij in de diepte wordt getoond: Maria Magdalena is een schoonheid die buitengewoon aantrekkelijk is voor de ogen van het lichaam. Zij is vrij groot (ruim 1,70 m), slank, heeft prachtig lang haar (ten dele verscholen onder een sluier), prachtige handen, en een algemeen voorkomen dat indruk maakt. Zij lijkt heel zelfverzekerd.
De Onbevlekte Meesteres is iets kleiner (1,65 m) maar wel nog groter dan het gemiddelde van de vrouwen die ik zie, ook slank, heeft eveneens prachtige handen en prachtig lang haar (dat ook grotendeels verborgen is door de sluier), maar uit Haar ogen straalt iets dat het hart in buitengewone mate in verrukking brengt: een innemende zachtheid, die ik zou kunnen omschrijven als een weemoedig en teder verlangen en een brandende Liefde. Haar schoonheid, die even buitengewoon is als deze van Maria Magdalena, komt echter over als absoluut volmaakt, omdat Zij iets heeft dat zelfs bij de opvallend elegante Maria Magdalena niet in dezelfde mate aanwezig is.
Dit 'iets' is de volmaakte nederigheid, die Haar een ongeëvenaarde zachtheid verschaft, waardoor Zij minder aandacht lijkt te trekken dan Maria Magdalena. God bedient Zich van de nederigheid als van een sluier die de ware schoonheid enigszins verbergt voor ogen die niet door het Vuur van de Heilige Geest worden gericht. De Schepper heeft Maria uitgerust met vermogens zoals geen andere ziel deze ooit heeft bezeten. Door Haar volmaakte eenheid met Gods Wil beschikt Zij over de macht om wonderen te verrichten, doch maakt hiervan nooit gebruik in het openbaar, teneinde niet de aandacht op Zich te vestigen.
In de Onbevlekte Tuin wordt dit alles mij getoond door zeeën van meiklokjes, die bijdragen tot het bedwelmend, verrukkelijk parfum waarvan dit Paradijs doordrongen is. Door hun kleinheid ontsnappen zij gemakkelijk aan het oog dat oppervlakkig om zich heen kijkt, doch eens het oog door hen is aangetrokken, zetten zij het hart in vuur en vlam.
O Goddelijke eigenschap, die mijn Meesteres zo mooi maakt en die Haar de door Haar zo diep beminde mogelijkheid biedt om zich weinig opvallend doorheen Gods Schepping te bewegen: de Vrouw, op de wereldbol een stipje, doch vervuld van oceanen van Goddelijke macht, heiligheid en Glorie.
Zij is het mikpunt van oneindige pogingen vanwege de satan om Haar van Haar grootheid, Haar unieke uitverkiezing, Haar macht en Haar schoonheid bewust te maken, opdat Zij in hoogmoed en verwaandheid zou vervallen en hierdoor Haar buitengewone roeping tot Moeder van de Messias en Medeverlosseres niet in overeenstemming met het grote Heilsplan van God zou kunnen volbrengen. Doch de slang begint te huiveren voor de voeten waardoor de Vrouw hem naar willekeur bedwingt. Zo heeft God het gewild: De belichaamde hoogmoed wordt onder de voet van de belichaamde nederigheid neergedrukt ter aarde, zijn rijk van stof, slijk en ondeugd.
2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin
Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die een innemende nederigheid uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar te worden opgenomen. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien.
"O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden. Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest. Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van Hart en ziel. Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde. Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid. Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel. O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God". |
O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven:
-
Meesteres van mijn ziel, Ik zie hoe U elke verering vanwege een medemens aan God opdraagt en compenseert door Uw eigen nederige dienstbaarheid. Ik smeek U, houd mij voortdurend bewust van mijn nietigheid, en doordring mij van het besef dat ik slechts nut kan hebben voor Gods Werken in de mate waarin al mijn handelingen, mijn woorden en mijn voorkomen vervuld zijn van Uw nederigheid.
-
Meesteres van mijn ziel, U kende het vernietigingswerk dat hoogmoed en trots in de ziel kan aanrichten. Ik smeek U, maak mij steeds kleiner, opdat alle plaats in mijn hart door U bezet mag worden, en geef mij de kracht, mijn tekortkoming toe te geven bij elke fout die ik bega.
-
Meesteres van mijn ziel, ik zie hoe U elke menigte ontvlucht en elke aanleiding om door Uw medemens bewierookt te worden, de kop indrukt door U in Uw Hart met God terug te trekken en onnodige contacten te vermijden. Ik smeek U, vervul mij met afschuw voor de lofprijzingen der mensen, en wek in mij het verlangen naar het verborgen leven met U.
-
Meesteres van mijn ziel, ik zie hoe de kleinen, verstotelingen en armen bij U een gevoel van waardering krijgen en door U in hun hart opgetild worden. Ik smeek U, schenk mij het vermogen om de mens van weinig aanzien met waardigheid te behandelen, opdat ik zijn hart kan helpen genezen van de slagen en wonden van het leven.
-
Meesteres van mijn ziel, geen enkel van Uw woorden is getekend door opschepperij. Ik smeek U, laat uit mijn mond niets dan eenvoud geboren worden, opdat geen ziel zich in mijn tegenwoordigheid minderwaardig moge voelen.
-
Meesteres van mijn ziel, ondanks Uw Wijsheid en Uw volmaaktheid in alle deugden luistert U naar alles wat Uw medemens te zeggen heeft, en stelt U Uzelf niet boven hem. Ik smeek U, leer mij mijn medemens niet steeds te corrigeren, doch in eenheid met hem de vervulling van Gods Werken na te streven.
-
Meesteres van mijn ziel, al Uw doen en laten is gedreven door het verlangen om elke streling van Uw zelfbeeld in de ogen der mensen te verhinderen. Ik smeek U, geef mij de kracht om elke bestreving van prestige voor mijzelf in het oog van mijn medemens te verafschuwen.
-
Meesteres van mijn ziel, Uw unieke eigenschappen en schoonheid kunnen U niet verleiden tot het verlangen naar macht over Uw medemens. Ik smeek U, leer mij, mijn gaven en talenten niet te gebruiken om macht te verwerven, doch voor de bevordering van het Heil van mijn ziel en van andere zielen.
3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel
Het zaad van de nederigheid is klein, doch buitengewoon vruchtbaar. In Maria is het tot volle bloei gekomen en heeft het twee unieke vruchten opgeleverd: Zij heeft het eenmalig voorrecht genoten, de Zoon van God in Haar lichaam te dragen en in volmaakte eenheid van Hart en geest met Hem Haar leven op aarde te voltooien, en Zij is verheven tot Koningin en Meesteres over al het geschapene, met attributen van macht waarmee geen ander schepsel ooit is bekleed: deze van Middelares van alle Genaden, Voorspreekster bij de Troon van Gods Gerechtigheid, en andere. Bij haar rondgang in de Onbevlekte Tuin wordt de ziel niet alleen ondergedompeld in het betoverend parfum van de ongeëvenaarde zuiverheid van het Meesterwerk van de Schepping, zij komt er ook onder de indruk van de buitengewone macht van de Koningin, een macht die de som van de macht van alle andere schepselen samen ver overtreft. Deze macht is Gods antwoord op de ongeëvenaarde nederigheid van Haar Die Hij met deze macht heeft bekleed.
Hoe kan de ziel het zaad van de volkomen nederigheid in zich tot volle bloei brengen?
|
Werp U nu, na deze beschouwing, op de knieën (daadwerkelijk of in Uw hart) voor de Vertegenwoordigster van de Goddelijke macht, de Meesteres van alle zielen, en zeg met Vuur: "Maria, machtige Meesteres van al het geschapene, bevrucht mij met Uw geest van nederigheid, opdat ik Gods Glorie moge verheerlijken in mijn hele wezen, in al mijn doen en laten, in al mijn woorden en gedachten".
3e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria
stilte
1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin
Bij het betreden van de Onbevlekte Tuin wordt de ziel betoverd door de volmaakte stilte die eigen is aan het Goddelijke en alles wat rechtstreeks uit Zijn hand komt. Deze Tuin ademt volmaakte rust, diepe Vrede. De enige beweging die er heerst, wordt veroorzaakt door de adem van de Heilige Geest die als een zachte bries doorheen de bloemen van de deugden en de fruitbomen van de medeverlossende verdiensten glijdt. Zo worden Maria’s verdiensten en deugden eeuwigdurend ononderbroken beademd met de volheid van de heiligheid.
Doordat deze heilige bries in het Hart van God Zelf ontspringt, is hij absoluut en volkomen, en blokkeert hij alle stormwinden die vanuit de wereld deze Tuin zoeken binnen te dringen. Alle indrukken die de Meesteres van alle zielen via Haar zintuigen ontvangt, lijken doorheen een Goddelijke filter te worden geleid. Elke zielentuin is uitgerust met een dergelijk filtersysteem, doch de bomen en heesters aan de grenzen van een tuin die geschonden is door de erfzonde, zijn niet volmaakt gezond, zodat de winden en geuren van de wereld in wisselende mate in de tuin kunnen binnendringen.
De Onbevlekte Tuin is in de diepste zin van het woord een Hemels paradijs: Zijn heilige geuren deinen zachtjes doorheen de Tuin doch worden niet verwaaid. De Onbevlekte Koningin leeft in Zichzelf gekeerd, ingetogen, zwijgzaam. Haar gedachten, gevoelens en verlangen zijn volkomen gericht op het Goddelijke dat Zij in Zichzelf draagt in de hoogste mate waarin dit voor een geschapen Tuin mogelijk is.
Zie de verrukkelijkste der bloemen in Haar leven in Nazareth en tijdens Haar voettochten wanneer Zij Jezus volgt gedurende bepaalde van Zijn predikingsmissies. Zij spreekt zelden, en wanneer Zij spreekt, geven Haar woorden slechts uitdrukking aan de diepe roerselen van Haar prachtig Hart: Zij verkondigt Gods verlangens, zingt Zijn lof, onderricht vrouwen en kinderen over Zijn Wet en Zijn Waarheid, en gebruikt elke aanleiding uit het dagelijks leven om Haar medemens dichter bij Gods Wil te brengen.
Zij spreekt weinig omdat Zij totaal wil opgaan in Haar innerlijk leven. Veel spreken, trekt de ziel telkens opnieuw in de wereld van de zinnen en de uiterlijke waarneming. Slechts in de diepte van haar wezen vindt de ziel aansluiting bij het ware Goddelijk Leven. Maria kent dit volkomen, want Zij weet dat de ware communicatie niet deze is van mond tot oor, doch van hart tot hart. Zo communiceren ook de engelen onder elkaar, en zo communiceert de Schepper met Zijn schepselen.
Geen ogenblik gaat verloren in Maria’s leven: In de stilte van Haar Hart spreekt Zij voortdurend tot God, niet steeds met woorden doch vaak in beelden die uitdrukking geven aan de rijke gesteldheden van Haar Hart. Wanneer Zij hoorbaar spreekt, is Haar stem altijd zacht en melodieus, zodat zielen die Haar aanhoren, als betoverd naar Haar luisteren. Zij verheft Haar stem niet, Zij roept nooit.
Geregeld, wanneer Zij alleen thuis is, zingt Zij zachtjes vóór Zich uit: hymnen, psalmen, en zelfgemaakte (geïmproviseerde) lofprijzingen. Het is alsof Haar inspiratie op dit gebied onuitputtelijk is. Dit alles gebeurt op een toon en met een zachtheid als van een koor van engelen. Ook bidden, doet Zij op heel zachte toon, als in verzuchtingen van diepe Liefde. Heel vaak bidt Zij ook zonder enige klank uit te brengen: heel diep, als in beschouwing verzonken. De zielen die Haar beter kennen, weten dit en durven Haar in deze gesteldheid nauwelijks te benaderen, zozeer straalt de heiligheid uit Haar terwijl Haar hele Wezen in stilte gedompeld is. Zij leeft zo stil dat Zij vrijwel geluidloos door het dagelijks leven lijkt te 'glijden'.
Ik zie Haar bezig in Haar klein huis te Nazareth. Zij bereidt de maaltijden, veegt de vloer, verzorgt Haar mooie tuin of voedert de duiven die Zij houdt, bedient Jozef of de nog jongere Jezus aan tafel, maakt zelf kleren of herstelt ze, of onderhoudt Zich met Jezus. Bij dat alles is Zij overwegend zwijgzaam, spreekt nu en dan heel zacht. Hoewel het huis in Nazareth in de ware zin van het woord slechts uit twee kamers bestaat, kan een ziel die in de ene kamer aanwezig is, vrijwel niet horen dat Zij in de andere aan het werk is.
Ook op straat verplaatst Zij Zich vrijwel geruisloos, uit eerbied voor alle schepselen en omdat Zij Zich klein, onwaardig en nietig voelt. Steeds zie ik diezelfde zalige glans op Haar gelaat. Wanneer Zij buiten is, of bij een raampje staat, lijken Haar ogen geregeld af te dwalen naar de hemel, met een zachte en tedere blik. Wanneer Zij Zich verplaatst, lijkt Zij eerder te 'zweven' dan te stappen: Haar voeten lijken de grond te strelen.
De meeste mensen van Haar stadje krijgen Haar nauwelijks te zien. Zij heet alle zielen van harte welkom, doch zoekt Zelf nooit iemand op tenzij het dagelijks leven of (vooral) het zielenleven dit noodzakelijk of wenselijk maakt, doch steeds vanuit deze ene drijfveer: openingen te zoeken voor Gods intrede in de harten van Haar medemensen. Zij doet dit méér door Haar wijze van zijn, Haar gedrag, de dingen die Zij doet of juist niet doet, dan door woorden.
In de besloten, verborgen diepte van Haar Hart is Zij voortdurend ondergedompeld in de heiligste gevoelens, verlangens en gedachten. Al Haar doen en laten, alles wat in Haar omgaat en alles wat van Haar uitgaat in woorden, gedragingen en louter door Haar verschijning, is totaal en restloos doordrongen van het verlangen om volkomen in Gods Hart verzonken te blijven en de bewegingen van het Goddelijk Hart naar de zielen toe te brengen. Alles in Haar, dorst en hongert naar de vervulling van Gods Plan van Heil voor de mensheid. Alles wat Haar medezielen in Haar tegenwoordigheid opvangen, is een uitstraling van diepe Vrede en onverstoorbaarheid. Inwendig wordt Zij bewogen door een smachtende hunkering die nooit ophoudt, een schreeuwend verlangen naar de manifestaties van Gods Aanwezigheid in de zielen en de grondvesting van Zijn Rijk op aarde.
Hoe dieper Haar innerlijke verzuchtingen, des te dieper wordt de stilte om Haar heen. Alle zintuiglijke invloeden uit Haar omgeving worden in rust opgevangen en verwerkt door hen op dat ene doel te richten: "Hoe kan dit gebruikt of veranderd worden om Gods Plannen te dienen? Wat kan Mijn inbreng daarin zijn?" Als enige richtlijn voor dit alles hanteert Zij Gods Wil, Zijn Plannen die Haar door Haar volheid van Genade bekend zijn en waarvan Zij Zich bedient als basis voor Haar onderrichtingen.
Zij spreekt zelden of nooit een man aan. Het onderricht aan de man acht Zij het uitsluitend voorrecht van Jezus, en van de Heilige Jozef zolang deze in leven is. In bepaalde omstandigheden wijkt Zij van deze regel af, indien de Wijsheid waarover Zij in buitengewone mate beschikt, Haar uitnodigt om dit te doen, of de omstandigheden het noodzakelijk lijken te maken. Zij doet dit wanneer Jezus afwezig is, indien de man een voldoende graad van spirituele rijpheid blijkt te bezitten, indien Zij hiermee Gods grootheid kan prijzen, of indien Zij het noodzakelijk oordeelt om de man voor een zonde of ondeugd te bewaren.
Zo zie ik Haar spreken met apostel Johannes, met wie Zij de buitengewone Liefde voor God (Jezus) in een uitzonderlijke mate kan delen. Ik zie Haar ook spreken met apostel Judas Iskarioth om diens gesteldheid jegens Jezus en jegens de noden van Gods Werken te zuiveren. Ik zie Haar na Jezus’ Hemelvaart ook spreken met Petrus als hoofd van de jonge Kerk, doch hoofdzakelijk pas nadat deze Haar heeft verzocht om Haar adviezen.
Voor het overige spreekt Zij Zelf spontaan tot kinderen om in hen de kennis van, en de Liefde tot, God te vergroten. Ik zie Haar eveneens spreken tot vrouwen in verband met sommige noden van het dagelijks leven en om hen te onderrichten in hun plichten als huisvrouw, als moeder, of als volgelingen van Christus.
In het overgroot gedeelte van de gevallen waarin Maria spreekt, doet Zij dit omdat Zij door anderen aangesproken is. Zij gaat uiterst zelden op bezoek en nodigt ook zelden spontaan anderen uit om Haar te bezoeken. Wel ontvangt Zij zonder aarzeling zielen die Haar willen komen bezoeken.
Haar uitstraling zelf, de wijze waarop Zij naar buiten toe verschijnt, lijkt een filter te vormen voor de mensen die met Haar contact zoeken: Haar heilige ingetogenheid, rust en stilte trekken slechts zielen aan die diepe nood in hun hart ervaren, zielen die werkelijk trachten naar inwendige groei, en zielen die zich willen laten onderdompelen in Haar Vrede en die geen behoefte hebben aan overbodige woorden.
Ik zie hoe vrouwen slechts enkele woorden met Maria wisselen, Haar prachtige, rustige ogen ontmoeten, en gezalfd en diep geraakt van Haar heengaan. Maria’s stilte oefent een onvoorstelbare macht uit op Haar omgeving: Zij bezit het vermogen om te genezen door wat Zij is, eerder dan door wat Zij zegt. Wanneer Zij spreekt, doet Zij dit met een zachte, zalvende stem die vreugde brengt in het hart van de toehoorder, hem diep raakt, en 'iets achterlaat' in de kern van de ziel, waardoor hij plots weer in staat blijkt om de moeilijkheden van het leven aan te kunnen.
Het lijkt alsof Maria’s Liefde en eerbied voor God en voor de onvergelijkbare geschenken die Zij in de allerhoogst mogelijke mate van Hem heeft ontvangen, Haar ervan weerhouden om de uitwerkingen van deze Goddelijke geschenken in Zich te hinderen. Daarom verroert in Haar Tuin geen blad, geen grashalm of geen bloempje tenzij door de bries van Gods Geest. Zij bewaart Gods schatten in Haar Hart, laat ze daar tot het hoogste rendement komen voor de zielen die aan Haar hoede zijn toevertrouwd ('Vrouw, ziedaar Uw Zoon... en alle zielen die in Jezus Uw kinderen zijn geworden'), en legt Haar eigen Wezen verder het zwijgen op, opdat geen enkele verzuchting vanwege Haar Hemelse Bruidegom Haar zou kunnen ontgaan, want 'Mij geschiede naar Uw woord... en daarom wil Ik al Uw woorden kunnen horen'.
Wanneer God grote dingen wil volbrengen, laat Hij dit op Zijn Tijd horen. Zolang Hij niet spreekt, hoort de ziel in zichzelf te keren, in Hoop en vreugde wachtend tot het uur is gekomen om deel te krijgen aan Zijn grote dingen. De Tuin bereikt de volheid van zijn schoonheid in de volmaakte stilte, want dan spreken zijn bloemen, en doen zij dit in het hart (waar God woont) en niet in de oren (die gericht zijn op de wereld).
2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin
Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die een betoverende stilte uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar te worden opgenomen. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien.
"O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden. Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest. Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van Hart en ziel. Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde. Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid. Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel. O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God". |
O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven:
-
Meesteres van mijn ziel, Ik zie in welke mate U Zich uit de buitenwereld terugtrekt en de stilte om U heen koestert. Ik smeek U, help mij, mijn zintuigen en mijn geest tot rust te brengen door de stilte te zoeken, opdat mijn hart zich totaal kan openen voor Gods Geest.
-
Meesteres van mijn ziel, U hebt God in Zijn volheid in Uzelf ontmoet, elk ogenblik van elke dag en nacht. Ik smeek U, laat de heilige stilte van Uw Hart in mijn hart neerdalen, opdat ik de diepe kern van mijn wezen moge ontdekken en er de Goddelijke kiem van heiligheid moge vinden.
-
Meesteres van mijn ziel, ik zie hoe U opgaat in de innerlijke beleving van Uw samenzijn met God. Ik smeek U, druk Uzelf zo totaal in mij, dat mijn hart de stilte moge koesteren als de vervulling van het verbond dat God met mijn ziel heeft gesloten.
-
Meesteres van mijn ziel, ik zie hoezeer U de contacten met de wereld beperkt. Ik smeek U, stort in mij de diepe Liefde tot het inwendig leven, opdat ik de wereld om mij heen moge leren zien als leeg en ijdel, en als een bedreiging voor Gods Werken in mijn ziel.
-
Meesteres van mijn ziel, ik zie hoe Uw Hart gericht blijft op het Hemels Leven. Ik smeek U, schep in mij Uw vermogen om het hart af te sluiten voor alle onvrede en negatieve uitstraling vanuit mijn omgeving.
-
Meesteres van mijn ziel, Uw betrachting om innerlijk in Gods Hart geworteld te blijven, beschermt U tegen alle aantasting van Uw gevoelsleven. Ik smeek U, neem zo totaal bezit van mij, dat mijn gevoelsleven geen schade zou ondervinden van menselijke contacten en indrukken uit mijn dagelijks leven.
-
Meesteres van mijn ziel, Uw Aanwezigheid blijft vrijwel onopgemerkt bij Uw medemens. Ik smeek U, leer mij de stilte en ingetogenheid zozeer lief te hebben dat ik op geen enkele wijze mijn medemens kan storen in zijn zoektocht naar de kern van zijn eigen ziel.
-
Meesteres van mijn ziel, nooit hebt U wereldse elementen in Uw leven voorrang gegeven op de stille beleving van God in Uw Hart. Ik smeek U, schep in mij het verlangen om niet de woordenvloed en de luidruchtigheid der wereld doch het stil samenzijn met God en U in de diepte van mijn hart te zoeken als de grootste schat, want slechts de fluistering van Gods Geest kan in mijn hart de leegte vullen die de wereld erin heeft geschapen.
3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel
Zodra de tuin van Uw eigen ziel bevrucht is met het zaad van de stilte uit de Onbevlekte Tuin, en in U het verlangen groeit om deze rust, deze windstilte, ook zelf te beleven, kan alle begroeiing in Uw tuin (al Uw innerlijke gesteldheden, gewoonten, gedragspatronen, enzovoort) zich waarlijk aan de Meesteres van alle zielen aanbieden, zich als een tapijt van bloemen en gras voor Haar voeten uitspreiden, om dit heilig zaad tot rijping te brengen en Uw tuin te verrijken.
In elke mensenziel kunnen de rukwinden van het werelds leven tot luwen gebracht worden teneinde de verzuchtingen van de Heilige Geest te horen, want Gods Wijsheid wordt slechts gefluisterd. De Meesteres van Uw ziel kan elke wind doen bedaren zodra Haar voeten Uw tuin betreden. Het resultaat van deze gunst zal echter niet volkomen blijven indien U Haar niet Uw tuin ter beschikking stelt om deze te veranderen volgens Haar inzichten en welbehagen. Dit vergt Uw openheid, bereidwilligheid en medewerking.
Hoe kan de ziel de rijping van het zaad van de stilte in zich bespoedigen? Ziehier de aanbevelingen van haar Meesteres:
|
"Mijn Rijk is een Rijk van stilte, want in de volmaakte stilte spreekt Gods Geest in woord en beeld". (de Meesteres van alle zielen, openbaring 28 mei 2006)
4e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria
zachtheid
1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin
In zijn eeuwige lente biedt de Onbevlekte Tuin een aanblik van zachtheid: Het hart wordt er geraakt door de zachte streling van waarlijk Hemelse kleurschakeringen: een harmonie van deugden zoals deze slechts door Gods hand tot stand kan worden gebracht en in stand kan worden gehouden door een heldhaftige wil om niet te zondigen. Alle bloemen en vruchten in deze Hemelse Tuin zijn bekleed met een glans die de zielen naar zich toe trekt omdat deze hen in Gods Licht herkent als draagsters van een genezende kracht die zij nergens ter wereld zullen aantreffen. Maria, de Onbevlekte Meesteres van alle zielen, Bloem der bloemen, oefent over de zielen een macht uit die hen bindt, die hen betovert, die hen onderwerpt en hen op onweerstaanbare wijze ertoe aanspoort om zich totaal aan deze Parel weg te geven. Zij oefent deze macht uit door Haar lieftalligheid, Haar beminnelijkheid, Haar zachtheid en zachtmoedigheid.
In Maria’s gemoed schuilt geen spoor van hardheid. Alle stenen die uit Haar omgeving op Haar Hart terechtkomen, worden erin geborgen en omhuld met de mantel der zachtheid: Zij wordt beschimpt omwille van Haar Zoon Die 'niet is zoals de anderen', Zij wordt overladen met de negatieve gesteldheden, zorgen en lasten en zelfs de druk van de zonden van Haar medemens die Haar opzoekt om genezing te vinden in de zachte uitstraling van Haar prachtige ogen en Haar gelaat dat met een onwezenlijke, onwereldse gloed bedekt lijkt.
Zij voelt de prikken en het boren in Haar Hart bij elke oogopslag naar Haar omgeving toe, want de ogen van Haar ziel zien ononderbroken alle zonden, ondeugden en verborgen zwakheden van alle zielen, en Zij wordt pijnlijk getroffen door alle zondige gesteldheden en ondeugden die Zij bij al Haar medemensen aanvoelt. Ongemerkt streelt Zij dit alles met de tedere golven van Liefde die voortdurend uit Haar Hart over Haar omgeving stromen. Geen enkel negatief gevoel, geen enkele verkilling in Haar Hart. De Onbevlekte Koningin van al wat leeft, is als een zacht strelende lentezon voor alle lijdende en gekwelde zielen.
Elke mens die Haar bezig ziet, tot Haar spreekt, Haar zachte gelaat beschouwt of Haar zachte melodieuze stem hoort, zie ik ontdooien als een winterse akker onder een vroege lentezon. Op volmaakte wijze straalt Zij de warmte van Gods Liefde in de harten.
Ik zie Haar in het huis te Nazareth, biddend terwijl Zij een kledingstuk van de kleine Jezus herstelt. Er wordt op de deur geklopt. Zij kijkt naar de deur, staat onmiddellijk op, langzaam en beheerst, en opent de deur met een gelaat waarop het contact met God een stille vreugde heeft nagelaten. Bij het zien van Haar (opgewonden) bezoekster verschijnt een tedere glimlach op Haar lippen. De vrouw is Haar duidelijk niet bekend, doch wordt omhuld met warmte die haar meteen tot rust brengt. Maria spreekt nauwelijks, doch nodigt door Haar verwelkomende openheid uit tot het uitstorten van een bezwaard hart. Haar bezoekster vertrekt met een hart vervuld van vreugde, moed en Hoop, duidelijk gesterkt en merkbaar lichter van gemoed. De deur van dit beladen hart is geopend met de sleutel der zachtmoedigheid, en het hart gevuld met een warmte en tederheid die geput zijn uit de Bron der Goddelijke Genade.
Door de zachtheid van Haar blik, van Haar gebaren, van Haar woorden en van Haar hele gedrag en gemoed, spreidt Maria een zalving uit over elke ziel die Haar levenspad kruist, en zij die zich werkelijk voor Haar openstellen, worden in de diepte genezen van de effecten van wonden die hun hart voor God hadden afgesloten. In Haar contacten met Haar medemens is Zij nooit opvliegend, onvriendelijk of nors. Steeds lijkt Zij Zich te verplaatsen in een wolk van zacht stralende warmte. Zij laat Zich niet verleiden tot woede of enige uiting van onvrede. Wanneer Haar medemens Haar tart of Haar op één of andere wijze vanuit een negatieve gevoelsatmosfeer benadert, glimlacht Zij slechts en laat Zij Haar innemende zachtheid over het hart van Haar medemens stralen.
Haar grote wapen is het besef dat de mensenziel niet uit zichzelf negatief gestemd is, doch door de satan verleid wordt tot allerlei gesteldheden die de ziel van God en het Goddelijk Leven wegleidt. Om deze reden voelt Zij jegens een medemens die onzuiver is in hart, geest of mond, niets dan medelijden. Zij weet dat de zachtmoedigheid een machtig geneesmiddel van Gods wege is.
Zelfs dieren trekt Zij op een heel opmerkelijke wijze aan: In Haar nabijheid gedragen zij zich als buitengewoon tam, en zoeken zij door Haar aangeraakt te worden. Zelfs als eerder onbetrouwbaar beschouwde dieren vleien zich aan Haar voeten neer. Zelf behandelt Zij elk dier met een warme tederheid.
De zachtheid van het Onbevlekt Hart vloeit voort uit Haar onmetelijke zuiverheid: Zij ontleent het vermogen van een volmaakte zachtheid uit de onbegrensde mate waarin Zij Gods Licht en Zijn levenskracht in Zich opneemt. Dit komt doordat Haar ziel onbevlekt ontvangen is en hierdoor geen enkele belemmering ervaart in de communicatie met God: De ziel van Maria is nooit gewond door de zonde, en laat daarom de Goddelijke Liefde onbelemmerd stromen. Hierdoor is het alsof Zij Haar leefwereld benadert doorheen een Goddelijke filter: Alles wat Zij waarneemt en wat niet in overeenstemming is met Gods Wet, wordt onmiddellijk 'verzacht' in Haar gemoed, en vanuit die zachte bedding reageert Zij naar Haar medemens toe, totaal vervuld van tederheid, barmhartigheid en begrip voor het feit dat de zielen van al Haar medemensen wél gewond zijn door de erfzonde, en hierdoor niet in alle omstandigheden volmaakt handelen.
Bovendien vloeit Haar zachtheid voort uit de betrachting om alle zielen te redden. Zij ziet elke ziel als een broos en breekbaar bloempje, dat Zij met zachtheid en tederheid moet behandelen opdat het zou genezen. Dus neemt Zij het teder in Haar handen, zoekt zijn levenskracht te verhogen, en tracht het met al Haar macht in verbinding te brengen met God. Omdat Zij dit op grond van de Wet van de Goddelijke Gerechtigheid slechts mag doen wanneer de ziel Haar dit toestaat, tracht Zij de vrije wil van de ziel te winnen voor dit ideaal zodat de ziel zelf bereid wordt om haar vrije wil aan Maria over te dragen. Zodra de ziel heeft begrepen, en er ten volle op vertrouwt, dat Maria haar naar het Ware Heil brengt, geeft zij zich aan Haar over en aanvaardt zij Haar als haar Meesteres.
Door deze overgave kan de zachtheid van Maria haar ware macht ontplooien: Zij brengt in de ziel de ervaring van de Ware Liefde, en de ziel begint haar ongeloof, haar twijfels, haar geremdheden en haar ondeugden af te zweren. Zo leidt Maria’s zachtheid zielen naar diepe bekering, door in hen het geloof in een God van Liefde te herstellen. Dit is het effect van de wandeling in de Onbevlekte Tuin. De ziel op verkenning in Maria’s Wezen wordt geraakt door de overvloedige tekenen van Gods Werken in deze Tuin, en wordt voortaan gedragen door Hoop, moed en vreugdevolle verwachting naar haar eeuwige toekomst toe.
2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin
Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die een betoverende zachtheid uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar te worden opgenomen. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien.
"O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden. Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest. Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van Hart en ziel. Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde. Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid. Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel. O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God". |
O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven:
-
Meesteres van mijn ziel, ik zie de onverstoorbare zachtmoedigheid in Uw optreden jegens Uw medemens. Ik smeek U, druk in mijn hart Uw eigen begrip en geduld ten aanzien van alle zielen, opdat ik hen steeds zou benaderen met de zachtmoedigheid die gekwelde zielen zalft met Hemelse balsem.
-
Meesteres van mijn ziel, ondanks alle lasten van Uw leven hebt U nooit anders gesproken en gehandeld dan vanuit de diepste zachtaardigheid. Ik smeek U, leef zo intens in mij dat ik de kracht moge vinden om mij zelfs bij overbelasting nooit te bezondigen aan enige overreactie, norsheid of opvliegendheid.
-
Meesteres van mijn ziel, nooit hebt U enige teleurstelling of moeilijkheid op Uw medemens afgereageerd. Ik smeek U, ban uit de kern van mijn wezen elke neiging tot woede of tot verlies van mijn zelfbeheersing, want ook ik verlang ernaar, God en U in elke ziel te dienen door een vlekkeloze naastenliefde.
-
Meesteres van mijn ziel, ik zie U leven alsof U nooit enige ballast uit het verleden met U meedraagt. Ik smeek U, wil mijn hart en geest zuiveren van elke onverwerkte teleurstelling of negatieve herinnering, die in mij de onvrede kan laten sluimeren die mij van alle ware zachtheid berooft.
-
Meesteres van mijn ziel, Uw hart verkeert in volkomen Vrede, want U bent vrij van elke ondeugd, zonde, tekortkoming of nalatigheid. Ik smeek U, verander mij zo totaal volgens Uw eigen beeld dat ik niet langer een hekel aan mijzelf zou krijgen, want ook ik ben een werk van Gods handen, en elke onvrede over mijzelf verhindert mij om Uw Liefde over mijn medemens uit te spreiden als een deken van geborgenheid.
-
Meesteres van mijn ziel, ik zie Uw volmaakte openheid voor Gods Liefde, en de onbevangen Vrede waarmee U hierdoor Uw medemens benadert. Ik smeek U, voltooi Uw Werken in mij, zodat Uw eigenschappen mijn hart en ziel zozeer vervullen en beheersen dat ik niet langer mijn eigen grootste vijand zal zijn, want alle zachtheid in woord en daad is de dochter uit het huwelijk tussen Gods Liefde en het vertrouwen dat het goede ook in mijn eigen ziel wortel heeft geschoten.
3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel
De Onbevlekte Tuin van Maria’s ziel is een paradijs van Hemelse vruchtbaarheid, een bron van rust, Vrede, zaligheden en... geneeskracht voor de zielen. De macht om zielen tot in hun diepste kern te genezen, stroomt in hoge mate uit van Maria’s zachtheid, zachtaardigheid en zachtmoedigheid. De ziel die hier werkelijk naar verlangt, kan in de Onbevlekte Tuin zaad verzamelen waaruit ook in haar eigen bodem geneeskrachtige bloemen kunnen opschieten. De zachtheid die van een ziel uitstraalt, is wellicht de zuiverste getuige van de Tegenwoordigheid van Maria Zelf in de kern van haar wezen. Een zachte uitstraling maakt een ziel tot een spiegel van Maria en tot een 'radiator' van de Centrale Verwarming die God voor de hele Schepping is.
Hoe kan de bodem van een ziel voorbereid worden op de zaaitijd voor zachtmoedigheid? Laat de Meesteres van alle deugden en van alle zaad uit Gods Hart U onderrichten:
1. Zorg ervoor, met Uzelf in het reine te komen. Zolang een ziel haar verleden met zich meedraagt, er geregeld naar terugkijkt en zich laat beïnvloeden door herinneringen, kan zij gehinderd worden om in het heden haar levenstaken uit te voeren met een vrij hart. Zij verspilt een groot gedeelte van haar energie, haar levenskracht, aan gepieker, bitterheid, gevoelens van wrok, wrevel of teleurstelling, negatieve gevoelens over andere zielen en vaak ook over zichzelf: 'Waarom is dat ooit gebeurd? Waarom heeft die dat gedaan? Hoe anders zou alles geweest zijn indien dit of dat niet of anders was gebeurd! Kon ik dat maar opnieuw doen!'. Vele zielen blokkeren zichzelf grotendeels door denken, piekeren, zelfverwijten, overwegen, twistgesprekken in gedachten,... Zij worden ontevreden en bitter, en emotioneel oververmoeid. De eerste deugd die hieraan opgeofferd wordt, is de zachtmoedigheid: Deze zielen worden gemakkelijk opvliegend, nors, lichtgeraakt, onvriendelijk, kortaf, zelfs de aanblik van hun gelaat wordt harder, alsof zij helemaal onder spanning staan en niet meer loskomen. Zij moeten het ventiel openstellen en de inwendige spanning loslaten, niet in de eerste plaats tegenover een medemens, maar tegenover Maria, in een akt van totale toewijding en in een sacramentele Biecht bij een begripvolle en fijngevoelige priester. Naarmate de ziel van al deze ballast geledigd raakt, zal zij inwendig ontspannen, rust en Vrede vinden in zichzelf, en zachter worden naar buiten toe. 2. Zorg voor voldoende rust in geest en lichaam. Niet elke ziel kan even goed overweg met overbelasting en oververmoeidheid. Maria bewaarde ook in de talloze lasten van Haar aardse leven Haar zelfbeheersing en Haar vermogen om Haar eigen noden en Haar eigen gevoelens zo totaal terzijde te schuiven voor Haar medemens, dat Zij Haar zachtheid volmaakt bewaarde. De ziel die volop gevormd wordt in haar spirituele ontwikkeling, kan moeilijkheden ondervinden in deze constante strijd met zichzelf en haar inwendige druk. Daarom is het belangrijk dat de ziel in haar eigen leven een gulden middenweg zoekt om haar roeping optimaal na te volgen doch eveneens tijdig inwendig tot rust te komen. Het evenwicht tussen het werk in dienst van God enerzijds, en de rust anderzijds, zal bij ieder op een verschillend punt liggen, en kan verschuiven naargelang de ziel ontwikkelt in het loskomen van het werelds element van haar innerlijk leven. Bid veelvuldig tot Maria: "Hemelse Meesteres, schenk mij het vermogen om Uw rust in mij te bewaren. Laat mijn hart Uw Vrede ervaren. Schenk mij kracht in lichaam en ziel". 3. Leef in het volle besef van het komend Eeuwig Leven. De ziel die zich gedurende al haar levensuren volkomen bewust is van het feit dat zij niet voor de wereldse dingen leeft doch voor de Gelukzaligheid die erna kan komen indien zij haar leven volkomen leidt volgens Gods Wetten, laat zich voeden uit een Hemelse krachtbron: Zij kan hierdoor een geleidelijk groeiende bovenwereldse Hoop ervaren die haar inwendig steeds dieper zal vervullen met gevoelens van Ware Vrede, rust, geborgenheid, moed en vreugde, en een diepe bevrijding doordat de ziel zich steeds minder de gevangene van haar wereldse invloeden en gedachten voelt. Zij begint steeds méér te leven alsof zij niet echt meer in de wereld hoort, en niet echt meer door het wereldse geraakt kan worden. Deze ervaring brengt een groeiende zachtheid in de ziel: Zij laat zich zachtjes 'in het Hart van God wegglijden' en leeft nog slechts om het goede te doen zolang zij dit nog kan, met andere woorden zolang haar aardse leven nog duurt (dit kan nog jaren zijn, doch ook nog slechts één dag). |
De Meesteres van alle zielen zegt op 6 januari 2007:
"Zelden behangt de mens zich met de drie ware sieraden, die niet de wereld doch de Hemel naar hem toetrekken: de blijmoedigheid, de zachtmoedigheid, en het protestloos lijden. Deze drie edelstenen maken de ziel zo mooi dat zij de engelen aantrekken en betoveren. Om die reden ervaart de ziel in de staat van blijmoedigheid, zachtmoedigheid en protestloos lijden een ware Hemelse Vrede, een diep, stil en ingetogen Geluk dat haar in staat stelt om de stormen der wereld te trotseren. De ware schoonheid van de ziel bloeit uit het zaad van de blijmoedigheid, de zachtmoedigheid en de aanvaarding van al haar beproevingen. Een ziel in een gesteldheid van ontevredenheid, matheid, opstandigheid en norsheid stoot de engelen af, en maakt de duivelen nieuwsgierig als wolven die een prooi hebben geroken". |
5e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria
blijmoedigheid
1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin
Hoezeer toch is de Onbevlekte Tuin een spiegel van de Hemel. Het lijkt wel of de Schepper van alles wat Hij ooit heeft gemaakt, de ware levenskern, de diepe schoonheid, in Maria heeft samengebracht, alsof het Hem behaagde om Zijn Schepping in één oogopslag te kunnen bewonderen door Zijn ogen op Maria alleen te vestigen. De ziel die Maria beschouwt, ziet en voelt alles wat ooit aan schoonheden en zaligheden uit Gods Hart is opgeweld.
De eindeloze buitenaardse schoonheden, heerlijkheden en zaligheden die samen de Onbevlekte Tuin vormen, baden in het zuiverste Goddelijk Licht: het Licht van de volmaakte blijmoedigheid, die wordt gesymboliseerd door de wolkenloze hemelsblauwe lucht boven de Tuin. De stralend blauwe lucht bekleedt de Tuin met een deken van Hemels Licht. Zo wordt het Licht van God Zelf tot mantel van deze volmaakt heilige Ziel. Het stralend Licht uit de Hemel verleent de Tuin een buitengewone uitstraling. Elke ziel die deze Tuin bekijkt, ervaart in het hart de uitwerkingen van Gods levenskracht. Alles in deze Tuin is zo doordrenkt van het allerzuiverste Licht dat niet het geringste spoor van duisternis er een plaats kan krijgen. Het Licht dringt in alle eigenschappen en elementen van deze Ziel zo diep door, dat elk bloempje, elk blad, elke vrucht, met volle teugen van het Licht drinkt.
Zie Maria in Haar huisje, op de wegen en in de velden van Israël. Het lijkt alsof Zij Licht uitstraalt. De tevredenheid met alles wat het lot Haar voor de voeten legt, schenkt Haar het vermogen om alle somberheid, alle duisternis in Haar omgeving te breken. Wanneer Zij een medemens aankijkt, is het alsof Haar ogen dwars doorheen zijn wezen kijken tot in de kern van zijn ziel. Het lijkt wel alsof Haar ogen bronnen zijn van lichtstralen die Haar het vermogen schenken om zelfs de meest duistere ziel totaal te doorgronden. De mens die in Haar ogen kijkt, ziet daarin de Hemel zelf, want deze ogen zijn de spiegels van een ziel waarin alle eigenschappen 'vergoddelijkt' lijken: Deze Ziel is ver boven het gewone menselijke verheven.
Alle gedragingen van de Onbevlekte Meesteres van alle deugden worden geboren uit een inwendige vreugde die Haar in alle omstandigheden voortdrijft. Deze vreugde vindt haar oorsprong in Haar eenheid met God in denken en voelen. Zij richt al Haar doen en laten op de verwezenlijking van Gods Plannen en Werken met de mensheid, en haalt Haar enige inspiratie voor al Haar woorden en gedragingen louter en alleen uit God en uit het feit dat Zij Zich goed bewust is van Haar roeping en Haar levenstaak. Hierdoor wordt Zij niet meer afgeleid door minder belangrijke dingen.
De vrucht van dit alles is blijheid, vreugde, door het besef dat alles wat op Haar levensweg komt, nut heeft, van Gods Voorzienigheid afkomstig is, en Haar geschonken wordt als steeds nieuwe kansen om het maximum uit Haar uren op aarde te halen. Voortdurend verwondert Zij Zich met diepe maar ingetogen vreugde over de volmaakte Wijsheid en Liefde van God Die alles in Haar leven zodanig regelt dat Zij een maximale vruchtbaarheid aan Haar levensdagen kan geven.
Maria’s blijmoedigheid en onverstoorbaarheid van gemoed komt voort uit het gevoel dat Zij in feite reeds volop boven de wereld leeft, doch nog steeds Haar lichaam leent tot de volbrenging van Gods Werken op aarde. Maria’s inwendige blijheid zorgt ervoor dat Zij lichtvoetig reist, zelfs op de meest doornige meters van Haar levensweg. De meeste van Haar medemensen merken niet eens wanneer Zij inwendig lijdt: Zij is niemand tot last, en Haar lijden voltrekt zich zo onopvallend dat het lijkt of Zij zweeft en door engelen gedragen wordt. Deze lichtheid komt uit de blijmoedigheid van Haar Hart. Zij heeft volmaakt begrepen hoe relatief alles is, en hoe vlug het voorbij gaat voor de ziel die er mee omgaat zoals God het verlangt: in innige toewijding en aanvaarding.
Elke beproeving die Haar pad kruist, maakt Zij tot Haar slaaf door de wijze waarop Zij deze benadert: Zij beschouwt de beproeving van meet af aan als overwonnen. Deze ingesteldheid verleent Haar een onoverwinnelijke macht over alle invloeden uit Haar omgeving en over alle omstandigheden van Haar dagelijks leven. Haar onwankelbaar Geloof en vertrouwen in Gods leiding ontledigt ononderbroken Haar Hart van alle zaad van mogelijke twijfel, ontmoediging of angst, waardoor Zij Zich vrij en blij voelt, en Zij elke beproeving onder Haar voeten legt.
Zo komt het dat Maria Zich op Haar levensweg niet stoot aan de talloze stenen, doch ze stuk voor stuk onder Haar voeten verpulvert tot stof dat de satan verblindt. Elke aanval die de krachten der duisternis tegen Haar Hart richten, wordt erin ontkracht, want de blijmoedigheid heeft in Haar Hart een fundering van Goddelijk Licht opgetrokken, waarin alle duisternis verzinkt als in drijfzand. Zo wordt elke duistere kracht tot Haar slaaf. De blijmoedigheid bouwt rond het hart een vestingmuur waarop de pijlen van vele bekoringen afketsen, want de blijmoedige ziel heeft haar vervulling gevonden in de zekerheid dat alle lijden zinvol is en dat elke omstandigheid van het leven de ziel ofwel tot slaaf ofwel tot meesteres kan maken. Maria heeft alle menselijkheid in Haar gedrag aan Haar Wil onderworpen door Haar ogen niet meer te laten afleiden door de schijnvertoningen van de wereldse gebeurtenissen, doch ze gevestigd te houden op de blauwe hemel, waaruit Gods Licht in overvloed in Haar ziel stroomt en er alle duisternis onwerkzaam maakt.
Om deze reden voelt elke ziel zich bij Maria op haar gemak: Zij straalt Gods Tegenwoordigheid uit over Haar hele omgeving, en laat de zon opgaan in vele verduisterde zielen, zodat ook deze opnieuw geloven in het Goddelijk Licht, en op grond van een teruggevonden blijheid hun levensopdracht vruchtbaar kunnen maken. Zo leert Zij de zielen dat een blijmoedig mens kan worden tot een hand waarmee God Zijn Werken op aarde voltooit.
De Moeder van Smarten en blijmoedigheid: Twee schijnbaar niet met elkaar verenigbare gesteldheden versmelten in deze volmaakte Ziel tot een Tempel van zelfofferande en verheerlijking. Maria lijdt vrijwel ononderbroken. Haar volkomen doorzicht in, en kennis van, de zonde in alle zielen, maakt Haar levensweg tot een kruisweg van doornen en hartenleed. Alle volkomen gelukzaligheden waarvan Zij weet dat God ze over de zielen wil uitstrooien, worden door de zonde tegengehouden. Het gevolg is een wereld die verzinkt in onnoemelijke ellende, omdat de zielen steeds verder van Gods Plannen afdrijven. Maria heeft Haar levensweg ter beschikking gesteld om deze muur tussen God en de zielen te slopen door Haar eigen leed. Desondanks zinkt Haar Hart nooit weg in echte droefgeestigheid noch in aanhoudend sombere stemmingen. De blijmoedigheid blijft heersen, terwijl in de diepste kern van Haar Hart de molen van de Liefde de effecten van de zonden blijft vermalen, wat Haar Hart zonder ophouden laat bloeden. Deze molen haalt zijn brandstof echter uit de blijmoedigheid, die wordt gevoed door een waarlijk Hemelse Hoop: Maria leeft vanuit de innerlijke zekerheid dat alles vruchten draagt, en dat de duisternis nooit het laatste woord heeft.
Tussen de avond na de Kruisdood van Jezus en de ochtend van Zijn Verrijzenis lijkt Zij Haar blijmoedigheid te verliezen en in een depressieve stemming te vervallen. Haar gesteldheid heeft in zich echter niets menselijks: Haar vreselijke kwelling is niets anders dan een samenvloeiing van alle pijnen die Haar Hart reeds drieëndertig jaar lang heeft verduurd naar aanleiding van de zondigheid en de verblinding der zielen. Zij laat Zich door de Wet van Gods Gerechtigheid meedrijven naar de absolute diepten van de uitboetende Smart, en maakt hierdoor mogelijk dat het Zwaard van Smarten niet slechts Haar Hart doch tegelijkertijd de uitzichtloosheid van de dwalende zielen verscheurt, want Zij moet in alles één zijn met Haar Goddelijke Zoon, Wiens Hart aan het Kruis doorboord is. Anders zou de Verlossing niet volkomen zijn. Haar Hart moet in die uren uitgeperst worden, opdat het onzichtbaar bloed van Haar Tranen nog vóór de Verrijzenis totaal met het Bloed van de Gekruisigde vermengd kan worden. In dit verscheurde Hart straalt het Goddelijk Licht in die uren in zijn grootste intensiteit.
Zo leert de Moeder van Smarten dat de droefheid om de slechte staat van genade der zielen, de blijmoedigheid niet in de weg staat. Indien dit wel het geval is, is de droefheid onvolkomen, dit wil zeggen verontreinigd: Droefheid in het hart die de ziel van de blijmoedigheid berooft, is een droefheid die wordt gevoed door wereldse invloeden en wordt afgebogen door een gebrek aan Hoop en vertrouwen. Waar de invloeden der wereld hun weg kunnen gaan, kan het Goddelijk Licht niet meer stralen en kan de ziel geen echte blijmoedigheid meer ontwikkelen.
2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin
Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die een opwekkende blijheid uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar te worden opgenomen. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien.
"O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden. Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest. Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van Hart en ziel. Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde. Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid. Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel. O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God". |
O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven:
-
Meesteres van mijn ziel, ik zie Uw volmaakte eenheid met Uw Goddelijke Zoon, en Uw blijmoedig optreden naar Uw medemens toe. Ik smeek U, richt mijn hart zo totaal en onverstoorbaar op God dat ik steeds de ware Vrede van Christus in mij moge ervaren, opdat ik mij over mijn hele levensweg zou kunnen verheugen.
-
Meesteres van mijn ziel, U had vrede met alle beproevingen en lasten van het dagelijks leven. Ik smeek U, maak mij bewust van de vruchtbaarheid van alle levenslasten voor mijn ziel, opdat ik de doornen moge liefhebben als geschenken van Gods Voorzienigheid.
-
Meesteres van mijn ziel, U hebt geleefd vanuit de zekerheid dat alles goed is omdat God alles bestuurt indien de ziel vast in Hem gelooft. Ik smeek U, versterk mijn Geloof, opdat ik de vrijheid moge ervaren van de ziel die weet dat in haar leven slechts gebeurt wat goed is voor haar.
-
Meesteres van mijn ziel, ik zie U een leven leiden van innerlijke vrijheid. Ik smeek U, help mij de lasten van het leven op de juiste wijze te dragen, opdat ik niemand tot last zou zijn en niemand zou bezwaren op zijn eigen zoektocht naar Gods Liefde.
-
Meesteres van mijn ziel, Uw lichtvolle Aanwezigheid was steeds een zalving voor Uw medemens. Ik smeek U, schenk mij het inwendig Licht dat mij in staat zal stellen, door een standvastige blijmoedigheid in deze duistere wereld een streling te zijn voor vele harten die de zon in hun leven niet meer zien opgaan.
3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel
Echte totale toewijding aan Maria kan vergeleken worden met een begrafenis van Uw ziel, Uw geest, Uw hart, Uw lichaam, Uw wil en Uw hele levensweg van geboorte tot en met het laatste ogenblik, in de allerheiligste grond van de Onbevlekte Tuin. Het is een proces waarbij U Uzelf levend begraaft, want in feite sterft in U slechts al het wereldse, om plaats te maken voor een ware verrijzenis van alle hogere niveaus van Uw wezen. Tijdens dit proces (dat zich in een snel tempo kan voltrekken, doch in bepaalde opzichten een leven lang duurt) stort Uw Hemelse Meesteres handenvol zaad in U uit, opdat Uw zielentuin zo spoedig mogelijk op de Hare moge beginnen te lijken: Zij wil er de bloemen (deugden) en vruchten (verdiensten) in terugvinden die Haar het gevoel geven, in U evenzeer 'thuis te zijn' als in Haar eigen Tuin. Eén van de zaden die Zij als eerste in U zal uitstrooien, is dat van de blijmoedigheid, dat in U de ontvankelijkheid voor het Goddelijk Licht optimaal moet maken, en U moet helpen om dit Licht volkomen te verwerken en het over Uw omgeving uit te stralen om veel vrucht voort te brengen.
Zaad in Uw bodem gestort te krijgen, biedt geen garantie dat het ook werkelijk zal ontkiemen. Of dit gebeurt, en hoe snel en hoe efficiënt, zal afhangen van Uw eigen medewerking en Uw overgave aan Maria’s heerschappij over U en Uw leven. Oprechte blijmoedigheid is daarom vaak één van de meest opvallende tekenen van een gevorderde overgave aan Maria.
Laat de Meesteres van alle zielen U onderrichten over de wijze waarop U het zaad van de blijmoedigheid in Uw eigen ziel tot vrucht kunt brengen:
|
6e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria
gehoorzaamheid
1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin
De Onbevlekte Tuin bevat een element dat volkomen uniek is in Gods Schepping: de boom van de kennis van goed en kwaad. God had deze boom in het midden van het Aards Paradijs geplaatst, en had aan het eerste mensenpaar verboden om van de vruchten van deze boom te eten. Lucifer fluisterde Eva in om dit toch te doen, en beloofde haar dat zij hierdoor gelijk zou worden aan God in kennis, Wijsheid en macht. De eerste koningin van de Schepping gaf gevolg aan deze bekoring, en verleidde haar gezel (Adam) ertoe, haar voorbeeld te volgen. Deze handeling werd de eerste zonde, waarvan de gevolgen voor eeuwig op alle mensenzielen zouden overgaan. Daarom is sprake van de erfzonde: de eerste zonde van ongehoorzaamheid aan Gods Wet. Door deze zonde werd de teloorgang van het Aards Paradijs ingeleid.
De Allerhoogste liet Zijn oorspronkelijk Plan met de mensheid niet los, en in Maria schiep Hij de ware en eeuwigdurende Koningin over de mensheid, Die in Zich alles zou dragen wat God in Zijn Scheppingsplan had voorzien. In Haar prijkt ook de boom van de kennis van goed en kwaad. Maria is onbevlekt ontvangen, wat betekent dat Haar ziel als enige niet het litteken van de erfzonde draagt. In Haar staat de boom van de kennis van goed en kwaad niet als een beproeving op Haar gehoorzaamheid (ook al is Gods Wet nooit veranderd), doch als een teken voor de volmaakte bruiloft tussen Haar Wil en Gods Wil. Deze volmaakte bruiloft is bezegeld met de ring van de volmaakte gehoorzaamheid. Maria’s Liefde tot de Schepper is zo absoluut dat Zij nooit Zijn Wet zou overtreden. Overigens zou Zij er op geen enkele wijze behoefte aan hebben om van de vruchten van deze boom te eten, want Zij draagt de boom in de Tuin van Haar ziel omdat Zij de Heilige Geest Zelf in Zich draagt, en de boom van de kennis van goed en kwaad kan worden beschouwd als een vast onderdeel van het Hart van Gods Geest.
Vanuit de wortels van deze boom wordt de Onbevlekte Tuin tot in zijn verste uithoeken doordrongen van de essentie van het Goddelijk Leven. Maria heeft met de Allerhoogste een eeuwigdurend verbond van eenheid van Hart gesloten: een volkomen eenheid van Wil die het Haar onmogelijk maakt om ook maar in het geringste van Gods Plannen en bedoelingen af te wijken. Daarom houdt de aanwezigheid van de boom in Haar ziel voor Haar geen enkele bekoring in: Maria bezit deze boom, omdat Zij, in de mystieke zin van het woord, de Heilige Geest bezit, en Zij op grond van het eeuwigdurend verbond van eenheid van Wil tussen God en Haar, voor alle eeuwigheid deelt in de vruchten van de boom. Zij deelt erin, niet door er uit eigen beweging van te eten, doch als een verworven recht: De Allerhoogste Zelf voedt de bodem van Haar ziel ermee, want Maria bezit het uniek voorrecht van de volheid van het Goddelijk Leven, en heeft dit voorrecht ten volle gerechtvaardigd door een leven in volmaakte gehoorzaamheid aan de Goddelijke Wetten, Plannen en Werken.
Zie de Schepping vele eeuwen na de teloorgang van het Aards Paradijs. De Schepper is vastberaden om de overgrote Liefde die Hij aan de mens wilde geven, doch die vanwege de zondeval van het eerste mensenpaar, de schending van het verbond tussen God en de zielen, niet is beantwoord, op één of andere wijze in volkomen toestand in de zielen te leggen. In volkomen toestand kan dit slechts gebeuren in een ziel die de vreselijke wonde van de erfzonde niet in zich draagt. Dit zal de ziel zijn die de nodige menselijke tussenkomst moet verzekeren om Gods Zoon als Mens ter wereld te brengen: een volkomen geheiligde Vertegenwoordigster van het menselijk geslacht. God smelt al Zijn Liefde samen in de schepping van deze prachtigste en meest volmaakte van alle zielen: Maria, Die Hij reeds vóór Haar geboorte in het mensenlichaam verheft tot Koningin en Meesteres van alle zielen van alle tijden, en Die Hij ook reeds vóór Haar geboorte in deze verheven hoedanigheid voorstelt aan de engelen. Zij wordt begiftigd met de volheid der Genade, wat betekent dat Zij een volrijp verstand, een volkomen Wijsheid en kennis en een voltooide heiligheid krijgt. Zij wordt in het onbewuste van Haar geest geïnformeerd over de unieke levensopdracht die Zij zal vervullen als Moeder van de God-Mens, Medeverlosseres van de mensheid en Meesteres van alle zielen. Zij spreekt (reeds vóór Haar geboorte in het vlees) Haar toestemming uit, waardoor Zij dit uniek verbond met God ondertekent met Haar Wil, die Zij hierdoor volledig laat overvloeien in het verbond. Daarna verbergt de Allerhoogste dit gebeuren in Maria’s onderbewustzijn en laat Haar ziel geboren worden in een vrouwelijk lichaam.
De Onbevlekte Ontvangenis leidt een jeugd in een gesteldheid van opvallende inschikkelijkheid met alles wat God voor Haar voorziet. Dan komt die lentedag waarop voor God de volheid van de Tijd is gekomen om het Plan van Verlossing van de zielen in zijn laatste fase te brengen, en Hij stuurt de Aartsengel Gabriël naar de jonge Maagd om het verbond van eenheid met Gods Wil een tweede maal te ondertekenen: nu in Haar volle bewustzijn (want Hij heeft Haar vrijwillige toestemming nodig). Door dit dubbel bekrachtigd 'fiat mihi secundum verbum Tuum' (Mij geschiede naar Uw woord) verklaart Maria de absolute gehoorzaamheid, de totale eenheid met alle Plannen die God tot in de Eeuwigheid met Haar leven heeft, tot de absolute spil van Haar bestaan.
Zij zal deze gesteldheid in ware heldhaftigheid beleven tot aan Haar Opneming ten Hemel. Op geen enkel punt van Haar leven komt Zij in opstand, protest of verzet tegen de beschikkingen van Gods Voorzienigheid, omdat Zij er volmaakt van doordrongen is dat Gods Wijsheid alles ten beste regelt voor alle zielen tegelijk. Geen enkel ogenblik van onwil ontsiert Haar volledige instemming met de gebeurtenissen op Haar levensweg, zelfs (vooral) de minder aangename, want Zij weet dat Haar roeping erin bestaat, Zich restloos te offeren voor de voltooiing van Gods Heilsplan, als de grote Medeverlosseres naast Jezus.
Elke bepaling van overheidswege aanvaardt Zij zonder morren, zelfs wanneer Zij in Haar Wijsheid weet dat deze onvolmaakt is, want Zij weet hoe onbelangrijk en onbenullig wereldse bepalingen zijn op het vlak van de Eeuwigheid: zij kunnen slechts zorgen voor een ongemak van oneindig korte duur in vergelijking met het Eeuwig Leven. Op geen enkel punt laat Zij Zich door uitspraken, aandringen of invloeden van mensen afleiden van Haar levensdoel: Niets of niemand kan Haar ervan weerhouden om eerst en vooral Gods verlangens te bevredigen, en pas dan, indien het geoorloofd is, de verlangens van mensenzielen.
Het leven spaart de Moeder van de Verlosser niet. Zij verneemt de oproep van de keizer van Rome in verband met de uitvoering van de volkstelling in de door Rome bezette gebieden, en de wettelijke bepaling over de plaats van inschrijving hiervoor, die Haar met Jozef naar Bethlehem zal voeren, en Zij aanvaardt zonder morren, de lasten van deze moeilijke tocht in hoogzwangere toestand. Zij wordt genoodzaakt, Haar Goddelijk Kind te vrijwaren voor het gevaar, in Bethlehem te worden vermoord door Herodes, en samen met de Heilige Jozef aanvaardt Zij de zeer weinig bekende intense beproevingen van de vlucht naar Egypte en de wederwaardigheden in dat heidens land.
Wanneer Gods Tijd is gekomen om Haar levensgezel Jozef tot Zich terug te roepen, aanvaardt Maria dit zonder protest doch in dankbaarheid voor de tijd die Zij samen met deze heilige man heeft mogen doorbrengen en de ervaringen die Zij met hem op hun gezamenlijke levensweg heeft mogen wisselen. Zij put volle troost in de wetenschap dat Jozef zijn opdracht op aarde heeft vervuld en dat Zij hem later zal weerzien in verheerlijkte staat. Wanneer Jezus Haar aankondigt dat de Geest Hem roept om Zijn Openbaar Leven te beginnen en dat Hij vanaf dat ogenblik soms lange tijd van Haar verwijderd zal zijn, treft dit Haar met diepe pijn, hoewel Zij wist dat het uur daartoe op komst was. Niettemin legt Zij Haar rechterhand op Zijn voorhoofd en zegt tot Hem: "Ga, Mijn Zoon, om te vervullen waartoe Je gekomen bent".
Gedurende het Openbaar Leven van de Messias verduurt Zij onophoudelijk spot, beschimpingen en onbegrip over het 'ongewoon gedrag' van Haar Zoon, en moet Zij meermaals horen hoe mensen over Haar spreken als 'de moeder van deze gestoorde man'. Korte tijd vóór het einde van het derde jaar van het Openbaar Leven van Haar Zoon vertelt Hij Haar dat "het uur nadert waarop alles voltooid zal worden". Het is Haar bekend dat Hij nog maar weinige dagen van de Kruisdood verwijderd is, doch Zij geeft Haar zegen en sluit met Hem een verbond van 'samen-lijden' door samen met Hem de naderende Passie aan de Eeuwige Vader toe te wijden. Zij omhelst Hem met een tedere glimlach en sterkt Hem hierdoor mateloos voor Zijn laatste Opdracht.
Na de Hemelvaart van Jezus valt Zij geleidelijk aan ten prooi aan een soort nostalgisch verlangen naar het Hemels Leven bij Haar Goddelijke Zoon, niet omdat Zij in opstand zou verkeren tegen Gods Beschikkingen, doch integendeel omdat Zij ernaar verlangt, deze Beschikkingen vanuit de Hemel nog krachtiger te mogen helpen uitvoeren.
In al deze fasen van Haar leven op aarde is Maria een toonbeeld van berusting in Gods Wil, in volle overgave aan datgene waarvan Zij overtuigd is dat het niets dan goeds over de zielen zal brengen. Hoe méér Zij lijdt, des te meer is Zij verheugd, want Zij beschouwt het lijden en de beproevingen als bewijzen voor de heilbrengende opdracht waartoe Zij op aarde is geroepen. Hoe 'onmenselijk' ver Maria’s zelfbeheersing reikt, is gebleken onder het Kruis, waar Zij elke mogelijke influistering tot verzet tegen Gods Plan verbrijzelde tussen Haar machtige voeten en de stenen van Golgotha.
2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin
Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die de glans van een blinde gehoorzaamheid uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar te worden opgenomen. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien.
"O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden. Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest. Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van Hart en ziel. Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde. Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid. Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel. O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God". |
O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven:
-
Meesteres van mijn ziel, Uw hele leven was een voorbeeld van aanvaarding. Ik smeek U, wil mij inspireren en leiden in al mijn handelingen, woorden, gedachten en verlangens, opdat ik mijn medemens niet bewust noch onbewust moge aansporen tot verzet tegen de kruisen van zijn leven, noch tot het bedrijven van enig kwaad.
-
Meesteres van mijn ziel, de Leer van Uw Zoon en de volmaakte bezieling van Gods Geest hebben Uw hele leven richting gegeven. Ik smeek U, behoed mij voor elk verzet of elke dwaling ten aanzien van de oorspronkelijke Leer van Christus en Zijn Kerk, want slechts de keuze voor Christus en Zijn Leer kan de mensheid redden van de eeuwige dood.
-
Meesteres van mijn ziel, U hebt Uzelf in alles weggecijferd om slechts Gods Werken te doen. Ik smeek U, geef mij de kracht en de Liefde om mijzelf totaal te verloochenen om Gods en Uw beschikkingen in mijn leven strikt na te volgen, zelfs ten koste van grote inspanning. Beziel mij met de moed om mijn eigen belangen niet vóór deze van Gods Heilsplan te stellen.
-
Meesteres van mijn ziel, U herkende elk kruis als een geschenk van Gods Voorzienigheid voor de Verlossing der zielen. Ik smeek U, behoed mij ervoor, dat ik God verwijten zou maken voor onaangename ervaringen in mijn leven.
-
Meesteres van mijn ziel, op onnavolgbare wijze hebt U berust in alle beschikkingen van Gods Voorzienigheid, tot en met de zwaarste beproevingen op Uw weg. Ik smeek U, schenk mij de kracht en het geloof om in alle beproevingen en tegenslagen te berusten, in de wetenschap dat zij zeeën van bloemen in vele zielen zaaien.
-
Meesteres van mijn ziel, Gods Wil was de enige Wet in Uw leven. Ik smeek U, laat mijn wil onder Uw voeten sterven, opdat ik zou leven en sterven in volmaakte onderwerping aan U, Die door de Allerhoogste bent verheven tot Uitvoerster van Zijn Wet op aarde.
3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel
Welk prachtig geschenk is toch het vermogen om in alles gehoorzaam te zijn jegens God en jegens de Draagster van Zijn macht, Maria, Die onze Koningin en Meesteres is. Gehoorzaamheid is de deugd waarbij de ziel zich één laat worden met Gods Beschikkingen, en zij deze Beschikkingen spontaan en zonder verzet tot enige drijfveer en richtlijn van al haar doen en laten maakt.
Ongehoorzaamheid is elke neiging om Uw eigen zin te doen wanneer deze afwijkt van de voorschriften en richtlijnen van de oorspronkelijke Leer van Jezus Christus (het oorspronkelijk Evangelie, dus niet aangetast door enig modernisme!) en van Maria (zoals deze onder meer kenbaar worden gemaakt in Haar Openbaringen van de Meesteres van alle Zielen). Hieronder valt ook elk verzet tegen voorschriften, regels of verlangens vanwege medemensen, voor zover deze voorschriften, regels of verlangens niet duidelijk in strijd zijn met de voorschriften en richtlijnen gegeven door Jezus en Maria.
Elke daad van gehoorzaamheid is een verheerlijking aan Gods Wil, en brengt de ziel méér in overeenstemming met Gods Plannen en met Zijn 'denkwijze'. Elke ziel is uiteindelijk slechts met één doel op aarde: om volgens haar persoonlijke, specifieke roeping haar bijdrage te leveren tot de voltooiing van de Verlossing en heiliging van alle zielen. De vruchtbaarheid van haar leven wordt bepaald door de mate waarin zij deze bijdrage werkelijk brengt, met de inzet van heel haar wezen en met de voortdurende betrachting, haar eigen belangen achterop te stellen bij deze van God voor alle zielen en voor alle eeuwen.
Zo heeft Maria geleefd zoals het de Meesteres van alle zielen betaamt: een leven in meesterlijke eenheid met Gods Plannen. Het is van buitengewoon groot belang, te trachten, Maria in dit opzicht zo getrouw mogelijk na te volgen. De waarde van een leven in voorbeeldige gehoorzaamheid aan Gods Wet tot in de kleine bijzonderheden van Uw dagelijks leven, kan nooit overschat worden, want een dergelijk leven is een leven naar Gods Hart, en waarborgt daarom aan vele zielen Verlossing, en aan Uzelf een Eeuwig Leven in Gelukzaligheid. Laat Uw Meesteres U tot Gids zijn:
|
Overweeg tot slot deze uitspraak van de Meesteres van alle zielen in Haar Openbaring van 10 december 2006:
"Naarmate de Liefde groeit naar volmaaktheid, worden gehoorzaamheid en onderwerping grotere verrukkingen. Daarom beleven de engelen terwijl zij aan Mijn voeten geknield liggen in lofprijzing of om Mijn bevelen te ontvangen, de meest onvoorstelbare vervoeringen. Hun Liefde voor Mij is absoluut, volmaakt en vlekkeloos. Hun onderwerping jegens Mij is eveneens absoluut, volmaakt en vlekkeloos". |
7e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria
totale zelfverloochening en offerbereidheid
1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin
De Onbevlekte Tuin baadt in de stralen van een eeuwige zon, die Gods Licht en Levenskracht op volmaakte wijze overdraagt op alle elementen waaruit de Tuin is opgebouwd, zodat geen enkel element ooit ondervoed raakt. Dit is absolute en eeuwige vruchtbaarheid. De grootste, unieke Vrucht die deze Tuin heeft voortgebracht en die voor eeuwig met de Tuin verbonden blijft, is de Goddelijke Druivelaar, de Christus. Christus is de Zoon van God, en moest Mens worden om de mensenzielen te kunnen verlossen door lijden in Hart en Lichaam. De Goddelijke Druif moest tot de laatste druppel uitgeperst worden, opdat het Offer tot Heil van de zielen volkomen zou zijn. Om als een volkomen vruchtbare Druif geboren te kunnen worden, moest de God-Mens ingestort worden in een Vrouw Die met de Schepper het verbond had gesloten om ook Zichzelf tot druif te laten maken.
Zie dus de jonge Maria Die spreekt tot de Aartsengel: "Mij geschiede naar Uw woord". Haar Hart spreekt oneindig méér uit dan deze eenvoudige woorden. De diepe mystieke betekenis van Haar uitspraak is niets minder dan 'Ik verklaar Mij bereid om Mijn leven totaal en onvoorwaardelijk ten dienste te stellen van Gods Plan met Mij, ongeacht wat deze zelfofferande Mij moge kosten'. Vanuit Haar Hart stromen naar de Aartsengel aan Haar voeten de onuitgesproken woorden 'Ga, en zeg de Heer van al wat leeft, dat Ik Mijzelf, met alles wat Hij Mij heeft gegeven en nog zal geven, wil laten uitpersen tot de laatste medeverlossende druppel, en dat Ik verzaak aan al Mijn eigen behoeften als mens'.
Gods antwoord op deze absoluut volmaakte toewijding aan Zijn Plan van Heil is dit: In alle volmaaktheden die Hij in deze Onbevlekte Ziel heeft gelegd, ontsluit Hij nu op absolute wijze Maria’s vermogen om Zichzelf volledig te verloochenen en een leven van totale zelfslachtoffering te leiden. Hij maakt Haar tot 'mystieke Druif', klaar om de 'Goddelijke Druif' te ontvangen en volledig in deze laatste over te vloeien. De Druivelaar die Christus heet, kan nu een Offer brengen dat volmaakt beantwoordt aan Gods Verlossingsplan, want Hij offert nu tegelijkertijd vanuit de Goddelijke en vanuit de menselijke eigenschappen. In elke druppel die de Christus uit Zich laat persen, vloeit nu automatisch ook het sap van de 'mystieke Druif' waaruit Hij het vlees heeft ontvangen.
De Onbevlekte Tuin betovert de bezoeker eveneens door de korenbloemen als symbolen voor een totale, heldhaftige offerbereidheid. De Meesteres van alle zielen toont mij de korenbloem als een symbool voor Haar hoedanigheid als de Medeverlosseres. Deze prachtige azuurblauwe bloemen nestelen zich tussen het koren, symbool voor de Messias Die komt om voor eeuwig Goddelijk Voedsel voor de zielen te zijn. Zoals de blauwe korenbloem een verbond lijkt te sluiten met het gouden koren, zo gaat de Medeverlosseres een verbond aan met de Verlosser: Zij zal evenals Hij, en in totale eenheid met Hem, Haar leven prijsgeven voor het Heil der zielen. Dit betekent dat Zij in zeer hoge mate zal verzaken aan alles wat Haar leven in een stoffelijk lichaam 'aangenamer' zou kunnen maken. Haar vertrouwen op de onmetelijke waarde van deze zelfofferande is even groot als dat van de korenbloem, die samen met het koren afgemaaid kan worden.
Zoals Christus verlangt naar het Kruis omdat het Zijn ware bestemming als God-Mens is, zo verlangt de Medeverlosseres naar een leven van maximale vruchtbaarheid voor de zielen, terwijl Zij volmaakt weet dat maximale vruchtbaarheid als ziel slechts geleverd kan worden door een restloze offerande van het stoffelijk lichaam en het gevoelsleven. Daarom verzaakt Zij bewust aan alle rijkdom, aan allerlei comfort (al is dit in het Israël van Haar dagen een eerder relatief begrip, tenzij onder de heersende klassen).
Door Haar vermogens en Haar oneindige macht op het Hart van de Schepper zou Zij een leven kunnen leiden als een koningin, temeer omdat Haar ouders welgesteld waren en hun Dochter steeds het beste hebben willen meegeven. In diepe overgave echter, verlangt Zij Haar Goddelijke Zoon te volgen in een leven van offers en ontberingen. Hoe méér Zij lijdt, des te meer 'voelt Zij dat Zij werkelijk leeft', want 'goed leven' is voor Haar 'zaaien voor de zielen die arm zijn in hun innerlijk leven'. Dit 'zaaien' betekent concreet: de akkers van zielen omploegen in de brandende zon, de stormen en de slagregens van allerlei beproevingen en tegenkantingen.
Zie de eeuwige Maagd van Nazareth. Zij leidt een leven van Smarten, die Haar reeds worden voorspeld wanneer Zij kort na de geboorte van de God-Mens uit Haar Schoot, dit Goddelijk Kind in de tempel te Jeruzalem aan God opdraagt. Haar Smarten gaan onnoemelijk veel verder dan de schaarse punten die hierover te boek zijn gesteld. De Smarten situeren zich ook op een heel ander niveau dan de smart van een 'gewone' mensenziel: Maria’s Smarten zijn kwellingen en hartenpijnen die ontspruiten aan een bovennatuurlijk aanvoelen van verwondingen die toegebracht worden aan Gods Wet van Liefde. Zij lijdt verscheurende pijnen om de zonde in al haar vreselijke uitingen, waardoor alle zielen van alle eeuwen de noodzaak tot uitboeting steeds groter maken.
Zij ziet het volle effect van deze waarheid onder ogen gedurende de uren van de Passie van Christus: Zijn Hart wordt verscheurd in de emotionele kwellingen van Gethsemani vanwege de onverschilligheid en blindheid der zielen ten aanzien van de zonde, Zijn Lichaam wordt aan flarden gescheurd tijdens de geseling vanwege het materialisme en de ijdelheden der zielen, Zijn hoofd wordt met een kroon van doornen opengereten vanwege de hoogmoed, trots en verwaandheden der zielen, en Hij wordt aan het Kruis vastgenageld omdat de zielen hun Schepper tot gevangene van hun zelfaanbidding hebben gemaakt.
Na de Hemelvaart van Jezus begint voor Maria een tijd van steeds dieper lijden onder de eenzaamheid van een leven van strijd tegen de sporen der wereld in de kinderen van de jonge Kerk van Christus, terwijl Haar ziel zo intens doordrongen is van het bovennatuurlijke, bovenaardse leven.
Gedurende Haar leven schuwt Zij ondanks Haar immense hartenleed niet allerlei bijkomende offers. Ik zie hoe Zij Zichzelf totaal wegcijfert in talloze situaties van het dagelijks leven. Nooit begint Zij een maaltijd alvorens Zij ervan overtuigd is dat het Haar levensgezel (de Heilige Jozef) of het Kind Jezus aan niets meer ontbreekt. Tijdens de apostolische tochten waarop Zij Jezus, de apostelen en de vrome vrouwen vergezelt, zie ik Haar geregeld afgemat door de krachtenslopende afstanden doorheen soms moeilijke landschappen (in zeer uiteenlopende weersomstandigheden, bergop, bergaf, soms wadend doorheen rivieren, door dorre steppe, langs bospaden). Niettemin blijft Zij Zich tot het uiterste toe en met een bemoedigende blijheid van Hart inzetten voor de opvang van vrouwen, kinderen en, niet zelden (al blijkt dit niet uit de Evangelies) de apostelen.
Ondanks de uitputting waaraan Zij regelmatig ten prooi is, zie ik hoe Zij blijft inspringen bij de bereiding van maaltijden voor het gevolg van Jezus. Ik zie Haar ook bij de waterput, die Zij dagelijks (soms meer dan eens per dag) moet bezoeken na een tocht in vaak afmattende weersgesteldheden: Zij geeft voorrang aan andere vrouwen, vaak zelfs indien deze na Haar aankomen en zelfs al dreigt de put door langdurige droogte onvoldoende water te zullen geven voor iedereen. Zij geeft Zich in al deze omstandigheden zo totaal en zo vredig, dat velen zich de vraag stellen, waar deze Vrouw toch die kracht vandaan haalt. Het antwoord is eenvoudig: Maria vertrouwt zo blind op Gods Voorzienigheid voor Haar eigen noden, dat Zij geen ogenblik aarzelt om ook datgene te geven waarvan Zij weldra Zelf niets meer zal hebben.
Zo komt Zij tot volmaakte zelfverloochening, en leeft Zij van de vreugde, te zien hoe anderen gediend worden. Het verschaft Haar diepe vreugde, op deze wijze telkens weer het voorrecht te mogen genieten, een concrete bijdrage te kunnen leveren tot het welzijn van zielen, en hen in de dagelijkse praktijk te bewijzen dat God waarlijk leeft en dat Zijn Wet van Liefde, Zijn verbond met de zielen, geen hol woord is.
Niet alleen de Smarten, pijnen, vermoeidheden, lasten en kwellingen in de meest uiteenlopende vormen offert Maria dag en nacht op voor het Heil van de zielen en om hun Verlossing door de Kruisdood van Jezus te helpen ontsluiten; zij ontzegt Zich reeds als heel klein kind allerlei genoegens. Zij verzaakt aan vele voedingsmiddelen die Haar een streling voor de tong zijn: Zij legt de gelofte af, deze Haar leven lang niet meer aan te raken.
Aanvankelijk vertedert Zij het Hart van de Eeuwige Vader door deze offers op te dragen 'voor de spoedige komst van de Messias'. Later, zodra de Heilige Geest de God-Mens in Haar heeft gestort, zal Zij deze levenslange offeranden brengen 'voor de Verlossing van de arme verblinde zielen'.
Wanneer moeder Anna Haar zo vroegrijpe Dochtertje, die Bloem van vroeg ontluikende schoonheid, wil sieren met een mooi kleedje, pleit Zij zo lang tot Zij het van moeder gedaan krijgt dat Zij zo onopzichtig mogelijke kleding mag dragen. Zij ontzegt Zich eveneens in zeer verregaande mate het gezelschap van mensen die Haar dierbaar zijn. Zij wil Haar Hart volmaakt beheersen, en Zij weet dat menselijke verlangens nietig zijn in vergelijking met Gods noden. Gods noden in verband met Haar, bestaan in Haar offers, want Haar uitverkiezing tot de Moeder van de Messias maakt Haar automatisch tot de Medeverlosseres, en Verlossing wordt verwezenlijkt uit het zaad van offers en boete.
Maria volbrengt Haar offers zonder ooit het gevoel te hebben dat in Haar leven iets ontbreekt: Haar kennis van Gods Heilsplan en van de Goddelijke Wetten die alle leven regelen zonder bij de grenzen van het vergankelijke te stoppen, laat in Haar het zalig gevoel bloeien dat het enige Ware en eeuwigdurende Geluk slechts volmaakt wordt in de mate waarin het leven vrijwillig gebaseerd wordt op volkomen aanvaard lijden en met vreugde gebrachte offers. Zo heeft de Goddelijke Wijsheid het Haar geleerd, en Haar eeuwigdurende eenheid met Haar Goddelijke Bruidegom, de Heilige Geest, brandt deze gezindheid in Haar Hart met onuitwisbare Vlammen van Liefdesvuur. Zo leeft Maria als de volmaakte Koningin van de martelaren: Haar martelaarschap is vrijwillig, grenzeloos en onvoorwaardelijk, niet opgelegd van buitenaf doch bloeiend vanuit de diepste kern van een Hart dat verlangt om een levende offerande aan God te zijn.
De Onbevlekte Tuin verbergt niet de korenbloemen noch de druiven: Deze worden in open handen getoond aan de God Die offers nodig heeft, tot Zijn verheerlijking en tot leniging en vreugde van de zielen, want de Meesteres van alle heiligheid weet dat de korenbloem evenals de druivelaar hun voortbestaan verzekeren nog vóór zij worden omgehakt of afgesneden. Zij geloven in de Goddelijke Voorzienigheid, die het uiteindelijk Heil van alle zielen heeft beloofd. Daartoe is de Allerhoogste het heilig verbond met de zielen aangegaan, en daartoe heeft de Meesteres Zich tot Brug tussen God en de zielen laten maken. Zij weet dat de Brug nooit zal vergaan, want dat het Verbond eeuwigdurend is, en dat de Brug zelf nu reeds in Gods Hart geborgen is.
2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin
Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die de moed van een heldhaftige offerbereidheid en een totale zelfverloochening uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar te worden opgenomen. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien.
"O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden. Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest. Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van Hart en ziel. Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde. Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid. Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel. O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God". |
O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven:
-
Meesteres van mijn ziel, U hebt volmondig 'ja' gezegd tot een leven waarvan U wist dat het U onnoemelijk leed zou brengen, dat echter absoluut noodzakelijk was voor de verwezenlijking van Gods Plan. Ik smeek U, leg in mijn hart het diepe verlangen om Jezus en U na te volgen in het liefhebben van het kruis. Leer mij, alle lasten van mijn levensweg te omhelzen als schatten voor het Heil van de zielen.
-
Meesteres van mijn ziel, hoezeer verheugde zich Uw Hart bij elke inspanning die het leven van U vroeg, want U wist hoezeer God Zich over elk offer verheugt. Ik smeek U, zaai in mij de oprechte vreugde bij elk offer dat ik kan brengen, en bij alles wat ik mij kan ontzeggen uit Liefde voor U.
-
Meesteres van mijn ziel, Uw Liefde was zo volmaakt dat Uw grote vreugde erin bestond, de noden van Uw medemens te lenigen. Ik smeek U, schep in mij het verlangen om mijzelf weg te cijferen voor de belangen van mijn naaste. Wek in mij de Liefde die mij in staat zal stellen om ondanks eigen lasten mijn medemens in blijmoedigheid te dienen.
-
Meesteres van mijn ziel, ik zie hoe U bij het Kruis alle Liefde en alle hartenpijn in Gods Hart uitstort in de betrachting van het volmaakt Offer met Christus. Ik smeek U, maak mij één met Uw Hart van Calvarie, dat zichzelf totaal heeft ontledigd voor de redding van velen.
-
Meesteres van mijn ziel, in U was de vrucht van het Lijden van Christus reeds volgroeid, en toch heeft dit U niet verhinderd om een leven van offers te omhelzen. Ik smeek U, laat mij delen in Uw heldhaftige moed om een leven te leiden van voortdurende zelfofferande voor de voltooiing van Gods Plan van Heil voor de zielen, opdat de Goddelijke Graankorrel niet voor niets mag zijn gestorven, want in mij moet het Kruisoffer van Christus vruchtbaar worden.
-
Meesteres van mijn ziel, onmetelijk zijn Uw offers, Uw kruisen en Uw leed, doch geen oor hoort enige klacht van Uw lippen. Ik smeek U, leer mij, mijn kruisen en lasten te dragen in stilte en in het verborgene, opdat zij hun volle vrucht mogen dragen en mij niet ten prooi zouden geven aan de valstrik van het zelfbeklag dat de ziel van alle verdiensten berooft.
-
Meesteres van mijn ziel, het lijden en de offers waren voor U niets anders dan parels en edelstenen. Ik smeek U, geef mij een grote weerbaarheid tegen alle lichamelijk lijden, opdat het mij niet moge ontmoedigen, afschrikken noch mij van alle blijmoedigheid en zachtmoedigheid zou beroven.
-
Meesteres van mijn ziel, U hebt de onmetelijke grootheid van Gods bedoelingen en de kleinheid van de menselijke belangen doorschouwd. Ik smeek U, verrijk mij met de Wijsheid dat ik Gods Werken en Plannen oneindig belangrijker moge vinden dan mijn eigen persoon en mijn werelds welbevinden, opdat ik nu met U het verbond kan sluiten om door U te worden opgedragen aan het Kruis van Verlossing.
3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel
Gods Plan van Verlossing voor alle zielen zal pas eindigen wanneer de laatste ziel op aarde de hemelpoort heeft gevonden. Jezus’ woorden 'Het is volbracht', werden gesproken op het ogenblik waarop de bouw van de tempel tot heiliging van de zielen voltooid was. Gods Plan is echter niet voltooid met een leeg gebouw: De tempel moet bewoners krijgen, verlosten. Daarom moeten alle zielen bijdragen tot de bewoning van deze heilige Erfenis. De zielen moeten in hun eigen leven door offers het groot Offer van Christus en van de Medeverlosseres voortzetten. Het Kruisoffer van de Christus is het zoveelste Geschenk van God aan Zijn volk. Dit onschatbaar Geschenk moet geëerd worden door een wedergeschenk. De zaden en pitten van de korenbloem en de druif moeten in elke zielentuin een vruchtbare bodem vinden. Hoe groeit de 'gewone' ziel naar een totale zelfverloochening en een heldhaftige offerbereidheid?
|
"Zelfverloochening van de ziel om Mijnentwil is als een zalige bries die dichte nevelen verjaagt: Hij doet de duisternis wijken en geeft de zon de kans om haar licht in de harten te brengen. Evenzo, brengt zelfverloochening warmte en Licht over zielen. Onbaatzuchtige Liefde is daarom een sleutel tot bevrijding van de ziel zelf die haar bedrijft, en voor vele andere". (Openbaring van de Meesteres van alle zielen, 18 december 2006). |
8e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria
totale overgave en toewijding
1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin
In de Onbevlekte Tuin gaat de zon nooit onder. De Schepper onderhoudt tot het Meesterwerk van Zijn handen een nooit geziene liefdesrelatie, en laat Zijn Licht en Zijn levenskracht over dit uniek Paradijs stralen. Weliswaar laat Hij elke tuin baden in de stralen van Zijn kracht, doch geen enkele zielentuin neemt deze kracht zo volmaakt in zich op als het Onbevlekt Paradijs. Het geheim ligt in de Tuin zelf: Hij heeft zich totaal ontvankelijk gemaakt voor het Goddelijke, door al het menselijke voorgoed aan het Goddelijke af te staan in totale overgave en toewijding.
De Schepper heeft elke zielentuin ertoe voorbestemd om het paradijs te zijn dat Hij Zich in den beginne voor de mens had gedroomd, en strooit daarom onophoudelijk Zijn eigenschappen en gaven in alle tuinen als zaad waaruit bloemen kunnen voortkomen die aan de volmaaktheid van de Schepper herinneren. Weinige zielenakkers geven zich voldoende over aan Gods Werken om werkelijk klaar te zijn om dit Goddelijk zaad tot vrucht te laten brengen. Eén slechts beantwoordt totaal aan deze Goddelijke geschenken, en wordt hierdoor 'vergoddelijkt': het Paradijs van 'de nieuwe Eva'.
Zover het oog reikt in dit Oord van heerlijkheden: Verspreid bloeien trosjes vergeet-mij-nietjes, symbolen van diepe Liefde en Vrede, en van volmaakte toewijding.
Deze hemelsblauwe bloempjes zingen onophoudelijk hymnen van Liefde tot de Schepper, Die het zaad van deze bloempjes zo overvloedig heeft uitgestrooid terwijl Hij Zijn Geest liet fluisteren: "Denk aan Mij in alles wat het leven je zal bieden, in goede en kwade dagen... Vergeet Mij nooit". En het wedergeboren Aards Paradijs beantwoordt deze verzuchting van de opperste Goddelijke Liefde met een overvloed aan bloemen met als boodschap: "Zie toch hoe klein Ik ben, Ik geef alle plaats aan U; hoe vredig Ik ben (hemelsblauw als symbool voor de totale Vrede van hart en geest) omdat Ik Mij in Uw handen weet; hoezeer Ik U liefheb (het hartje in het midden van het blauw bloemkroontje) maar hoe klein Mijn Hartje wil zijn in de onmetelijkheid van Uw Hart; en hoor ook Mijn roep tot U: 'vergeet Mij niet'."
Maria heeft Haar roeping binnen Gods Heilsplan in een nooit eerder en ook nooit later geziene mate begrepen en aanvaard. Zij heeft een leven geleid van totale toewijding en overgave aan Gods Plan van Heil en Verlossing, en aan al Zijn Werken. Reeds bij de schepping van Maria’s ziel voorziet God dat Haar levensopdracht uniek zal zijn, want Zij moet de Moeder van de Messias worden, een Tabernakel van heiligheid, ingebouwd in een Tempel van offerande, boete en gebed. Hij schenkt Haar het uniek voorrecht van de Onbevlekte Ontvangenis. Zij is buitengewoon vroeg rijp, uitzonderlijk intelligent, en kent de openbaringen van de profeten reeds op een leeftijd waarop de andere meisjes van Galilea nog niet eens kunnen lezen.
Wanneer Haar derde verjaardag nadert, melden Haar heilige ouders Haar dat Zij zal worden afgestaan aan de tempel te Jeruzalem om een leven in totale dienst van God te beginnen. Ondanks Haar prille leeftijd begrijpt Zij volkomen welke offers dit van Haar zal vragen, doch verheugt Zich op Haar intrede in de tempel als op het grootste feest. Zij wijdt Zich met een brandend Hart aan God toe, en begint een periode van twaalf jaren van leven als uitsluitend bezit en eigendom van de Allerhoogste. Onmiddellijk blijken al Haar handelingen, al Haar woorden en verlangens intens en totaal gedreven te worden door een Hart dat ontembaar brandt voor God, Zijn Werken en Zijn Plan van Heil en Verlossing voor de zielen. Zij kent de woorden van de profeten van het Oud Verbond, die de komst van de Messias in Israël voorspellen, en overweegt deze woorden dag en nacht. Zij heeft geen andere Liefde dan God, en betreurt slechts één ding: dat Haar dagen slechts vierentwintig uren bevatten om Gods Werken en Plannen te dienen.
Zo gaan de jaren voorbij, doch Haar Liefde voor God blijft groeien zoals een onblusbare, uitslaande brand. Reeds bij Haar intrede in de tempel offert Zij in volle bewustzijn, uit vrije wil en uit een onpeilbaar diep verlangen Haar eigen Wil en verlangens aan God op. Vanuit deze gesteldheid zal Zij blijven leven: Zij geeft Zich volledig over aan Gods Beschikkingen, en deze overgave strekt zich uit tot in de allerkleinste details van Haar dagelijks leven. Zij stelt Zich volmaakt ter beschikking van God, en leeft alsof Zij Zijn handen, Zijn voeten, Zijn Hart, Zijn Geest, Zijn mond en Zijn zintuigen op aarde is: Niets van datgene wat Zij doet, zegt, voelt, denkt of verlangt, is gekleurd door de noden van Haar stoffelijk leven; dit alles is louter uitvoering van Gods Werken op aarde.
Om deze reden leeft Zij van dag tot dag, van uur tot uur, van seconde tot seconde. Zij maakt zo goed als geen plannen, want Zij handelt op de ingevingen en impulsen van Gods Voorzienigheid. Haar dagen krijgen vorm en gestalte volgens datgene wat God op elk ogenblik van Haar verlangt. In Haar ontstaat geen enkele neiging om Haar leven Zelf te regelen. Haar Tijd is Gods Tijd. Zij leeft niet voor Zichzelf, doch louter en alleen voor God en voor de zielen. Hierbij laat Zij Zich volmaakt leiden door datgene wat God van Haar verwacht, niet door Haar eigen overwegingen.
Maria denkt heel weinig, Zij voelt aan. Haar enige drijfveer is de Liefde en het daaruit voortvloeiende verlangen om zielen naar God te leiden. Om dit alles mogelijk te maken, opent Zij Haar Hart zo maximaal dat het restloos overvloeit in het Hart van God: Haar Hart verliest als het ware al zijn grenzen, en wordt één met Gods Hart dat de hele Schepping overspant. Zo maakt Zij Zich klaar om op mystieke wijze de Moeder van alle mensen te worden, een hoedanigheid die Haar roeping als Meesteres van alle zielen afrondt: Een Meesteres met een alles omvattende macht kan al Haar onderdanen beheersen, controleren en omvatten in al hun doen en laten, denken, voelen en verlangen, doch slechts wanneer Zij ook Moeder is, kan Zij hen ook daadwerkelijk totaal in Haar Hart sluiten.
Maria’s maximale openheid van Hart stelt Haar in staat om de totale, onvoorwaardelijke en eeuwigdurende Hemelse Bruiloft te sluiten met God. Diezelfde openheid stelt Haar eveneens in staat om Zich volmaakt in te leven in het leed en de noden van alle zielen. Opdat deze Goddelijke gave in Haar niet slechts een passieve verworvenheid zou blijven, wil Zij er actief toe bijdragen door een totale luisterbereidheid: Maria’s omgeving weet hoe open Zij staat voor alle zielen die hulp nodig hebben. De hulp die Zij zal geven, overtreft in vrijwel alle gevallen in hoge mate de verwachtingen en de oorspronkelijke bedoelingen van de ziel die bij Haar aanklopt, want Zij richt al Haar inspanningen op de omvorming van de ziel en het hart van Haar bezoekers: Zij verlangt slechts, de zielen zodanig te bewerken dat deze uit zichzelf méér naar God en de kennis van de Waarheid beginnen te verlangen. Zij zoekt dit te bereiken door in de zielen het geloof, de Hoop, het vertrouwen en de Liefde te zuiveren en te bewerken opdat de hoofddeugden in hen mogen opbloeien als paradijselijke bloemen die God aantrekken en de vruchtbaarheid van Zijn Werken bevorderen.
Wat Zij wegens de ingeboren of verworven zwakheid van de zielen niet onmiddellijk lijkt te bereiken door Haar woorden en Haar immense uitstraling, bewerkt Zij in het verborgene verder door Haar gebed, offers, lijden en boete. In alle zielen die God op Haar pad brengt, zoekt Maria door Haar voorbeeld Haar eigen verlangen tot rijping te brengen: dat zij zich méér uit de wereld zouden wegtrekken om méér het zaad van het Goddelijk Leven in zichzelf te ontdekken en te leren waarderen, en om méér gezuiverd te worden van alle invloeden die de zielen voortdurend van God trachten weg te leiden. Zij zoekt hen onvoorwaardelijk te leren kiezen voor het Goddelijke in hun leven, door niet langer (zoals de wereld dit veroorzaakt) tot God te zeggen 'Ja, maar ...' of 'mij geschiede naar Uw woord wanneer het mij past ...', doch volmondig en diep doorleefd 'Ja, mij geschiede naar Uw woord'.
Zie aldus de Onbevlekte Tuin: Zij leeft niet meer, God leeft in en door Haar heen; Haar wil heeft Zij ter dood gebracht en laten verrijzen in Gods Wil. Maria is het volmaakt instrument van God, zo totaal en zo onvoorwaardelijk dat geen ogen meer het verschil zien tussen Haar handen en Gods handen, want in al Haar werken handelt God, in al Haar woorden spreekt God, Haar Liefde is Zijn Liefde, Haar macht is Zijn macht. Door Haar heen werkt al het Goddelijke dat Zij in de kern van Haar ziel heeft ontvangen, en dat, zoals alles wat Goddelijk is, eeuwig leeft en zich eeuwig blijft vermenigvuldigen.
De Onbevlekte Tuin is de volmaakte verlenging van het Paradijs van Gods Hart op aarde. In Haar liggen alle zaden van Goddelijk Leven die Hij ooit heeft gemaakt, en waarvan vele soorten nog onbekend zijn. Al deze zaden stelt het wedergeboren Aards Paradijs ter beschikking van hen die zich door totale, onvoorwaardelijke en eeuwigdurende toewijding klaarmaken voor de volmaakte versmelting van hun zielentuin met dit Paradijs. Klaar zijn slechts zij die in Haar navolging zeggen "Totus Tuus". Het zaad van de totale overgave en de totale toewijding is zaad van Eeuwig en Goddelijk Leven.
2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin
Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die een totale overgave en totale toewijding uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar te worden opgenomen. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien.
"O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden. Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest. Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van Hart en ziel. Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde. Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid. Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel. O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God". |
O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven:
-
Meesteres van mijn ziel, U hebt Uw hele Wezen en Uw hele leven prijsgegeven aan Gods Werken en Plannen. Ik smeek U, leer mij zodanig te leven dat al mijn doen en laten niet in de eerste plaats mijn belangen zou dienen, doch deze van God.
-
Meesteres van mijn ziel, U hebt al Uw levenstaken volbracht in uitsluitende dienst van God, in verloochening van Uw eigen belangen. Ik smeek U, leer mij, alles in mijn leven te aanvaarden in volle vertrouwen op Gods Liefde en Wijsheid.
-
Meesteres van mijn ziel, in Uw Hart voltrok zich de volmaakte offerande tot redding van zielen. Ik smeek U, wek in mij het alles verterend Vuur en het allesbeheersend verlangen om mij totaal, onvoorwaardelijk en voor eeuwig aan U weg te geven, opdat alle vruchten van mijn leven Uw bezit en eigendom zouden zijn.
-
Meesteres van mijn ziel, U hebt alles aanvaard wat Gods Voorzienigheid op Uw pad bracht. Ik smeek U, leid mij naar het vermogen van een totale overgave en zelfgave, zonder enig verzet of opstandigheid tegen de Werken der Voorzienigheid in mijn dagelijks leven.
-
Meesteres van mijn ziel, Uw totale overgave aan God heeft U in staat gesteld om elk detail van Uw leven volkomen aan Gods werking over te laten. Ik smeek U, schenk mij het vermogen om het verloop van mijn hele leven in alle bijzonderheden aan Uw macht en controle over te dragen, en niet langer mijn eigen grootste vijand te zijn door alles zelf te willen regelen.
-
Meesteres van mijn ziel, in Uw navolging geef ik U mijn ziel, mijn denk- en gevoelsleven, mijn verlangens en bestrevingen, mijn wil, mijn lichaam met al zijn lasten, al mijn gesproken woorden, al mijn handelingen, mijn verleden, heden en toekomst. Ik smeek U, reinig mijn hele wezen en mijn hele verleden van alle ballast die mij kan verhinderen om het Eeuwig Rijk binnen te gaan. Heers in mij, en houd in mij niets anders over dan geest, Liefde en Goddelijk Leven.
3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel
De definitieve vestiging van Gods Rijk op aarde is in wezen niets anders dan de wedergeboorte van het Aards Paradijs, een wedergeboorte die reeds in haar volheid voorafgespiegeld is in de Onbevlekte Tuin. Deze wedergeboorte, de grondvesting van het Messiaans tijdperk in zijn volheid, is geen verschijnsel dat zich buiten ons zal afspelen, zij moet zich voltrekken in de individuele zielen. Elke ziel moet zich voor deze 'spirituele revolutie' klaarmaken door een volkomen navolging van Maria. Het zaad van de totale overgave en toewijding is in overvloed voorhanden in de Onbevlekte Tuin. Totale, onvoorwaardelijke en eeuwigdurende toewijding aan Maria ontsluit het Paradijs voor de ziel in de mate waarin deze toewijding dag na dag werkelijk beleefd wordt, en hoe meer zielen deze stap zetten, des te sneller zal het Paradijs zich reeds in deze wereld grondvesten.
Hoe kunt U het zaad voor totale overgave en toewijding in U tot bloei brengen?
|
Maria, mijn allermachtigste Meesteres,
ik behoor U en U alleen toe, als Uw bezit en eigendom.
Vorm en kneed mij tot Uw beeld en gelijkenis.
9e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria
boetvaardigheid
1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin
De Onbevlekte Tuin heeft nooit de winter gekend: Niets sterft er, want waar God de enige plaats bekleedt, is het Eeuwig Leven. Nochtans is dit Paradijs zo gemaakt dat het de winter of dreigende winter van oneindig veel zielen in zijn eigen grond kan opnemen om daar in aanraking met de grootste en heiligste vruchtbaarheid tot nieuw Leven te worden gewekt. Deze Tuin is drager van een grenzeloze herscheppende macht. Hij is een transformator, een omzetter: Alles wat verontreinigd of verzwakt of zelfs stervende is, kan erin worden omgezet tot materiaal voor een nieuwe bezieling, nieuw Leven dat meer in overeenstemming is met Gods Plannen.
Verspreid over de Onbevlekte Tuin zien wij grote perken paarse krokussen. Deze bloemen zijn bij uitstek de bloemen van de Vastentijd, die hun paars boetekleed vertonen terwijl de lente nog in ontwikkeling is. In deze heiligste der gronden staan deze krokussen symbool voor de lente die in Maria’s Smartvol Hart voor de zielen wordt voorbereid door Haar leven van boete. Zodra zij hun paarse mantel openen en hun oranje meeldraden vertonen, weten de zielen dat de uitboeting bezig is, hen de weg naar de zon te tonen. Deze meeldraden met de kleur van de zon, het Licht van God, wijzen de zielen op de oneindige vruchtbaarheid van een leven van boetedoening.
Zie de Allerheiligste Maagd tijdens Haar dagen in het prachtig stoffelijk omhulsel van Haar even prachtige ziel. Door verregaande versterving onderwerpt Zij Haar lichamelijke behoeften steeds sterker aan de Wet van de Liefde, die Zij tot koningin over Haar hele doen en laten maakt. Haar Hart kreunt onder de onafzienbare verwondingen die de zielen dagelijks aan Gods Hart toebrengen, vanaf de erfzonde van Adam en Eva en de broedermoord van Kaïn op Abel, via de godsmoord op Jezus aan het Kruis, tot en met de ontelbare zonden van alle tijden. Zij omhelst het Zwaard van Smarten uit volmaakte Liefde tot God, en laat Haar Hart steeds dieper doorboren naarmate Zij alle zielen met hun zonden en zwakheden en hun nooit ophoudend verraad jegens Gods verbond van Liefde, intenser in Zich opneemt.
Haar Liefde is onvoorwaardelijk en onbegrensd. Hoe zou dit anders kunnen in een Hart dat door God is bevrucht met de volheid der Genade en met Goddelijke Mysteries waarvan de uitwerkingen zich eeuwigdurend blijven vermenigvuldigen. Reeds bij Haar geboorte is de ware aard van Haar roeping Haar bekend: Zij zal een leven van uitboeting en offers leiden. Haar bestemming tot Moeder van de Verlosser en Medeverlosseres van de zielen heeft de Schepper in Haar ziel gelegd, doch blijft voor Haar verborgen tot de aankondiging van de Menswording door de engel Gabriël. Zij is in al Haar doen en laten bezield door een vurig verlangen om de mensheid opnieuw dichter bij God te brengen en de zielen meer voeling te geven met een zuiver en heilig leven. Zij wil dit niet doen door het gesproken woord tot de zielen, doch in rechtstreeks contact met Gods Hart: door gebed, offers en boetedoening in het verborgene.
Reeds op heel jonge leeftijd, nog in Haar vroege kinderjaren, begint Zij Zichzelf speciale praktijken op te leggen: Zij vast meermaals per week (waarbij Zij maximum één maal per dag heel sober eet en verder slechts wat water drinkt); Zij onderhoudt verscheidene gebedstijden per dag en leest geregeld in de boekrollen van de profeten; ook buiten Haar vastendagen ontzegt Zij Zich zoveel mogelijk voedingsmiddelen van dewelke Zij nochtans bijzonder houdt; wanneer Zij ’s nachts ontwaakt, beschouwt Zij dit als een oproep van God, en staat Zij op om geknield te bidden (ik zie en hoor Haar ’s nachts hoofdzakelijk spontane aanroepingen verrichten voor de komst van de Messias, na Jezus’ geboorte vooral voor de bekering van dwalende zielen); in tijden waarin Zij hardnekkige of netelige situaties op Haar levensweg vindt, zie ik Haar veelvuldig knievallen verrichten onder de aanroeping van Gods heilige Naam.
Zij leidt een grotendeels teruggetrokken leven, en geregeld komt het voor dat Zij Zich een tijdlang nog intensiever uit het 'normale' leven terugtrekt: Vooral na de Hemelvaart van Jezus sluit Zij Zich af en toe (vaak gedurende negen dagen en nachten) op in Haar bidkamer, waar Zij de tijd doorbrengt in gebed, innerlijke beschouwing, vrijwel totaal vasten, vrijwel totale versterving aan zintuiglijke indrukken, boeteknievallen, en Zich overgeeft aan de diepste uitwerkingen van de mystieke weg waartoe Zij geroepen is. Na dergelijke perioden van afzondering komt Zij gewoonlijk bij zonsopgang opnieuw te voorschijn. Ik zie Haar dan als een wereldvreemd wezen, duidelijk tot in de diepste kern van Haar ziel getekend door het intens contact met God, als een geest die een lichaam heeft gekregen doch werkelijk Licht lijkt uit te stralen. Zij heeft dan een buitengewone blik in Haar ogen, als een mengsel van diepe Vrede, weemoed, tederheid, gelukzaligheid en smart. Op zeker ogenblik hoor ik Haar in een dergelijke fase in een kort gesprek met apostel Johannes zeggen, wanneer deze Haar bezorgd en zacht aanspreekt:
- Johannes: "O Moeder en Meesteres, U hebt duidelijk niets gegeten!"
- Maria (met een mysterieuze blik in Haar ogen, die ten Hemel opgeslagen zijn): "Mijn Johannes, de dingen zijn niet zoals ze lijken... Neen, hoe anders is alles dan datgene wat zich openbaart aan mensenogen".
Het is merkbaar dat versterving en boetedoening Maria in Haar onophoudelijke contacten met God naar ongekende hoogten voert. In de diepte is boetedoening voor Haar de koninklijke weg naar eenwording met Gods Hart, de beleving van de volmaakte Hemelse Bruiloft waartoe Zij geroepen is. Maria beschouwt de boetedoening als de natuurlijke ruil voor alle gaven die Zij van God heeft gekregen. Zeer veel heeft Zij gekregen, zeer veel wil Zij teruggeven. De weg van het mystiek leven met zijn zaligheden en vervoeringen betaalt Zij duur met de pijnen en Smarten van Haar lichaam en Haar Hart.
Omdat Zij ten volle begrijpt dat Haar uitzonderlijke beleving van het Goddelijk Leven Haar niet is vergund voor Zichzelf doch als bagage waarmee Zij Zich totaal, onvoorwaardelijk en levenslang moet inzetten voor het Heil van de zielen, richt Zij Haar hele leven tot in de kleinste dingen zo in, dat het de volle ontplooiing van Haar buitengewone gaven en eigenschappen in stand kan houden. Zij leeft uitsluitend door, voor, met en in God, versterft totaal aan Zichzelf en legt de signalen van Haar door de vele offers en boetedoening zo zwaar vermoeide lichaam onder Haar voeten. Hoe meer Zij 'sterft' in het lichaam en in alle zinnen, des te meer leven brengt Zij voort in de zielen. Zij beschouwt dit als een wonderbare ruil, en dankt God voor elke beproeving.
Zij gaat zo totaal op in Haar leven van boete en versterving, dat Haar gedachten, Haar gevoelsleven, Haar doen en laten, Haar woorden en verlangens gedreven en gestuurd lijken te worden vanuit Gods Hart, zozeer is Zij één met Hem en met Zijn Wil. Wat Zij wil, is automatisch wat God wil. Om deze reden weigert God Haar niets, doch bekleedt Haar integendeel met de volheid van Zijn macht, waarvan Zij tijdens Haar aardse leven slechts sporadisch gebruik zal maken.
Het boeteleven oefent op Haar een immense aantrekkingskracht uit, want het helpt Haar bij de vervulling van Haar enige verlangen: zielen bij God te brengen. Alle wereldse invloeden bant Zij zoveel mogelijk uit Haar Wezen, en datgene wat Zij op grond van Haar bijzondere roeping toch tot Haar Hart moet toelaten, wordt daar onmiddellijk omgezet in Goddelijke kracht: Zij herschept het tot het in overeenstemming is met Gods noden.
De krokussen blijven bloeien in de Onbevlekte Tuin. Zij zullen hun paarse boetekleed pas toevertrouwen aan de allerzuiverste bodem van het Paradijs wanneer de Lente overgaat in de Zomer, in het uur waarin Gods Rijk niet langer beperkt blijft tot het wedergeboren Aards Paradijs, doch afgekondigd wordt over de hele aarde.
2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin
Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die de bevrijdende macht van de boetvaardigheid uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar te worden opgenomen. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien.
"O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden. Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest. Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van Hart en ziel. Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde. Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid. Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel. O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God". |
O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven:
-
Meesteres van mijn ziel, U hebt slechts geleefd voor de uitboeting van de zondeschuld van alle eeuwen. Ik smeek U, wil in mij het heilig verlangen baren om een leven te leiden van vergoeding van de zondelast der mensheid.
-
Meesteres van mijn ziel, de enige drijfveer voor al Uw doen en laten was slechts het eeuwig welzijn van al Uw kinderen. Ik smeek U, stort in mij de Liefde voor de boetedoening, en het verlangen naar het afkopen van gunsten van Heil voor de zielen door eigen lijden of lasten, uit Liefde tot U.
-
Meesteres van mijn ziel, Uw geest was een paradijs van heilige gedachten. Ik smeek U, wek in mij de Liefde tot de versterving van de geest, door het denken niet tot meester over mijn hart te laten worden, en niets dan positieve gedachten te koesteren.
-
Meesteres van mijn ziel, in Uw Hart werd de eeuwige Bruiloft met de Heilige Geest voltrokken, Die de Goddelijke Liefde baarde als de vrucht die Verlossing en heiliging over de zielen zou brengen. Ik smeek U, wek in mij de Liefde tot de versterving van het hart, door geen negatieve gevoelens jegens mijn medemens meer toe te laten.
-
Meesteres van mijn ziel, uit Uw allerzuiverste mond welden slechts woorden op die bouwstenen van Heil in de zielen konden leggen en verheerlijking aan God konden brengen. Ik smeek U, wek in mij de Liefde tot de versterving van de mond, door mijn woorden te matigen en te zuiveren, en in mij het verlangen naar stilzwijgen te vergroten.
-
Meesteres van mijn ziel, in U is niets tot leven gekomen dat niet doordrongen was van Goddelijk Leven. Ik smeek U, wek in mij de Liefde tot de versterving aan de zinnen. Waak over mij, beheers al mijn waarnemingen, en bescherm mij tegen alle verontreiniging die uit de wereld op mij afkomt, opdat in mij slechts moge leven wat ik nodig heb om de heiliging van mijn ziel te voltooien.
3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel
Weinig zaad uit het wedergeboren Aards Paradijs wordt zo omzichtig benaderd als dat van de bloemen der boetvaardigheid. Hun inzaaiing in de bodem van de ziel, en hun rijpingsproces in deze bodem, vergen een radicaal besluit: de ondertekening van het verbond met God met de woorden 'ik zal altijd dienen' (als absoluut tegendeel voor de leuze van de vallende Lucifer: 'non serviam' = 'ik zal niet dienen'). De bodem moet omgeploegd en van alle hindernissen gezuiverd worden, eer de ziel klaar is voor deze grote beslissing. Hoe verrukkelijk zijn echter de paarse krokussen met hun oranje meeldraden in Gods ogen...
Hoe kunt U komen tot de juiste gesteldheid om op een vruchtbare wijze boetedoening en versterving in Uw leven in te bouwen?
|
10e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria
geestdrift
1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin
Hoe verstikkend is de zonde, die de adem van de satan in zich meedraagt. Zij wurgt de ziel en drukt de adem des Levens uit haar weg. Hoe verkwikkend is echter de lucht in de Onbevlekte Tuin. Zoals Gods Geest over de wateren van de prille Schepping zweefde als Voorbode voor de uitstorting van Gods Levenskracht, zo heeft de Heilige Geest het Onbevlekt Paradijs tot Zijn Lusttuin gemaakt. Hij doordringt er alles met de zuurstof uit Gods adem. Deze zuurstof van Eeuwig Leven verkwikt, schenkt onbegrensde vruchtbaarheid en wekt op tot de bloei van een lente die nooit meer voorbijgaat. De ziel van de Onbevlekte Tuin is de kracht uit de Bron van het Leven Zelf. Vandaar dat alle bloemen, heesters en bomen er bloeien en vrucht dragen in een nooit elders geziene schoonheid en kracht.
Wie Maria bezig ziet tijdens Haar leven op aarde, wordt aangegrepen door de vaststelling dat Zij geen kleine dingen kan doen. Zelfs in de banale handelingen van het dagelijks leven beweegt Zij Zich als in een wolk van Licht. Al Haar handelingen voltrekken zich vloeiend en met een ongewone gedrevenheid. Ik zie een beeldschone Vrouw, buitengewoon elegant in al Haar bewegingen, met in Haar ogen een zachtheid, om Haar mond een lichte glimlach alsof Zij voortdurend verzonken is in een innerlijk visioen van onwereldse pracht en verrukkelijkheid.
Elke mens die in Haar nabijheid komt en de ogen naar Haar toewendt, wordt geraakt door een innemende glimlach. Wanneer slechts mannen in zicht zijn, neigt Zij ertoe, Haar prachtig gelaat zo veel mogelijk te sluieren. Thuis legt Zij de sluier soms af. Al is Zij nog zo vermoeid, niets lijkt Haar te veel.
Onze Meesteres vergunt mij een blik in de diepere gesteldheid van Haar ziel bij dit alles. Zij lijkt onvermoeibaar in alles, omdat Zij Zich volmaakt bewust is van Haar levenstaak, Haar ware roeping. Zij heeft constant het gevoel dat Zij nog zoveel voor de Hemel wil doen en de tijd zo kort is. Precies dit gevoel maakt deel uit van de diepe weemoed waarin Zij geleidelijk zal beginnen te verzinken na de Hemelvaart van Jezus. Het gevolg van deze gesteldheid komt hierin tot uiting, dat Zij Zich totaal geeft in alles (gebed, toewijding, offers, boetedoening, lofprijzingen, dagelijkse handelingen, enzovoort.)
Bij alles 'hoor' ik Haar inwendig vanuit Haar Hart tot God zeggen: "Voor U, Mijn Schepper. Moge het de komst van de Messias bespoedigen", en later, nadat Zij reeds Moeder van Jezus is geworden: "Voor U, Mijn Schepper. Moge het de Werken van de Messias vruchtbaar maken in alle zielen en in alle tijden". Steeds weer pept Zij Zichzelf door deze inwendige zingeving aan Haar kleine handelingen op. 'Kleine'... bij wijze van spreken, want wie deze Ziel bezig ziet, begrijpt dat er voor God geen kleine handelingen bestaan. Alles wat van Maria uitgaat, is zo waardig, zo majestatisch in zijn eenvoud en toch verrukkelijke schoonheid, dat het Gods Hart letterlijk laat ontvlammen. Deze Ziel is zo totaal op God gericht, dat elke beweging van Haar handen of voeten, elke blik uit Haar ogen, elke glimlach op Haar lippen, elk streelzacht woord uit Haar mond, de macht bezit om de Hemel te doen beven van vervoering en de hel te doen beven van angst.
Het lijkt alsof deze ziel leeft en handelt vanuit een motor en een brandstof die niets werelds meer hebben: De motor is het Hart van de Heilige Geest, de brandstof is Zijn Wijsheid en de gave van een volmaakt doorzicht. Maria ziet oneindig veel verder dan de dingen, situaties en gebeurtenissen zelf. In alles herkent Zij onmiddellijk het werk van Gods Voorzienigheid, en Zij dankt en dankt, verheugt Zich oneindig, en volbrengt datgene wat Zij als opdracht op Haar levensweg vindt, met een innerlijke, volmaakt evenwichtige blijheid die Haar laat stralen met Licht en warmte.
De zielen met weinig dieptezicht worden door Haar verschijning en gedragswijze geraakt en enigszins verward, zonder te ontdekken waarom Maria bij hen als zo mysterieus overkomt. De zielen die verder uitgerijpt zijn, begrijpen dat hier de hand van God in werking is. De rijpsten onder hen zijn door Haar zo aangedaan dat zij Haar te voet vallen, wat ik heb gezien bij apostel Johannes, de Heilige Jozef, Maria Magdalena na haar bekering, en de andere apostelen na de Komst van de Heilige Geest op het eerste Pinksteren na de Hemelvaart van Jezus. Haar gedrevenheid is zo groot, en de wijze waarop Zij alle dingen volbrengt, is zo doorstraald van Goddelijk Licht, dat ik vele zielen in de bloeitijd van de jonge Kerk op de knieën zie gaan wanneer Maria tussen de apostelen in het publiek verschijnt.
Het Mysterie van Maria kan niet worden gevat door Haar louter te beschouwen als een mens. Zij is niet vergelijkbaar met een 'gewone' vrouw: Zij is in alles tot het uiterste gedreven door de Heilige Geest, Die de mens tot ongeziene hoogten boven zijn lichamelijke krachten kan doen uitstijgen. Om deze reden menen velen, zelfs in Haar onmiddellijke omgeving, dat Maria nooit moe is. In werkelijkheid zou Zij Haar lichaam doorheen de dagen moeten slepen, indien Zij niet de sleutel bezat tot de Bron van alle levenskracht: het Hart van de Heilige Geest. Zij leeft vanuit een zo intense verbondenheid met Gods Geest dat Zij Haar bewustzijn zo ver boven het lichamelijke weet uit te tillen dat Zij het wel voelt (Zij voelt de honger, de dorst, de pijn, het 'gebroken-zijn tot in de kern van Haar vlees'), doch dat Zij deze gevoelens volmaakt weet om te zetten in een geestdriftig offer. De ziel van Maria lijkt een transformator: Zij registreert pijn en lijden, voegt er Haar immense Liefde aan toe, en weet de pijn en het lijden hierdoor op een 'bovenwerelds' niveau te brengen: het niveau van de Hemelse beleving, waarop Zij alles ononderbroken opdraagt aan de God van Verlossing en Heil. Zo maakt Maria’s buitengewone bezieling door Gods Geest Haar tot een levende Kelk of Tempel van ononderbroken zelfofferande.
Deze volmaakte bezieling en gedrevenheid door de Heilige Geest is tevens de bron van Maria’s eeuwige jeugd, ook in Haar uiterlijke verschijning. Mijn Meesteres vertoont Zich achtereenvolgens aan mij zoals Zij was als jong meisje, als jonge vrouw, als vrouw van 'middelbare leeftijd', en in Haar laatste levensdagen. Het effect is verbazingwekkend: Ik zie telkens diezelfde trekken, met slechts een nuanceverschil waarvan mij in de diepte wordt getoond dat het louter te maken heeft met een voortschrijdend bewustzijn (of ontsluiting) van Haar unieke vergoddelijkte gaven.
In Haar laatste levensdagen zie ik mijn Meesteres als een rijpe vrouw met een buitengewoon zachte gloed over Haar hele Wezen. Haar schoonheid is in geen enkel opzicht verminderd tegenover de tijd van de Passie van Jezus, of van de vlucht naar Egypte, of zelfs als tempelmaagd. Eigenlijk zelfs integendeel. Dit is letterlijk een Bloem die nooit zal verwelken. Bijna tien jaar geleden vertoonde Maria Zich aan mij in Haar laatste levensuur. Ik was aangegrepen door deze aanblik: die Vrede, die zachte gloed, die betoverende schoonheid.
Weliswaar heeft Maria door het uniek voorrecht van de Onbevlekte Ontvangenis de eigenschap ingestort gekregen dat Zij nooit het bederf zal kennen, ook niet in het vlees, dat door de ziel wordt 'gevoed' met levenskracht. Niettemin is ook Haar eigen verdienste bij dit alles oneindig: Voortdurend weet Zij alle niveaus van Haar Wezen (Hart, Wil, geest en lichaam) in het centrum van Gods Geest te houden, zodat al Haar doen en laten geen ogenblik van Gods Plannen en Werken afdwaalt. Daarbij moet Zij constant een strijd leveren die het bevattingsvermogen van de zielen op Maria’s levensweg, en zeker hun waarneming, ver overtreft: de strijd tegen verschrikkelijke aanvallen vanwege de legioenen der hel, en de strijd tegen Zichzelf (lichamelijk en spiritueel lijden). Inderdaad, het lijden poogt het middelpunt van Haar bewustzijn voortdurend van het spirituele naar het lichamelijke te verleggen.
Intussen beuken de krachten der duisternis met een nooit geziene woestheid tegen de poorten van deze Onbevlekte Burcht. De satan heeft gemerkt dat deze Vrouw niet is zoals de anderen. Hij beproeft Haar door zich van Haar eigen attributen te bedienen: Haar schoonheid, Haar aanzien bij de spiritueel rijpere zielen, Haar grote verwezenlijkingen... dus bekoort hij Haar op alle mogelijke deugden. Vaak doet hij dit bij Haar zoals bij andere zielen: ongemerkt, verborgen. Soms echter vertoont hij zich aan Haar. Enkele malen toont Maria mij hoe Zij de bekoorder letterlijk voor Haar op de knieën dwingt. Ik zie Haar dit één maal doen als jong meisje en nog een paar malen als rijpere vrouw. Telkens Zij hem dit heeft bevolen, raakt hij vreselijk in de war doordat hij niet de kracht blijkt te hebben om Haar niet te gehoorzamen, en zodra Zij hem uitdrukkelijk toestaat om opnieuw overeind te komen, vlucht hij als een bliksem weg. Haar macht is verschroeiend, en toch vraagt Zij God om de toestemming, de satan te mogen bestrijden zoals andere zielen dit moeten doen: door de kracht van Liefde, vertrouwen, Geloof, gebed, offers en boete, in plaats van door gebruik te maken van Haar onoverwinnelijke macht over hem. In deze strijd toont Maria Zich zo vurig dat het mij toeschijnt alsof er vlammen uit Haar Hart ten Hemel schieten. Maria haalt Haar kracht en gedrevenheid uit de combinatie van de volgende gesteldheden:
|
Aanschouw de verrukkingen van de Lusttuin van de Heilige Geest. In deze Tuin voltrekt Hij alles wat Hij van in den beginne in alle zielen had willen voltrekken. In deze Tuin vinden alle verrukkingen die Hij de ziel wil bereiden, hun weerklank, want doordat in deze Tuin alle zaden van de Heilige Geest volkomen tot rijping, tot bloei en tot vrucht komen, schept Maria op Haar beurt vervoeringen in het Hart van God, de Bron van alles wat is. De ziel die zich 'door de Geest laat drijven', laat op haar beurt Zijn Werken drijven als een stroom die uiteindelijk alle zielen zal reinigen tot in alle uithoeken van de Schepping. In Haar zag God dat het goed is, en dat de cirkel zich zal sluiten, wanneer de volheid van de Tijd gekomen is.
2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin
Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die de heiligheid van de ware gedrevenheid door Gods Geest uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar te worden opgenomen. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien.
"O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden. Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest. Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van Hart en ziel. Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde. Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid. Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel. O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God". |
O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven:
-
Meesteres van mijn ziel, vanaf Uw geboorte was Uw ziel zich volkomen van Uw unieke levenstaak bewust. Ik smeek U, wil mij bewust maken van mijn ware roeping in dit leven, de opdracht die ik moet volbrengen binnen Gods Plan met de zielen.
-
Meesteres van mijn ziel, geen enkel ogenblik heeft de geestdrift U verlaten, omdat U de zin doorschouwde van alles wat Gods Voorzienigheid op Uw levenspad bracht. Ik smeek U, laat mij toch de zin van elke meter van mijn levensweg herkennen, opdat ik gevrijwaard moge worden van futloosheid, moedeloosheid en doelloosheid.
-
Meesteres van mijn ziel, geen ogenblik zijn Uw ogen afgedwaald van het Hemels doel waartoe U in de wereld was gekomen. Ik smeek U, toon mij op welk doel ik mijn leven moet richten voor het Heil van mijn ziel, opdat ik de ware motivatie moge vinden voor al mijn doen en laten.
-
Meesteres van mijn ziel, U hebt volmaakt begrepen dat God niets laat gebeuren zonder bedoeling. Ik smeek U, laat mij het nut van alle kleine dingen in mijn leven herkennen, opdat ik de ware tevredenheid moge vinden en alle lauwheid, onverschilligheid en gebrek aan levenslust uit mij verbannen mogen worden.
-
Meesteres van mijn ziel, de volmaakte Bruiloft met de Heilige Geest heeft U in staat gesteld om oneindig verder te schouwen dan de oppervlakte van alle dingen. Ik smeek U, verhoog mijn ontvankelijkheid voor de inwerkingen van de Heilige Geest, opdat alle dorheid en elk gevoel van zinloosheid uit mijn leven verwijderd mogen worden.
-
Meesteres van mijn ziel, ook in alle Smart bleef in Uw Hart de zon van de Goddelijke bezieling schijnen. Ik smeek U, wil de instroming van het Goddelijk Licht in mijn hart en geest levendig houden, opdat ik niet ten prooi moge vallen aan enige droefgeestigheid, neerslachtigheid of depressiviteit.
-
Meesteres van mijn ziel, U hebt geleefd vanuit het Hart van de Heilige Geest, Die Uw bewustzijn boven de dingen der wereld uittilde. Ik smeek U, leer mij kijken met de ogen van de ziel, opdat ik alles wat mijn levensweg kruist, moge kunnen relativeren.
3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel
Elke dag dat de ziel uitgenodigd wordt tot de Onbevlekte Tuin, gebeurt dit niet louter om zich daar aan de onwerkelijke schoonheden te verlustigen. Gods Heilsplan wordt niet volbracht door zich te verbazen over de volmaaktheden van een andere ziel, en deze ziel daarom te prijzen. Gods Voorzienigheid schept voorbeelden opdat zij tot navolging mogen strekken. De wandelaar in de Onbevlekte Tuin krijgt van de Opzichter van de Tuin (de Heilige Geest) de toelating om daar de zaden mee te nemen die hij in de eigen ziel kan zaaien om de navolging stap voor stap mogelijk te maken en vorm te geven.
Het zaad van de bloemen van Maria levert gelijkaardige bloemen op. Hoe meer zaad aan de eigen zielenbodem wordt toevertrouwd, des te méér gaat de ziel op Maria lijken. Daartoe moet de zielentuin zich door de Meesteres van alle zielen laten bewerken. De geestdrift laat geen zaad achter, zij wordt gedragen door de zuurstof van de Goddelijke lucht in de Tuin. Daarom zal de ziel vandaag in deze Tuin met verlangen de essentie van het Goddelijk Leven inademen en Haar eigen wereldse gesteldheden, verleidbaarheden, zwakheden en duisternis uitademen. In de zuurstof van Gods Geest wordt dit alles omgezet in adem van heiligheid.
Opdat de ziel door deze Goddelijke zuurstof niet zou 'verbranden' door een overmaat aan onverwerkbaar Liefdesvuur en Licht, moet de ziel de bezieling laten voltrekken door de adem van Maria, Die deze zuurstof zal aanpassen bij de behoeften van de ziel en de opneembaarheid: Wanneer kan zij welke dosis verdragen en volkomen benutten? Laat de Meesteres Uw tuin voorbereiden op het vermogen om een leven in geestdrift te leiden, want de geestdrift is als een Hemelse wind die het kaf tussen Uw koren wegblaast en ruimte schept voor verluchting en de bloei van het Ware Geluk op elke meter van Uw levensweg.
Ziehier Haar onderrichtingen:
|
11e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria
dankbaarheid
1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin
God is Liefde. Gods is daarom ook vreugde. Wie liefheeft, vindt zijn grootste behagen in het vooruitzicht van de vreugde die hij de geliefde zal bereiden met de geschenken die hij voor deze laatste in petto heeft, en de vreugde die hierdoor in zijn eigen hart opgewekt zal worden: de vreugde om de vreugde van de ander.
God is niets dan Liefde, en Hij verheugt Zich zonder ophouden om de vreugde die Hij Zijn schepselen in het vooruitzicht wil stellen. Vele zielen blijven onverschillig voor Zijn inspanningen. Welke verrukking voor het Hart van de hele Schepping, de God van Liefde, wanneer Zijn Geest doorheen de Onbevlekte Tuin zweeft en daar de tekenen van de grootste waardering en van de grootst mogelijke eenheid van voelen met Zijn eigen Hart weerspiegeld ziet. Zo ver het oog reikt: uitgestrekte zeeën van wiegend goud van boterbloemen als symbolen voor Maria’s onovertroffen dankbaarheid. De boterbloem wordt over de weiden uitgestrooid als goud uit Gods hand: symbool voor al het waardevolle, liefdevolle en zuivere dat Hij in de zielen wil zaaien. De bodem reageert op dit zaad met oneindige zeeën van gouden kroontjes, zoals duizenden zonnetjes door dewelke de ziel op haar beurt God toelacht.
Maria dankt God voor alles, want Zij begrijpt alles als het werk van Gods Voorzienigheid, die alles (ook het minder aangename) laat gebeuren als een aaneenschakeling van kansen voor de ziel om Heil te verwerven voor zichzelf en voor anderen.
Zie hoe diep de Onbevlekte Tuin de bedoelingen en beweegredenen van de Goddelijke Zaaier doorschouwt. Maria heeft begrepen dat de Goddelijke Voorzienigheid de levensweg van elke ziel trekt doorheen een niemandsland: Het levenspad van elke ziel is verschillend van dat van alle andere zielen van alle eeuwen. Geen twee zielen doorlopen een identieke weg. Elke levensweg wordt specifiek voor die ene ziel getrokken, helemaal in het niets, als een plan dat getekend wordt in Gods Hart.
Maria beschouwt dit als een overtuigend bewijs voor het feit dat God buitengewoon veel aandacht heeft voor elke ziel afzonderlijk, en dag en nacht met elke ziel afzonderlijk bezig is. Elke ziel gaat Hem ter harte als een uniek bouwwerk, en elke levensweg als een uniek project. Elke ziel en elke levensweg wil Hij optimaal tot ontwikkeling brengen, want Zijn vreugde wordt pas verrukking wanneer de ziel alle Werken van Zijn Voorzienigheid in positieve zin begint te beantwoorden, en slechts in de mate waarin de zielen hun van God gekregen bagage benutten, nadert het Goddelijk Heilsplan voor de hele mensheid tot zijn voltooiing: Gods Rijk op aarde, en de wedergeboorte van het Aards Paradijs, dat Hij voorlopig slechts in de Dochter van Zijn welbehagen terugvindt.
De Schepper, Verlosser en Heiligmaker stippelt niet bij voorbaat de hele levensweg uit van geboorte tot dood, want in Zijn onmetelijke Liefde houdt Hij zelfs rekening met datgene wat Zijn Liefde en Zijn Plannen en Werken het meest in de weg staat: de vrije wil van de ziel, die op elk ogenblik de weg een andere, niet door God bedoelde wending kan trachten te geven. Elke meter weg die God trekt, is een geschenk, want Hij bouwt aan de ideale weg, de weg die volledig in overeenstemming is met Zijn onfeilbare Wijsheid, de weg die gegarandeerd leidt naar het Eeuwig Rijk, het Hemels Paradijs.
Maria heeft dit volmaakt begrepen. Zij reageert op dit inzicht met een grenzeloze en onvoorwaardelijke dankbaarheid. Hierdoor geeft Zij uiting aan Haar volmaakt vertrouwen op Gods Werken in Haar leven. Zij twijfelt geen ogenblik aan de waarde van alles, zelfs het banale en ook het (menselijk gesproken) onaangename. Zij weet dat Gods Wijsheid en Liefde het onaangename niet zouden toestaan indien het niet nodig zou zijn, hetzij voor de ziel zelf, hetzij voor Gods Plan voor de zielen als geheel.
Door een bovennatuurlijke kennis verlicht, weet Maria reeds tijdens Haar leven in het land van Israël dat Zij geen Verlossing behoeft, want dat het Bloed van Christus reeds vóór Zijn Kruisdood Haar ziel heeft bevloeid, als een uniek voorrecht op grond van Haar unieke rol binnen het menselijk geslacht. Dit maakt voor Haar geen verschil uit, wel integendeel, Zij weet nu dat al Haar inspanningen op Haar levensweg rechtstreeks voor de Verlossing van andere zielen en voor de bevordering van Gods Werken worden benut, en Zij is dankbaar voor dit alles en wil het maximaal benutten.
In het beslotene van Haar Hart verlangt Zij naar de ontplooiing van het maximum van Haar gaven, talenten, vermogens en van die hele volheid van Genaden die Zij bezit. Geen ogenblik staart Zij Zich blind op de minder aangename dingen, noch komt het in Haar op om hierdoor te gaan twijfelen aan Gods almacht en Liefde, noch om Hem enig verwijt te maken. Onmiddellijk ziet Zij in alles het goede, het positieve, de kans om iets concreets te doen voor de zielen en iets concreets terug te geven aan God, Die Haar het leven heeft geschonken.
Zij weet dat het leven het begin en het einde van alle Heilsmogelijkheden is, want het is het enige dat de ziel heeft om in de diepte te doorleven wat de essentie van God Zelf is: de Liefde, die het best tot uitdrukking wordt gebracht door de totale offerande van wat het schepsel heeft: ziel, hart, geest, wil en lichaam, en de hele levensweg vanaf het uur waarin de zon boven hem opgaat tot het uur waarin de zon aan zijn einder ondergaat om de ziel tot bij de poort van het oordeel te brengen.
Met pijn beseft Zij dat talloze zielen nooit het goede zien in de beproevingen, omdat hun gehechtheid aan het wereldse hen verblindt, en dat God hierdoor in miljarden levens geen waardering ontvangt voor al Zijn weldaden, die zo vaak verscholen zitten onder de distels van het noodzakelijk lijden.
Elke ochtend begroet Maria de nieuwe dag als een verzameling van nieuwe kansen om te werken voor Gods Heilsplan. Zij dankt voor de zon die leven geeft. Zij dankt voor de regen die het voedsel voor het lichaam op de velden laat rijpen en die zorgt voor de instandhouding van de schoonheden en verrukkingen van de bloemen. Zij dankt voor het voedsel dat Zij eet en dat Zij niet beoordeelt op zijn smaak maar als een geschenk van voeding. Zij dankt voor het lijden, dat Haar kansen geeft om Gods Liefde te beantwoorden door de offerande van datgene wat de gemiddelde mens beschouwt als zijn grootste goed: het lichaam en zijn gezondheid. |
Maria’s dankbaarheid bloeit in haar volle pracht op de bedding van Haar nederigheid. Danken, doet slechts de ziel die nederig is en hierdoor erkent dat diegene die zij dankt, iets had dat zij nodig had. Danken is dus ook: erkennen dat men de ander nodig heeft (gehad). Maria erkent God in de positie die Hem toekomt: deze van Bron van ALLES. Dus dankt Zij voor alles, want alles komt uit Zijn hand, en heeft slechts één doel en zin: de Eeuwige Gelukzaligheid van de ziel, en van de hele mensheid.
Maria kent alles zijn juiste waarde toe. Zo doorgrondt Zij de waarde, de zin en de betekenis van elke gebeurtenis, van elk mensenleven en van de passage van elke ziel op aarde. Ik zie hoe Zij God dankt bij het overlijden van elke ziel die op Haar levenspad is geweest. Zij dankt omdat Zij deze ziel heeft mogen kennen (zelfs wanneer het een ziel betreft die Haar minder gunstig gezind was of die Haar leed heeft bezorgd), en voor elke handeling die deze ziel jegens Haar heeft gesteld en elk woord dat deze ziel tot Haar heeft gesproken, want Zij beschouwt al deze dingen (ook de negatief gekleurde) als kansen die God Haar op Haar levensweg heeft geschonken om Heil te verwerven voor de verwezenlijking van Zijn Plan van Heil. Zo leert Zij Haar omgeving een ongewone kijk op leven en dood.
Op de vruchtbare weidegronden van de Onbevlekte Tuin verwelken de boterbloemen nooit, want de dankbaarheid welt uit de bodem van Maria’s ziel als ontelbare gouden kroontjes die mede vorm geven aan de Eeuwige Lente. Haar eenheid met Gods Hart is zo volkomen dat Zij niet anders kan, dan Zijn ononderbroken geschenken beantwoorden met goud uit Zijn eigen zaad. Voor Haar is dit een noodzaak van leven. Zonder dankbaarheid zou het Hart van Maria Zichzelf onherstelbaar verwonden, want indien het uur zou komen waarin Zij Haar Liefde voor God niet meer tot uitdrukking zou kunnen brengen, zou de Onbevlekte Tuin de ware zin van zijn bestaan verliezen.
2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin
Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die de volmaakte dankbaarheid uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar te worden opgenomen. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien.
"O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden. Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest. Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van Hart en ziel. Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde. Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid. Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel. O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God". |
O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven:
-
Meesteres van mijn ziel, Uw hele Wezen is zo volmaakt één met Gods Hart dat U de diepe zin van Zijn Plannen en Werken doorschouwt. Ik smeek U, leer mij begrijpen dat elke gebeurtenis, elke situatie op mijn levensweg, een Werk van Gods handen is, dat mij naar Zijn Paradijs wil leiden. Wek in mij de dankbaarheid voor deze onophoudelijke blijken van Gods Liefde die samen mijn leven vormen.
-
Meesteres van mijn ziel, alle beproevingen op Uw levensweg zijn U tot bronnen van vreugde geworden, want zij gaven U de kans om God de diepgang van Uw Liefde te bewijzen. Ik smeek U, leer mij het onaangename in mijn leven te beschouwen als heel belangrijke dingen die binnen Gods Plan passen en waaraan ik het voorrecht krijg, te mogen meewerken door mijn liefdevolle en vertrouwvolle aanvaarding.
-
Meesteres van mijn ziel, U weet dat God geen onbenullige dingen doet, en dat al Zijn voorzieningen de ziel dichter bij de Hemel brengen. Ik smeek U, leer mij, niets in mijn leven als vanzelfsprekend aan te nemen, doch alles te beschouwen als het werk van Gods Liefde en van Uw bemiddeling.
-
Meesteres van mijn ziel, in Uw Hart kwam nooit enig verzet op tegen Gods Beschikkingen. Ik smeek U, leer mij, het onaangename niet langer te zien als punten waarop God jegens mij tekortschiet.
-
Meesteres van mijn ziel, U hebt gezien hoe God geen ogenblik onverschillig blijft voor een ziel. Ik smeek U, open de ogen van mijn ziel voor de onzichtbare handen van God die mij dragen wanneer mijn weg moeilijk wordt en ik mij door Hem in de steek gelaten voel. Open mij voor de fluisteringen van Gods Liefde in mijn hart en in de verborgen weldaden op mijn levensweg.
-
Meesteres van mijn ziel, Uw dankbaarheid heeft God verheerlijkt in al Uw doen en laten. Ik smeek U, leef in mij, opdat ik U en God moge verheerlijken door elke klop van Uw eigen Hart in mij, dat elk ogenblik van Uw leven op aarde heeft beleefd als een volkomen en onvoorwaardelijke zelfofferande, en daardoor God zonder ophouden heeft gedankt voor de rijke en onuitsprekelijke gave van het leven.
3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel
Slechts een verwaarloosbaar klein gedeelte van Gods weldaden vindt zijn weerklank in dankbaarheid vanuit de zielen. Nochtans werkt de dankbaarheid als een sleutel voor een open communicatie tussen God en de zielen. Gods handelingen, die tot uitdrukking komen in alle Werken van Zijn Voorzienigheid, kunnen worden beschouwd als radiosignalen die vanuit Gods Hart uitgezonden worden naar elk van Zijn schepselen. Zodra de ziel dankt, krijgt de Goddelijke radiozender een signaal van ontvangst: Hij weet dan dat de ziel op de radiosignalen 'reageert'.
Terwijl de aarde baadt in een oceaan van Goddelijke radiosignalen, blijft het in de Hemel opvallend stil aan wederberichten van de zielen uit. Het zaad van het 'meigoud', de boterbloemen, wordt weliswaar in de zielenbodems opgenomen (anders zou geen ziel in leven blijven), doch het lijkt over het algemeen niet uit te rijpen tot kroontjes van goud: God ziet weinig rendement voor Zijn gaven.
De ziel die al haar gaven, talenten, genaden, vermogens en tussenkomsten van de Goddelijke Voorzienigheid laat renderen (tot vrucht of in bloei brengt), brengt hierdoor de grootste dankzegging.
De zeeën van boterbloemen vormen het signaal van de weiden die God dank zeggen voor de nieuwe lente, met een passend geschenk: gouden kroontjes. Vele zielentuinen vertonen zelden boterbloemen. Zij bereiden zich dan ook niet voor op een nieuwe lente, een wedergeboorte voor het Goddelijk Leven.
Laat de Meesteres van alle zielen Uw grond bewerken voor een oogst van gouden dankbaarheid:
|
12e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria
vurigheid
1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin
Alle leven is beweging. Wanneer de ziel het ware Goddelijk Leven in zich draagt, sterft alle onderkoeldheid, alle lauwheid en alle kilte een stille dood. Zij krijgt deel aan de eenheid met de Bron van het Goddelijk Liefdesvuur. Aanschouw de talloze verrukkingen van de Onbevlekte Tuin, volmaakte Spiegel van Gods Plannen en Werken zoals deze voor alle eeuwen zijn beschikt.
Boven de Onbevlekte Tuin hoor ik de volgende woorden uit Gods Hart weerklinken:
"In U zal de Schepping een Venster op Onze Godheid vinden. Zij zal U eren, aan Uw macht onderworpen zijn, en in U Onze Glorie aanschouwen en verheerlijken tot ontsluiting van stromen van Vuur voor de zielen. In U zal zij het Vuur in Uw Hart leren liefhebben als het grootste geschenk van Ons Goddelijk Leven". |
In de Onbevlekte Tuin heerst een zalige warmte. De Zon van de Goddelijke Liefde dompelt er alles restloos onder in de volmaakte levenskracht. Hoewel deze zon de ontzagwekkende kracht van God Zelf belichaamt, verbrandt zij niets, tenzij de grond en de planten die niet naar haar verlangen. In de Onbevlekte Tuin smacht alles naar de volkomen eenheid met de Goddelijke Zon.
Bovendien deint over deze hoogheilige grond onophoudelijk de zuurstofrijke bries van de Heilige Geest, Die de Tuin het absoluut maximum aan levenskracht biedt: de volheid van het Goddelijk Leven. Deze zuurstofrijke bries houdt de volle levenskracht, de volle vruchtbaarheid van de Onbevlekte Tuin in stand, wat tot uiting komt in de geestdrift, de bezieling waarmee in dit Paradijs alle processen zich voltrekken. En de bodem legt getuigenis af van de ongeremde tegenwoordigheid en uitwerking van Gods Levenskracht, door de goudsbloem, de bloem die lijkt te stralen als een diep-oranje zon.
Ooit toonde de Meesteres van mijn ziel mij de laagstaande zon boven een landschap in de wijde natuur op een zwoele, stille zomeravond als een symbool voor de heiligheid: heiligheid door vurigheid, en vurigheid door heiligheid. Deze zon is als een diep-oranje bol die stromen van Hemels goud over het landschap lijkt uit te gieten, terwijl dat landschap er op een zwoele, stille zomeravond zo intens vredig bij ligt, als symbool voor diepe innerlijke rust en Vrede, stilte en overgave, vurige Liefde en een onverstoord gemoed.
Dit alles schetst ook de atmosfeer die op de ziel inwerkt wanneer zij het voorrecht krijgt om zich één te laten maken met de Onbevlekte Tuin. In de goudsbloemen lijkt de bodem er iets te weerspiegelen van het goud dat hij zonder onderbreking uit de Goddelijke Zon opdrinkt.
Maria is zodanig ontvlamd door de Liefde en het innerlijk contact met God dat Haar Wezen inwendig in brand lijkt te staan. De ziel wordt in deze Tuin diep geraakt door een atmosfeer van een zo ongenaakbare heiligheid dat zij in de ban komt van een macht die haar op de knieën dwingt.
Hier vat de ziel de Waarheid over Maria als Draagster van Goddelijke macht. Maria bezit de macht om Gods Hart in vuur en vlam te zetten door de woorden die Zij spreekt in gebed, lofprijzing en onderrichting aan de zielen, woorden die in volmaakte overeenstemming zijn met datgene wat God wil horen om Zijn behoefte aan wederliefde te laten bevredigen.
Elk woord dat een ziel spreekt, wekt welbepaalde krachten op. De woorden die Maria spreekt, de toon waarop Zij deze uitspreekt, de mantel van zachtheid en tederheid waarin zij deze hult, en de Vlammen van Liefde die intussen uit Haar Hart schieten, verlenen Haar een macht die zelfs God in Haar ban brengt. Voel de macht die van Maria uitgaat op grond van Haar vurigheid:
|
De Onbevlekte Meesteres van alle zielen beweegt Zich door Israël als een weinig opvallende ziel. Zeer weinige ogen zien Haar zoals Zij is, in Haar boven alles verheven grootheid en macht. Slechts de meest uitgerijpte zielen herkennen in Haar de unieke sporen van een constante eenheid met de Heilige Geest. Bij duizenden lopen de joden en de heidenen onachtzaam voorbij aan de Koningin van de Schepping. Zij heeft niet gewild dat Haar grootheid bekend zou worden vóór Gods Tijd daartoe zou aanbreken. De onvolkomen mensenziel zou Haar op grond van die kennis aanbidden als een godin, terwijl Zij slechts God wil verheerlijken in al Haar doen en laten.
Wat de rijpere zielen opvalt, is dat Maria niets 'zomaar' kan doen: Zelfs Haar meest onbenullig lijkende handelingen worden volbracht met een gedrevenheid en een Vuur die de toeschouwer laten vermoeden dat Maria elke handeling op zich beschouwt als een afgeronde, totale daad, een geheel of een wereld op zich, zodanig dat Zij in elke daad een totale en absolute verheerlijking aan God wil leggen.
Ik zie Haar samen met verscheidene andere vrouwen over een stofferige weg kuieren, enkele tientallen meter achter enkele groepjes apostelen aan. Ik vermoed dat Jezus vóór hen allen uit gaat, doch Hem zie ik niet. Ik zie een kind uit een nabij liggende tuin naar het groepje vrome vrouwen lopen, en vallen. Wenend blijft het liggen.
Maria, Die gesluierd en met neergebogen hoofd had gelopen, met naast Haar Maria Magdalena, kijkt op, stapt met enkele snelle passen op het kind toe, slaat met een verzekerde, bevallige beweging Haar sluier ten dele weg, en ik zie een prachtig gelaat met buitengewoon zachte ogen. Zij streelt het kind even over de wang, gaat op Haar rechterknie zitten, buigt voorover en kust de bezeerde knie van het gevallen meisje, dat naar deze mooie Dame kijkt met verbazing, als betoverd, en in enkele ogenblikken tijds naar Haar glimlacht. Maria opent een kleine stoffen buidel die Zij had gedragen, haalt een vrucht te voorschijn, geeft deze aan het meisje, en ik hoor Haar zeggen: "Dank de Heer voor je pijn. Kijk eens wat Hij je teruggeeft, Hij heeft de boom geschapen waaraan deze vrucht is gerijpt, en die de hele tijd op jou heeft gewacht". Het meisje straalt, geeft geen kik meer, staat op en wandelt met de vrucht naar huis terug, terwijl zij blijft achterom kijken naar deze wonderlijke Dame. Het lijkt alsof zij bijna gelukkig is dat zij hier en nu heeft mogen vallen. Ziehier een halve minuut uit het leven van Maria: één gestroomlijnde handeling, met alle bestanddelen die Gods Hart in vuur en vlam zetten: Zij heeft Hem en Zijn Voorzienigheid geprezen, Zij heeft Zichzelf klein gemaakt door naast het meisje neer te knielen, Zij heeft een daad van naastenliefde gesteld, en Zij heeft het meisje alsook de toeschouwende vrome vrouwen een grote levensles gegeven. Ik zie Haar opstaan, Haar sluier opnieuw neerlaten en biddend Haar weg vervolgen. Een klein gebeuren, doch brandend van heilig Vuur. Ik zie Maria ook bidden. Wanneer Zij alleen is, verricht Zij vele gebeden geknield, met dien verstande dat Zij ook onophoudelijk bidt terwijl Zij dagelijkse werken verricht, en in dit laatste geval niet kan neerknielen. Doch de constante factor is de vurigheid. Niettemin waakt Maria er nauwgezet over, dat Zij geen medemens in verlegenheid brengt. Zo zie ik Haar bidden samen met andere mensen, en in deze gevallen doet Zij dit zoals de joden dit blijkbaar plegen te doen: staande, en soms voorover wiegend of buigend. Doch er wordt mij een uitzondering op deze regel getoond: In gezelschap van de Heilige Jozef zie ik Haar als heel jonge vrouw in gebed. Zij staan beiden rechtop, met het aangezicht naar elkaar toe gewend. Zij spreken beurtelings hardop (doch met heel zachte stem). Op zeker ogenblik heft Maria een lezing aan uit de profeet Jesaja, en Zij knielt neer. Meteen blijkt de reden: De tekst gaat over de komst van de Messias. Wat een Vuur. Wanneer Maria bidt, gebeurt dit zoals een verliefde die verzuchtingen van ontembare en diep verlangende Liefde als Vlammen uit Haar Hart naar Haar Goddelijke Geliefde stoot. |
Zo geeft Maria aan al Haar daden, aan al Haar woorden, zelfs aan Haar diepste en meest verborgen gedachten en gevoelens een meerwaarde door het Vuur van waaruit dit alles van Haar Hart uitstroomt.
Niets doet of zegt Zij 'zomaar', alles wordt doorheen Haar Hart geleid, daar in brand gestoken aan het Goddelijk Vuur dat Haar volkomen beheerst, en dan pas over de wereld losgelaten. Zo wordt mij de diepgang getoond van de aard van Maria als Transformator van Liefde': Alles wat aan Haar wordt toegewijd, wordt in Haar duizendvoudig versterkt, vervolmaakt, en dan in de Schatkamer van het Heil gelegd om als genaden naar de zielen terug te keren. Reeds tijdens Haar leven op aarde gebeurde dit precies zo, met alles wat Haar werd toevertrouwd, en met alles wat in Haar eigen Hart ontsproot.
De goudsbloemen in de Onbevlekte Tuin bloeien weelderig. Zij schieten op uit het zaad van Gods Liefdesvuur, dat tot rijping komt door Maria’s geestdriftig verlangen om de zielen te overstelpen met weldaden, om hen het bewijs te leveren van Gods Liefde en Zijn heilzame Werken in hun eigen leven. God vereeuwigt Haar onbegrensde verdiensten in deze diepgouden zonnen die in indrukwekkende perken Haar zielengrond sieren. En God ziet dat Zijn Vuur beantwoord wordt, en houdt de kanalen van Zijn Barmhartigheid voor de zielen open, mede door de grenzeloze macht van hun Meesteres.
2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin
Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die een serafijnse vurigheid uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar te worden opgenomen. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien.
"O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden. Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest. Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van Hart en ziel. Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde. Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid. Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel. O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God". |
O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven:
-
Meesteres van mijn ziel, Uw vurigheid kende geen grenzen, en doordrong al Uw werken. Ik smeek U, wil mij zodanig vervullen met Uzelf dat ik mij met hart en ziel moge inzetten voor alle taken die ik op mijn levensweg vind.
-
Meesteres van mijn ziel, U hebt geen inspanning geschuwd in de offerande van Uzelf voor Gods Heilsplan. Ik smeek U, bevrijd mij van alle lauwheid in mijn werken voor God, voor U en voor de zielen. Beziel mij, opdat ik in alles het beste van mijzelf moge geven.
-
Meesteres van mijn ziel, U hebt de diepe betekenis doorschouwd van elk detail op Uw levensweg en van elk woord en elke handeling die van elke ziel uitgaat. Ik smeek U, bevrijd mij van alle onverschilligheid. Laat mij werkelijk begrijpen dat elke handeling, elk woord, elke gedachte en elk gevoel een verschil kan maken voor de verwezenlijking van Gods Plan met de zielen.
-
Meesteres van mijn ziel, U hebt Uzelf restloos aan God gegeven opdat geen detail van Uw leven onbenut zou blijven voor Zijn Plannen. Ik smeek U, wek in mij het Vuur voor een diep doorleefde, totale en vurige toewijding aan U, opdat ik mijzelf op elk ogenblik van mijn leven zonder aarzelen volledig aan U moge geven.
-
Meesteres van mijn ziel, in U brandde het Vuur van Gods Geest tot bezieling van het Goddelijk Leven dat in U de volheid had bereikt. Ik smeek U, wil mij bevrijden van elke neiging om mijn gebed en mijn contacten met God en met U te verrichten zonder gevoel, vanuit een dor en onbezield hart.
-
Meesteres van mijn ziel, al Uw doen en laten was gedreven door een brandend verlangen om een verschil te maken voor het Heil van de zielen. Ik smeek U, wek in mij de koorts van de ziel die geen rust kent eer zij God en haar Meesteres in alles heeft behaagd, gedreven door het Ware Vuur dat in eeuwigheid niet meer dooft.
-
Meesteres van mijn ziel, in het Goddelijk Vuur in Uw Hart kon geen kilte noch enig werk van de duisternis in leven blijven. Ik smeek U, wil al mijn handelingen, al mijn woorden, al mijn gevoelens en bestrevingen ontsteken aan het allerzuiverste Vuur van Uw Hart, opdat zij al mijn tekortkomingen en zwakheden mogen verbranden, en het Vuur van Gods Geest naar de aarde toe mogen trekken.
3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel
O wonderbare ruil waardoor de Schepper heeft voorzien dat de ziel door de wijze waarop zij haar vrije wil gebruikt, zelf kan bepalen in welke mate zij het Ware Geluk ervaart. Diegene die Hij heeft verheven tot onbetwistbare Meesteres over alles, almachtig in de orde der Genade, prijkt als een ontzagwekkend Teken boven elke levensweg.
Zij die Haar liefhebben, delen in Haar Vuur, worden erdoor verwarmd en gevoed, en ervaren Haar strelende weldaden als de kussen van een bijna vloeibaar-gouden zon op een zalige, rustige, vredige zomeravond.
Zij die onachtzaam aan Haar voorbijlopen, voelen in hun hart geen enkel verschil, en blijven ten prooi aan de willekeurige grillen van de zwiepende golven der wereldse stormen.
Zij, ten slotte, die de duisternis beminnen, huiveren bij Haar aanblik, en worden door Haar macht op de knieën gedwongen en door Haar vurige stralen verschroeid, omdat Zij God Zelf, de Zon van Licht en Liefde, tegenwoordig stelt.
Opdat het Licht in de duisternis zou stralen, wil Maria het zaad van Haar goudsbloemen met U delen.
|
13e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria
vergeestelijking
1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin
Met de Onbevlekte Tuin houdt de Schepper de zielen een voorafspiegeling van het eeuwig Paradijs voor. De bronnen van vervoering zijn er even oneindig als in de Hemel zelf, omdat God in Maria de essentie heeft verzameld van alles wat Hij ooit heeft gemaakt en nog zal maken. De Scheppingsdaad is in wezen oneindig, en de uitwerkingen ervan leven door via de eindeloze ontwikkelingen, groeiprocessen en veranderingen in al die miljarden schepselen.
Maria’s Wezen zelf is evenzeer oneindig: De Onbevlekte Tuin is nooit voltooid, alle heerlijkheden en alle elementen van de macht van Maria blijven zichzelf eeuwigdurend vermenigvuldigen, zoals ook Gods eigen heerlijkheden en macht zichzelf eeuwigdurend blijven vermenigvuldigen. In de Tuin kuiert de uitgenodigde ziel tussen oogstrelende schoonheden en vervoering brengende parfums die het hart openbreken tot in de verste en meest verborgen uithoeken.
Eén van de absolute parels in dit eeuwig levend Paradijs van heiligheid is de lilakleurige seringenbloesem (ook paarse jasmijn genaamd), die mij wordt getoond als een waarlijk Hemelse bloesem. Hij verspreidt een heerlijk, heel rustgevend, verrukkelijk parfum.
De kleur, licht lila, is een diep spirituele kleur die mij door Maria is aangetoond als symbool bij uitstek voor totale en diepe overgave, stille gelukzaligheid, diepe inwendige Vrede, zin voor totale zelfgave aan God/Maria, restloze toewijding, ongeremd overglijden in het onstoffelijke, het bovennatuurlijke, de dingen des Hemels, het intens verlangen naar totale opname in het Hart van Hem/Haar aan Wie men zich toewijdt.
Dit alles samen vormt de basis voor de vergeestelijking. Door de lilakleurige jasmijn brengt Maria de zielen in Haar ban, zodat zij bereid zijn om hun vrije wil, het bezit waaraan zij doorgaans het hardnekkigst vasthouden, totaal af te staan en hierdoor het heiligste verbond met God te ondertekenen.
Zie de bodem waaruit deze bloesems zo weelderig opschieten. De onbevlekte Koningin is het Meesterwerk van vergeestelijking. Vergeestelijking kan worden beschouwd als de deugd die de heiligheid van de ziel 'afrondt' en bekroont. Vergeestelijking is het leven met zodanige beheersing van het lichamelijke dat de Goddelijke levenskracht die naar elke ziel toestroomt, niet hoofdzakelijk (zoals bij de meeste zielen) wordt benut voor het lichaam en de bevrediging van de lichamelijke behoeften, doch hoofdzakelijk voor de ziel, haar heiliging en de ontwikkeling van haar hogere vermogens, en de bevrediging van haar behoeften, die rechtstreeks verband houden met haar voorbereiding op de intrede in het Eeuwig Rijk.
Zie de Vrouw Die door de Allerhoogste is verheven tot Meesteres over alles, en Die deze oneindig verheven positie bekrachtigt en rechtvaardigt door Zich in de eerste plaats Meesteres over Zichzelf te tonen. Zij leeft alsof Zij één en al geest is, en in vele opzichten geen lichaam zou hebben. Geen grotere macht kan een ziel bezitten dan deze, haar lichaam en haar vrije wil als slaven aan haar voeten te kunnen houden. Nochtans lijkt Maria door de natuur voorbestemd om macht uit te oefenen door Haar lichaam, en daardoor onrechtstreeks zelf de slavin van die macht te worden: Door Haar lichamelijke schoonheid zou Zij zeer velen kunnen beheersen en manipuleren, en daarbij Zelf de gevangene worden van de ijdelheid, de behaagzucht, die al Haar aandacht en al Haar inspanningen naar Haar lichamelijkheid toe zou trekken.
Doch zie hoe Zij deze bedreiging aan Zich onderwerpt: In het openbaar loopt Zij overwegend gesluierd, soms tot en met het gelaat tot net onder de ogen. Wanneer Zij oordeelt dat de aandacht van een mannelijk publiek door Haar Aanwezigheid afgeleid dreigt te worden, verbergt Zij zelfs zoveel mogelijk Haar zeer elegante handen en voeten. Buiten draagt Zij Haar mooie lange blonde haren verborgen onder een sluier, zoals bij de joodse vrouwen gebruikelijk is. Binnenshuis of in de beslotenheid van de tuin bij Haar huis, draagt Zij de haren soms los, ofwel enigszins samengebonden zodat het in een dikke 'bundel' langs de rug of vóór één schouder omlaag valt, ofwel in twee lange vlechten of in één vlecht op de rug. Ik zie deze laatstgenoemde haardracht slechts in Haar nog iets jongere jaren, tot in de jeugd van Jezus. Haar kleding is eenvoudig: doorgaans een wit onderkleed en een donkerblauw (soms een lichtblauw) bovenkleed of een grijsachtige mantel. De snit van deze kleding is van dien aard dat Haar vrouwelijke vormen vrijwel verborgen blijven. Soms loopt Zij blootsvoets, andere malen draagt Zij open sandalen. Alles is eenvoudig, gericht op het praktische, duidelijk met twee motieven voor ogen: Haar kleding mag niet hinderen, en mag Haar medemens niet afleiden naar Haar lichamelijkheid. Zij schuwt lichamelijke aanraking. Zij beschouwt Haar lichaam als Gods eigendom, en tracht te verhinderen dat het door een ander stoffelijk lichaam aangeraakt zou worden, noch zelf een ander lichaam zou aanraken. De enige uitzonderingen die ik zie, zijn deze: Zij laat Zich door Jezus omhelzen en omhelst Hem ook Zelf (Zij beschouwt dit als aanrakingen met God); Zij staat soms toe dat een medemens die diep in de ziel door Haar is geraakt, Haar de voeten kust (terwijl Zij deze daad van zelfvernedering onmiddellijk opdraagt tot verheerlijking van God), waarna Zij de handen, soms een arm, van de voor Haar geknielde aanraakt om deze aan te sporen om overeind te komen. Tussen Haar en de vrouwen in Haar gezelschap zie ik soms een korte wederzijdse aanraking van een arm of hand, of een korte omhelzing. In bepaalde gevallen helpen de vrouwen in het vrome gezelschap elkaar ook wel bij het schikken van de haren onder de hoofdsluier. |
Zoals Zijzelf de eenvoud betracht in Haar kleding, Haar uiterlijk en Haar huis, zo beoordeelt Zij ook Haar medemens nooit op zijn of haar uiterlijke verschijning, kleding, lichamelijk voorkomen of inrichting van zijn of haar huis. Zij bekijkt Haar medemens en alle dingen in Haar leefwereld in de diepste kern van hun wezen, en laat Zich niet leiden noch misleiden door oppervlakkigheden of uiterlijkheden.
Het feit dat Maria zozeer in de sfeer van de ziel en van Gods Tegenwoordigheid leeft dat Zij net zo goed geen lichaam kon hebben, verhindert niet dat Zij in het lichaam oneindig veel méér lijdt dan Haar omgeving merkt. Maria is absoluut niet zonder ziekte. Haar lichaam, dat van levenskracht wordt voorzien door een Ziel die de absolute top van de voor een schepsel mogelijke volmaaktheid heeft bereikt, wordt doorstroomd met zodanig hoogverheven krachten dat het hierdoor een buitengewoon gevoelig instrument is. Om deze reden lijdt Zij lichamelijk onder veelsoortige ontregelingen en ongesteldheden. Hoewel Zij onbevlekt ontvangen en vrij van zonde is, wordt Haar lichaam gebruikt als een uitboetingsinstrument. Geleidelijk eisen ook de zware vermoeidheden en lasten als Moeder van de Messias hun tol, vooral vanaf het Openbaar Leven van Jezus.
In vele opzichten leidt Zij geen gemakkelijk leven. Zij is zeer actief, niet in de eerste plaats op grond van de noodzakelijke bezigheden in huis en tuin, maar vooral op grond van Haar apostolische roeping, de zeer lange voettochten, het slaapgebrek en het boeteleven. Maria weet Haar lichamelijk lijden op volkomen wijze tot een volmaakt offer te maken. Doordat Zij zo diep in de bovenwereldse levenssfeer verworteld zit, weet Zij Haar lichamelijk bewustzijn in verregaande mate uit te schakelen om Haar spirituele opdrachten te vervullen. Zij is zodanig opgenomen in het Goddelijke dat het lijden voor Haar geen hel is, doch een voorafspiegeling van de Hemel. Dit betekent in geen geval dat Zij het lijden niet voelt, doch dat Zij er mee omgaat zoals God dit van een heilige ziel verwacht: zonder klachten, zonder protest, zonder verlies aan openheid in het Hart, en in een gesteldheid van ononderbroken toewijding en zelfofferande. Maria houdt Haar lichaam ook onder de heerschappij van Haar ziel door veelvuldig vasten. Regelmatig vast Zij dagenlang, waarbij Zij slechts water drinkt en heel karig eet. Ook buiten dergelijke perioden verlangt Zij er vaak naar, slechts één maal per dag te eten. In bepaalde omstandigheden wijkt Zij van deze regel wel af, om geen aanstoot te geven of om te vermijden dat Haar medemens zich in Haar nabijheid ongemakkelijk zou voelen of in verlegenheid zou worden gebracht. Zo zie ik Haar wel (het hoogstnodige) eten tijdens de voettochten doorheen het land van Israël wanneer de apostelen en de vrouwen halt houden om zich te versterken. In alle omstandigheden houdt Zij wel strikt vast aan geloften die Zij heeft afgelegd op het gebied van ontzegging van bepaalde voedingsmiddelen. Ik zie dat Haar voeding hoofdzakelijk bestaat uit brood (de platte broden zoals in die tijd gebruikelijk), groenten, soms vruchten (vijgen, olijven, appelen en andere), melk, zachte kaas, soms vis, heel uitzonderlijk vlees (naar mij wordt getoond, eet Zij dit uitsluitend wanneer dit 'noodzakelijk' is om een medemens niet in verlegenheid te brengen, doch nooit uit eigen beweging). Even uitzonderlijk, en met dezelfde motieven als geldt voor vlees, drinkt Zij een heel geringe hoeveelheid lichte tafelwijn. In vastenperioden drinkt Zij soms ook kleine slokjes druivensap. Maria eet niet terwille van de smaak van de voedingsmiddelen, voor Haar geldt slechts de regel dat het voedsel is, dat Haar lichaam nodig heeft om zijn boete-opdrachten te kunnen vervullen. Voor de weinige slaap die Zij geniet, legt Zij Zich te rusten op een soort dunne matras of lichte dekens. Ik zie dat Jezus Haar niet toestaat dat Zij Zich op harde ondergrond zou neervlijen, wat Zij nochtans niet schuwt. |
God heeft Haar weliswaar het vermogen geschonken om Haar eigen lichaam te wapenen tegen oververmoeidheid, doch Zij offert Hem dit vermogen op als eerherstel en tot uitboeting, opdat het werk van de Messias vrucht moge dragen en het Rijk Gods op aarde wortel moge schieten.
Voor Haar materiële noden zorgt Maria door het verrichten van kleine werken, die hoofdzakelijk verband houden met de vervaardiging, de bewerking of de herstelling van kledingstukken. Zij vertrouwt in alles op de Goddelijke Voorzienigheid, die Haar inderdaad op vele wijzen laat blijken dat de predikingen van Jezus over het werken voor Gods Rijk en Gods zorgen voor de stoffelijke noden van de mens, geen holle woorden zijn. Ook in tijden van nood (die in Haar leven absoluut niet ontbreken) laat Maria Zich geen ogenblik verleiden tot onrust of zorg. Daarvoor is Haar vertrouwen op Gods tussenkomst in het leven van de totaal toegewijde ziel te absoluut. Weliswaar heeft Zij de macht om, indien Zij dit zou willen, Haar levensomstandigheden volledig te veranderen, doch Zij weigert resoluut om gebruik te maken van dit voorrecht, omdat dit de waarde van Haar offerleven zou verminderen.
Maria verloochent Haar lichamelijkheid tot het uiterste toe in de maagdelijkheid en de totale kuisheid. De Goddelijke Voorzienigheid beschermt het Tabernakel van Zijn welbehagen als een besloten schat die door geen sterfelijk mens zal worden aangeraakt. Hij schenkt ook Jozef het buitengewoon vermogen om zijn 'vrouw' niet te benaderen in Haar ongerepte lichamelijkheid, doch samen met Haar over te vloeien in een leven van vergeestelijking. Hoezeer toch schittert de Meesteres hier in Haar absolute macht over alles wat van de wereld is.
De ware vergeestelijking komt in Haar tot bekroning doordat Zij Zich helemaal en onbegrensd losmaakt uit de overheersende greep van de talloze wereldse invloeden, behoeften en schijnbehoeften, en van alle gehechtheid aan mensen. In dit laatste wordt Zij tot het uiterste beproefd doordat Zij zelfs het gezelschap van Jezus (de vleesgeworden God) geregeld voor langere tijd moet ontberen. Hierdoor, en mede door het overlijden van Jozef nog vóór het begin van het Openbaar Leven van Jezus, leidt Maria vaak een eenzaam leven. Dit bekrachtigt Haar in de volkomen eenheid met God in de kern van Haar Wezen.
De ziel met gehechtheden is een ziel die huwt met de wereld, en naar buiten gekeerd leeft. Maria echter, in Haar volmaakte vergeestelijking, is in Haar ziel met God gehuwd, en leeft volkomen naar binnen gekeerd, als een levend Teken voor alle zielen die de heiligheid nastreven (zoals God het van alle zielen verwacht). Maria verspilt geen tijd met louter wereldse dingen. Alles wat Zij doet, zegt, denkt, voelt, nastreeft en wil, is totaal gericht op de belangen van God en Zijn Plan van Heil voor de zielen van alle tijden.
Om deze gedrevenheid en ingesteldheid volkomen te bekronen, schenkt de Schepper Haar het vermogen om volkomen verenigd te leven met Jezus in gedachten en gevoelens, en Maria omhelst dit vermogen als een Goddelijke schat, hoewel deze schat Haar onvoorstelbare Smarten zal brengen. Zo ziet Zij inwendig in haarscherpe en getrouwe visioenen de hele Passie van Jezus, doch ook vele andere dingen. Net zoals Jezus ziet Zij doorheen elke ziel die vóór Haar staat. Zij doorgrondt elke ziel totaal. Geen levend wezen heeft enig geheim voor Haar. Dit levert Haar de diepe pijn van het schouwen van alle onverschilligheid, verleidbaarheid en zonde.
Zij koestert de gesteldheid van het vergeestelijkt leven zozeer dat Zij ook geen enkele nieuwsgierigheid in Haar Hart toelaat, want nieuwsgierigheid is gehechtheid aan informatie over de leefwereld, en dus onvermijdelijk verontreinigd door wereldse invloeden. De enige dingen die Zij werkelijk wil weten, zijn deze welke Haar ziel gevoed houden en de diepe behoeften van Haar ziel bevredigen, dus dingen die met God, Zijn Leer en Zijn verlangens te maken hebben, en waardoor Zij zielen dichter bij God kan brengen.
Maria leeft vanuit een brandend, onblusbaar verlangen naar de Hemel. Vooral na de Hemelvaart van Jezus zal dit verlangen geleidelijk groter en groter worden, tot Zij in Haar laatste levensjaren wegglijdt in een innerlijk Vuur dat Haar helemaal verteert. Niettemin maakt dit allesoverheersend verlangen Haar niet onvruchtbaar voor Haar levenstaken, want Zij blijft Zich tot in Haar laatste ogenblikken op aarde helemaal geven voor alle zielen.
Tekenend voor de innerlijke gesteldheid van Maria is, dat Zij Zich als het ware losmaakt van de tijd, en Zich TOTAAL en onbegrensd laat opnemen in het tijdloze van het Goddelijk Leven. Hierdoor beleeft Zij elk ogenblik van Haar leven zo totaal, en gaat Zij zodanig op in elke handeling en elk moment, dat Zij helemaal geen rekening lijkt te houden met het uur van de dag, tenzij Haar spirituele verplichtingen Haar herinneren aan de noodzaak van een bepaalde tijdsgebonden organisatie van Haar dagen en nachten.
Maria’s totale vergeestelijking vormt samen met Haar vlekkeloze, brandende Liefde Haar ondoordringbaar schild tegen alle bekoring en zonde, tegen alle twijfel en ontmoediging, en tegen elke negatieve of verlammende invloed vanuit de wereld. De satan en zijn gevolg liggen hierdoor reeds machteloos aan Haar voeten wanneer Zij nog een jong meisje is. Hele legioenen duivelen worden geregeld op Haar afgestuurd. Zij ontkracht al hun listen en verijdelt al hun inspanningen door de totale Liefde die Haar immuun maakt voor de zonde (want alle zonde is een gebrek aan of zwakheid in de Liefde en in één of meer deugden, die alle door de Liefde overkoepeld worden), en door de volmaakte vergeestelijking, die het stoffelijke, het grote proefterrein voor de bekoringen, onder Maria’s macht brengt. Enkele malen wordt mij getoond hoe Zij legioenen duivelen voor Haar voeten doet neerknielen en hen verbiedt om zich nog te verroeren. Bij de eerste van deze gelegenheden is Zij nog een meisje van ongeveer twaalf, bij de laatste nadert Zij reeds het einde van Haar levensjaren op aarde. In al deze gelegenheden zie ik deze duistere gestalten roerloos vóór Haar voeten geknield tot Zij hen op het ogenblik van Haar welbehagen beveelt om zich terug te trekken tot in het diepste der hel. Deze macht, die buiten God slechts Haar toekomt, dankt Maria aan Haar absoluut meesterschap over de Liefde en de vergeestelijking. |
In de vergeestelijking wordt de Onbevlekte Tuin vereeuwigd, want de vergeestelijking belichaamt het Goddelijk Leven en de volmaakte Bruiloft met de Drie-Ene God. De lilakleurige seringentrossen bloeien in Maria tot getuigen van de Eeuwige Lente. Zij belichamen de lentebloesems aan de Levensboom die in Maria groeit en die Haar totaal in het Hart van God Zelf heeft opgenomen.
2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin
"O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden. Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest. Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van Hart en ziel. Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde. Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid. Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel. O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God". |
O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven:
-
Meesteres van mijn ziel, nooit bent U de gevangene geweest van materiële bezorgdheden, plannen en gepieker. Ik smeek U, leer mij, al mijn inspanningen te richten op Gods noden, op de grondvesting van het Rijk Gods, en op de heiliging van mijn eigen ziel, in het vertrouwen dat Gods Voorzienigheid voor mijn stoffelijke behoeften zal zorgen.
-
Meesteres van mijn ziel, Uw eenheid met God en Zijn belangen was de kern van Uw hele leven en van al Uw gedachten, gevoelens en verlangens. Ik smeek U, bekom mij de kracht en de moed om mij los te maken van alle gehechtheden aan het stoffelijke, aan mijn gewoonten, aan de dingen der wereld en aan menselijke relaties.
-
Meesteres van mijn ziel, U hebt Uw lichaam en de bevrediging van zijn behoeften volkomen onderworpen aan de heerschappij van Uw ziel en haar behoeften. Ik smeek U, bekom mij het inwendig Licht dat mij zal laten zien dat ik niet in de eerste plaats een lichaam ben, doch een ziel.
-
Meesteres van mijn ziel, sta niet toe dat ik ooit de essentie van mijn levensenergie zou richten op doelstellingen die niet voedend zijn voor mijn ziel. Ik smeek U, bevrijd mij van de neiging om geld, bezit, eigendom en genot als levensdoelen te beschouwen, want zij dragen niet bij tot de Verlossing en heiliging van mijn ziel, en dus ook niet tot mijn Eeuwig Geluk.
-
Meesteres van mijn ziel, zoals Uw beleving steeds in de diepten van Uw ziel begraven was en U ook in Uw omgeving en Uw medemens slechts het diepe wezen zocht, smeek ik U, genees mij van alle aandacht voor uiterlijkheden. Geef dat ik niet misleid moge worden door de oppervlakkige schijn der dingen.
-
Meesteres van mijn ziel, nooit werd Uw aandacht gevangen door de vergankelijke dingen der wereld. Ik smeek U, genees mij van alle nieuwsgierigheid, die mij vasthoudt in de aandacht voor gebeurtenissen in mijn omgeving of in de wereld, en voor inhoudsloze en oppervlakkige dingen en woorden die geen belang hebben voor mijn Zielenheil.
-
Meesteres van mijn ziel, Uw lichaam behoorde slechts God toe. Ik smeek U, aanvaard mijn lichamelijkheid als de bezegeling van mijn verbond met U. Wil alle behoeften van mijn lichaam, en hun bevrediging, onderwerpen aan Uw macht en heerschappij, opdat mijn eenheid met U volkomen moge zijn.
3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel
De lilakleurige jasmijnen hebben in de Onbevlekte Tuin het toppunt van hun pracht bereikt, doch zijn door God geschapen voor elke zielentuin. Opdat hun parfum U de aansluiting op het Goddelijk Leven zou kunnen laten ontdekken, moet Uw grond voorbereid worden op hun groei en bloei, en op hun onvergankelijkheid, want de verwelking van deze Hemelse bloesems zou betekenen dat U het voorrecht van een leven in eenheid met de Onbevlekte Tuin en met God, inruilt voor de valse beloften van het werelds leven.
Ziehier de onderrichtingen van de Meesteres van de vergeestelijking, Die Uw tuin wil maken tot een spiegel van de Hare. Daartoe is Zij in de wereld gezonden: om het Rijk Gods in alle zielen te grondvesten.
|
14e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria
Liefde
1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin
God heeft de mens steeds als de kroon op Zijn Werken beschouwd. Nochtans schiep Hij de mens niet als eerste: Hij schiep eerst de aarde, opdat de mens op die aarde zou leven in een stoffelijk lichaam. Hij voorzag de aarde van plantengroei, als eerste teken van leven. Pas toen de aarde op deze wijze met een fundament van leven bevrucht was, kwam de eerste mens. Het Aards Paradijs was het groot symbool van leven, ook in de diepste zin van het woord: het Goddelijk Leven voor de ziel.
Een bloem geldt nog steeds als een symbool van leven. De koningin van de bloemen is de roos. De Onbevlekte Tuin biedt de verrukkelijke aanblik van rozen in de meest uiteenlopende soorten, tot en met klimrozen en egelantiers. De koningin van de bloemen vertegenwoordigt de Liefde. Leven – bloemen – Liefde: Dit verband is niet denkbeeldig, maar zeer reëel. Liefde is de essentie van alle Leven. God heeft alles geschapen door de Liefde, en heeft de Liefde als levensbasis in de schepselen gelegd. Zodra deze essentie het levend wezen verlaat, sterft het in de kern van zijn wezen: de ziel. Waar de Liefde onvolmaakt is, wordt de zonde bedreven.
De Allerheiligste Maagd heeft nooit gezondigd, omdat Haar Liefde volmaakt was. Omdat de Liefde de essentie van de Goddelijke levenskracht is, en Maria’s Liefde volmaakt was, kunnen wij zeggen dat Maria de volheid van het Goddelijk Leven bezat. Dat was zo vanaf Haar Onbevlekte Ontvangenis: de toestand van de ziel die wordt geschapen zonder de erfzonde, en daardoor zonder de neiging om herhaaldelijk in de valstrikken van de bekoring vast te zitten op grond van aangeboren zwakheden. De erfzonde kan beschouwd worden als de oorzaak van een lek in de ziel, langs hetwelk de Liefde, het ware levensprincipe, uit de ziel wegvloeit. Vandaar dat de erfzonde de kracht van de ziel vermindert en haar weerstand tegen alle onreine (niet met God verenigbare) invloeden verlaagt.
Maria is Haar hele leven lang vrij van zonde geweest. De Onbevlekte Ontvangenis, dus het vrij-zijn van de erfzonde, heeft Zij weliswaar als een unieke gave gekregen, doch Haar vrij-blijven van het zwichten voor alle bekoring tijdens Haar leven is ook voor een groot gedeelte Haar eigen verdienste, temeer daar Zij buitengewoon zwaar door de satan en zijn gevolg is aangepakt, alsook zwaar heeft geleden onder onzuivere, zondige menselijke invloeden.
De ziel die volkomen vrij is en blijft van zonde, is volmaakt in de Liefde. Volmaakt in de Liefde, betekent volmaakt heilig. Heiligheid is de gesteldheid waarbij de ziel het Heil volkomen in zich opgenomen en in hoge mate ontwikkeld heeft, zodat zij zelf op haar beurt volkomen in staat is om Heil te brengen over andere zielen, via haar handelingen, haar woorden, haar uitstraling, haar hele 'wijze van zijn', haar gebeden en offers. Aangezien de Liefde de essentie van het Wezen van God is, en een ziel die vrij is van zonde, volkomen is in de Liefde, is deze ziel waarlijk spiegel van het Wezen van God.
Maria is de enige ziel die aan deze beschrijving voldoet. Zo wordt de Waarheid duidelijk van de Openbaring van onze Meesteres waarin Zij stelt dat Haar ziel in de orde der Genade 'vergoddelijkt' is en Draagster is van de Goddelijke macht. Haar Wezen is één met het Wezen van God in de hoogste mate waarin dit voor een schepsel mogelijk is. Zij is volkomen vrij van duisternis, want zonde is duisternis, en Zij draagt geen enkele zondesmet. Maria is volkomen Liefde, dus volkomen Licht, en Licht en Liefde vormen het diepe Wezen van God.
Liefde is Leven, en schept op haar beurt ook nieuw Leven. Liefde is de koningin van alle deugden en daardoor bron van heiligheid. Heiligheid is het Ware Leven van de ziel, want heiligheid is de gesteldheid van de ziel waarin deze haar gaven, vermogens, talenten, genaden en de inspiraties door de Heilige Geest maximaal tot ontwikkeling heeft gebracht. Hierdoor is de levenskracht van deze ziel zo groot geworden dat zij een groot vermogen krijgt om als het ware het Wezen van God in zich op te nemen, en op haar beurt het Goddelijk Licht naar andere zielen toe te stralen zodat ook deze andere zielen een grotere levenskracht ontwikkelen en dichter bij God komen. Dit is 'nieuw Leven scheppen'.
Dit alles is precies wat de allermooiste Bloem van Galilea heeft gedaan: Zij is voor zeer velen een volmaakte Spiegel van Gods Licht en Liefde geweest, en heeft 'nieuw Leven geschapen'. Ook op grond hiervan is Zij daadwerkelijk de Medeverlosseres. Terecht wordt Zij de 'Hemelse Roos' genoemd. De Onbevlekte Tuin is een rozenparadijs. Haar hele leven lang heeft Zij Liefde in ontelbare harten gestort, rechtstreeks zowel als onrechtstreeks (in het verborgene: door gebed, boete en offers voor de hele mensheid). Hierdoor heeft Zij God onmetelijke velden van rozen voor de zielen aangeboden.
De bloemblaadjes konden in de allerzuiverste vorm over de zielen uitgestrooid worden omdat Maria’s Liefde zo volmaakt was dat Zij de doornen voor Zichzelf alleen bewaarde. Inderdaad, Maria gaf alles weg: Haar stoffelijke goederen (aan Haar hulpbehoevende medemens), Haar lichamelijke krachten (aan God, in boete en offers en in het kader van de verkondiging van Gods Woord), Haar Hart en ziel (in totale toewijding aan God), en Haar Wil (door volmaakte Bruiloft met de Allerheiligste Drievuldigheid). Het enige dat Zij voor Zichzelf heeft bewaard, waren de doornen van de beproevingen, de Smarten, de offers, de boetedoening en de vermoeidheden.
Het Woord van Jezus "Geen groter Liefde kan de mens hebben dan deze, dat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden", heeft Maria in Haar leven tot het uiterste in de praktijk gebracht. Zij heeft Zichzelf twee maal weggegeven: Zij gaf Zich totaal voor alle zielen in naastenliefde en gebed, offers en boete, en Zij gaf Zich totaal aan God in de meest volmaakte toewijding. Totale toewijding is niets anders dan dit: zichzelf en zijn hele leven totaal weggeven (aan God/Maria), want de aan Maria toegewijde ziel die haar toewijding op volkomen wijze beleeft, geeft letterlijk haar leven en haar eigen levensdoelstellingen prijs aan Gods (Maria’s) verwachtingen en verlangens.
Zo kunnen wij zeggen dat Maria, net zoals Jezus, van dag tot dag een stukje méér stierf om Leven te geven aan vele zielen. De ziel die zichzelf zo totaal weggeeft, ervaart hoe zij geleidelijk dieper en dieper met het Wezen, de essentie, van het Goddelijk Leven versmelt, en hoe zij uiteindelijk als het ware loskomt van de wereld om in een soort mystieke weemoed te verzinken. Deze toestand, die in Maria het absolute toppunt heeft bereikt, laat zich eveneens voelen in een ziel die is geroepen tot de verenigingsmystiek.
Precies om deze reden verlangde Zij in Haar laatste levensjaren op een zo mysterieus weemoedige wijze naar de Hemel. Deze gesteldheid van de ziel zouden wij kunnen vergelijken met een spirituele 'dronkenschap': De ziel drinkt zo intens aan de Bron van de Ware Liefde, dat zij in een roes van Goddelijke Liefde glijdt. Het is deze toestand die Maria als zo wereldvreemd liet overkomen: Zij leefde oneindig méér in het bovennatuurlijke dan in de wereld, en in deze gesteldheid kon Zij niet anders dan de overmaat aan Liefde uit Zich laten stromen in elke handeling, in elk woord, in elke ontmoeting. Indien Zij Zich niet totaal had weggegeven in de Liefde, zou Haar ziel gewoon gestikt zijn. Zo is het ook met Jezus geweest, in die gesteldheid die Hem zo hevig deed verlangen om op te trekken naar Jeruzalem om daar voor de zielen de vreselijke Kruisdood te sterven.
Wie de Onbevlekte Koningin bezig ziet in al Haar handelingen, kan zich niet van de indruk ontdoen dat dit een Ziel is die onophoudelijk verliefd is. In Maria zien wij als het ware de hele atmosfeer van het Hooglied uit de Bijbel tot leven komen. Niet toevallig is het Hooglied één van Maria’s meest geliefkoosde Bijbelgeschriften. In Haar dagelijks leven omkleedt Zij al Haar handelingen en woorden met een zodanig Liefdesvuur dat Haar hele gedrag overkomt als een ononderbroken reeks van verzuchtingen vanuit een hart dat trilt van vervoering.
Zo is het in zekere zin ook, want in Haar ogen is elke handeling van Haar leven, ook de meest eenvoudige, iets dat Zij doet voor Haar enige Geliefde: God.
Zij put niet zomaar water aan de waterput: Zij haalt drinken voor Haar Geliefde. Zij bereidt niet zomaar een maaltijd voor Haar gezinnetje: Zij ontvangt Haar Geliefde aan de tafel van Haar Hart. Zij voedert niet zomaar Haar duiven: Zij beantwoordt de Liefde van Haar Geliefde Die de duiven heeft geschapen en ze aan Haar heeft gegeven. Zij kleedt Zich ’s ochtends niet zomaar aan: Zij maakt Zich klaar voor een nieuwe dag met Haar Geliefde. Zij spreekt niet zomaar tot een kind: Zij spreekt tot de onschuld die Haar Geliefde heeft gemaakt. Zij spreekt niet zomaar tot een schaap of lam in een weide (ik heb Haar dit in visioenen zien doen): Zij spreekt tot Haar Geliefde Die dit dier even op Haar pad heeft gebracht. Wanneer Zij op een hete dag terug bij Haar huisje komt nadat Zij een buurvrouw heeft geholpen in de groentetuin, wast Zij bij de achteringang van Haar huis niet zomaar Haar aangezicht, handen en voeten: Zij wast het bezit en eigendom van Haar Geliefde (Haar lichaam dat Zij totaal aan God heeft gegeven). Wanneer Zij een kledingstuk herstelt, bewijst Zij niet zomaar een dienst aan Haar medemens: Zij is verzonken in de verrukkingen van een intens contact met Haar Geliefde, want bij ALLES wat Zij doet, is Zij TOTAAL in God verzonken. Zoals de verliefde in het Hooglied, is Zij voortdurend met een smachtend Hart op zoek naar Haar Geliefde, en Zij vindt Hem ook overal, omdat Haar Hart Hem door de hevigheid van Haar verlangens letterlijk naar Haar toe zuigt. |
Zo is de Liefde in Maria volmaakt: Zij betrekt de Goddelijke Geliefde bij ELK detail van Haar leven, laat Hem er niet alleen in delen doch maakt Hem tot absoluut en enig middelpunt ervan, trekt Hem in Zich, en omhult Hem in de diepte van Haar ziel met een zo vurige Liefde dat Hij niet meer uit Haar weg zou willen.
God bezit de onmetelijkheid. De Hemel is Zijn bouwwerk. Niettemin zoekt Hij de oneindigheid van Zijn Gelukzaligheid als het ware te 'vervolmaken' door ook op aarde, in de kroon van Zijn Schepping (de mensenziel), een spiegelbeeld te zoeken van de Ware Vrede die Hij in de Hemel dagelijks ervaart. Bij Maria heeft Hij dit gevonden. Zij weerspiegelt hierdoor de Ware Goddelijke Liefde. Inderdaad, ook de Allerhoogste Zelf, de Gever van alles, zoekt met een van vervoering trillend Hart dag na dag de hele mensheid af om een ziel te vinden die Hij 'Mijn geliefde' kan noemen.
Maria heeft aan dit verlangen ten volle beantwoord. In Haar is de Liefde volmaakt, en dus ook het Goddelijk Leven. De ziel van Maria is Gods ware Bron van Hoop ten aanzien van het menselijk geslacht. In Haar leeft het ware bewijs voor het feit dat de volledige overdracht (totale toewijding) van de vrije wil aan de Bron van de Liefde tot gevolg heeft dat de eigen ziel letterlijk verandert in Liefde, en aangezien de Ware Liefde de essentie van het Goddelijk Leven is, kan de totale toewijding van de eigen vrije wil worden beschouwd als de gouden sleutel voor de volledige bevrijding van de ziel uit de macht van alles wat haar bezwaart.
De rozen in de Onbevlekte Tuin bloeien, en zij zullen blijven bloeien in Hemelse pracht, en hun schoonheid zal zo mogelijk nog toenemen in de weerspiegeling van hun zaad dat zich uitspreidt naargelang zielen zich totaal aan Maria toewijden. Elke ziel die zich totaal, onvoorwaardelijk en eeuwigdurend aan Maria toewijdt, draagt het zaad van de volmaakte Liefde verder, en wordt zelf tot een magneet voor de Allerhoogste Die onophoudelijk op zoek is naar Zijn Geliefde en Haar ook terugvindt in Haar kinderen.
Geen krachtiger zegel kan het heilig verbond tussen God en de ziel krijgen dan dit, dat de ziel het zaad van Maria’s Liefde in zich tot rijping brengt, door zich in volkomen overgave te laten inrichten volgens het model van de Onbevlekte Tuin. Zelfverloochening maakt de ziel leeg van zichzelf, zodat zij zich kan vullen met het Ware Leven. Het Hart van Maria is de Brug van Leven tussen Gods Hart en de ziel. Zodra de ziel deze Brug verwaarloost, kan zij het Goddelijk Leven niet meer in zijn onbevlekte staat in zich ontvangen.
De Weg naar de Tempel der Gelukzaligheden loopt doorheen de Tuin van de Liefde: De ziel die niet de ziel van Maria tot voorbeeld neemt en niet Haar zaad in zich opneemt, kan niet bevrucht worden voor het Eeuwig Leven in het Paradijs.
2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin
Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die een brandende Liefde uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar te worden opgenomen. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien.
"O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden. Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest. Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van Hart en ziel. Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde. Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid. Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel. O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God". |
O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven:
-
Meesteres van mijn ziel, ik zie hoe U elke ziel die U of Jezus een kwaad hart toedraagt, in Uw Hart omringt met Vlammen van Liefde. Ik smeek U, leef zo diep in mij dat ook ik haat en onbegrip met Liefde kan beantwoorden.
-
Meesteres van mijn ziel, U zag de kiem van Gods Werken in alle zielen. Ik smeek U, leer mij, Jezus en U te herkennen in mijn medemens, opdat ik hem tot het uiterste toe kan liefhebben.
-
Meesteres van mijn ziel, elke ziel wordt door God geoordeeld volgens de maat van haar Liefde. Daarom smeek ik U, geef mij de kracht en de Liefde om geen moeite te sparen in de inzet voor de zielen.
-
Meesteres van mijn ziel, Uw hele leven en Uw hele Wezen hebt U opgeofferd voor het Heil van de hele mensheid van alle eeuwen. Ik smeek U, leer mij, mijzelf zo totaal te overwinnen dat ik al mijn inspanningen en al mijn verlangens kan richten op het werk voor het Heil van de zielen.
-
Meesteres van mijn ziel, Uw leven was een toonbeeld van zelfverloochening. Ik smeek U, leer mij mijzelf en mijn eigen behoeften opzij te schuiven opdat mijn medemens het beter zou hebben.
-
Meesteres van mijn ziel, help mij U na te volgen in de volmaakte naastenliefde, door geen medeschepsel schade te berokkenen of te benadelen, te kwetsen, te ontmoedigen, noch mijn Liefde, bijstand, steun of hulp te ontzeggen. Maak het in mijn hart onmogelijk om mijn medemens in de steek te laten door enig verzuim of nalatigheid.
-
Meesteres van mijn ziel, vermeerder mijn vermogen om Gods Liefde in mij op te nemen en in mij te laten rijpen tot onuitputtelijke bron van naastenliefde.
-
Meesteres van mijn ziel, stort nu in mij Uw Hart, dat vol verlangen in alles blijft zoeken naar God, en God toevoegt aan alle doen en laten, aan alle woorden, gedachten, gevoelens, verlangens en bestrevingen.
-
Meesteres van mijn ziel, het is de Ware Liefde die de ziel ontrukt aan alle kwaad. Moge de kracht van de Hemelse Liefde in mij steeds groter zijn dan alle menselijke zwakheden die in mij voedsel kunnen geven aan de bekoringen.
-
Meesteres van mijn ziel, vermeerder mijn Liefde zozeer dat ik moge ontbranden voor een leven van zelfofferande tot in het kleinste element van al mijn doen en laten, want slechts in de volkomenheid van de Liefde zal ik U voor eeuwig in mijn hart vinden in de volheid van Uw verrukkelijke schoonheid.
3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel
Hoe verrukkelijk is toch een uitgestrekte rozentuin. In de Onbevlekte Tuin wordt de wandelaar helemaal in het parfum van de Ware Liefde gehuld, want zelfs de ontelbare wandelpaden zijn overdekt door eindeloze pergola’s met klimrozen in uiteenlopende kleuren, als om de ziel eraan te herinneren dat de Ware Liefde boven de wegen van het leven uitstijgt om reeds de Hemel te kussen nog vóór de reizende ziel de Hemelpoort heeft bereikt, en dat Gods Liefde, de essentie van het ware Goddelijk Leven, de hele weg van het leven wil overkoepelen wanneer de reiziger daarnaar verlangt.
In de Onbevlekte Tuin wekt deze aanblik van de ontelbare, met rozen overdekte wandelpaden het beeld op van evenveel bloedvaten waarin het bloed, beladen met Liefde en Goddelijk Leven, vanuit het Onbevlekt Hart niet alleen doorheen het maagdelijk lichaam stroomt, doch ook elke ziel wil bevruchten die met verlangen doorheen deze 'bloedvaten van rozenblaadjes' wandelt.
Hoe kan de ziel meewerken aan de opname van deze onmetelijke schat in de bodem van haar eigen tuin?
|
15e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria
innerlijke Vrede en gelijkmoedigheid
1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin
Elke wandeling in de Onbevlekte Tuin brengt verrukkingen van diepe Vrede in de ziel. De aanblik van de oneindige Hemelse schoonheden, de meest lieflijke geluiden die de Schepper ooit heeft voorzien, de zachte strelingen van de zon der eeuwige lente, de waarlijk Goddelijke bloemenparfums die vervoering brengen, en de smaak van volkomen reine vruchten die het Goddelijk Leven schenken: Alle zintuigen worden hier op een bovenwerelds niveau getild, omdat deze Tuin niets meer met de wereld gemeen heeft. De bodem, de lucht, en alle begroeiing er tussenin: Alles ademt hier de ongerepte heiligheid die God als hoogste geschenk voor de zielen had bereid.
In de Onbevlekte Tuin staan de altijdgroene bomen en heesters, coniferen en allerlei naaldbomen symbool voor de volmaakte Vrede van hart en de volkomen gelijkmoedigheid die kenmerkend zijn voor de absolute afwezigheid van de zonde. De altijdgroene coniferen en aanverwante bomen en heesters stellen een teken van Hoop: de Hoop die zo volmaakt is dat zij tot zekerheid is geworden, de zekerheid dat het Ware Leven nooit verwelkt.
Zie deze bomen en struiken: hoe onverstoorbaar lijken zij. En zie wat zij in de ziel vertegenwoordigen: Zelfs wanneer de omgeving belastend werkt, blijven zij groen en lijken zij al hun levenskracht te bewaren. Zij schudden wel hun naalden af, want de waarlijk gezonde ziel reinigt zich geregeld van overvloedige ballast, zij ontdoet zich van gehechtheden en van invloeden die beter niet gevoed worden, maar zij verliezen intussen niet hun groene tooi. Zo gaat het ook in de heilige ziel: Zij reinigt zich weliswaar, doch valt intussen niet ten prooi aan negatieve gesteldheden die het Ware Leven in haar bedreigen of aanvreten. Alle weer en wind, de seizoenen van de wisselende dagelijkse beproevingen, lijken de conifeer niet te kunnen verstoren.
Aanschouw de Allerheiligste Maagd, Schatkamer van eindeloze verrukkingen. Elk ogenblik van Haar leven is Zij volkomen vrij van hartstochten (in de breedste zin van het woord: gemoedsaandoeningen die afwijken van Gods bedoelingen en Plannen). Haar gemoed is volkomen in overeenstemming met dat van God Zelf, Haar innerlijke Vrede is totaal. In Haar is geen spoor van negativiteit in alle voelen, denken en ervaren. In alles ziet Zij slechts het goede, en van alles verwacht Zij niets dan het goede. In Haar is dan ook geen opvliegendheid, onverdraagzaamheid, kritiekzucht, onvriendelijkheid, onvrede van het gemoed, bitterheid, wrok, haat, ontevredenheid, jaloersheid, geen negatieve benadering van alles en iedereen, geen gejaagdheid van de ziel die voortdurend het gevoel heeft dat zij door onzichtbare belagers bedreigd wordt. Dit alles valt in wezen onder de noemer 'gebrekkige Liefde', en Maria is volmaakte Liefde en volkomen Vrede van hart, rust in de ziel, zachtmoedigheid, verdraagzaamheid, mildheid, beminnelijke vriendelijkheid, welwillendheid, Geloof, blijmoedige overgave, vertrouwen, en stille berusting in het bewustzijn dat alles in het leven in goede handen ligt.
Alle vormen en uitingen van onvrede in het hart wijzen op een gebrek aan weerstand tegen bekoringen. De echte Vrede van hart wijst op Gods inwoning en heerschappij in de ziel, en op het feit dat de ziel haar volle hoop heeft gesteld op de waarheid dat het Licht altijd het laatste woord heeft.
Deze gesteldheid heeft in Maria haar grootste voorbeeld gevonden. Op Golgotha staat Zij weliswaar te sterven in het Hart onder de verschrikkelijke geselslagen van de aanblik van de zonde en de gevolgen van de zonde in de zielen, doch Haar gemoed blijft onverstoorbaar omdat Zij volkomen in God geborgen blijft. Haar Liefde, Haar Geloof en Haar Hoop hebben de ware Bruiloft met God gesloten, en samen als vrucht de absolute Vrede van hart gebaard. Nochtans zijn de bekoringen in die uren voor Haar een eindeloze kwelling: De satan spaart zich geen moeite om Haar Hart te roosteren in zijn vlammen van onvrede, twijfel en ontmoediging.
De Koningin en Meesteres over alle duisternis blijft echter heersen. Geen ogenblik is Zij ooit van Haar troon van onverstoorbaarheid en Vrede gestoten, en Zij zal dit ook niet toelaten in deze uren waarin de macht van de zonde vóór Haar ogen aan de Godheid vastgespijkerd is. Zij weet heel goed dat de duisternis op Golgotha bezig is, zelfmoord te plegen, uitgerekend in het uur waarin zij schijnbaar, voor wereldse ogen, de grootste overwinning behaalt: de Godsmoord. Maria bewaart Haar gelijkmoedigheid en innerlijke Vrede door de kracht van de volmaakte toewijding: Zij weet dat alle lijden nieuw Leven geeft, en verbindt daarom in de onpeilbare diepten van Haar ziel elk ogenblik van zware Smart met het Hart van God. Zo toont Zij Zich reeds bij het Kruis van de Verlosser als Transformator, die duisternis en sterven omzet in Licht en Leven.
Hoe kan Zij dit? Zij kan dit doordat Haar Vrede van hart Haar de tegenwoordigheid van geest en de diepe verlangende Liefde schenkt om God bij ALLES te betrekken, en onophoudelijk Zichzelf (vaak ten koste van zwaar lijden) weg te geven als onderpand (betaalmiddel) voor de genade van Goddelijk Leven voor de zielen. Hierin bewijst Zij Haar geboorterecht om Heilsgeschiedenis te schrijven als de ware Medeverlosseres naast de Goddelijke Verlosser. Maria weet heel goed dat, zodra onvrede in het hart sluipt, de ziel de duisternis aantrekt. Zij weet dat mede om die reden de ziel in staat van innerlijke onvrede ertoe geneigd is om allerlei tegenslagen aan te trekken, omdat de satan hierdoor deze ziel, die dan reeds vatbaar is voor allerlei bekoringen, helemaal poogt te ontmoedigen.
Bij Haar Onbevlekte Ontvangenis zijn de voeten van de Hemelse Koningin gezalfd met de absolute macht. Zij zal Haar hele leven lang de satan, zijn gevolg en al zijn werken onder Haar voeten houden opdat hij moge erkennen dat Zij wel degelijk is wat hij steeds heeft afgewezen: de Meesteres van ALLE zielen, ook van deze uit de eeuwige afgrond.
In de Onbevlekte Tuin deint zacht de bries van de Heilige Geest, Die Wijsheid en Vrede schenkt. Deze bries is bekleed met het vermogen om elke wind die van buitenaf op de ziel inbeukt, tot bedaren te brengen. Geen storm in het leven van de Onbevlekte Maagd bezit het vermogen om in de Tuin van Haar ziel ook maar één blad van een boom te doen vallen, ook maar één stengel van een bloem af te knakken of het water van Haar gemoed in beweging te brengen. In deze Tuin gebeurt niets dat niet door God Zelf bestuurd is, omdat Zijzelf dit uitdrukkelijk niet wil.
Maria beschermt Zichzelf een leven lang tegen de verwoestende en verontrustende uitwerkingen van de winden en stormen van wereldse invloeden, omdat Zij leeft in de diepe overtuiging dat Haar ziel volkomen aan God toebehoort, en Zij de verantwoordelijkheid draagt voor de mate waarin God Zijn Werken in Haar en via Haar kan voltrekken. Zij weet dat, telkens de ziel zich door de invloeden uit het dagelijks leven laat verontrusten of verstoren, zij niet meer de werken kan volbrengen waartoe zij geroepen is.
Zo biedt de Onbevlekte Maagd een aanblik van volmaakte zelfbeheersing in alle uren waarin het leven Haar gemoed op de proef stelt. Wanneer de omstandigheden van het openbaar leven in Israël met zich meebrengen dat Zij met Jozef voor de Romeinse volkstelling moet vertrekken naar Bethlehem, een reis van ongeveer 150 kilometer door een golvend en hier en daar onherbergzaam landschap, zittend op een ezel, en in soms gure weersomstandigheden, draagt Zij dit offer en alle lasten vandien in een gesteldheid van intense toewijding en dankbaarheid.
Reeds tijdens Haar prille jeugd heeft Zij Zich op deze verbazingwekkende wijze aangepast bij elke plotse verandering in Haar leven. Zij is daar steeds meesterlijk in geslaagd omdat Zij daarin wilde slagen: De innerlijke Vrede en gelijkmoedigheid bewaren, is in Maria’s opvatting de uitgelezen gelegenheid om volmaakt te zijn in de dankbetuiging aan de Goddelijke Voorzienigheid. Maria LEEFT VOOR HET OFFER, en maakt uitgerekend datgene wat het evenwicht in een ziel kan verstoren, tot bron van innerlijke Vrede door Zich zo diep in Gods Hart te begraven dat Haar gedrag in de ogen van Haar omgeving vrijwel niets 'menselijks' lijkt te hebben. En Zij bidt aanhoudend opdat alle zielen in alle eeuwen in deze gesteldheid van totale Vrede zouden mogen delen.
Precies in dit alles schuilt de onuitsprekelijke verdienste van Maria: Elke seconde van Haar leven is een actieve betrachting om de volmaakte Vrede van hart te bewaren als een onuitputtelijke bron van verheerlijking aan Gods Voorzienigheid. Vaak hoor ik Haar in moeilijke uren zeggen: "Alles is goed, Mijn God, omdat het ontspringt in Uw Hart en in Uw Wijsheid".
Omdat Zij Zich voortdurend bewust is van de onschatbare waarde van de Ware Vrede in het hart, waakt ook Zijzelf erover, op elk ogenblik de innerlijke Vrede van Haar medemensen volkomen in stand te houden: Over Haar lippen komt geen enkel ontmoedigend woord, geen enkele blijk van norsheid of onvriendelijkheid, geen enkel woord dat enigszins zou kunnen kwetsen. Bij alles wat Zij zegt en de wijze waarop Zij het zegt, is Haar eerste zorg deze, dat het bij Haar medemens als een zalving zou overkomen. Terwijl Zij spreekt en handelt, laat Zij Zich richten door het hart van Haar medemens, eerder dan door het Hare, omdat Zij er onophoudelijk naar verlangt dat Haar medemens Gods nabijheid moge voelen.
Haar hele leven lang betracht Zij in al Haar doen, laten en spreken dat de windstilte in de oceaan van Haar eigen Hart zich moge uitbreiden over de zeeën van alle andere harten, opdat de Ware Vrede onder de mensheid moge komen, want Zij weet hoezeer alle onrust in de harten toe te schrijven is aan invloeden vanwege de krachten der duisternis.
Maria ziet het als één van de grootste opgaven van Haar leven, Haar innerlijke Vrede in stand te houden en de innerlijke Vrede van Haar medemens te bevorderen en door niets te verstoren, want Zij weet dat de beheersing van alle ontevredenheid en van alle hartstochten niet alleen het fundament vormt van de eigen heiliging (die Zijzelf reeds in de volheid bezat vanaf Haar Ontvangenis), maar ook van de grondvesting van Gods Rijk op aarde. Haar grootste kwelling in deze betrachting is de omgang met alle gebrek aan Liefde en Vrede in Haar medemensen. Deze voortdurende strijd zal de basis worden voor Haar eeuwigdurende Smarten, want elke onvrede in een ziel legt in deze ziel het zaad dat spoedig bevrucht wordt door de bekoring, om leven te geven aan de ondeugd en de zonde.
In de coniferen die groeien in de heilige bodem van de Onbevlekte Tuin, wordt alles bestuurd door Gods Wijsheid omdat de grond zich totaal aan Zijn Voorzienigheid heeft overgegeven. De bomen en struiken laten zich niet raken door invloeden van buiten de Tuin (de medemens en de wereld), omdat zij inwendig volkomen in evenwicht verkeren. Het is dit inwendig evenwicht dat Maria’s Werken zo vruchtbaar maakt: Zij verspilt geen krachten noch tijd door strijd tegen de onvrede en onrust in Haar omgeving, doch concentreert al Haar inspanningen op het in stand houden van Haar eigen innerlijke Vrede, zodat Zij Haar onrustige en ontevreden medemens niet het gevoel geeft dat hij door Haar wordt aangevallen in zijn levenswijze, doch veeleer dat hij zelf de vaststelling doet hoezeer Zij Gods kracht in Zich draagt, en hij geleidelijk zelf het verlangen ontwikkelt om in die mysterieuze kracht en dat ongewone evenwicht te kunnen delen.
Maria’s innerlijke Vrede baart innerlijke Vrede in Haar medemens, Haar rust bedaart de stormen in zijn hart, Haar gelijkmoedigheid geneest hem geleidelijk van zijn hartstochten. De onuitsprekelijke macht van Maria gaat niet in de laatste plaats uit van Haar onverstoorbare rust en Vrede. Die macht waardoor Zij zielen zo diep raakt, is niets anders dan de volheid van de Vrede van Christus, de ware Vrede van hart die het zegel vormt van de ware heiligheid. Wanneer deze coniferen hun naalden afschudden, is dit geen uiting van reiniging van het eigen gemoed, doch een uiting van uitboeting van de ballast die vele zielen zozeer bezwaart omdat zij niet weten hoe de verontrustende winden van de wereld buiten hun tuin te houden.
2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin
Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die een volmaakte innerlijke Vrede en een ongeëvenaarde gelijkmoedigheid uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar te worden opgenomen. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien.
"O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden. Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest. Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van Hart en ziel. Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde. Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid. Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel. O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God". |
Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven:
-
Meesteres van mijn ziel, ik zie U als toonbeeld van rust en Vrede. Ik smeek U, mag mijn hart delen in de evenwichtigheid van Uw gevoelens en gesteldheden. Wil mij bevrijden van elke neiging tot plotse stemmingswisselingen en alle wispelturigheid, want onstandvastigheid in het gemoed maakt de ziel zo kwetsbaar.
-
Meesteres van mijn ziel, Uw innerlijke Vrede berustte op Uw inspanning om diep in Uw Hart één te blijven met God, de Bron van alle Vrede. Ik smeek U, maak mij sterk tegen alle invloeden uit mijn omgeving, en tegen elke beproeving op mijn levensweg.
-
Meesteres van mijn ziel, hoe onverstoorbaar is Uw Hart, dat weet dat de innerlijke Vrede de bron is van alle kracht. Ik smeek U, geef mij de kracht en de Liefde om af te rekenen met de verwoestende uitwerkingen van alle negativiteit en alle verontrustende invloeden uit mijn omgeving.
-
Meesteres van mijn ziel, in U heerst het volmaakt Geloof van de ziel die weet dat het Goddelijk Licht steeds het laatste woord heeft. Ik smeek U, genees mij van de neiging om in alles eerst het slechte te zien of van alles eerst het slechte te verwachten, want deze gesteldheid stamt niet uit de bronnen van het Goddelijk Leven.
-
Meesteres van mijn ziel, hoe groot was Uw bewustzijn van de noodzaak om Uw levensopdracht te beschermen tegen elke verontrusting. Ik smeek U, wil mijn hart zo diep en zo totaal beheersen dat geen enkele uiting van onvrede in mij een kans krijgt, want alle onvrede maakt de ziel onwerkzaam voor haar ware roeping in dit leven.
-
Meesteres van mijn ziel, U bent steeds Meesteres over Uw Hart gebleven, en hebt niet toegestaan dat het ten prooi zou vallen aan de grillen van het werelds leven. Ik smeek U, herinner mij aan mijn plicht om mijn ziel te sterken tegen alle verontrustende invloeden uit mijn dagelijks leven, opdat zij de werken kan volbrengen waartoe zij geroepen is.
-
Meesteres van mijn ziel, U hebt Uw levensweg volkomen in Gods hand gelegd. Ik smeek U, help mij, mij zonder enig protest aan te passen bij alles wat in mijn leven anders loopt dan ik had verwacht.
-
Meesteres van mijn ziel, ik leg mijn hart onder Uw voeten en smeek U, alle gemoedsaandoeningen erin te temmen, tot zij volmaakt aan U onderworpen zijn, en ik niets anders meer kan dan de ware Vrede van Christus over de harten van mijn medemensen uit te spreiden.
3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel
Een schip op een woelige zee slaat uit koers, kan daarbij zware averij oplopen doch ook naburige schepen ernstige schade toebrengen. God heeft in dit schip een lading gelegd die in de door Hem aangewezen havens afgeleverd moet worden, maar het is niet in staat om die lading intact ter bestemming te brengen. Dat betekent meteen dat dit schip zijn opdracht niet kan vervullen en dus niet rendeert voor de rederij.
Dit beeld betekent niets anders dan dit: Wanneer Uw ziel niet bestand is tegen de stormen van het dagelijks leven, kan zij haar levensroeping niet vervullen zoals God dit van haar verlangt. Zij kan hierdoor noch haar eigen Eeuwig Heil verdienen noch het Heil voor andere zielen helpen afkopen (de lading die zij in de door God aangeduide havens moet lossen, zijn de werken die zij jegens andere zielen moet verrichten om binnen Gods Plannen een vruchtbaar leven te leiden). Omdat het schip geen controle heeft over de toestand van de oceaan, moet zij dit probleem te lijf gaan door in de eerste plaats aan haar eigen weerstand te werken: Het schip moet zelf sterker worden door aan zichzelf te werken (de ziel moet zich inspannen om sterker te worden in alle deugden). Hierdoor zal het water 'minder macht over het schip krijgen'.
Laat U doordringen van deze waarheid: Zodra de ziel met volhardend verlangen naar de ware heiligheid aan zichzelf begint te werken, zal God haar op allerlei wijzen bijstaan om diep in zichzelf een totaal nieuw evenwicht te vinden. De stormen zal Hij niet wegnemen, want dit zou de verdiensten van het schip in deze strijd verminderen, maar Hij zal de inwendige lading zozeer helpen verstevigen en in een beter evenwicht helpen stapelen dat het schip steeds minder last zal ondervinden van de stormen buiten zich. Ziehier hoe U hieraan kunt meewerken:
|
16e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria
vertrouwen en Geloof
1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin
Hoe dieper de ziel het Paradijs van Maria mag verkennen, des te groter wordt Haar macht over de ziel. De betovering van deze Tuin van duizend wonderen is met niets te vergelijken. Oneindige schakeringen van Hemelse parfums en kleuren, een Leven schenkende zachte bries, rustgevende warmte en verfrissende wateren schenken de ziel een eerste begrip van de waarheid dat het Eeuwig Leven inderdaad een onuitputtelijke bron van steeds nieuwe vervoeringen is. In de Onbevlekte Tuin zijn alle heerlijkheden uit Gods Hart verzameld: vele klaar om in de ziel te worden opgenomen en in haar tot zaad van navolging in de ware heiligheid uit te rijpen, oneindig veel méér echter verborgen, wachtend om te worden ontdekt naarmate de ziel dieper in Gods Mysteries mag doordringen.
Tussen alle heerlijkheden biedt de Onbevlekte Tuin de aanblik van de salie als symbool voor totaal vertrouwen. Van deze bloem zegden reeds de Romeinen: "Als gij salie in uw tuin hebt, hoe kunt gij dan sterven?". De salie als symbool voor een rotsvast vertrouwen op het Eeuwig Leven, staat in Maria’s ziel symbool voor het blind en absoluut vertrouwen op de onfeilbare werking van Gods Voorzienigheid voor de zielen. Zij weet zeker dat God voor alles zorgt. Hierdoor valt Zij nooit ten prooi aan twijfel noch aan enige wanhoop. Zij kent zelfs geen vrees, want vrees is gebrek aan vertrouwen in de uiteindelijke overwinning van het Licht. In de donkerste uren van Haar leven wordt Zij niet gekweld door vrees, doch hooguit door diepe hartenpijn over de vatbaarheid van Haar medemens voor de negatieve influisteringen van de satan, waardoor veel leed over de zielen wordt gebracht.
Maria’s blind vertrouwen in Gods goede zorgen en de grenzeloosheid van Zijn Liefde zorgt ervoor dat Zij niet vlug geneigd is om alle moeilijkheden in Haar leven door eigen ingrijpen te regelen. Haar eerste reactie op elke hindernis is de vraag die Zij diep in Haar Hart stelt: "Mijn God, wat verwacht U hier van Mij, welke wegen wil U Mij hiermee tonen? Wil Mij verlichten". En Maria wacht, in de zekerheid dat Zij op Gods Tijd (hetzij onmiddellijk hetzij pas na enkele dagen of zelfs later) in de beslotenheid van Haar Hart de te volgen weg vóór Zich zal zien. Zij blijft rustig, bidt, en wacht af. Zij laat Zich niet overmeesteren door enig ongeduld noch voortvarendheid, want Zij weet dat, zolang Gods Geest Haar niet op ondubbelzinnige wijze de oplossing heeft getoond, Haar eigen ingrijpen Gods Plan zou tegenwerken. Zij weet dat God Haar een vlekkeloze Wijsheid en inzicht heeft geschonken, doch niettemin wacht Zij af tot Zij Haar beslissingen door God 'voor akkoord ondertekend' weet.
Zij is totaal doordrongen van de overtuiging dat Haar gebed in afwachting van enige ontwikkeling in Haar probleem reeds het zaad uitstrooit waardoor het probleem op vruchtbare bodem zal vallen, met andere woorden: Maria sluit elke hindernis in Haar Hart, Zij verbindt het daar in gebed met God, en weet dat Gods Liefde samen met Haar gebed en Haar blind vertrouwen op Gods Voorzienigheid de oplossing zal brengen die binnen Gods Plannen en Werken het vruchtbaarst zal zijn. Het is voor Haar van ondergeschikt belang of de uiteindelijke oplossing al of niet de aangenaamste is voor Haar aardse leven, Zij weet Zich steeds getroost door de overtuiging dat God slechts doet wat voor het Eeuwig Heil van zoveel mogelijk zielen tegelijk het beste is.
Zo benadert Maria de schijnbaar uitzichtloze situaties van Haar leven. Na de onbeschrijflijke vervoering van de aankondiging van de Menswording van de Messias in Haar Schoot glijdt de geest van het jonge meisje even af naar de organisatie van Haar eerstvolgende levensperiode. Hoe zal Haar omgeving reageren? Diep in Haar Hart weet Zij dat God Haar de weg zal tonen die Zij moet bewandelen met Haar levensgezel Jozef. Zij weet ook dat hij zware kwellingen zal ondergaan, en menselijkerwijs in een verschrikkelijke strijd over Haar en zijn leven met Haar terecht zal komen. In diepe, onzelfzuchtige Liefde offert Zij dit vooruitzicht van diepe hartenpijnen op aan God en verzekert Zij Hem dat Zij zonder aarzelen de beproeving zal doorstaan, wetende dat Hij toch niets dan het beste met Haar en met Jozef voorheeft. Hoe zou de Eeuwige Wijsheid Haar het Moederschap over de Messias toevertrouwen en Haar een zo geschikte gezel als Jozef op de levensweg brengen, om daarna dit werelds probleem onopgelost te laten?
Wanneer Zij jaren later Kroongetuige is van de Kruisdood van de Verlosser, wordt Zij buitengewoon zwaar bekoord over de realiteit van de verwachte Verrijzenis, want voor de ogen der wereld is dit vooruitzicht niet zeer realistisch, doch opnieuw heerst bij Maria dat ongeloof in de mogelijkheid dat God op dat punt zou falen. In al Haar Smart is Zij diegene die Haar dichte omgeving moet sterken in het vertrouwen in de Opstanding.
Gelijkaardige situaties doen zich ook later nog voor, wanneer de jonge Kerk na het heengaan van Jezus haar eerste groeicrisissen beleeft en Maria deze zaken in blind vertrouwen in Gods handen legt om op Zijn Tijd opgelost te worden. Zij zal hetzelfde doen in Efese, waar Zij ervaart hoe de predikingen van Johannes en ook van Paulus moeten optornen tegen hardnekkig heidendom en bijgeloof.
Maria’s blind vertrouwen in de Goddelijke Voorzienigheid blijkt samen met Haar onbevlekte Liefde spoedig de basis te vormen van Haar totale onzelfzuchtigheid. Haar hele leven lang zal Zij Zichzelf totaal wegcijferen voor de noden van Haar medeschepselen (mens en dier), in de vaste overtuiging dat Haar eigen welbevinden in dit stoffelijk leven volkomen in Gods handen ligt. Haar blik blijft daarbij zozeer op het Hemelse gericht dat geen wereldse invloed de macht bezit om Haar diep te beïnvloeden. Haar leven lang ziet Maria alles wat reilt en zeilt in de wereld om Haar heen, en op Haar eigen levensweg, als de bouw aan een weg waarop de details geen enkele betekenis hebben doch die als geheel zal leiden naar de bestemming die in Gods Plan van Bestemming is voorzien.
Zij put uit deze beschouwing een onmetelijke rust. Geen enkele tegenslag ziet Zij aldus als absoluut (als iets dat een eigen leven kan of mag leiden en op zichzelf definitief is), doch als een passage, een noodzakelijke overgang naar iets anders. Zij ziet de tegenwind op Haar levensweg als een toestand die door de ziel optimaal benut moet worden om verdiensten te verwerven en genaden af te kopen voor de ontwikkeling naar een nieuwe toestand die de verwezenlijking van Gods Plannen mogelijk maakt. Hierdoor slaagt Zij erin om alles van harte te omhelzen en Haar vertrouwen en Gloof niet te laten wankelen.
In de Onbevlekte Tuin ziet de ziel eveneens de indrukwekkende aanwezigheid van de eik, de koning van de loofbomen en machtig symbool voor het Geloof dat in Maria de absolute top heeft bereikt. In feite is het voor Maria vrijwel onmogelijk om niet volmaakt te geloven, aangezien Zij een leven leidt dat totaal doorweven is met mystiek (rechtstreeks contact met het bovenwereldse, het Hemelse, het Goddelijke dat niet met de lichamelijke zintuigen waarneembaar is): Zij is door God bevrucht met een oneindige reeks waarlijk Goddelijke eigenschappen, aan Haar wordt de Hemelse Bruiloft met de Heilige Geest voltrokken, en Zij wordt Draagster van Gods Zoon, met Wie Zij een volkomen eenheid van Hart zal ervaren. Ontelbare Hemelse visioenen en Goddelijke onderrichtingen worden als bloemen in Haar Hart gestrooid, en Zij leeft constant op een niveau dat ver boven het wereldse is verheven.
Niettemin wordt Maria in een onvoorstelbare mate door de satan (rechtstreeks zowel als via mensen) aangevallen op elk ogenblik waarop de omstandigheden het schijnbaar onzinnig maken om te geloven in het feit dat God bezig is, in diezelfde omstandigheden Zijn Werken te volbrengen.
Maria is bekleed met een Hemels verstand en ontelbare andere buitengewone gaven en unieke eigenschappen, zodat Zij reeds als heel klein meisje de aandacht van de grote bekoorder trekt. Wanneer hij het meisje tracht aan te sporen tot de gebruikelijke kinderzonden (ongehoorzaamheid, nukkigheid, weerspannigheid, kattenkwaad en zovele andere), begint Zij eenvoudigweg tot engelen of tot God Zelf te spreken, met een Liefde en een inzicht die zo ongewoon zijn dat de satan totaal geen vat op Haar krijgt. Dit kind is niet alleen een toonbeeld van braafheid en lieftalligheid, bovendien bedrijft Zij zelfs reeds op de leeftijd van slechts enkele jaren naastenliefde op een wijze die vele toeschouwers met verstomming slaat.
Zij deelt alles met arme bejaarde mensen en arme kinderen, Zij troost kinderen met woorden waarvan geen mens begrijpt waar Zij deze vandaan haalt, Zij verzorgt gewonde medeschepselen (kinderen en dieren, zelfs vertrapte planten) met een buitengewoon vertederende Liefde, zodat Zij in Haar dorp wordt beschouwd als een kleine levende zonnestraal. Wat de satan echter het meest in de war brengt, is de ervaring van zijn onmacht jegens Haar: Het komt voor dat dit meisje zijn aanwezigheid daadwerkelijk ziet, dat Zij tot hem zegt dat Zij merkt dat hij niet de Liefde bezit die God in alle goede schepselen heeft gelegd, en dat hij dus niet van Gods wege naar Haar toe is gekomen, en dat Zij hem dan beveelt om zich van Haar te verwijderen. De bekoorder ziet vóór zich een meisje dat niet aangetast wil worden, dat geen werken wil doen die niet Gods Licht in zich dragen, en dat op hem overkomt als een burcht van Geloof in God en vertrouwen op God. Het verwart hem dat hij in Haar nabijheid geen enkele kracht meer lijkt te bezitten.
Weinige jaren later, als tempelmaagd van ongeveer twaalf jaar oud, zal Maria tijdens de nacht, terwijl Zij boete verricht voor de bespoediging van de bevrijding van het volk van Israël door de Messias, in Haar kamer een duivel op bezoek krijgen die Haar poogt te ontmoedigen en uit te putten, en zal Zij hem bevelen om ter ere Gods op zijn knieën te gaan zitten tot Zij hem de toelating geeft om op te staan. Ondanks al zijn pogingen heeft hij niet de kracht om zich te verzetten, knielt hij neer, en wanneer Zij een uur later Haar hand in zijn richting uitstrekt en hem beveelt om te gaan in de Naam van de God van Israël, vlucht hij ijlings weg. Haar macht over hem was zo totaal omdat Zij rotsvast geloofde dat God in Haar was op elk ogenblik waarop Zij Zijn Werken deed, en Zij beschouwde het verlammen van een ziel die volkomen dood is voor de Liefde, als Gods Werk.
Opmerkelijk is hierbij deze aanblik die mij wordt vergund van de twaalfjarige Maria: Ik zie Haar bidden en boete doen in een gloed van vurige Liefde, zo totaal opgaand in God dat Zij geen seconde aandacht lijkt te schenken aan de duistere gestalte die een paar meter van Haar voeten vandaan geknield zit. Dan zie ik hoe Zij Zich naar deze gestalte toewendt en hoe als het ware vuur uit Haar ogen schiet terwijl Zij hem vastberaden toespreekt.
Enkele malen zal mij een gelijkaardige scène tijdens het leven van Maria worden getoond: als twaalfjarige, als jonge vrouw, als rijpere volwassene en in Haar laatste levensjaren. Steeds is de omschakeling gelijkaardig: De toorts van Hemels Liefdesvuur verandert gedurende enkele ogenblikken in een vreeswekkende furie, om daarna onmiddellijk terug te keren naar de toestand van betoverende zachtheid en volmaakte Liefde.
Haar Geloof in God is zo extreem dat Zij tijdens contact met Gods grote vijand totaal lijkt te veranderen in vleesgeworden Goddelijke Gerechtigheid. Deze vaststelling komt volmaakt overeen met de visioenen die de Onbevlekte Meesteres mij nu en dan vergunt in het kader van Haar Openbaringen als Meesteres van alle zielen.
Deze eik is onschendbaar en onaantastbaar, en evenals de salie bekleed met de volheid van het Goddelijk Leven. Zelfs de bliksems van de zwaarste beproevingen op Haar levensweg zullen Haar Geloof niet kunnen splijten, want in deze Hemelse Burcht zijn het Geloof en het vertrouwen in Gods Werking ingebouwd als een fundering die nooit zal wankelen. Haar Geloof en vertrouwen zijn totaal omdat Zijzelf uit Liefde tot God heeft gewild dat zij totaal zouden zijn, als een eeuwigdurende verheerlijking aan Zijn Voorzienigheid, waarmee Hij alle levenspaden tekent en alle voeten op deze paden wil besturen.
Maria is een levende les voor de mate waarin de stenen van twijfel, onzekerheid, gepieker, zorgen en vrees op de levensweg verpulveren tot stof onder de voeten van de ziel die zo totaal op God vertrouwt en in Hem gelooft dat zij één wordt met Zijn kracht. In de Onbevlekte Tuin wordt duidelijk hoe waar het zou zijn om te zeggen: "Als gij het vertrouwen (op God) in Uw tuin hebt, hoe kunt gij dan (in de ziel) sterven?", en hoe onwankelbaar de ziel wordt wier Geloof in God zo sterk is als een eik: bestand tegen alle stormen zolang hij gezond en goed gevoed blijft, en door God begiftigd met een levensduur die over het algemeen deze van het lichamelijk leven van de mens ver overtreft.
2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin
Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die een rotsvast vertrouwen en onwankelbaar Geloof uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar te worden opgenomen. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien.
"O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden. Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest. Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van Hart en ziel. Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde. Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid. Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel. O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God". |
O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven:
-
Meesteres van mijn ziel, geen enkele van Uw ontelbare beproevingen kon Uw Geloof in Gods heilzame Werken in Uw leven doen wankelen. Ik smeek U, beziel mij volkomen met Uw geest, opdat de beproevingen van mijn levensweg mij niet kunnen doen twijfelen aan Gods werking in de wereld en in mij.
-
Meesteres van mijn ziel, U had steeds oog voor de werking van de Goddelijke Voorzienigheid in Uw leven en in het leven van alle zielen. Ik smeek U, leer mij leven vanuit de overtuiging dat God mijn leven steeds in goede banen leidt via de tussenkomst van Zijn onfeilbare Voorzienigheid.
-
Meesteres van mijn ziel, U wist dat God onzichtbaar werkt doorheen alles wat de ziel op haar levensreis ontmoet. Ik smeek U, leer mij zien dat God werkt doorheen de woorden en daden van alle zielen die het goed met mij menen.
-
Meesteres van mijn ziel, nooit hebt U Uw ogen afgewend van de Bron van alle goeds: de ene ware God. Ik smeek U, ontkracht in mij elke neiging om in de beproevingen en de vragen op mijn levensweg mijn vertrouwen te stellen in krachten die niet van God uitgaan of die bedoeld zijn om God te vervangen.
-
Meesteres van mijn ziel, U wist dat God de enige ware kracht in het leven is, en dat Zijn Verordeningen en Zijn enige ware Leer de Wet van het Leven vormen. Ik smeek U, verlicht mijn geest, opdat ik nooit gedachtegoed zou najagen dat mij wegleidt van de ene Waarheid van God.
-
Meesteres van mijn ziel, Uw enige betrachting was, Uw roeping te vervullen om Gods Werken te volbrengen, zonder enige zorg voor Uw eigen noden. Ik smeek U, bevrucht mij met de stille zekerheid dat God voor alles in mijn leven zorgt, zodra ik mij vóór alles inzet voor Zijn Werken en Plannen.
-
Meesteres van mijn ziel, geen tegenwind kon Uw innerlijke rust verstoren. Ik smeek U, geef dat ik mij nooit zorgen zou maken over de hindernissen en beproevingen op mijn levensweg, want het zal mij nooit ontbreken aan Gods kracht en aan Uw bijstand.
-
Meesteres van mijn ziel, U hebt alle wereldse stormen beheerst door de vredige berusting van Uw Hart in Gods Werken. Ik smeek U, sta niet toe dat ik mijzelf ten prooi laat vallen aan de angsten, onrust en onzekerheden die de moderne samenleving in de zielen schept omdat zij God heeft uitgebannen.
-
Meesteres van mijn ziel, U leefde van uur tot uur, in totale bereidheid om te dienen waar God U nodig had. Ik smeek U, bevrijd mij van de neiging om mijn hele leven zelf uit te stippelen en te plannen, in plaats van Gods Voorzienigheid de vrijheid te geven om mij elk ogenblik te leiden waar ik moet zijn.
3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel
In het Geloof en het vertrouwen in God wordt de ziel als het ware een tweede maal geboren: Zij sterft aan de wereld en zijn zinloze bedreigingen van het gemoed, en verrijst uit deze as als een wezen dat een Hemelse rust en een Vrede in zich ervaart, die bij elke beproeving, bij elke tegenwind, bij elke tegenslag of verlies verwijst naar de Bron van alle Leven, van alle Verlossing en heiliging, als de Oorsprong en de Eindbestemming van alles. Uit Hem stroomt alles wat het levenspad kruist, dus is het logisch dat uit Hem ook de zingeving voor dit alles stroomt.
Waarom zou de ziel zichzelf dan eindeloos kwellen met vragen waarop het antwoord voor alle eeuwen geborgen ligt in Gods Plan van Heil en Liefde voor alle zielen? De eik en de salie in de Onbevlekte Tuin lijken tot de ziel te fluisteren: "Zeg ons na: God heeft het zo voor mij voorzien, en mijn Meesteres heeft het voor mij gewild en op mijn levensweg gestalte gegeven, dat is voor mij genoeg. Elke bijkomende gedachte is diefstal van tijd en krachten die God alleen toebehoren".
Het is de plicht van elke ziel, de rust en Vrede te verwerven die door het Geloof en het vertrouwen in Gods Werken in haar eigen leven en in alle eeuwen worden uitgezaaid. Slechts door deze onverstoorbaarheid, rust en Vrede zal de ziel de werken kunnen volbrengen, waartoe zij via haar levensroeping is bestemd, zodat de Goddelijke Wijsheid zal oordelen dat zij de gaven die haar zijn geschonken en de tijd die haar op aarde is toegemeten, optimaal heeft benut.
Laat de Meesteres van alle zielen Uw grond bewerken opdat dit zaad in U tot rijping kan komen:
|
17e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria
onthechting
1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin
God heeft de Onbevlekte Tuin geschapen tot bevrediging van Zijn welbehagen. De kroon op Zijn Werken, de mens, heeft Hem zo diep teleurgesteld dat in Hem als het ware de behoefte is ontstaan om uitgerekend in een wezen dat aan de oppervlakte de trekken van het menselijk geslacht zal vertonen, al Zijn heerlijkheden samen te bundelen. Zo zal de aanblik van dit ene Werk, de Vrouw die Hij wil verheffen tot Koningin en Meesteres van al het geschapene, Hem de volmaakte verrukking verschaffen van een ziel die het Goddelijk zaad in zich weet te vermenigvuldigen tot in het oneindige.
De Vrouw, de in ere herstelde mensenziel, zal totaal en absoluut Meesteres zijn doordat Zij als enige mensenziel Zichzelf TOTAAL zal beheersen. Daarom pronkt in de Onbevlekte Tuin de palm in zijn uiteenlopende variëteiten. De palm symboliseert de overwinning. De ziel is ertoe geroepen om door de voltooiing van een levensweg volgens Gods welbehagen, zichzelf te heiligen en hierdoor Heil te verwerven voor andere zielen, opdat Gods Werken (waarvan de schepping van elke ziel één van de grootste elementen vormt) verheerlijkt mogen worden. Deze heiliging vergt de overwinning op vele vijanden: bekoringen, tegenspoed, moeilijkheden, en uiteindelijk: zichzelf (de eigen zwakheden, ondeugden en behoeften).
Deze laatste overwinning is de grootste. Het is pas in deze laatste overwinning dat een ziel haar ware kracht bewijst. Maria is de ware Meesteres over al het geschapene omdat Zij volmaakt over Zichzelf heerst: In Haar is geen spoor van zwakheid, noch van ondeugd, geen enkele toegeving aan om het even welke bekoring, geen wankeling in storm, regen of wind, en van Haar behoeften is er slechts één die Zij niet overwint omdat Zij deze niet wil overwinnen: de behoefte aan volmaakte overvloeiing in God. Zij is verrukt in de ervaring van het overwonnen worden door één enkele kracht: Haar Geliefde. Ja, de behoeften van het werelds leven blijven bestaan, teneinde Haar lichaam in stand te houden voor de tijdsduur waarin God Haar in een stoffelijk lichaam op aarde nodig heeft, maar... deze behoeften overwinnen Haar niet, zij vloeien rechtstreeks over in Haar onwankelbaar vertrouwen en Geloof, waardoor Zij de bevrediging ervan totaal aan Gods Voorzienigheid overlaat.
De palmen bloeien, want de Vrouw heeft het toppunt van de macht verworven. Zij is Meesteres over alles, omdat niets nog macht heeft over Haar: Zij is van niets meer afhankelijk, met uitzondering van God, de Bron van alle Leven. Van al het overige is Zij totaal onthecht: de basis van een wonderbaarlijk ongewoon leven van volmaakte vergeestelijking. Maria maakt Zich los van alle vaste patronen. Zij laat geen vaste regels noch gewoonten meester worden over Haar ziel noch over Haar levensweg, want Haar ziel en Haar levensweg zijn Haar heilig: Zij behoren God alleen toe en zijn bestemd tot Zijn verheerlijking voor alle eeuwigheid.
Maria leidt Haar leven van dag tot dag, van uur tot uur, van minuut tot minuut. Zij stelt Zich geen enkel plan of regel voorop, want Zij laat de Goddelijke Voorzienigheid de totale vrijheid om Haar in te zetten voor alles wat nodig is en op het ogenblik waarop het nodig is. Hierdoor geeft Zij concreet uitdrukking aan Haar totale zelfgave, zelfofferande, zelfverloochening en toewijding aan God: Zij wil dat niets anders dan de Goddelijke Wijsheid de inrichting van Haar dagelijks leven beheerst. Zo komt Zij tot een levenswandel die buitengewoon soepel en klaar is voor plotse aanpassingen. Heel vaak zullen deze in de loop van Haar leven nodig blijken. Zij beschouwt ze met dankbaarheid als tekenen voor het feit dat God heel intens met de zielen bezig is.
Zij ervaart alle onzekerheden over de volgende bocht in Haar levensweg niet als een hinder, omdat Zij Zich geen enkel ander levensdoel stelt dan de volbrenging van Haar roeping tot verwezenlijking van Gods Plannen en Werken. Voor Haar is dit de enige reden van Haar bestaan. Zij onthecht Zich van alle relaties tot andere zielen.
Reeds als klein meisje, wanneer Zij nog zo afhankelijk zou moeten zijn van Haar ouders, verlangt Zij slechts één ding: de eenheid met Gods Hart totaal te kunnen ervaren. Daarom verlangt Zij intens naar een ongewoon vroege intrede in de tempel te Jeruzalem. Zij houdt zielsveel van Haar moeder en vader, doch in Gods Aanschijn is voor Haar geen plaats voor gevoelens van eenzaamheid, want slechts daar kan Zij de onmetelijke rijkdommen van Haar zielenschatten helemaal in Zich laten doorwerken. Zij zal door deze ervaring de hoogste toppen der vervoering beleven, omdat de onpeilbare diepten van Gods Mysteries die in Haar ziel begraven liggen, in de zoektocht naar de bewuste beleving van deze eenheid steeds verder ontsloten zullen worden. Voor Haar is dit reeds tijdens Haar prille kinderjaren Haar enige ware bestaansreden, want Haar groot verlangen naar de komst van de Messias wordt voor Haar in deze ervaring van Gods inwoning in Haar, zeer reëel.
Wanneer jaren later Jezus aankondigt dat de Geest Gods het Uur heeft geluid om Zijn Openbaar Leven te beginnen, zal Maria Zich op heldhaftige wijze, zij het met veel Smart, losmaken van Haar tastbaar samenzijn met Haar Zoon, de Enige Die Haar na het overlijden van Jozef is gebleven. Doch Zij overwint de bekoring tot enig verzet tegen deze Beschikking onmiddellijk met de uitspraak: "Mijn Zoon, laten Wij samen de Wil van God volbrengen, want daartoe zijn Wij beiden in de wereld gekomen. Ga in Mijn Liefde, want in het Hart van de Vader zullen Wij nooit gescheiden zijn". |
Ondanks het feit dat Maria na het vertrek van Jezus geregeld langere tijd alleen zal zijn, vraagt Zij nooit Zelf mensen in Haar huis op bezoek. Wie komt, is welkom, en wordt door Haar beschouwd als een nieuwe taak die God Haar geeft. Op sommige dagen ziet of hoort Zij niemand. Zij benut deze tijd als geschenken van God om met Hem alleen te zijn.
Zij onthecht Zich zelfs van het weinige dat Zij heeft aan stoffelijk bezit. Wanneer de ontwikkelingen op de evangelisatietochten van Jezus dit wenselijk maken, laat Zij Haar huisje te Nazareth, waarvan Zij zoveel heeft gehouden, achter om Zich te Kafarnaüm te vestigen. Weinig later zal Zij Haar intrek nemen in het Cenakel te Jeruzalem. Wanneer de Geest Gods Haar 'nieuwe gezel' Johannes naar Efese roept, zal Zij hem daar bijstaan. Nog later zal Zij naar Jeruzalem terugkeren, steeds ten dienste van de Werken die God van Haar vraagt.
Haar Hart is niet in een welbepaald huis, Haar Hart is een huis op zich, een Tabernakel waarin het Nieuw Verbond zal leven tot in de eeuwigheid. Maria betracht steeds, zo licht mogelijk doorheen het leven te gaan, opdat Zij alle ruimte zou bewaren voor God. Zo onthecht Zij Zich van alle materiële welstand, van vele huishoudelijke voorwerpen, en bezit Zij ook slechts enkele kleren, die Zij met zorg in stand zoekt te houden. Zij omhelst een levenstoestand die 'gewilde armoede' genoemd kan worden, want hoewel Zij uit een zeer welstellende familie stamt, leeft Zij heel sober en schenkt alles weg.
Zij doet dit reeds als kind. Wanneer Zij van Haar moeder een vrucht krijgt om mee te nemen wanneer Zij buiten speelt, geeft Zij deze over het algemeen weg aan een arm kind, en wanneer Zij niemand in Haar omgeving ziet verschijnen die aan deze beschrijving lijkt te voldoen, bidt Zij werkelijk dat Zij iemand mag vinden aan wie Zij de vrucht kan weggeven zonder dat deze daad in de ogen van Haar medemensen niet gerechtvaardigd zou kunnen lijken.
Zij vast reeds als kind veelvuldig, en zoekt gelegenheden om voedsel aan armen te kunnen geven. Zo onthecht Zij Zich reeds vroeg van allerlei lichamelijke behoeften. Deze onthechting zal door Gods Voorzienigheid nog verder gedreven worden, want door veelvuldige ongesteldheden en lichamelijk lijden zal Zij reeds vroeg een absolute volmaaktheid bereiken in de onthechting van lichamelijk welbevinden. Zij aanvaardt dit dankbaar, want het leert Haar, totaal boven Haar lichamelijkheid uit te stijgen om nog dieper en constanter in het bewustzijn van Gods inwoning in Haar ziel weg te duiken.
Maria zal ontelbare uren van Haar leven alleen doorbrengen. Zij heeft geen behoefte aan veelvuldig of langdurig contact met Haar medemens, want in het alleen-zijn wil God Haar tot vol rendement laten komen in Haar levensopdracht. Voor de vruchtbaarheid van Haar buitengewone taak heeft Zij een leven in afzondering nodig. Om deze reden zal Zij reeds tijdens Haar jeugd volkomen naar binnen toe gekeerd leven.
Met dit doel voor ogen, zal Maria Zich ook in zeer verregaande mate onthechten van zintuiglijke indrukken: Zij luistert niet naar gesprekken op straat of in Haar dichte omgeving. Haar aandacht wordt uitsluitend gewekt door woorden en klanken die de belangen van de zielen kunnen dienen of Gods Werken kunnen bevorderen of Hem verheerlijken.
Zij kijkt niet naar onzuivere of echt wereldse dingen of dingen die niet voedend zijn voor de ziel of voor de instandhouding van de eenheid van de ziel met God. Zij is Zich er ten volle van bewust dat de wereld met zijn vele beelden en geluiden Haar niets te bieden heeft, doch integendeel een grote bedreiging vormt voor de zielen en de uitvoering van hun levensopdrachten. Zo komt Maria ertoe om alles met God te delen, niet met mensen: Zij spreekt heel weinig, zoekt zelden zelf contact met een medemens.
Nochtans heeft God Haar buitengewone gaven geschonken voor de omstandigheden waarin Zij Zijn Glorie over Haar medezielen zal kunnen uitstralen: Wanneer het nodig is voor de vervulling van Haar taak, blijkt Maria buitengewoon taalvaardig, waarlijk geniaal, onmetelijk diep van doorzicht en inzicht, en onvergelijkbaar diep bezield met een Vuur dat harten treft als een snel uitslaande brand. Zij spreekt vloeiend, heel vaak in betoverende beelden, en met een bloemrijk, Hemels taalgebruik. Zij spreekt onmiskenbaar vanuit een lijnrechte inspiratie vanwege Gods Geest, en Haar inzichten in Gods Waarheid en Mysteries blijken zo diep dat het voor de toehoorder lijkt alsof Zij hem binnenleidt in ongekende, onwereldse landschappen, die Zij op een zeer aanschouwelijke wijze voor hem ontvouwt.
Maria heeft niets nodig buiten God. Daarom wordt Zij door niets beheerst, maar heerst Zij Zelf over alles. Deze macht heeft Zij voor alle eeuwen gekregen, doch Zij heeft deze gerechtvaardigd door de verdiensten van een leven van strijd tegen alles, met inbegrip van de menselijke natuur, die ook Zijzelf in Haar lichaam draagt. Haar macht over alles en over alle zielen is totaal, omdat Zij Zich heeft onthecht van alles behalve de totale eenheid van Wil met God. Alle bedreigingen van de ziel vanuit de wereld en vanuit de menselijke natuur heeft Zij onder Haar voeten gelegd.
Waarlijk Meesteres is slechts zij die in niets afhankelijk is van Haar slaven. Dit geldt in absolute zin voor Maria. Zij heeft macht over alles, want totale onthechting is totale vereniging met Gods Wil, en daardoor deelname aan de Goddelijke macht. De palm in Maria’s ziel is daarom ook de voorafspiegeling van de eindoverwinning van God, Die in Maria aantoont dat de mensenziel zoals Hij deze oorspronkelijk had voorzien, waarlijk draagster is van Goddelijke eigenschappen die, wanneer zij niet prijsgegeven worden aan de grillen der wereld, de materie en de ermee verbonden duisternis definitief zullen overwinnen. Door Maria heeft het Licht de duisternis nu reeds overwonnen.
2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin
Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die een totale onthechting uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar te worden opgenomen. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien.
"O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden. Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest. Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van Hart en ziel. Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde. Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid. Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel. O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God". |
O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven:
-
Meesteres van mijn ziel, in U heeft de ziel de menselijke natuur en daardoor ook de macht van de duisternis restloos overwonnen. Ik smeek U, heers zo totaal in mij dat ook ik erin mag slagen om mijzelf, mijn zwakheden, ondeugden en behoeften zo totaal mogelijk te overwinnen.
-
Meesteres van mijn ziel, geen enkele invloed van buitenaf heeft ooit greep op U gekregen. Ik smeek U, verleen mij Uw kracht, opdat de beproevingen en hindernissen van het leven en de invloeden der wereld geen greep meer krijgen op mijn hart noch op mijn geest, en niet langer mijn ziel kunnen bedreigen.
-
Meesteres van mijn ziel, U bent nooit tot slaaf van een vast levenspatroon geworden. Ik smeek U, verleen mij de kracht om mij los te maken van vaste regels en gewoonten, opdat ik de ware vrijheid van een kind van God moge vinden.
-
Meesteres van mijn ziel, U hebt alle menselijk contact tot een minimum beperkt, opdat God in U alle tijd zou krijgen voor Zijn Werken. Ik smeek U, wil mij bevrijden van de behoefte aan veelvuldige contacten met mijn medemensen, opdat ik in de beslotenheid van mijn eigen hart het ware Goddelijk Leven moge vinden.
-
Meesteres van mijn ziel, U hebt de leegheid en het gevaar van alle stoffelijke dingen doorschouwd. Ik smeek U, bevrijd mij uit de greep van het verlangen naar bezit, eigendom, geld en materiële goederen.
-
Meesteres van mijn ziel, U hebt Uw zintuigen onderworpen aan de noden van Uw ziel. Ik smeek U, help mij, elke behoefte aan de veelvuldige indrukken vanuit de massamedia en vanuit mijn dagelijkse omgeving in mijn hart te verpletteren.
-
Meesteres van mijn ziel, U hebt Uw levensweg totaal in Gods handen gegeven. Ik smeek U, schenk mij de soepelheid van geest en hart om mij zonder enig verzet aan te passen bij elke plotse verandering op mijn levensweg, in de wetenschap dat Gods Plan deze van mij verlangt omdat ik zo méér Heil en zegen kan brengen.
-
Meesteres van mijn ziel, U hebt geen andere echte behoefte gekend dan het Goddelijk Leven. Ik smeek U, druk Uzelf zo totaal in mijn ziel, hart en geest, dat ik niets anders meer verlang noch iets anders meer nodig heb dan U, in Wie Gods Werken volmaakt zijn.
3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel
Palmstruiken en palmbomen in de landschappen der aarde hebben altijd iets bijzonders. Er zijn palmsoorten die kunnen dienen als natuurlijke omheining om een tuin af te bakenen, andere (de hoge wuivende palmbomen) zijn in de geest eerder verbonden met een tropisch, paradijselijk eiland, maar ook met een oase midden in de woestijn.
In ieder van deze beelden kunt U een spirituele les aantreffen. Beschouw de palm als teken van overwinning, met als bekroning de overwinning van de ziel over zichzelf in de steeds groeiende onthechting. Zo kunt U de palmstruik als tuinheg beschouwen als een grens die de ziel trekt ten aanzien van alles wat haar vanuit de wereld wil bedreigen, maar ook als een grens die zij zichzelf stelt en waarbij zij zich voorneemt, niet toe te geven aan enigerlei behoeften die buiten die (steeds nauwer getrokken) grenzen liggen.
De palmboom als element van het tropisch eiland kunt U zien als symbool voor het zalige gevoel dat voortvloeit uit de bevrijding van Uw ziel uit de kettingen van haar behoeften: De palm lijkt dan te zeggen 'ik heb mij bevrijd uit de slavernij jegens mijn eigen eindeloze behoeften: Ik heb ze stuk voor stuk overwonnen'.
De palmboom in de oase in de woestijn staat symbool voor het nieuwe, ware Leven dat in de ziel stroomt zodra zij heeft ingezien in welke verschroeiende dorheid zij heeft geleefd zolang zij de slaaf was van allerlei wereldse banden en behoeften.
Maria heeft dit alles in Haar leven geen kans gegeven. Zij wil de wuivende palmen van de meest glorierijke der overwinningen met U delen, want zij zijn de bekroning van het leven zoals God het werkelijk heeft bedoeld.
Hoe kunt U in Uw eigen zielentuin de palmen laten opschieten?
Overtuig Uzelf van de leegheid van al het wereldse. De ziel wordt in de wereld gezonden om zich te heiligen door een leven dat haar op grond van de Wet der Goddelijke Gerechtigheid in staat stelt om na dat leven de Eeuwige Gelukzaligheid van de Hemel binnen te gaan. Dit is de ENIGE bedoeling van het leven op aarde. De mensheid heeft in de loop der eeuwen de aarde ingericht om zoveel mogelijk te voldoen aan de noden van de stoffelijke lichamen waarin de zielen zich over de aarde moeten bewegen. Omdat de noden en het ware innerlijk leven van de ziel en haar samenleving met God niet met de zintuigen waarneembaar zijn, en de noden en de stoffelijke omgeving van het lichaam wél waarneembaar zijn, is op deze laatste de volle klemtoon gelegd. Alles wat aan het Goddelijke herinnert, evenals het diepe inwendige leven van de ziel, is steeds radicaler uit de samenleving verbannen als 'onwerkelijk, niet bewijsbaar, dus beter te negeren'. De ziel wordt dus in een kerker geplaatst als gevangene van stoffelijke behoeften en gewoonten, en van massale invloeden vanuit haar omgeving, en zij zit in die kerker onder verregaand gebrek aan bewegingsvrijheid, zonder voedsel, en in het donker (het Licht van de bezieling en ingevingen van Gods Geest wordt gedoofd). Om deze reden verloochenen ontelbare miljoenen zielen totaal hun ware roeping, om een leven te leiden in de ketenen van allerlei banden die hun vlucht naar de hogere sferen waartoe zij geroepen zijn, belemmeren. Er is slechts één sleutel, een loper die past op alle sloten tegelijk: de sloten van de vele ketenen en de sloten van de donkere kerker zelf. Deze sleutel is de bewustmaking van de leegheid van al het wereldse, gevolgd door de belijdenis van het oprecht verlangen om volledig toe te behoren aan Maria, Die de macht bezit om de ziel los te maken van alles wat bijzaak is. Wat de wereld ook te bieden heeft (geld, eigendom, bezit, goederen, vele soorten genot en opwinding, prestige, aanzien, beroep, wereldse prestaties, enzovoort): Dit alles heeft geen enkele waarde om de ziel te helpen, haar Eeuwige Bestemming te bereiken. Bij Uw oordeel voor Gods Troon is dit alles VAN GEEN ENKEL BELANG. In Gods ogen is het dan ook ongunstig wanneer de ziel zich in haar doen en laten, in haar bestrevingen, in haar gedachten, gevoelens en herinneringen laat leiden door de dingen die haar werelds, stoffelijk leven uitmaken, en daarbij de behoeften van het hoger zielenleven verwaarloost. De weg naar de Ware Vrede en rust in het hart en het Ware Geluk reeds hier op aarde, is daarom deze: Maak U stap voor stap zo totaal mogelijk los van:
Houd in Uw leven slechts één vaste waarde over: het nastreven, in AL Uw doen en laten, denken, voelen, spreken en verlangen, van een innig innerlijk leven met God/Maria. Onthoud dat al het overige bijzaak is, niets méér dan de opvulling van een kort en vergankelijk leven op aarde. |
18e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria
eenvoud
1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin
Overal waar Gods hand zichtbaar is, sluiten twee schijnbaar onverenigbare kenmerken een huwelijk: Hemelse pracht, en eenvoud. God schept alles volmaakt, slechts de verontreinigende invloeden der duisternis brengen storingen en wanklanken. Daarom is alles wat uit Gods Hart stroomt, prachtig en vol verrukkingen, maar ook eenvoudig. Het is eigen aan de duisternis om de onvolkomenheid van haar 'aanpassingen' aan de Schepping kunstmatig op te smukken (of te camoufleren) met franjes die nergens anders toe dienen dan om de oppervlakkig gestemde ziel te misleiden, te verblinden, naar het lagere toe te trekken en hierbij het Goddelijke de rug toe te keren.
In de Onbevlekte Tuin herinneren de viooltjes aan de eenvoud: Zij zijn gezegend met een aantrekkelijke schoonheid, maar dringen deze aan niemand op, want zij zijn klein en verspreiden geen noemenswaardige geur. Ziedaar de eigenaardige combinatie van kenmerken in een Wezen dat de ware heilige eenvoud bezit: nederigheid, ongecompliceerde schoonheid, ingetogenheid en doeltreffendheid in de vervulling van de levensopdracht. Zoals het viooltje steeds getuigt van het warme jaargetijde, zo getuigt de Onbevlekte Tuin in al Haar doen en laten van Haar ware roeping, en doet Zij dit zo onopvallend mogelijk.
Maria is het groot Voorbeeld voor Gods neiging om het waarlijk grote en heilige te verbergen voor wereldse ogen: Slechts weinigen zullen helemaal begrijpen en doorschouwen wie Zij werkelijk is. Maria Zelf is er een voorbeeld van, hoe de ware heiligheid zichzelf onopvallend maakt voor de wereld. Zij weet dat de ware schoonheid inwendig gezocht en gevonden moet worden, en Zij beleeft deze wetenschap in Haar concrete levensomstandigheden: Haar eigen uitwendige verschijning, Haar huis enzovoort, zijn vrij van opsmuk, zonder de minste opzichtigheid. Zij zoekt ook het bijzondere, de kern van het Ware Leven, niet in zintuiglijke indrukken maar in de innerlijke beleving, dus in de levenssfeer die verborgen blijft voor Haar omgeving en zich louter afspeelt tussen Haar ziel en God.
Zij brengt de boodschap van het ongecompliceerde Geluk ook aan andere zielen over via Haar huis. Het huis van Nazareth is klein. Mij zijn enkele visioenen ervan geschonken, en wat ik daarbij zie, is een heel eenvoudig huis dat de bezoeker bij het betreden onmiddellijk in de woon- en eetkamer brengt. Meubilair is heel schaars en zeer eenvoudig, praktisch. Wanneer de bezoeker rechtdoor zou gaan, zou hij via een deuropening in de keuken belanden. Schuin achter de keuken ligt nog een oude werkplaats waarin Jozef zijn werkstukken maakt. De werkplaats is wellicht even groot als de beide andere ruimten samen. Het geheel van de ruimte is heel beperkt en moet dan ook optimaal benut worden.
Daarom wekt het geen verbazing wanneer ik zowel in de woonkamer als in de keuken ook een paar oude, zeer eenvoudige werktuigen bemerk die Maria gebruikt voor het handwerk dat Zij soms verricht (het maken en herstellen van kleren). Opmerkelijk is eveneens dat elk van de drie ruimten telkens een hoekje bevat dat ’s avonds heel handig omgebouwd wordt tot slaapplaats. Voor de Heilige Jozef is dit tegen een zijwand van zijn werkplaats, voor Maria tegen de rechterwand van de keuken, en voor Jezus tegen de rechterwand van de woonkamer. De plaats waar Jezus slaapt (hoofdzakelijk dus tijdens Zijn verborgen leven) is in feite een soort langwerpige 'opbergbak' die zichtbaar is wanneer men bij het betreden van de woonkamer doorheen de buitendeur, naar rechts zou kijken. Overdag lijkt dit een soort houten kist waaruit ik Maria bepaalde huishoudelijke benodigdheden zie halen (onder andere enkele lichte dekens). ’s Avonds worden over deze 'opbergbak' lichte dekens uitgespreid, en daarop zie ik Jezus gaan liggen.
Het huis als geheel lijkt tegelijk enigszins armoedig doch net, en er hangt een buitengewoon aandoenlijke sfeer. Maria weet het hele interieur van het huisje op te vrolijken door nabij de uitgang naar de tuin toe een eenvoudige aarden kruik te plaatsen, met daarin enkele met prachtige bloesems beladen takken van één van de vruchtenbomen uit de tuin. Zij weet dat alle franjes die uitstijgen boven het levensnoodzakelijke, de ziel wegleiden van de kern van datgene wat echt van belang is. Dit huisje is in alle mogelijke opzichten een toonbeeld van 'gewilde armoede': De Bewoners houden heel veel van de soberheid, die Zij Zelf volkomen opvullen met Hun eigen uitstraling van binnenuit: Dit eerder armzalig huis neemt de bezoeker op in een atmosfeer van Licht, warmte, blijheid en vrijheid. Elke bezoeker heeft het moeilijk om er afscheid te nemen, want door de voelbare Liefde in dit huisje heeft elke ziel er het gevoel, in een kleine 'Hemel' te zijn.
De Heilige Familie geeft de indruk van drie zielen die de absolute top van de innerlijke vrijheid doorleven in de diepste diepten van hun ziel en hart. Dit huis bezit dan ook geen enkel element dat aan gehechtheden zou kunnen doen denken: Alles is zo sober dat het louter en alleen praktisch is; het dient slechts om het leven in een stoffelijk lichaam mogelijk te maken.
De eenvoud blijkt eveneens uit de wijze waarop de Heilige Familie in Haar levensonderhoud voorziet. Tijdens het leven van Jozef leeft dit Hemels Gezin van de inkomsten van de werken die Jozef verricht als timmerman, schrijnwerker en daklegger. Vaak wordt hij onderbetaald of zelfs niet betaald, zodat Maria vrijwillig bijspringt door het verrichten van herstelwerken aan kleding. Jezus helpt nu en dan in de werkplaats van Zijn voedstervader.
De tuin bij het huisje heeft een aantal vruchtenbomen (vijgenbomen, olijfbomen, druivelaars, granaatappelen en andere). Maria geeft geregeld vruchten aan andere vrouwen, die Haar in ruil daarvoor allerlei andere dingen geven: melk, eieren, meel, textielstoffen... Maria’s eenvoud van levensstijl is niets anders dan de uitdrukking van Haar Liefde voor de eenvoud van hart. Zij heeft de gewoonte, de beschikkingen van Gods Voorzienigheid in Haar leven zonder meer onmiddellijk te aanvaarden, zonder Zich vragen te stellen. Zij neemt alles aan als uitingen van de Goddelijke Wijsheid, en vindt het dus totaal ongepast om Gods tijd te verspillen door erover te beginnen nadenken. Om die reden stemt Zij zo snel in met elke minder aangename beslissing.
Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer Jezus Zijn Openbaar Leven begint, en wanneer Hij Haar aankondigt dat de tijd van Zijn Passie gekomen is. Ook met de vlucht naar Egypte, korte tijd na de Geboorte van Jezus, had Zij onmiddellijk ingestemd, omdat Zij wist dat God slechts het beste met Haar voorhad, en vele offers nodig had voor het Geluk van velen. Een gelijkaardige reactie vertoonde Zij eveneens toen Haar als tempelmaagd werd aangekondigd dat Zij de huwbare leeftijd had bereikt en dus de tempel zou moeten verlaten en, tegen Haar levensopvatting in, in het huwelijk zou moeten treden. Het is de eenvoud van hart die duidelijk maakt hoe totaal Maria aan God toegewijd is, waardoor Zij Haar eigen Wil in dienst stelt van Gods Plannen. Zij acht het niet Haar taak om Gods Beschikkingen te beredeneren. Zij beschouwt als Haar taak: de onmiddellijke en zo volkomen mogelijke uitvoering ervan.
Maria heeft Haar hele leven lang een kinderlijk Hart bewaard. Zij kon totaal opgenomen worden in de beschouwing van eenvoudige, schijnbaar alledaagse dingen, zoals een bloempje in een weide, een vogeltje dat op de rand van de waterput neerstrijkt, de ezel die tijdens de vlucht naar Egypte, zonder zelfs maar een ogenblik te stoppen, een paar grassprieten tussen twee rotsstenen vandaan plukt en daar verder loopt op te kauwen. Ik zie hoe Zij als klein meisje in de tuin van Haar ouders op de tenen gaat staan, met Haar handjes een bloesem omsluit (die enigszins doet denken aan magnolia), hieraan ruikt, Haar ogen sluit en een hele poos lang in een andere wereld lijkt te zijn.
De kleine Maria is ook buitengewoon vlug tevreden. Het geringste prulletje gebruikt Zij als speelgoed, maar de eenvoud van Haar Hartje weerhoudt Haar er niet van om bij het naderen van vader Joachim met zijn schapen, plots Haar spel te onderbreken om hem een verrassend scherpzinnige vraag te stellen over een Schriftwoord uit één van de profeten. Ik ben er getuige van hoe Zij op zekere dag vader Joachim eindeloos ondervraagt over de komst van de Messias in Israël. Zij wil onder andere weten of Hij ook naar Galilea zal komen, aangezien Hij toch in Judea geboren zal worden...
Het is betoverend om vast te stellen hoezeer het stemmetje van dit kleine Meisje verandert wanneer Zij het woord 'Messias' uitspreekt: een volmaakt mengsel van onbeschrijflijke devotie, kinderlijke onschuld en een Vuur als uit een dolverliefd meisjeshart, met kinderogen die fonkelen als in een roes van verrukking. Al het wereldse verzinkt gewoon in het niet wanneer Zij met spirituele zaken bezig is. Maria heeft Haar Hart letterlijk leeggemaakt van alles met uitzondering van de dingen der ziel.
De eenvoud zal in Haar bewaard blijven, ook in Haar 'rijpere' jaren. Ik zie in Maria nooit de bezadigde, uitgebluste blik die vaak mensen van rijpere leeftijd kenmerkt. Haar ogen en Haar gelaat blijven Haar hele leven lang die gloed van kinderlijke geestdrift en die verwondering over de eenvoudigste Werken van God bewaren.
Haar hele leven lang zal Maria betrachten, het leven zo ongecompliceerd mogelijk te maken: Zij legt Zichzelf en Haar medemens geen enkele vaste regel op, want Zij weet hoezeer vaste regels door de satan misbruikt worden om zielen gespannen te maken. Zij leeft slechts volgens één enkele regel: Gods Wet van Liefde, en de daaruit voor Haar leven voortvloeiende beschikkingen van de Voorzienigheid. Maria houdt Zich vast aan Haar prioriteiten, in alles wat Zij doet. Dit betekent ook dat Zij Zich door niets van de wijs laat brengen, en niet van Haar ene regel afwijkt terwille van iets dat Zij plots onverwachts moet doen noch terwille van bepaalde wensen die zielen Haar voorleggen.
Zij beoordeelt elk detail, elke gebeurtenis, elke situatie op Haar levensweg vanuit Haar aanvoelen van Gods verlangen op dat betreffende ogenblik, en afhankelijk hiervan bepaalt Zij Haar doen en laten, en de volgorde ervan. Zij raakt nooit in de war over de veelheid van indrukken die soms op Haar afkomen, omdat Zij deze onmiddellijk beoordeelt volgens Haar ene leefregel: 'Ik ben geroepen om Gods Plannen en Werken te dienen; in welke mate dient dit deze Plannen en Werken, dus in welke mate is het wenselijk of niet wenselijk dat Ik dit of dat doe of juist niet doe? Wat kan het gevolg van Mijn beslissing zijn voor de zielen die door Mijn handelingen beïnvloed kunnen worden?'
In dit overwegings- en beslissingsproces laat Maria Zich niet op zijsporen brengen door wereldse indrukken of invloeden, Zij volgt slechts de ene ware Wet van de Liefde, en wat Zij op een gegeven ogenblik niet volkomen kan uitvoeren, legt Zij reeds in korte maar vurige schietgebeden voor aan God. Zo komt Zij tot een leven in volmaakte eenvoud: geen opzichtigheden in Haar uitwendig leven (uiterlijk, huis, kleding, enzovoort), noch enige opschudding in Haar innerlijk leven (volmaakte eenvoud van hart).
In de Onbevlekte Tuin wordt de ziel geen ogenblik verstoord, want Gods Tegenwoordigheid is er maximaal voelbaar, en Zijn Werken hebben er hun absolute volmaaktheid bereikt. Precies hierin wordt de macht van God, en van Zijn Vertegenwoordigster Maria, tot het uiterste verheerlijkt: Zij hebben geen kunstmatige blikvangers nodig om hun grootheid tentoon te spreiden en de verbazing van de toeschouwer te wekken. Alles wat hier gebeurt en alles wat is, is volmaakt in zijn eenvoud, want het effect van alles is maximaal, terwijl nochtans niets méér van alle dingen is overgehouden dan de absoluut noodzakelijke kern, het diepste wezen ervan: geen franjes, slechts het hoogstnodige, ook in het denken en voelen.
Maria kan nooit de gevangene worden van de valstrikken van duizenden invloeden en indrukken, want Zij houdt van alles slechts één ding over in Haar Hart en geest: de Liefde. Al het overige wordt afgeschud door constante toewijding. Maria lijkt op een levende zuiveringsinstallatie, die alles wat uit het leven op Haar afkomt, in zich opneemt, vermaalt, het onbruikbare aan God geeft voor een nieuw gebruik in een andere vorm, en het bruikbare onmiddellijk oneindig versterkt door Haar uitstraling van heiligheid. Dit alles voltrekt zich in heel korte tijd, zonder tijd te verliezen door gepieker of beredeneren van allerlei dingen. Zij neemt op, verwerkt, en geeft door aan God, in een rechtlijnige beweging. Deze installatie is de eenvoud zelf en de efficiëntie zelf. Door deze beide eigenschappen samen heeft Zij méér gemeen met het Goddelijke dan met de mensenziel.
Zo is het in zekere zin ook met het viooltje: Het is onopzichtig, doch heel vruchtbaar.
2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin
Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die een rustgevende eenvoud uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar te worden opgenomen. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien.
"O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden. Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest. Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van Hart en ziel. Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde. Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid. Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel. O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God". |
O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven:
-
Meesteres van mijn ziel, Uw leven had slechts één richtlijn en drijvende kracht: Gods Wet, die in het hart wordt gegrift. Ik smeek U, stort in mij de Liefde voor de innerlijke schoonheid van alles, opdat mijn ziel niet misleid moge worden door uiterlijkheden.
-
Meesteres van mijn ziel, in U is het kinderhart nooit gestorven. Ik smeek U, herstel in mij de onschuld van de kinderziel, opdat de eenvoud van mijn hart God moge verheerlijken.
-
Meesteres van mijn ziel, U hebt verzaakt aan alles wat niet noodzakelijk is om te leven. Ik smeek U, wek in mij de Liefde voor een leven in eenvoud, opdat ik mijn ziel niet moge belasten met overbodige dingen en indrukken, en ik mijn aandacht kan richten op het weinige dat werkelijk belangrijk is.
-
Meesteres van mijn ziel, U verspilde geen tijd met nutteloze vragen en gepieker. Ik smeek U, schenk mij het vermogen om alles in mijn leven te aanvaarden zonder mij er vragen over te stellen of naar de reden ervoor te zoeken. Leer mij alles aannemen als door God zo beschikt voor mijn eigen Zielenheil.
-
Meesteres van mijn ziel, in U is de verwondering over Gods Werken levend gebleven. Ik smeek U, bewaar in mij een oog voor de schoonheid van de bekende dingen om mij heen, in het bewustzijn dat zij wonderen zijn van Gods Liefde.
-
Meesteres van mijn ziel, Uw ware leven voltrok zich slechts in het samenzijn met God in de diepten van Uw ziel. Ik smeek U, wil mijn ziel vrijwaren voor alle bederf door de talloze prikkelende en ophitsende indrukken vanuit de hedendaagse wereld.
-
Meesteres van mijn ziel, Uw levensweg werd slechts getekend door de ene ware behoefte van de ziel: leven in eenheid met God. Ik smeek U, sta niet toe dat de aangeboren eenvoud van mijn hart ooit prijsgegeven zou worden aan het najagen van de talloze schijnbehoeften der wereld.
3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel
Vele zielen laten zich vrijwillig verzwelgen door de overvloed aan zintuiglijke indrukken die vanuit de wereld op hen afkomen. Zij maken een inschatting van de waarde van alle dingen (en van hun medemensen!) op basis van de uiterlijkheden, de franjes, de opsmuk, de oppervlakkige schijn van alles. De zielen die door de mensen het meest genegeerd en miskend worden, zijn in Gods ogen vaak de heiligste.
Wat de natuur betreft: Geeft het niet te denken dat God evenveel aandacht heeft besteed aan de details en de schoonheden van veldbloemen en onkruid, als aan deze van sierbloemen? Het eenvoudige wordt door God met een grote voorliefde bemind, omdat het naar Zijn Hart ruikt. Alles wat het leven gecompliceerd dreigt te maken, is niet door God bezield doch draagt het dwaallicht van de misleiding in zich.
Het leven zit vol complicaties. Geen enkele daarvan is door God zo gewild, wél door Zijn tegenstrever, en deze laatste vindt zijn verlangens prompt beantwoord en tot in de details uitgewerkt door zijn talloze gewillige dienaren in mensenvlees, die geloven in het menselijk opzicht als enige drijfveer voor alle handelen van de mens: Zij achten het normaal dat de ziel haar hele doen en laten inricht op grond van wat medemensen zullen zeggen of denken. Dus beginnen zij de uiterlijke schijn te dienen in hun uiterlijk, hun levensstijl, hun kleding, hun huis, hun vele bezittingen, ... opdat zij hoog geacht zouden worden. Dit is NIET de weg die God behaagt.
Zie de onderrichtingen van Maria, Die U aan twee evangeliepassages herinnert om Uw zielentuin klaar te maken voor de ware Liefde tot de eenvoud:
|
19e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria
geduld
1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin
De ziel heeft zich op aarde aangewend om informatie te verzamelen via de zintuigen: Zij ziet beelden, hoort geluiden, ruikt geuren, proeft smaken. Voor de meeste zielen lijkt God ofwel onbestaande, ofwel onbereikbaar, omdat zij Hem niet met de zintuigen kunnen waarnemen. Nochtans maakt Hij Zich in vele dingen kenbaar. God spreekt in beelden. Hij doet dit onder andere via de verborgen (onbewuste) ingevingen van Zijn Geest, waardoor Hij zielen doorheen welbepaalde ervaringen of waarnemingen leidt of hen gedachten influistert, waaruit zij zelf de conclusies kunnen trekken die hen moeten begeleiden bij het volgen van Gods wegen.
Dit hele procedé voltrekt zich op een totaal onopdringerige wijze: De ziel ziet geen gebods- of verbodstekens vóór ogen, zij wordt in het onbewuste, in het verborgene, heel zachtjes naar bepaalde gevolgtrekkingen geleid. Dit betekent meteen dat, naarmate de zuiverheid van het aanvoelen in de kern van de ziel vermindert door de vele wereldse invloeden en door de mate waarin aan deze invloeden wordt toegegeven, de ziel deze verborgen of onbewuste boodschappen niet meer, of nog slechts heel vertekend of in nietszeggende losse flarden, opmerkt. Om Gods onfeilbare leiding opnieuw waar te nemen, moet de ziel zoeken terug te keren naar de staat van zuiverheid waarin zij geschapen is.
In de Onbevlekte Tuin leert de waarnemer dat deze zuiverheid een toestand is die door vele verschillende zaden en groei- en vruchtbaarheidsfactoren samen wordt bewerkt. Daarom leidt de weg terug naar de ware zuiverheid in de waarneming en de beleving van het Goddelijk Leven, onvermijdelijk doorheen de Onbevlekte Tuin. Laat hier de stem van God tot U spreken in de oneindige schoonheden van deze Hemelse Tuin. Tussen de onoverzienbare, oneindig rijk gevarieerde plantengroei, bloemen en bomen, zien wij ook water: vijvers en rustig kabbelende beekjes, waarin het kristalzuiver water steeds gelijk blijft van stroming. Dit water voedt op gelijkmatige wijze onophoudelijk alle elementen van deze zielentuin, brengt Goddelijk Leven naar alle elementen van de tuin, en dit alles op Gods Tijd, als een uiting van volmaakte besturing en leiding van alle Leven.
De Hemelse Meesteres noemt het water symbool van het geduld dat het Ware Leven onderhoudt en de ware innerlijke rust, Vrede en vrijheid geeft. Zij noemt het ook 'het bloed van de Heilige Geest', dat Gods klok, het tijdloze, in zich draagt. God is niet werkelijk aan tijd gebonden. Hij stelde het geestelijk ontwerp van de ziel van Maria reeds voor aan de engelen, eeuwen vóór de daadwerkelijke Ontvangenis van Haar ziel, en bij deze voorstelling sprak Hij tot hen:
"Prinsen en dienaren van Ons Eeuwig Rijk, aanschouw Haar, Die Wij ertoe hebben beschikt om in de Laatste Tijden vóór de volheid van de Tijd Koningin en Meesteres te worden over alle bewoners van deze Hemelse regionen, over alle zielen die Wij nog zullen scheppen, en over alle oorden en zijnstoestanden waarin deze zich ook zullen bevinden. Zij zal Onze macht vertegenwoordigen jegens al het levende en het niet-levende, het bezielde en het niet-bezielde. Kniel nu voor jullie Meesteres, zoals alle zielen dit zullen doen in tijd en eeuwigheid". |
Deze woorden, die onze Meesteres mij bekend heeft gemaakt, sprak de Allerheiligste Drie-Eenheid vele eeuwen vóór de daadwerkelijke schepping van de Onbevlekte Zielentuin van Maria (zelfs nog vóór de schepping van Adam en Eva). Niettemin zagen alle engelen dit 'voorontwerp' van deze 'vergoddelijkte ziel', bekleed met ontelbare eigenschappen die geen enkele ziel, noch mens noch engel, ooit heeft bezeten noch zal bezitten. Het tijdloze, het niet-aan-de-tijd-gebonden-zijn, is bij uitstek het wezenskenmerk van God: God heeft geen begin en geen einde, zodat niemand kan zeggen dat God bestaat 'vanaf dit of dat ogenblik'.
De Schepper heeft de ziel van Maria doorweven met een volkomen beleving van dit tijdloze. Maria’s Hart is opgenomen in het tijdloze. Eén van de gevolgen hiervan is, dat Zij reeds gedurende Haar leven op aarde verschrikkelijk lijdt onder de zonden, de zwakheden en ondeugden van alle latere eeuwen (de zonden van ALLE zielen), en dat Zij reeds tijdens Haar aardse levensdagen bidt voor ons, opdat wij Haar volkomen zouden navolgen.
Maria bezit een engelachtig geduld. Zij laat Zich volkomen dirigeren door Gods Tijd. Maria put veel kracht uit Haar innerlijke beleving van Gods Tijd. Zij is zo diep bezield door de Heilige Geest dat Zij vanuit een onverstoorbare Vrede en rust in Haar Hart voor alles wat Zij ervaart, het juiste uur afwacht: Gods Uur, dus het tijdstip dat het gunstigst is om succes te verzekeren over een zo groot mogelijk vlak van Gods Heilsplan. Hierdoor maakt Zij als het ware Haar dagelijkse beleving los van de tijdsfactor.
De bezoeker van de Onbevlekte Tuin heeft reeds gemerkt dat Maria zoveel mogelijk vermijdt om een vaste dagorde aan te houden. Zij laat het leven in zijn vele opeenvolgende elementen, gebeurtenissen, situaties, indrukken, ervaringen en contacten (met Haar medemensen zowel als met God) in volmaakte openheid en rustig afwachtend op Zich toestromen, en reageert naargelang de aard en inhoud van Haar waarnemingen. In Haar verlangen om Gods Plannen en Werken zo totaal mogelijk te dienen, zorgt Zij er onophoudelijk voor dat Haar eigen geest en Hart zo leeg mogelijk blijven aan wereldse elementen, opdat Zij de volheid van Gods leiding in Zich moge kunnen opvangen.
Zo krijgen wij vóór ons het beeld van een ziel met een buitengewone spontaneïteit en wendbaarheid in Haar gedrag, uitermate soepel en met een onvergelijkbaar aanpassingsvermogen. Zij is zo, niet in de eerste plaats omdat Zij deze gesteldheden van God heeft gekregen, doch omdat Zij zo wil zijn: Het is de Wet van de Ware Liefde die Haar naar de daadwerkelijke beleving van de volmaaktheid doet verlangen alsof het voor Haar een zaak van leven of dood zou zijn.
Maria is Draagster van de volmaaktheid in alle deugden, doch door een Besluit van de onfeilbare Goddelijke Wijsheid worden al Haar volmaaktheden pas in de praktijk ontsloten in de mate van Haar actief verlangen om er gebruik van te maken. Zo heeft God het beschikt, omdat Maria anders, ondanks Haar volmaaktheid, geen menselijke verdiensten zou verwerven. Zo leeft Zij dus in de betrachting van een vlekkeloze inlossing van Gods verwachtingen.
Het fundament van Haar vlekkeloos geduld is opgebouwd uit Haar volmaakte overgave en aanvaarding (totale overgave aan Gods regelmechanisme, dus Geloof en vertrouwen in Gods absolute Wijsheid), samen met Haar totale zelfbeheersing en heerschappij over Haar gevoels- en denkleven, en de volmaakte bedwinging van Haar Wil, die Zij totaal in Gods Wil laat overvloeien.
Het resultaat van deze heldhaftige inspanningen is een Wezen dat één en al mysterie wordt: God en Maria zijn als twee rivieren die in elkaar overvloeien, en zich zozeer vermengen dat de ziel die voorbij deze samenvloeiing water zou scheppen, niet meer zou kunnen onderscheiden welke druppel van God afkomstig is en welke van Maria. God Zelf ziet nog een onderscheid, Maria ziet dit ook, doch het is de niet onbevlekte ziel niet gegeven om het onderscheid nog waar te nemen, omdat het besloten ligt in het diepe Wezen van God Zelf: de tijd.
God is Heer van de tijd, zodat op Hem de tijd geen enkele invloed heeft. Om deze reden zijn ook al Zijn Wetten en Verordeningen tijdloos en eeuwigdurend geldig. Hetzelfde geldt voor alle Woorden die Hij heeft gesproken door Jezus, door Maria en door de zielen die Hij doorheen de eeuwen hiervoor wenst te gebruiken.
Maria’s overvloeiing in het tijdloze geeft Haar een buitengewone innerlijke kracht, een diep beleefde vrijheid, omdat Zij Zich niet de gevangene voelt van enige druk. Zij wacht rustig af, en offert alle beproevingen op in totale overgave. Zij ontmoet op Haar levensweg zeer vele gebeurtenissen en situaties die Zij zielsgraag anders zou zien. God heeft Haar de herscheppende macht geschonken, en Zij weet dit, doch desondanks grijpt Zij slechts in uitzonderlijke gevallen actief in op situaties. Wanneer Zij dit toch doet, gebeurt dit in de vorm van een diepe spirituele onderrichting, niet van een terechtwijzing.
Maria is in Haar spreken steeds opbouwend: Zij stelt geen zwakheden of ondeugden aan de kaak, Zij toont integendeel wegen naar het Licht. Alle zwakheden, tekortkomingen of ondeugden die Zij bij Haar medemens vaststelt en waarvan Zij weet dat deze Gods Werken vertragen of hinderen, zetten Haar niet aan tot ongeduld, ergernis, onrust, onvrede of gespannenheid: Zij grijpt deze aan om de totale offerande van Zichzelf aan Gods Heilsplan nog meer kracht bij te zetten, Zij draagt ze aan God op ten bate van de grondvesting van Zijn Rijk op aarde, en bidt rustig in afwachting van de komst van Zijn Tijd om deze toestand te veranderen op een wijze die voor alle betrokkenen gunstig is.
Zij laat Zich intussen niet uit Haar lood slaan. Zij weet dat van de ziel niet wordt verwacht dat zij de dingen verandert, van de ziel verwacht God louter en alleen dat zij haar verlangen kenbaar maakt dat Hij die dingen zou veranderen, en dat zij vervolgens in rust, overgave en vertrouwen afwacht tot Gods Wijsheid het juiste ogenblik ziet om in te grijpen. Dat is de ware essentie van geduld. Maria beleeft in de diepte de ware zin en betekenis van 'geduldig zijn'. 'Geduldig' betekent in feite: in staat om 'te dulden' (verdragen) dat dingen gebeuren en niet steeds onmiddellijk weer voorbij gaan. Geduld hangt dus samen met verdraagzaamheid.
God laat alle dingen, alle situaties, hun ontwikkeling doormaken, en dat vraagt een welbepaalde tijd. De tijdsduur kan beïnvloed worden door allerlei factoren, in de eerste plaats door de vrije wil van de ziel die een situatie doet ontstaan. God grijpt niet in op een vrije wil. Wordt de wil verkeerd gebruikt, dan verwacht God van de zielen die hiervan hinder kunnen ondervinden, dat zij Hem hun Liefde tonen door geduld en offerbereidheid. Door volhardend, vertrouwvol en geduldig gebed vanuit een zuiver hart (zonder wrevel, wrok, ontevredenheid, of onverdraagzaamheid) kan Gods Tijd ingekort worden en wordt soms een bespoediging van de verandering mogelijk.
Doordat onnoemelijk vele dingen in de wereld verkeerd lopen (dus: afwijken van Gods ware bedoelingen) is geduld geworden tot één van de deugden die de ziel de grootste verdiensten kunnen opleveren. Het engelachtig geduld van Maria vormt daarom één van de bouwstenen voor Haar onmetelijke verdiensten.
Zie de draagwijdte van de gevolgen van het feit dat Maria’s Hart opgenomen is in het tijdloze: Reeds tijdens Haar jaren als jong meisje kent Zij de teksten van het Oud Verbond (onder andere de profeten) letterlijk uit het hoofd, want Haar kennis van Gods Woord is vanaf Haar Ontvangenis volkomen. Zij begrijpt de ware diepgang van de beeldrijke taal waarmee Jesaja het lot van de God-Mens voorspelt. Zodra Zij Moeder wordt van de Messias, weet Zij dat Hij bestemd is tot een leven dat zal eindigen aan het Kruis. In deze zin beschouwd, kan worden gesteld dat in Maria’s Hart gedurende 33 jaar 'de doodsklok tikt'.
Zij kan hiermee slechts leven door volkomen boven Haar menselijke natuur uit te stijgen, de tijdsfactor in Haar beleving van het dagelijks leven helemaal uit te schakelen, en een Hemelse verdraagzaamheid, geduld, mildheid en zachtheid tot meesters van Haar gemoedsgesteldheid te maken. Daarom organiseert Zij Haar leven zo weinig mogelijk volgens tijdsschema’s, en laat Zij alle dingen op Zich afkomen als vruchten van Gods Wijsheid, dingen die op Zijn Tijd gebeuren. Deze zienswijze schept in Maria’s Hart een totale vrijheid: geen enkel verzet, geen enkele onrust of gejaagdheid, en ook geen enkele neiging tot zelf regelen vooraleer Zij vast het gevoel krijgt dat God van Haar verwacht dat Zij op een bepaald ogenblik iets concreets onderneemt.
Haar hele leven lang zal Maria slechts zelden Haar beslissingen laten bepalen door een tijdsoverweging: Zo zal Zij de sabbat respecteren, en na de Hemelvaart van Jezus begint Zij elke vrijdag de Passie van Jezus te herdenken, en zal Zij ook enkele mijlpalen uit Haar leven op de betreffende dagen herdenken (in de volgende wandeling doorheen de Onbevlekte Tuin kom ik daar op terug).
Voor het overige zal Maria Haar hele leven lang voor Haar omgeving een voorbeeld stellen voor de eindeloze Vrede die bloeit in een Hart dat zich niet langer tot slaaf maakt van de tijd: Zij laat Zich in alles meedeinen op het rustig vloeiende water van Gods tijdeloosheid, in de overweging dat voor God slechts de zekerheid bestaat dat alles wat moet gebeuren, ooit zal gebeuren. Van Hem is de eeuwigheid.
Niet alle zielen van alle tijden kunnen tegelijkertijd op aarde wonen, en niet alle gebeurtenissen en ontwikkelingen kunnen zich tezelfdertijd voltrekken. Dus heeft God een continue beweging geschapen: Verspreid over alle eeuwen, worden dagelijks nieuwe zielen geboren in een lichaam, en worden dagelijks levens beëindigd. God, Die het geheel der eeuwen overschouwt, kent het beste tijdstip voor alles.
Zo heeft Hij de Verlosser laten komen op een bepaalde dag, om op een andere welbepaalde dag, iets méér dan 33 volle jaren later, de Kruisdood te sterven waardoor ALLE zielen, zowel deze uit die dagen als deze van alle eeuwen voordien en deze van alle eeuwen nadien, uitzicht zouden krijgen op het Eeuwig Leven. De Verlossingsdaad van Jezus is het grootste voorbeeld voor het feit dat ALLES in de Schepping onder de wet van het tijdloze valt.
Maria beschouwt dus Haar eigen leven op aarde, en ziet al Haar handelingen als gesteld op een welbepaald ogenblik, dat echter ook zijn uitwerkingen heeft in ALLE eeuwen voordien en nadien, en Zij trekt daaruit de conclusie die getuigt van Haar volmaakte Wijsheid: "Mijn God, van U is de tijd, van U zijn al Mijn handelingen. Beschik daarom het ogenblik van alles op Mijn levensweg volgens Uw onfeilbare Wijsheid, want alles dient uiteindelijk slechts Uw Plannen en Werken".
Het water in de beekjes van de Onbevlekte Tuin vloeit onverstoorbaar verder, zuivert alles, en voert het ware Leven met zich mee. Elke kracht die poogt om het water van loop of van snelheid te doen veranderen, verstoort hierdoor de voeding van alles wat op Gods Tijd door het water bevloeid moet worden.
De loop van het water kan worden veranderd door de vrije wil van de ziel, de snelheid kan veranderd worden door ongeduld, voortvarendheid, en alle gedachten en gemoedsgesteldheden die zich niet weten te schikken in de bepalingen van Gods Wijsheid. Maria heeft dit alles restloos aan God gegeven in een totale en eeuwigdurende zelfofferande. In ruil hiervoor heeft Zij van Hem de totale Vrede van Hart ontvangen, die voortvloeit uit Haar erfenis als Meesteres over de tijd, aan de zijde van de Eeuwige God.
2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin
Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die een engelachtig geduld uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar te worden opgenomen. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien.
"O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden. Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest. Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van Hart en ziel. Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde. Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid. Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel. O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God". |
O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven:
-
Meesteres van mijn ziel, U hebt voor alle handelingen van Uw leven het Uur van Gods Genade afgewacht. Ik smeek U, wil mij genezen van elke neiging om op de dingen vooruit te lopen, want slechts wat op Gods Tijd gebeurt, draagt ook Zijn zegen.
-
Meesteres van mijn ziel, U hebt alles ondergaan zolang het nodig was voor het Heil van alle zielen. Ik smeek U, leer mij dat snelle oplossingen niet steeds goede oplossingen zijn, en stort in mij het geduld om mijn beproevingen te doorstaan tot Gods Uur voor de ware oplossing heeft geslagen.
-
Meesteres van mijn ziel, elke situatie of gebeurtenis op Uw levenspad was voor U een nieuwe beproeving op Uw totale overgave aan Gods richtinggevende inspiraties. Ik smeek U, leer mij de tekenen zien voor de komst van Gods Tijd voor elke verandering, opdat ik moge genezen van de neiging om zelf op elke ongunstige situatie in te grijpen.
-
Meesteres van mijn ziel, het enige doel van al Uw beslissingen was de bevordering van Gods Werken. Ik smeek U, herinner mij er tijdig aan, dat ik door mijn pogingen om een ongunstige situatie spoedig te veranderen, niet steeds Gods Plannen dien, want Zijn Heilsplan reikt veel verder dan mijn ogen kunnen zien.
-
Meesteres van mijn ziel, de vertraging van Gods Werken door de tekortkomingen van mensen kon U niet onrustig maken. Ik smeek U, schenk mij het geduld om geen ergernis te nemen aan het gedrag, de zwakheden of ondeugden van mijn medemens, doch God Zelf te laten ingrijpen op Zijn Tijd.
-
Meesteres van mijn ziel, het fundament van Uw vlekkeloos geduld was Uw totale aanvaarding. Ik smeek U, mag ik delen in Uw geduld en volharding in alle beproevingen, opdat ik niet in de ondeugd van verzet tegen de beschikkingen der Goddelijke Voorzienigheid zou vervallen.
-
Meesteres van mijn ziel, onwankelbare Hemelse Burcht, ik smeek U, bekom mij toch de genade van een onverstoorbare innerlijke rust en Vrede van hart, die mij zullen bevrijden uit de ketenen van de gejaagdheid en de koorts van het leven in deze wereld, die niet langer Gods Tijd aanvaardt als de maat voor alle dingen.
3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel
Eén van de grote oorzaken van het feit dat talloze zielen God in hun leven niet meer terugvinden, ligt hierin, dat het water in hun tuin woelig is, omdat het geregeerd wordt door andere wetten dan de Goddelijke. De waarde van een mensenleven wordt in het uur van het oordeel bij Gods Troon afgemeten volgens de mate waarin de ziel waarlijk vruchtbaar is geweest voor Gods Heilsplan. Een 'vruchtbaar' leven betekent NIET een leven vol zichtbare resultaten, WEL een leven vol oprechte inspanningen. God verlangt inderdaad van U geen resultaten, wel inspanningen. Waarom? Omdat de resultaten in Zijn hand liggen, en dus onder Zijn verantwoordelijkheid vallen.
Dat is zo omdat Uw inspanningen niet noodzakelijk zichtbare vruchten opleveren tijdens Uw levensjaren op aarde, maar vaak pas daarna. Het is God Die vaststelt wanneer inspanningen van mensenzielen concreet tot vrucht gebracht kunnen worden. Zo komt het, bijvoorbeeld, dat er heiligen zijn geweest die tijdens hun leven totaal miskend werden, doch door de geschriften die zij hebben nagelaten, soms pas eeuwen na hun dood vele bekeringen mogelijk hebben gemaakt. God wist dit reeds op het ogenblik van hun oordeel na hun aardse leven.
Om deze reden is geduld een akt van vertrouwen jegens God. De geduldige ziel zegt in feite tot God: "Zie, alles is in Uw handen. Ik weet dat de vruchten van mijn inspanningen nog kunnen bloeien wanneer ik ze niet meer kan zien". Vertrouw erop dat het onmetelijk zoeter zal zijn, deze vruchten te mogen zien vanuit de Eeuwige Zaligheid. Dat is volmaakt geduld. Geduld is eenheid met Gods Wil, en daarom een edelsteen in de kroon van een mensenleven.
Ziehier de onderrichtingen van Haar die U naar een grote groei in het geduld wil leiden:
|
20e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria
godsvrucht
1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin
De Allerhoogste heeft Zijn Scheppingswerk gedrenkt in het bad van Zijn volmaakte Intelligentie en onfeilbare Wijsheid. Overal kunnen de ogen van de ziel de handtekening van de Schepper zien. Dat is, méér dan waar ook, het geval in de Onbevlekte Tuin, het belichaamde Aards Paradijs van de ziel van Maria. Zie hoe de zonnebloem beantwoordt aan de hartenklop van haar Schepper. Zij richt zich op naar de zon, de bron van haar licht en warmte, en zij wendt zich steeds naar de zon toe, alsof zij God (voor Wie de zon symbool staat) nooit uit het oog wil verliezen.
Zie hoe deze bloem gebouwd is: Zij vormt een kroon die haar doet lijken op de zon zelf (vergelijkbaar met een ziel die absoluut op haar Schepper wil lijken), en binnen deze kroon zit zij boordevol zaden, die zij dus samen met haar kroon naar de zon toewendt. Welk prachtig symbool: Het zaad (dus het 'nakomelingschap') wordt meteen mee aan God aangeboden in een handeling van totale toewijding. De zonnebloem wordt dus symbool voor godsvrucht.
Beschouw Haar Die tot Meesteres over alle zielen is verheven. Het contact met God is voor Haar het enige dat Haar aardse leven zin geeft. Zij is zo totaal, zo onbegrensd, zo absoluut, zo diep in God verzonken, dat Zij met moeite als een ziel beschouwd kan worden: Het lijkt alsof Maria 'een deel van God Zelf is'. Haar ziel is 'vergoddelijkt': Al Haar menselijke kenmerken, eigenschappen en gesteldheden zijn zo volmaakt gemaakt en zo intens verweven met de macht en de Wil van God Zelf, dat Zij aan de wereld vertoond wordt als Spiegel en Vertegenwoordigster van Gods Glorie naar de zielen toe. Bij de schepping van de ziel van Maria heeft God de essentie van al Zijn schepselen in Haar ziel verzameld, zodat wij kunnen zeggen dat Hij de edelstenen van al Zijn bouwwerken in Maria heeft samengebracht. Hij heeft Zichzelf in dit 'Bouwwerk der bouwwerken' (Maria) als het ware zodanig intens ontledigd dat Schepper en schepsel nergens anders in zo hoge mate zijn vermengd als in Maria.
Dit Mysterie wordt mij beter begrijpbaar voorgesteld in het volgend beeld: God is melk, de geschapen ziel is water; in alle zielen stort God een druppel van Zichzelf (de kiem van de heiligheid, de 'Goddelijke vonk'), zodat de ziel nog steeds lijkt op water. In Maria echter, stort Hij zoveel van Zichzelf uit dat het resultaat niet meer lijkt op water, maar op melk. Met andere woorden: Maria lijkt dichter bij de Goddelijke aard te staan dan bij de menselijke aard. In Haar lijken melk en water niet meer te scheiden. Haar menselijke natuur is volkomen doordrongen van de Goddelijke eigenschappen. |
Deze relatieve versmelting laat zich merken in Haar hele voorkomen. Maria is een vrouw die straalt van een bovennatuurlijke schoonheid, die wordt geaccentueerd door een verrukkelijke zachtheid, een aanstekelijke innerlijke rust en Vrede, een betoverende glimlach, en een buitengewoon warme, onbegrensde en onvoorwaardelijke Liefde. Eén gevolg van deze combinatie van eigenschappen dat opvalt voor Haar omgeving, is dit: Maria lijkt heel vaak 'afwezig': Het is duidelijk dat Haar Hart en geest op een heel ander niveau leven dan het wereldse om Haar heen. Voortdurend is Zij bezig, in Haar Hart al het wereldse te verbinden met God, alsof Zij onophoudelijk bruggen van genade bouwt tussen God en de zielen. Zij regelt ALLES via God, eerder dan met mensen in discussie te treden. In alle opzichten is God voor Maria de absolute nummer 1.
Terwijl voor elke ziel geldt, dat zij van God is uitgegaan en bestemd is om naar God terug te keren, geldt voor Maria in feite dat Zij van God is uitgegaan doch niet naar Hem terug hoeft te keren, want dat Zij Hem steeds volkomen in Zich meedraagt. Voortdurend is Zij in gesprek met God en met Zijn engelen, ook tijdens Haar dagelijks werk. Voor Maria geldt niet dat Zij welbepaalde gebedstijden onderhoudt: Elk ogenblik van Haar dagen en nachten IS gebed, door Haar hele manier van zijn, handelen en spreken, denken, voelen en willen. Alles aan Haar is door God bezield en volgt Zijn richtlijnen volmaakt op.
Wij zouden kunnen zeggen dat Maria Gods Werken 'belichaamt', met andere woorden dat Zij als het ware de handelende, sprekende, denkende, voelende en willende God in een mensenlichaam voorstelt. God gebruikt Haar als een volmaakt instrument. In Haar is geen verzet, geen ondeugd, geen enkel gebrek aan inzicht.
Nochtans wordt de zonnebloem in Haar ziel buitengewoon zwaar bestookt door de stormwinden van de satan, die Haar van kindsbeen af aanvalt in talrijke legioenen. Haar macht over hem is echter absoluut. Ik heb er reeds op gewezen dat Zij meermaals, vanaf Haar heel jonge jaren, de duivel beveelt om zich op de knieën te werpen en niet meer te verroeren zolang Zij hem niet heeft bevolen om op te staan. Het verwart hem mateloos dat dit meisje een onbeperkte macht over hem blijkt te hebben en dat hij niet anders kan dan Haar gehoorzamen.
Doorheen alle eeuwen heeft de satan geweten dat God plannen had om Zijn Zoon in de wereld te sturen om de Hemel, die door de erfzonde gesloten was, opnieuw voor de mensenzielen te ontsluiten door Zijn Lijden en Kruisdood. Tot op Calvarie heeft de satan slechts een sterk vermoeden gehad dat Jezus werkelijk de Goddelijke Messias was, absolute zekerheid had hij hierover voordien niet. Zijn eerste vermoeden is gerezen toen hij Jezus zag opgroeien, Zijn ongewone kwaliteiten begon op te merken en deze in verband bracht met het feit dat Zijn Moeder ook al Haar hele leven lang niet verleidbaar was gebleken, en dat Zij diegene was Die hem op de knieën kon dwingen telkens Zij dit maar wilde.
In visioenen over de satan tijdens de jonge jaren van Maria is mij getoond hoe de bekoorder zich, diep door Maria vernederd, in de hel terugtrok en tot zijn 'raad' (de 'hoofdduivels') sprak: "Wie is dit meisje daar in Galilea toch? Zij heeft niets menselijks behalve een stoffelijk lichaam, en zelfs dát bezwijkt niet voor mijn werken. En wanneer ik in Haar nabijheid kom, voel ik een kracht die ik op aarde nooit eerder heb gevoeld. Welke andere mens heeft ooit aan al mijn listen weerstaan? Wat als dit de Vrouw is, Zij Die onze Meesteres zou heten, en uit Wie de Zoon van 'Hem' (= God) als Mens geboren zou worden? Geen middel zal ik onbeproefd laten om Haar voor mij te doen knielen". |
Zo wordt het beeld van de volmaaktheid van Maria volledig: de Vrouw, bekleed met Goddelijke eigenschappen, gesteldheden en macht, zo intens beproefd op de wegen van Gods Voorzienigheid opdat Zij onvergelijkbare en eeuwigdurende verdiensten zou verwerven als de Medeverlosseres naast de Messias, en bovendien zo verschrikkelijk zwaar aangevallen door de legioenen der hel. Het totaalbeeld wordt de Vrouw, volmaakt in de orde der Genade en volmaakt in de eigen verdiensten. Zij hoeft op geen enkel punt te lijden voor eigen Verlossing, want door Haar Onbevlekte Ontvangenis deelt Zij reeds ten volle in de vruchten der Verlossing. Zij is volmaakt heilig, en kan dus door eigen lijden en kruisen niets meer toevoegen aan Haar Zielenheil.
Zij heeft de macht om over alles te heersen dat buiten God staat: engelen, mensenzielen, levende en niet-levende natuur, en duivelen, en toch kiest Zij vastberaden en met het onblusbaar Vuur van een verlangende Liefde voor een leven van zware beproevingen, Smarten, kruisen, lijden in Hart en lichaam, en een voortdurende alertheid op de dag en nacht aanhoudende bekoringen en aanvallen der duisternis. Zij doet dit voor Haar ene grote Liefde: God, zowel rechtstreeks (in Haar intens contact met Hem van Hart tot Hart) als onrechtstreeks (naar de mensenzielen toe).
De Vrouw met de onoverwinnelijke macht, in wezen Koningin en Meesteres over alles, maakt Zichzelf tot Dienares van al wat leeft, en breekt hierdoor de banvloek die over het mensdom is afgeroepen door de oorspronkelijke koningin: Eva. En Zij doet alles in, met, door en voor God:
Wanneer Zij in Haar tuin werkt, plant en verzorgt Zij niet slechts de vruchten der aarde, in werkelijkheid plant en verzorgt Zij de grondvesten van het Rijk Gods op aarde: Zij ziet al Haar handelingen niet als wereldse handelingen doch als daden die door God bekrachtigd worden en waarvan de effecten door Hem vermenigvuldigd en omgezet worden in Genaden voor alle zielen van alle eeuwen.
Gaat Zij met de bezem doorheen Haar huisje, dan reinigt Zij in wezen de zielen van het stof der wereld. Kleedt Zij Zich aan, dan trekt Zij in wezen de zielen het kleed der deugden aan. Wast Zij Zich, dan maakt Zij in werkelijkheid de zielen schoon van alle verontreiniging en alle besmeuring door eigen zonden en door hun medemens. Glimlacht Zij naar een medemens, dan stuurt Zij in werkelijkheid een straal van Gods Licht in diens hart. |
Haar dagelijks leven is één en al schietgebed, en Zij brengt deze onophoudelijke gebeden zo vloeiend en zo brandend van verlangende Liefde naar Gods Hart toe, dat de Allerhoogste onophoudelijk in vervoering verkeert over de handelingen en woorden, gedachten, gevoelens en verlangens van de Parel van Zijn Werken. Doordat Maria’s woorden en betrachtingen zo zuiver en zo van Hemelse Liefde bezield zijn, hunkert God zozeer naar alles wat van Haar uitgaat, dat Zij daadwerkelijk zelfs over het Hart van de Allerhoogste een onbegrensde macht uitoefent.
Maria laat geen ogenblik verloren gaan. Zij is veelvuldig actief bezig, want de organisatie van het leven in het Israël van Haar dagen vergt veel inspanningen: Er bestaan geen machines, geen huishoudtoestellen, geen openbaar vervoer, en geen openbare nutsvoorzieningen (zoals elektriciteit- of waterleidingen). Niettemin zie ik Haar ook geregeld heel rustig zitten of geknield liggen, totaal verzonken in God en Haar aandeel in de uitvoering van Zijn Werken.
Soms leest Zij in de geschriften van het Oud Verbond, al heeft Zij dit eigenlijk niet nodig, want reeds als heel jong meisje draagt Zij een volledige kennis van de Schrift in Haar Hart. Niettemin houdt Zij veel van deze lectuur, omdat Zij deze beschouwt als productieve bronnen voor stille beschouwing in combinatie met Haar volmaakte kennis van vele Goddelijke Mysteries. Zij heeft een uitgesproken voorliefde voor het Hooglied, het Boek Wijsheid, de profeet Jesaja, en de boeken der Spreuken en Psalmen.
Haar hele leven is gebed, ook terwijl Zij werkt of eet. Zij maakt voortdurend Zelf gebeden, die Zij niet op papier neerschrijft, doch in Haar Hart grift. Zij spreekt deze spontaan uit, als opwellingen van Hemels Vuur dat vanaf de grond van Galilea ten Hemel reikt. Wanneer Zij bidt op basis van vaste tekst, doet Zij dit over het algemeen geknield. Ik zie Haar veelvuldig geknield liggen. Ik zie Haar ook veelvuldig knievallen verrichten. Tijdens Haar jaren als Tempelmaagd en later, na het heengaan van Jezus, zal Zij zelfs geregeld ’s nachts knievallen verrichten.
Ik zie Haar deze knievallen verrichten op identiek dezelfde wijze als Zij het mij heeft geleerd en ik het in visioenen ook de engelen heb zien doen: Zij staat rechtop, laat Haar lichaam voorover vallen, komt op Haar handen terecht, valt dan op de knieën, buigt heel diep voorover tot het voorhoofd de grond raakt, spreekt een aanroeping uit, en komt weer overeind, dit alles in enkele seconden tijd.
Na Jezus’ Hemelvaart zal Zij dit vooral doen in aanloop naar grote feestdagen, in het kader van novenen met boete en vasten. In dergelijke perioden verricht Maria gewoonlijk 300 of meer knievallen per dag. Zij herdenkt vooral gedurende de laatste vijftiental jaren van Haar aardse leven op bijzondere wijze de dag van de Boodschap van de engel aan Haar, de Passiedagen van Jezus, Zijn Verrijzenis, Zijn Hemelvaart, het eerste Pinksteren, de geboorte van Jezus en de dag van Haar Onbevlekte Ontvangenis. Zij begint deze devotionele oefeningen telkens negen dagen vóór de betreffende dag, met uitzondering van de Passie van Jezus, die Zij elke donderdagavond tot zondagochtend in diepe beschouwing overweegt en vooral jaarlijks in de dagen vóór het Paasfeest zeer intens 'herbeleeft' in het Hart.
Ik zie Haar tijdens een Heilige Mis, opgedragen door Petrus samen met Johannes. Maria zit voortdurend geknield, in inwendige beschouwing verzonken, bijna de hele tijd met het voorhoofd tegen de grond. Mij wordt getoond hoe Zij inwendig de uren van de Passie herbeleeft. Wanneer het ogenblik van de Heilige Communie aanbreekt, kuiert Maria heel langzaam naar Johannes toe, met licht gebogen hoofd. Ik zie Haar duidelijk, betoverend mooi zoals steeds. Zij draagt een stralend wit kleed met daarover een lichtblauwe wollige mantel. De sluier heeft ook een geelachtige strook, die als een lint over Haar heen lijkt te liggen. Opvallend is het stralend goudkleurig Licht dat van Maria uitgaat, en dat mij wordt getoond als een teken voor Haar intense vereniging met de Godheid.
Dan zie ik Haar op de rechterknie vóór Johannes neerknielen, Zij slaat langzaam de handen gekruist over Haar borst en kijkt op. Ik word aangegrepen door de vurige devotie die van dit beeld uitgaat. Op dit ogenblik wordt de lichtstraling uit Maria nog feller, en ook Johannes straalt nu Licht uit. Hij haalt uit de kelk een hostie (ik zie deze niet zeer duidelijk, maar ze lijkt niet helemaal rond te zijn zoals wij ze kennen). Hij legt de hostie langzaam in Maria’s mond. Maria sluit langzaam de ogen en trilt lichtjes in diepe vervoering. Het lijkt nu alsof het Licht dat Maria en Johannes afzonderlijk omstraalde, in elkaar overvloeit.
Een enigszins gelijkaardige eerbied in Maria’s voorkomen wordt mij getoond tijdens een prediking van Jezus tussen een zee van mensen. Een tiental meter van Jezus vandaan zie ik Maria neerknielen. Hier en daar volgen enkele mensen Haar voorbeeld. Nadat Jezus uitgesproken is, vraagt een man aan Maria, Die nog steeds geknield zit, waarom Zij dit heeft gedaan, ruim een uur aan één stuk door. Ik hoor Haar antwoord (alsof Zij in een diepe vervoering verzonken is): "Wanneer een ziel Gods woorden tot de harten richt, is dat als het parfum van duizend bloemen op een zomeravond. Wanneer God Zelf Zijn woorden tot de harten spreekt, wordt het hart zelf tot een Hemelse tuin. Zou in de Hemel één bloem niet buigen wanneer Hij Zijn woorden van Liefde spreekt?". De man is sprakeloos, en gaat zichtbaar aangedaan heen. |
De Onbevlekte Tuin ademt God in, en ademt Hem uit, onvervormd, ongetemperd, in volle zuiverheid. De zonnebloemen fluisteren Gods Wijsheid, die zegt dat de ziel die zichzelf en haar zaad (= haar kinderen en 'geestelijke kinderen') onophoudelijk naar het Goddelijk Licht toewendt, getooid wordt met een kroon van goud. Datgene waarnaar men boven alles verlangt, daarin verandert men helemaal. Maria wilde in God alleen geworteld blijven, en was een levend Teken van Zijn Glorie. Het zaad van de ziel die dit verlangen koestert, wordt reeds in de kroon mee aan het voorwerp van de grote Liefde opgedragen. Zo heeft Maria dit met al Haar geestelijke kinderen gedaan, opdat de tuin van elke ziel die zich aan Haar voeten uitspreidt, zal delen in Haar vruchten.
Opmerking: Ik heb in deze waarneming melding gemaakt van een gebaar dat Maria veelvuldig maakt: Zij slaat de handen gekruist over de borst. Deze handeling was één van de eerste die ikzelf sedert mijn roeping door Maria spontaan begon te maken. Zij wees mij er toen op dat ik dat deed omdat 'Zij het in mij deed', en dat de diepe betekenis ervan is: "Ik sluit U in mijn hart, en verzegel U daar als mijn grootste Liefde".
2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin
Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die een vurige godsvrucht uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar te worden opgenomen. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien.
"O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden. Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest. Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van Hart en ziel. Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde. Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid. Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel. O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God". |
O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven:
-
Meesteres van mijn ziel, het samen-leven met God was de enige zin van Uw aardse levensweg. Ik smeek U, wek in mij de aangeboren behoefte van de ziel om contact te zoeken met God, en mijn leven op niets anders af te stemmen dan op het Goddelijke, tot verwezenlijking van Zijn Plan van Heil.
-
Meesteres van mijn ziel, geen ogenblik van de dag en de nacht waren Uw geest en Hart van het Goddelijke verwijderd. Ik smeek U, open mijn hart voor het onophoudelijk gesprek met God en met U.
-
Meesteres van mijn ziel, ik zie de verzonkenheid van Uw hele Wezen in de oneindigheid van het Goddelijk Leven. Ik smeek U, leef in mij, en laat Uw Hart in mij overvloeien, opdat mijn hele wezen waarlijk moge verzinken in de oceaan van Uw ziel.
-
Meesteres van mijn ziel, al Uw handelingen waren ontdaan van hun werelds kleed. Ik smeek U, bestuur al mijn gedachten en gevoelens, opdat ik met al mijn doen en laten in werkelijkheid slechts zou bouwen aan de grondvesting van Gods Rijk op aarde, en geen enkele van mijn handelingen nog louter wereldse daden mogen zijn.
-
Meesteres van mijn ziel, Uw hele levensweg was doordrenkt van heiligheid en van de uitingen van Gods Tegenwoordigheid. Ik smeek U, wek in mij de diepe eerbied en de stille ingetogenheid ten aanzien van alles wat heilig is, opdat ik nooit Gods of Uw waardigheid moge beledigen.
-
Meesteres van mijn ziel, Uw hele Wezen is steeds volmaakt door God bezield geweest. Ik smeek U, open mijn hart voor de Tegenwoordigheid van God in de Sacramenten, opdat ik hen moge ontvangen met een vurige, verlangende Liefde.
-
Meesteres van mijn ziel, Uw leven was één en al gebed, in al Uw doen en laten. Ik smeek U, wek in mij het diepe verlangen naar dagelijks gebed als de liefdevolle ontmoeting met God en met U, en wil mijn hart openen voor het heilige zoals een bloem voor de zon.
-
Meesteres van mijn ziel, Uw onvergelijkbare heiligheid was de vrucht van Uw totale zelfofferande aan God. Ik smeek U, neem mij totaal op in het Goddelijk Leven waarvan U doordrongen bent, opdat mijn ziel moge zijn als een voorhof van Uw Tempel, waar mijn hele wezen wordt toevertrouwd aan het Kruis dat de Eeuwige Gelukzaligheid voor mij heeft ontsloten.
3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel
Elke ziel is van Gods Liefde uitgegaan, en is geroepen om naar God terug te keren. Het zaad van de zonnebloem kan slechts nieuwe zonnebloemen opleveren wanneer het uitgezaaid wordt. Dat is wat van elke ziel op haar levensweg wordt verwacht: dat zij haar gaven, het zaad van haar heiliging, vruchtbaar laat worden. Zij kan dit niet alleen, zij heeft hiervoor de constante bevruchting vanwege Gods Geest nodig, Die de kiem van de heiligheid in de ziel beademt met Zijn ononderbroken inspiraties en met de Werken van Gods Voorzienigheid. Om vruchtbaar te zijn, moet een levensweg dus zichzelf aan God aanbieden opdat een volkomen wisselwerking tussen God en de ziel mogelijk zou zijn. Het Goddelijk Leven dat de ziel in zichzelf tot bloei moet laten komen, is een leven door, voor, in en met God.
Laat U begeleiden door Zijn Vertegenwoordigster, Die bekleed is met Zijn Wijsheid en Zijn macht:
|
21e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria
Hoop
1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin
De Onbevlekte Tuin is bij uitstek het symbool voor de Eeuwige Lente. Lente is de bloeitijd, het seizoen waarin het geschapene zijn schoonheid tentoonspreidt en zijn vruchtbaarheid tot uitdrukking brengt als tekenen voor de overwinning van God, het Licht en het ware Leven, op de duisternis en de dood. De koude maakt plaats voor warmte. De Schepping werpt haar beschermend winterkleed van zich af en toont zich als het ware zoals God haar werkelijk heeft bedoeld.
In de Onbevlekte Tuin wordt deze boodschap op een bijzondere wijze overgebracht door de narcis, symbool voor de lente en ook voor Pasen, de Verrijzenis na lijden en dood. De narcis is hierbij dan ook de boodschapster voor de Hoop, want wanneer zij verschijnt, kondigt zij daarmee de vruchtbaarste periode van de hele Schepping aan.
In Maria is de vruchtbaarheid steeds maximaal geweest: Haar heiligheid is volmaakt. Heiligheid verleent de ziel een invloed op Gods Hart, een invloed die groter wordt naargelang de heiligheid hogere niveaus bereikt. In Maria heeft de heiligheid het allerhoogste niveau bereikt dat voor een geschapen ziel bereikbaar is. Om deze reden is de macht van Maria op Gods Hart zo groot dat Zij zelfs totaal in Gods Hart overvloeit. Als gevolg hiervan kan Zij onbeperkt gebruik maken van de Goddelijke macht, met uitzondering van de scheppende macht, die de Allerhoogste voor Zich heeft behouden.
Wanneer Maria spreekt, is het voor de Schepping alsof God Zelf spreekt. Wanneer Zij handelt, is het voor de Schepping alsof God Zelf handelt. Wanneer Zij wil, is het voor de Schepping alsof God Zelf wil. Wanneer Zij beveelt, is het voor de Schepping alsof God Zelf beveelt.
Deze uniek verregaande eenheid van Maria met God komt op een bijzondere wijze tot uiting in Haar volmaakte beheersing van de deugd van de Hoop. De Hoop is de gesteldheid waardoor de ziel het zo ziet dat alle duisternis slechts schijn is, en het Licht de ware werkelijkheid is. Maria is zo diep bezield door Gods Geest dat Zij de stille zekerheid draagt dat het goede ongetwijfeld komt, zelfs op een ogenblik waarop Haar verwachting alle schijn tegen zich heeft. Om deze reden krijgen de krachten der duisternis werkelijk geen vat op Maria’s ziel, en heeft Zij een onbeperkte macht over alle bekoring tot negatieve gesteldheden, ontmoediging, twijfel of innerlijke onrust. Maria’s leven biedt nochtans gelegenheden te over om de hoop te verliezen.
Zij is totaal doordrongen van de zekerheid dat alles wat Zij doet, zegt en ervaart, samengebracht wordt in een soort Goddelijk reservoir van verdiensten die de hele mensheid samen verzamelt, en waaruit Gods Liefde onophoudelijk genaden bereidt voor de zielen. Reeds als kind zegt Maria tot God: "Hoezeer sta Ik bij U in de schuld, want het grootste dat U de ziel kunt geven, kan Ik U nooit terugbetalen: het leven. Het leven, Mijn God, is het fundament van alle verrukkingen, want het niet-levende heeft geen kennis van zijn Schepper en Zijn Liefde".
Maria’s Hart is voortdurend maximaal geopend, want Zij leeft op elk ogenblik van Haar leven alsof Zij alles wat in de toekomst ligt, reeds gekregen heeft. Zo zegt Zij: "Mij ontbreekt het aan niets, Mijn God, want Ik bezit U zelfs in Mijn gedachten en verwachtingen". Hiermee bedoelt Zij, dat Zij in Haar gedachten en verwachtingen alles met God verbindt, en zo leeft vanuit het gevoel dat God ALLES in Haar leven in Zichzelf drenkt, zodat elke gebeurtenis, elk contact met mensen, elke situatie en alles wat in Maria omgaat, reeds de vrucht van de Goddelijke Werken in zich draagt, en dat al die vruchten slechts wachten op hun respectieve tijdstippen om volrijp te worden.
In deze gesteldheid heeft de Hoop de graad van volmaaktheid bereikt: Elk ogenblik van het leven wordt ervaren in het gevoel dat alles zich reeds heeft verwezenlijkt, want dat God onophoudelijk met de ziel en haar belangen bezig is. Deze gesteldheid verschaft Maria de totale Vrede van Hart, volkomen innerlijke rust, vertrouwen en een soort voldaanheid: Zij leeft in het gevoel dat op elk ogenblik van Haar leven al Haar behoeften bevredigd zijn, met als enige uitzondering de behoefte om daadwerkelijk in de Hemel te leven opdat de vereniging met God absoluut en volmaakt zou blijven.
Om deze reden zal Zij in Haar laatste levensjaren volkomen beheerst worden door die toestand van innerlijk smachten naar God, zoals een mystieke weemoed die verrukkelijk en pijnlijk tegelijk is. Niettemin is Zij elk ogenblik van Haar leven totaal opgenomen in het Goddelijk Leven. Ook datgene waarnaar Zij nog verlangt (niet voor Zichzelf maar voor de zielen en voor Gods Heilsplan), ervaart Zij in de geest reeds als voldaan, omdat Zij het zo beschouwt, dat God het reeds heeft bekleed met Zijn Werken, en het dus slechts een kwestie van tijd is vooraleer de vruchten ervan zichtbaar worden.
Maria weet dat sommige van die vruchten niet meer tijdens Haar aardse leven volrijp zullen worden, maar Zij heeft daar volmaakt vrede mee, omdat Zij niet leeft voor Haar aardse levenstijd, doch voor de Eeuwigheid. Ook hieruit blijkt Haar verregaande eenheid met Gods Wil.
Maria kent geen enkele twijfel. Twijfel doet de ziel wankelen. Dat kan echter slechts wanneer de ziel haar grondvesten niet volkomen in God heeft. De ziel grondvest zichzelf in God door te verlangen naar God als middelpunt van ALLES in haar leven. In dit verlangen groeit Hoop uit tot haar absolute volmaaktheid, die 'zekerheid' heet. Zodra de ziel toegeeft aan de bekoringen van het werelds leven, staat zij toe dat haar verlangen naar Gods Werken in haar leven vermindert, en als vrucht hiervan oogst zij de twijfel, de veelsoortige gevoelens van onzekerheid, de innerlijke onrust, de neiging tot piekeren, en uiteindelijk de droefgeestigheid, neerslachtigheid, depressiviteit, gaande tot wanhoop en vertwijfeling.
Op geen enkel ogenblik tijdens Haar leven, zelfs niet in de aanblik van Haar stervende Zoon op Calvarie, verliest Maria de hoop, omdat Zij blijft vertrouwen op de verborgen rijping van het zaad van Gods Werken, en Zij Hem de absolute hoofdplaats in Haar leven blijft geven. Maria zal deze hele gesteldheid van Hart en ziel gedurende Haar leven overdragen op vele zielen, door Haar manier van zijn, en in bepaalde gevallen door Haar woorden, die Zij voelbaar spreekt vanuit een vuur dat drager is van God Zelf.
Het hierna weergegeven gesprek, waarvan onze Meesteres mij in woord en beeld tot getuige heeft gemaakt, toont Maria 'in actie' wanneer een vrouw, ten prooi aan wanhoop, Haar smeekt om haar hart voor Haar te mogen openen en Haar hulp en zegen te ontvangen.
Er wordt mij getoond hoe de vrouw aanklopt – wanneer Maria voor haar opendoet, vóór Haar voeten op de knieën valt en Haar aanspreekt als 'heilige Vrouwe' – hoe Maria haar onmiddellijk overeind helpt, haar kort omhelst, en haar vraagt om met Haar in de tuin te komen. Daarna zie ik plots de volgende doorlopende scène: De beide vrouwen zijn gezeten op een houten bank die opgesteld staat naast prachtige rode klimrozen. De hele atmosfeer is vredig en verrukkelijk, met uitzondering van de vrouw die weent. Ik zie en hoor als volgt (waarbij ik wil opmerken dat mij opvalt hoe gelijkmatig Maria’s stem gedurende het hele gesprek klinkt: volmaakt gelijkmoedig, zacht, teder, liefdevol):
Vrouw: "Ik ben zo bang voor de toekomst". Maria: "Waarvoor ben je bang?" Vrouw: "Ik vrees de toorn van God". Maria: "Waarom zou Hij toornig zijn jegens Zijn dochter?" Vrouw: "Omdat ik een zondig leven geleid heb". Maria: "Je zult Zijn Liefde ervaren". Vrouw: "Neen, ik ben die niet waardig". Maria: "God heeft je niet gemaakt om je verloren te laten gaan. Zou Hij, Die volmaakte Wijsheid is, in Zijn eigen Vlees snijden? Hij heeft immers je ziel gemaakt met er binnenin iets van Zichzelf, een zaadje dat Zijn levenskracht en Zijn verlangens bezit. Hij verlangt zozeer dat het een bloem wordt. Indien Hij je zonder meer verloren liet gaan, zou het zijn alsof een stukje van Zijn eigen Wezen in het vuur geworpen werd en nooit meer naar Hem terug zou keren... Dat kan Hij niet... Je zult Zijn Liefde ervaren, want het bloempje moet bloeien, en daartoe heeft het zonlicht nodig. Zijn Liefde is dat zonlicht". (De vrouw laat zich snikkend van de bank afglijden, valt op haar knieën vóór Maria neer, en kust Haar voeten, terwijl zij snikkend weent) Maria: "Sta op, dochter, en word een bloem". Vrouw: (richt haar betraand aangezicht naar Maria op, maar wil absoluut vóór Haar op de knieën blijven) "Hoe kan ik ooit mijn zonden goedmaken?" Maria: "Door een bloem te worden". Vrouw:" Hoe kan ik dat?" Maria: "Door te veranderen in Liefde, je moet Liefde worden. Werk voor Hem, spreek voor Hem, eet voor Hem, slaap voor Hem, vergeef alles voor Hem, en verdraag alles voor Hem. Doe dit alles, en je zult bloeien. En indien je nooit meer wil verwelken, doe dan nog twee andere dingen..." Vrouw: "Welke, o Vrouw?" Maria: "Doe afstand van alle wrok en bitterheid over je verleden, en vertrouw in alles blind op God... Door het eerste zul je de bodem van je ziel zuiveren, waaruit de bloem zich moet voeden; door het tweede zal de bloem zich openen voor Zijn Licht". Vrouw: (nadat zij een poosje diep verwonderd naar Maria heeft opgekeken) "Waarom heb ik zo vaak gezondigd, telkens weer?" Maria: "Omdat je getwijfeld hebt aan Zijn Liefde, en daarom ook zelf hebt vergeten om Hem jouw Liefde te geven. Daarom is je hart in duisternis gevallen". Vrouw: "Kan ik van die duisternis bevrijd worden?" Maria: "Niet 'worden', je moet het zelf doen, met Gods hulp". Vrouw: "Hoe?" Maria: "Door Licht te worden, van binnenuit". Vrouw: "Hoe?" Maria: "Door elk ogenblik van je leven met God te verbinden". Vrouw: "Hoe moet ik dat doen?" Maria: "Door naar Hem te verlangen boven alles. Je hart zal gezuiverd worden". Vrouw: "Kan ik leren, werkelijk naar Hem te verlangen?" Maria: "Dat kun je, door je verleden te beschouwen als slavernij jegens jezelf, en God als totale bevrijding". Vrouw: "Keert de slavernij dan niet terug, telkens ik aan mijn verleden terugdenk?" Maria: "Het verleden is dood. Een dode kan niet terugkeren, maar je kunt er wel zelf naar terugkeren. Als je verleden je achtervolgt, is dat omdat je er vrijwillig naar terugkeert". Vrouw: "Hoe kan ik dat verhinderen?" Maria: "Door je wil aan God af te staan". Vrouw: "Word ik dan niet opnieuw slaaf?" Maria: "Neen, dan word je vrij, want Zijn Licht zal in al je daden, in al je verlangens, in al je gedachten overvloeien, je bloem zal bloeien, je hart zal de Ware Vrede vinden, en je zult vrij en gelukkig zijn. Niets in jou zal nog de behoefte voelen om naar je verleden terug te keren, want je zult het Ware Leven ervaren. Het Ware Leven is de Tuin van God. Zou je die verlaten om naar de woestijn terug te keren?" Vrouw: (weent opnieuw, doch nu duidelijk van ontroering) "Hoe kan ik U danken, Vrouw?" Maria: "Door een bloem te zijn. Een bloem is Leven, Leven is Licht. Licht schept nieuw Licht. Wees een bloem, en je zult Licht ervaren in al je daden". Vrouw: "Kan elke ziel een bloem worden?" Maria: "Elke ziel moet een bloem worden". Vrouw: "Behaagt de ziel alleen aan God wanneer zij een bloem is?" Maria: "Zo is het. Om een bloem te worden, moet de ziel naar God verlangen. Om een bloem te blijven, heeft zij drie dingen nodig: Liefde, die haar schoonheid schenkt – Geloof, dat haar kracht schenkt – en Hoop, die haar een verrukkelijk parfum schenkt. Door dit parfum trekt zij voortdurend God en Zijn Werken en genaden naar zich toe". |
De Hoop zorgt ervoor dat de ziel voortdurend in het Goddelijk Licht leeft. In een ziel die meesteres is over de Hoop, gaat de zon nooit onder, zij kent geen duisternis in gemoed noch gedachten. Dit schetst meteen het hele Wezen van Maria: totaal vervuld van Goddelijk Licht, Goddelijke macht, Wijsheid, blijmoedigheid, met absolute macht over alle duisternis, en in een onwankelbare tevredenheid en innerlijke rust, wetend dat alles in orde komt omdat het niet anders kan in een ziel die God de eerste plaats in haar leven heeft gegeven.
Het spreekwoord "waar leven is, is hoop" heeft een spirituele diepgang die veel verder gaat dan het spreekwoord laat vermoeden: Het ware Goddelijk Leven wordt in verregaande mate in stand gehouden door de hoop, want een goed ontwikkelde hoop zorgt ervoor dat de ziel haar hele innerlijke belevingswereld concentreert rond het Licht.
Daarom bloeien in de Onbevlekte Tuin de narcissen zo weelderig: Zelfs in de talloze uren van Smart die Maria doorstaat, straalt in Haar reeds de zon van de Verrijzenis. Voor Haar zijn de Smarten de persoonlijke bijdrage van de ziel tot de schat die daarna over de hele mensheid zal worden uitgestort. Ziedaar de vervulling van Haar diepste verlangen: de Werken te doen die de enige behoefte van Haar Geliefde helpen bevredigen, namelijk bijdragen tot de grondvesting van Gods Rijk op aarde.
Het cement voor de fundering hiervan wordt geleverd door de Goddelijke Voorzienigheid, maar moet worden verhard door de tranen van de ziel tijdens de beproevingen op haar levensweg. Door de volmaaktheid in de Hoop verheugt Maria Zich reeds op het voltooid bouwwerk dat Zij vóór de ogen van Haar ziel ziet terwijl Zij nog bezig is, het cement te mengen met Haar Tranen. Daarom zijn voor Haar de tranen van de kruisen des levens niets minder dan akten van Liefde tot God, Die Zijn deel van het verbond met de ziel onfeilbaar nakomt.
2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin
Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die een grenzeloze Hoop uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar te worden opgenomen. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien.
"O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden. Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest. Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van Hart en ziel. Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde. Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid. Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel. O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God". |
O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven:
-
Meesteres van mijn ziel, ook in alle duistere uren hebben de ogen van Uw ziel niets dan het Licht gevolgd, en hebt U oneindige krachten geput uit de wetenschap dat Gods Liefde op de zielen wacht. Ik smeek U, stort in mij de kracht van de vertroosting door de volmaakte Liefde van God, Die op Zijn Tijd voor mij het goede zal bereiden.
-
Meesteres van mijn ziel, het vooruitzicht van de eeuwigdurende Vrede na het aardse leven spoorde U er onophoudelijk toe aan om steeds nieuwe krachten aan te boren. Ik smeek U, schenk mij het vermogen tot een verbeten en volhardende inzet door de verwachting van Gods schatten in het Rijk der Hemelen.
-
Meesteres van mijn ziel, in U was de grenzeloze Hoop als een zon voor Uw Hart in moeilijke uren. Ik smeek U, schenk mij de Hoop als bron van verwarming wanneer mijn zondigheid mijn ziel en mijn gemoed doet verkillen.
-
Meesteres van mijn ziel, Uw Geloof in Gods Werken heeft U gemaakt tot een onwankelbare Burcht. Ik smeek U, versterk mijn geloof in Gods Voorzienigheid, opdat alle twijfel en onzekerheden uit mij verbannen mogen worden.
-
Meesteres van mijn ziel, Uw verwachting van de overwinning van het goede verhinderde dat Uw strijdkracht ooit zou verminderen. Ik smeek U, sta niet toe dat mijn hart verduisterd wordt door de ontmoediging, die mij ten prooi geeft aan alle bekoringen, de drempel naar alle zonde verlaagt, en mij ertoe aanzet om de strijd voor het goede op te geven.
-
Meesteres van mijn ziel, de lasten op Uw levensweg waren voor U geen hinderpalen doch bemoedigingen. Ik smeek U, beheers mijn hart zo diep en zo totaal, dat de beproevingen van het leven mij er nooit toe aanzetten, mij helemaal uit mijn door God voorziene levensopdracht terug te trekken en te weigeren, mijn dagelijks kruis verder te dragen.
-
Meesteres van mijn ziel, het totaal vertrouwen op Gods Liefde beveiligt de ziel tegen ontmoediging wanneer haar werken weinig zichtbare vruchten dragen. Ik smeek U, wil mij genezen van de verwachting dat Gods schatten zich reeds tijdens mijn leven op aarde aan mij zouden openbaren. Leer mij, vreugde en kracht te putten uit de verwachting van de Eeuwige Gelukzaligheid in het Rijk van de Hemelse Vrede.
3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel
De narcissen horen in elke zielentuin te bloeien, want zij kunnen worden gezien als de uitgerijpte vrucht van het verlossend lijden: de Verrijzenis. De ziel die de Hoop niet in haar volheid in zich tot rijping kan brengen, kan dit leren.
De onderstaande beschouwing kan U leren om totaal anders naar het leven met al zijn beproevingen en lasten te kijken. De Onbevlekte Meesteres leerde mij deze ingesteldheid in de beginperiode van mijn roeping tot Haar dienst, toen Zij mij begon te vormen in de totale navolging van Haar eigen zielsgesteldheden. Het is een wijze van beschouwen die U misschien niet onmiddellijk zal lukken, omdat Maria mij deze heeft geschonken in het kader van mijn vorming tot een leven in de Mariamystiek, een ervaringswereld die zeer ongewoon ('onaards') is. Het vergt een totaal loskomen van de wereldse beleving, waarbij de ziel als het ware 'uit zichzelf treedt' om 'van buitenaf naar zichzelf te kijken'.
Maria zei mij in die persoonlijke onderrichting dat dit de ziel leert om afstand te doen van zichzelf en te leven alsof haar leven op aarde reeds voorbij was, en zo vanop een niveau dat ver boven het aardse staat, naar haar levensweg te kijken. Zij voegde eraan toe dat deze ervaring (die in een ziel die door Maria geoefend is in de mystiek, vlot opgeroepen en bijna ononderbroken in stand gehouden kan worden) de ziel tevens kan helpen om haar eigen gesteldheden te leren bekijken op een wijze die enigszins vergelijkbaar is met de wijze waarop God naar een ziel kijkt. Tijdens een echt mystiek contact geeft deze ervaring een gevoel van verregaande 'bevrijding van zichzelf'.
Maria staat toe dat ik U met Haar hulp tracht te verwoorden wat U kunt doen. Deze oefening is een buitengewoon machtig middel om buiten Uzelf te groeien in de deugd van de Hoop:
Tracht U voortdurend voor te stellen dat Uw ziel op Uw levensweg vóór Uw stoffelijk leven (met al zijn voelbare lasten) uit loopt: Zij kijkt als het ware vanuit de toekomst terug op elke ervaring die U in het stoffelijk leven doormaakt, zodat U het gevoel krijgt dat, op het ogenblik waarop U een beproeving beleeft, deze voor Uw ziel reeds achter de rug ligt en zij er dus reeds van bevrijd is. Zo zult U zich het gevoel aanwennen dat Uw ziel helemaal vrij is (en blijft) van alle lasten van het leven op aarde, en dat alle lasten overwonnen zijn. Dit is bijvoorbeeld de gesteldheid van Jezus, Die tijdens Zijn Lijden reeds de gesteldheid van de Verrijzenis, de verheerlijking, beleefde, waarbij Hij de ervaring doormaakte van de aanschouwing van miljoenen zielen in alle eeuwen die verlost werden door het Lijden dat Hij bezig was, te doorstaan. Zonder deze gesteldheid zou Zijn Lijden menselijkerwijs niet te dragen zijn geweest. Zo zult U ook leren, veel blijmoediger doorheen al Uw dagen te gaan, want U leert er dan naar te kijken met de blijheid van de ziel die als het ware reeds de Gelukzaligheid van het Leven na dit aardse leven smaakt, en zich verheugt over de verdiensten van het lijden dat Uw lichaam en hart nu nog doormaken. |
22e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria
positiviteit
1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin
Hoewel de Onbevlekte Tuin door de Schepper is gemaakt als een besloten en verzegeld Paradijs waarvan Hij de toegang nauwgezet heeft afgeschermd tegen zielen die Zijn Mysteries niet konden vatten of deze op grond van de Wet der Gerechtigheid ook niet mochten kennen, zien wij in dit Lustoord van de Allerheiligste Drievuldigheid wel een zeer uitgebreide en buitengewoon rijke boomgaard die is ingericht als een zone waarin de grieven, pijnen en noodkreten van de biddende zielen worden verzameld.
Dit is het onderdeel van Maria’s innerlijk Wezen waarin Zij al het negatieve dat Haar door zielen, en in het bijzonder door de Haar toegewijde zielen, wordt toevertrouwd, in Zich opneemt en het omzet in positieve krachten. Deze boomgaard is het oord waarin Maria Zich in onpeilbaar diepe beschouwingen en verrukkingen in Zichzelf terugtrekt om Zich te maken tot Brug van Liefdesvuur tussen de zielen en God. Het is daar dat Zij alle pijn, alle opgeofferd lijden en nood samenvoegt met Haar eigen oneindige verdiensten en deze van het Lijden van Jezus, en met Haar onvoorstelbare macht als Voorspreekster bij Gods Gerechtigheid en Middelares van alle Genaden, en op grond van de Haar toegekende macht uit al dit negatieve, positieve dingen maakt.
Maria brengt de Genaden inderdaad langs drie kanalen over de zielen:
Ten eerste beschikt Zij over de vrije toegang tot Gods Schatkamer der Genaden, en deelt de 'inhoud' daarvan vrij, volgens Haar eigen goeddunken, uit aan wie Zij wil, wanneer Zij het wil, hoe Zij het wil en in de mate waarin Zij het wil. Ten tweede gebruikt Zij Haar onschatbare macht als Voorspreekster om van God bepaalde tussenkomsten (onder andere van de Heilige Geest) te bekomen. Ten derde is Maria door God bekleed met een onbeperkte herscheppende macht, die Zij kan aanwenden om bestaande toestanden te veranderen van gesteldheid. Deze derde bron van Maria’s macht ligt in de boomgaard van de Onbevlekte Tuin: Alles wat aan Haar wordt toegewijd of van Haar wordt afgesmeekt, wordt daar toevertrouwd aan de grond en onder inwerking van Haar macht omgevormd tot vruchten, voedsel voor alle zielen. |
Eeuwigdurend zien wij in deze boomgaard hoe de ontelbare fruitbomen bloesems vertonen, daarna vruchten, daarna opnieuw bloesems, opnieuw vruchten, enzovoort, zonder einde. Door de bloesems trekt deze prachtige ziel de mensenzielen naar Zich toe, en door de vruchten in alle mogelijke variaties voedt Zij hen in al hun noden.
In dit fruit produceert Maria het goede in de meest uiteenlopende vormen. Het bevat talrijke verschillende bouwstoffen voor het Goddelijk Leven. Daarom zijn de grootste genaden deze welke gericht zijn op de omvorming van de ziel, niet deze welke zich op een meer zichtbare wijze voltrekken in het stoffelijke (bijvoorbeeld lichamelijke genezingen, die eveneens uitingen zijn van herschepping).
Zo zien wij Maria als een transformator (omzetter) die voortdurend negativiteit omzet in positiviteit. Maria heeft deze macht ontvangen als een Goddelijke gave, maar Zij heeft deze gave Haar hele leven lang Zelf in stand moeten houden door in Haar ziel een zodanige gesteldheid te bewaren dat God Zich waarlijk totaal en zonder de geringste belemmering in deze ziel kon uitwerken, zodat de werken der duisternis in Haar onvruchtbaar werden. Maria bezit de volheid van het optimisme van de ziel die totaal door God geleid wordt en in alles het Licht ziet, en automatisch verwacht dat God haar doorheen elke beproeving zal leiden. Hierdoor voelt Zij Zich licht, vrij en onbezwaard.
Eén van de geheimen van Maria’s volmaakt Geluk ligt in Haar vermogen om Haar hele leefwereld positief te benaderen. Zij beschouwt alles alsof het in Gods Licht gehuld is. Het resultaat werkt zich uit in een absoluut ontbreken van elke neiging tot droefgeestigheid, tot sombere of negatieve stemmingen. Zij verwacht steeds van alles het beste (hier zien wij een raakpunt met de in Haar zo buitengewoon sterk ontwikkelde Hoop). Gods Werken bloeien in Haar in al hun volmaaktheid, en Zij straalt deze Werken om Haar heen uit.
Haar omgeving merkt de buitengewoon sterke Aanwezigheid van God in Maria aan alles wat van Haar uitgaat: al Haar bewegingen (bevallig, rustig, beheerst maar doeltreffend), al Haar blikken (liefdevol, vredig, vurig en toch strelend zacht), de glinstering in Haar prachtige blauwe ogen, en de zachte, betoverende stem, en de liefdevolle inhoud van Haar woorden telkens Zij spreekt. Haar gelaat vertoont doorgaans een mengsel van tederheid, vredige rust, ontspanning, een soort ongewoon weemoedig verlangen, en een majesteitelijke waardigheid en tezelfdertijd bescheidenheid.
Uit alles blijkt dat Zij veel meer in het Hemelse dan op aarde leeft. Zij gedraagt Zich hierdoor zoals een ziel die als het ware vrij is van elke belemmering vanwege het stoffelijke. Haar unieke uitstraling ontplooit een buitengewoon bevrijdende uitwerking in vele zielen die Haar tijdens Haar leven op aarde ontmoeten, zelfs indien het contact slechts enkele minuten duurt. Het lijkt alsof Maria het zaad van Gods Werken rechtstreeks in de zielen zaait terwijl Zij eigenhandig de bodem van die zielen bewerkt om hen ontvankelijk te maken.
Zo zie ik geregeld in beelden uit Maria’s leven op aarde, dat een mens naar Maria kijkt, waarop Zij (voelend dat Zij bekeken wordt) Haar hoofd in de richting van deze ziel wendt, hem/haar even in de ogen kijkt, betoverend zacht en vredig glimlacht, en de ziel als het ware zichtbaar 'week wordt'. Daarna laten zich twee verschillende mogelijkheden merken: Ofwel keert de ziel zich na enkele ogenblikken van Maria weg en gaat heen, met een gelaatsuitdrukking die duidelijk verraadt dat hij/zij 'geraakt' is, ofwel zegt of vraagt deze iets aan Maria, en zie ik hoe Zij hem/haar antwoordt, terwijl hij/zij zichtbaar in Haar macht is vanwege die onbeschrijflijk liefdevolle blik uit Haar ogen.
Vooral in dit laatste geval is het alsof Maria deze ziel 'bewerkt' door een onuitgesproken contact van Hart tot hart, en vrijwel onmiddellijk de bewerkte zielenbodem inzaait door de woorden die Zij spreekt en de wijze waarop Zij deze uitspreekt. Op deze wijze verandert Maria vele negatief of wankelmoedig ingestelde zielentuinen in positief ingestelde, vruchtbare tuinen.
Maria’s hele leven getuigt van een houding die in handelingen, woorden en wijze van benadering van al haar beproevingen zegt: "Alles is goed, Mijn God, want U geeft aan alles de juiste zin voor Mijn ziel. Daarom is elk ogenblik van het leven dat U Mij geeft, goud waard".
Maria is dus bron van vorming, herschepping, voedsel voor alle zielen die zich door Haar willen laten bewerken, beïnvloeden en beheersen. Opmerkelijk is, dat Zij Haar omvormingswerken, waarbij negatieve gesteldheden, negatieve stemmingen, negatieve neigingen, zwakheden, tekortkomingen, gebreken, sporen van zonde, en allerlei onzuiverheden van mond, hart en geest van mensenzielen in Haar Hart verwerkt en in positieve dingen verandert, niet verricht door actief op gebeurtenissen en situaties in te grijpen, doch door een zachte aanraking van de ziel (het hart) van Haar medemens, waardoor deze uit zichzelf tot inkeer komt.
Zo handelt Maria nooit vanuit ongeduld of voortvarendheid, noch door misbruik van Haar macht. Zij volgt hierin op volmaakte wijze Gods Wil, die beschikt dat de vrije wil van de negatief ingestelde ziel niet gedwongen mag worden tot verandering. Maria’s zachte aanraking vertrekt vanuit Haar hele verschijning en de wijze waarop Zij naar buiten treedt met woorden, blikken en gebaren. De ziel ziet Haar bezig, hoort Haar eventueel, en wordt inwendig geraakt door een onverklaarbaar verlangen naar de Ware Liefde, waardoor zij begint te zoeken naar het echte Licht en de echte Waarheid.
Wanneer Maria na de Hemelvaart van Jezus plots in het publiek verschijnt tijdens een prediking van Johannes, Petrus, Jakobus of één of meer van de andere apostelen, zie ik hoe hier en daar mensen op hun knieën glijden, alsof zij gehypnotiseerd zijn door Haar uitstraling. Over het algemeen vermijdt Maria zoveel mogelijk, Zich in het openbaar te vertonen omdat Zij weet, voelt en ziet dat er steeds weer mensen zijn die Haar beschouwen als een soort godin. Geregeld zie ik hoe mensen pogingen doen om tot Haar te naderen om Haar de voeten te kussen. De reden ligt hierin, dat alle zielen die nog niet helemaal afgestompt zijn door de invloeden der wereld, in Maria de uitzonderlijk sterke aanwezigheid van Gods eigenschappen voelen, een heiligheid die alles om Haar heen in Licht lijkt te hullen.
Om negatieve gesteldheden in zielen te beïnvloeden, is een alles overheersende verbondenheid met God noodzakelijk. Maria bezit deze Haar hele leven lang in een unieke mate, op grond van Haar Onbevlekte Ontvangenis, Haar Hemelse Bruiloft met de Heilige Geest en Haar Moederschap over de Christus. Niettemin zijn het niet alleen Haar unieke gaven die Haar in staat stellen om zoveel macht over zielen uit te oefenen, doch ook Haar Wil om zielen bij God te brengen en de verwezenlijking van de Plannen van Haar Geliefde te bespoedigen. Zij doet dit door elk uur van Haar leven in alle opzichten een toonbeeld van positieve gesteldheid te zijn: blijmoedig, vriendelijk, bemoedigend, troostend, hoopgevend, overlopend van tastbaar Geloof en vertrouwen, liefdevol, zacht, vredevol, rustig, een Burcht van innerlijke kracht waaraan elke ziel zich in donkere, stormachtige uren optrekt of waarin elke ziel een toevlucht zoekt.
Vele zoekende zielen, die niet meer weten waar zij bevrijding van hun beklemd hart kunnen vinden, zullen Haar gezelschap opzoeken, zowel terwijl Zij nog een kind is, als in Haar latere levensjaren. Het is opmerkelijk hoezeer zowel dieren als (spiritueel nog enigszins 'levende') mensen verlangen om in Haar nabijheid te zijn. Wanneer men Maria tijdens Haar leven op aarde bezig ziet, wordt duidelijk dat de zielen inderdaad een (vaak onbewust) verlangen bezitten om het Goddelijke in hun leven te voelen. Zoals de massa’s naar Jezus toe trekken, zo doen velen hetzelfde naar Maria toe, met dit verschil: Terwijl de roeping van Jezus als God-Mens vereist dat Hij Zich aan de massa’s kenbaar maakt, mijdt Maria zoveel mogelijk het contact met mensen, omdat Zij Zich uitdrukkelijk op de achtergrond poogt te houden teneinde op geen enkele wijze een afleiding te vormen gedurende het Werk van Jezus.
In Haar zoeken de zielen echter duidelijk de nabijheid van God. Hierdoor zal Haar positieve ingesteldheid bron zijn voor een volmaakt Geluk in Haar eigen Hart en voor het herontdekken van het Ware Geluk en het Goddelijk Leven in vele andere zielen. Het zijn Haar positiviteit, Haar zacht stralend voorkomen, Haar lichtvolle blijmoedigheid en onwankelbaar en bemoedigend humeur, die Haar gaven tot rendement brengen: Het apostolaatswerk dat Zij voor Gods Heilsplan verricht, bloesemt op Haar onuitputtelijk verlangen om te dienen, en vormt vruchten op Haar onveranderlijk positieve uitstraling. De zielen voelen zich bij Haar zalig en geborgen, leggen hierdoor hun innerlijke onrust, spanningen en onvrede af, en gaan als het ware uit vrije wil aan Haar voeten liggen om zich door Haar te laten bewerken in de kern van hun wezen. Zij eten van de vruchten uit de Onbevlekte Tuin, en nemen de positieve gesteldheden van Hart, geest, mond en voorkomen in zich op, waardoor ook zij levende tekenen voor Gods Werken kunnen worden.
2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin
Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die een Leven schenkende positiviteit uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar te worden opgenomen. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien.
"O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden. Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest. Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van Hart en ziel. Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde. Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid. Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel. O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God". |
O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven:
-
Meesteres van mijn ziel, Uw volkomen eenheid met God en vlekkeloos vertrouwen op Hem lieten U in alles slechts het goede zien. Ik smeek U, genees mij van elke neiging tot pessimisme. Sta niet toe dat ik in alles eerst het slechte zou zien of van alles slechts het negatieve zou verwachten.
-
Meesteres van mijn ziel, U trad elk element op Uw levensweg met een volmaakt zuiver Hart tegemoet. Ik smeek U, geef dat ik geen enkele toestand op mijn levensweg verontreinig door gedachten, gevoelens of woorden van bitterheid, sarcasme of hatelijkheid.
-
Meesteres van mijn ziel, Uw Tegenwoordigheid blies nieuw Leven in elke ziel. Ik smeek U, heers in mijn hart, opdat ik het hart van mijn medemens niet moge beladen of verontrusten met ontmoedigende woorden of reacties.
-
Meesteres van mijn ziel, U straalde niets dan Licht over Uw omgeving uit. Ik smeek U, laat in mij steeds het Ware Licht stralen, opdat ik geen sluier van duisternis over mijn omgeving moge leggen.
-
Meesteres van mijn ziel, het geheim van Uw volmaakt Geluk lag in Uw positieve benadering van alles en alle zielen. Ik smeek U, verhinder dat ik in alle situaties, gebeurtenissen, en in mijn medemens, slechts tekortkomingen, negatieve elementen, gebreken en fouten zou zoeken.
-
Meesteres van mijn ziel, U hebt alle duisternis beantwoord met Licht. Ik smeek U, maak mij vrij van elke neiging om op alles en op mijn medemens kritiek te uiten, te vitten, zwakheden aan de kaak te stellen, of lichtvaardig te oordelen of te veroordelen.
-
Meesteres van mijn ziel, U wist dat de ziel die God tot middelpunt van haar leven maakt, haar hele leven kan leiden vanuit Zijn kracht. Ik smeek U, schenk mij de kracht om elke beproeving op mijn levensweg te benaderen vanuit de vertrouwvolle verwachting dat God mij er doorheen zal leiden en dat een goede afloop verzekerd is voor de ziel die het Licht in zich blijft koesteren.
-
Meesteres van mijn ziel, niets bleef Uw Hart bezwaren, want U liet alles overvloeien in de uitwerkingen van Gods macht. Ik smeek U, maak mij licht van hart, opdat ik mijn hele levenspad moge beschouwen als een zonovergoten weg die mij met U leidt naar het Eeuwig Paradijs.
3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel
Fruitbomen hebben iets Hemels: Op zeker ogenblik vormen zij bloesems, die hun takken sieren met de luister van nieuw lenteleven, om daarna de vruchten van deze bloemrijke beloften te vormen. De ziel die erin slaagt om de zaden van de vruchten in zich tot bloei te brengen, wordt tot bron van verrukking en voedsel voor haar omgeving en laat zich hierdoor volop in Gods Plan inschakelen.
Het leven in deze wereld is tot een veelzijdig gevaar voor de innerlijke gezondheid van de zielen geworden: De bron van alle Leven (God) is uit de geesten en harten gebannen, en de leegte produceert niets meer dan negativiteit in haar ontelbare vormen. De gevolgen zijn ontmoediging, chaos, verwoesting, leegte, zinloosheid, onvruchtbaarheid, puin en allerlei uitingen van negativiteit en duisternis: onverschilligheid, onverdraagzaamheid, wrok, bitterheid, wrevel, laster, achterklap, jaloersheid, nijd, haat, sarcasme, zucht tot genadeloos veroordelen, pessimisme, ontmoediging, en zovele andere.
Geen pen kan beschrijven hoe belangrijk het voor de ziel op zich en voor de ontwikkeling van Gods Plannen is, dat elke ziel zich beijvert om de zaden, pitten en vruchtstenen van de fruitbomen van de positiviteit aan haar bodem toe te vertrouwen en zich totaal aan Maria toe te wijden opdat Zij deze onder inwerking van Haar grenzeloze macht tot rijping zou helpen brengen.
Ziehier Haar richtlijnen om Uw bodem vruchtbaar te maken voor een eeuwige lente van een boomgaard vol bloesems en rijpe vruchten:
|
23e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria
Wijsheid
1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin
Eén van de grootste verrukkingen in de Onbevlekte Tuin vertoont zich aan het zielsoog van de bezoeker in de aanblik van de weelderige witte seringenbloesems. Door hun sneeuwwit uiterlijk nemen zij optimaal het licht van de zon op. Wanneer deze heerlijk geurende trossen echter tijdens hun bloei plots regen te verduren krijgen, worden zij bruin. Zie het machtig symbool dat God in deze prachtige heester heeft verborgen voor de zielen die verlangen om Zijn Waarheid te kennen: Wanneer hij het zonlicht (Gods Licht) maximaal in zich 'opdrinkt', vormt hij sneeuwwitte bloesems, stralend zuiver en met een verrukkelijk parfum, doch zodra het Licht door regenwolken afgesneden is geweest, verliest hij zijn uitstraling van licht, verwelkt en verliest zijn geur. Zodra de ziel zich van Gods Licht afsnijdt, verwelkt zij.
De Wijsheid schuilt in het vermogen van de ziel om Gods Licht helemaal in zich op te nemen en hierdoor een dieptezicht te verwerven in de Eeuwige Waarheid. De ziel verwerft dan als het ware inzicht in Gods motieven, het vermogen om de diepere zin van Zijn beweegredenen en Zijn Wetten te beginnen begrijpen. In de ziel die een hoog ontwikkelde Wijsheid bezit, wordt het wereldse (het stoffelijke) als het ware ontmaskerd als zeer ondergeschikt, als misleidend en bedreigend voor de gezondheid van de ziel en haar vereniging met God. Deze ziel verwerft hierbij doorzicht in de listige strategieën van de krachten der duisternis, die de zielen willen verslaven aan alles wat werelds is, om hen hierdoor te verhinderen om zich los te maken van alles wat de rijping van hun inwendige kiem van heiligheid zou kunnen bevorderen.
De Wijsheid is dus als een mantel van Licht die het hart helemaal op het Hemelse richt en tegelijkertijd de ziel afschermt tegen alle duisternis. Het Licht schijnt in de duisternis, en precies door de Wijsheid ondermijnt het Licht alle bedrieglijke wegen van de duisternis, want het laat de ziel met klaarheid zien hoe vals al het wereldse en het louter menselijke is. Naarmate het Goddelijk Licht in de ziel intenser begint te stralen door haar de diepere Waarheden te laten schouwen, zal de ziel de Wijsheid ontwikkelen als een vermogen om de verschillende elementen van Gods Waarheid, Zijn Mysteries en Zijn Wetten met elkaar in verbinding te kunnen brengen, en als het ware 'voeling te krijgen met Gods gedachten', dus enigszins te 'leren denken zoals God zou denken'.
De ziel krijgt dan inzichten, komt tot bevindingen waartoe zij met menselijk redeneren nooit zou kunnen komen, en ziet plots de ware Goddelijke motieven achter vele dingen. Zo verdrijft de Wijsheid stap voor stap de sporen van werelds denken, voelen en verlangen uit de ziel. Het Goddelijk Licht werpt geen schaduwen, zoals een werelds licht wél doet. Het Goddelijk Licht doordringt alles, want het is alomtegenwoordig, aan geen enkele natuurlijke beperking gebonden, en straalt hierdoor in alle richtingen en vanuit alle plaatsen in de Schepping.
Hierdoor komt het dat de ziel die een hoogontwikkelde Wijsheid heeft verworven, doorheen alle dingen, gebeurtenissen, situaties en zelfs doorheen andere zielen lijkt te kunnen kijken: Alles lijkt voor deze ziel vervuld van Licht, zodat alle geheimen of onbegrepen elementen stuk voor stuk lijken weg te vallen. De Wijsheid lijkt voor een soort kettingreactie te zorgen: De ziel kijkt 'voorbij de oppervlakte' van de dingen, en lijkt de diverse elementen die zij waarneemt, op een ongewone (niet-menselijke) wijze met elkaar in verbinding te kunnen brengen, zodat zij plots tot een heel ander totaalbeeld komt dan de ziel die een laag ontwikkelde Wijsheid bezit.
Dit alles geldt in de allerhoogste mate voor Maria. Zij doorschouwt alle dingen zoals zij werkelijk zijn, zonder de geringste beperking, zonder enige verblinding, zonder door om het even wat misleid of op een dwaalspoor gebracht te kunnen worden. Reeds als kind bezit Zij duidelijk het vermogen om situaties volkomen in te schatten. Zij bezit een 'dieptezicht' dat Haar omgeving met verstomming slaat. Zij ziet daarom steeds de achtergronden van alles, en voorziet alle mogelijke gevolgen van situaties en handelingen. Niets heeft geheimen voor Haar. Wanneer Zij een mens in de ogen kijkt, ziet Zij diens zonden, zwakheden, problemen, en voelt Zij zijn/haar innerlijke gesteldheid van lichaam, geest, gemoed en ziel.
Zij bezit eveneens een volmaakte zelfkennis, een totaal besef en bewustzijn van elk element van Haar eigen persoonlijkheid, gesteldheden, gewoonten, vermogens, gaven, talenten enzovoort. Bovendien doorschouwt Zij op volkomen wijze Haar levensroeping en het 'waarom' ervan, evenals wat van Haar verwacht zal worden. Zij bezit het vermogen om Gods Plannen in verregaande mate te doorgronden.
Maria wordt geboren met een volkomen kennis van alle dingen: God heeft in Haar het vermogen gestort om het hoe en waarom van alle elementen van de Schepping te doorgronden. Bij de Onbevlekte Ontvangenis van Haar ziel heeft Hij Haar Zijn Scheppingswerk tot in alle bijzonderheden getoond, en Zij zal het voorrecht krijgen om gedurende Haar aardse leven van deze totale kennis van de hele Schepping gebruik te maken telkens Zij dat wil of nodig acht.
Haar hele leven zal Zij in gesprekken en onderrichtingen zielen waarschuwen voor de gevaren van wereldse gehechtheden, genotzucht, de verwaarlozing van God. Zij toont zielen aan, welk groot gedeelte van hun ellenden veroorzaakt wordt door het feit dat zij zich in de beoordeling van hun levenssituaties laten leiden door hun menselijke behoeften. Meermaals waarschuwt Zij Judas Iskarioth voor het gevaar dat schuilt in zijn zwakheid ten aanzien van het beheer van geld: Zij wijst hem erop dat hij slechts met geld zou mogen omgaan zodra hij zich heeft kunnen losmaken van zijn hebzucht. Zij weet dat geldbezit hem vatbaar maakt voor bekoringen van allerlei soorten. De Wijsheid is inderdaad automatisch een tegenpool van het materialisme, want de Wijsheid gaat uit van God, en dient slechts de Goddelijke belangen, die op het niveau van het niet-stoffelijke liggen.
Als klein kind leert Zij vriendinnetjes hoe zij zin kunnen geven aan al hun kinderleed door het aan God op te offeren voor de komst van de Messias. Als Tempelmaagd verbaast Zij alle maagden door Haar verrassende inzichten, waarbij eveneens steeds blijkt hoe diep al Haar denken en Haar hele innerlijk leven doordrongen zijn van het Goddelijke, en Zij louter en alleen vanuit dit 'bovenaards' denken en streven oplossingen ziet voor alle dingen. Alles in Haar leven, zelfs de meest banale dagelijkse handeling, brengt Zij in verbinding met Haar allesoverheersende behoefte: de definitieve grondvesting van Gods Rijk op aarde en de Verlossing van alle zielen.
Vanuit Haar Wijsheid blijkt Maria ook heel spoedig een onmisbare Raadgeefster voor de Heilige Jozef in diens praktische dagelijkse problemen. Zij verstaat de kunst om de oplossingen niet steeds te vinden in de dingen zelf, doch eerder erbuiten: in het Goddelijk Leven, door het doorzicht in de verbanden tussen vele dingen, en een aanvoelen van de bedoelingen van Gods Voorzienigheid. Hierdoor lost Maria alle problemen op door als het ware 'te denken/voelen vanuit Gods gedachten/Hart'. Aangezien Hij aan de oorsprong van alle dingen ligt, en iets van Zijn Wezen in alle dingen en in alle ontwikkelingen zit, is dit voor Haar de enige weg om met de Goddelijke Voorzienigheid en Plannen mee te werken.
Zo zijn al Haar handelingen en woorden ook louter en alleen gericht op het nut dat deze kunnen opleveren voor de bevordering van Gods Werken. Maria schuwt elke handeling en elk woord waarover Zij niet Gods zegen heeft afgeroepen met de aanroeping: "God van het levende en het niet-levende, beziel Mij met Uw Wil, en wek in Mij het Licht van Uw Plannen". Voor Haar is deze aanroeping een bekrachtiging, een opnieuw ondertekenen, van het verbond van zuiverheid en eenheid van handelen en spreken met God, dat Zij reeds als klein meisje jegens Haar Goddelijke Geliefde heeft gesloten.
Hoewel Maria zo diep doordrenkt is met ALLE elementen van het Goddelijk Leven, en dus niet eens een verkeerde handeling zou kunnen stellen, spreekt Zij dergelijke aanroepingen uit als een voortdurende zelfvernedering (Zij belijdt het onvermogen van een schepsel om volkomen zuiver en in volledige overeenstemming met God te zijn, hoewel Zij het unieke voorrecht bezit om dit juist wél in alle volmaaktheid te kunnen), en als een voortdurende hernieuwing van Haar toewijding.
Maria wil NIETS doen zonder God, en toont precies hierdoor aan dat Zij de volmaaktheid van de Goddelijke Wijsheid in Zich draagt: De ziel in wie het Goddelijk Licht in een buitengewone intensiteit straalt, en die hierdoor het diepe wezen van alle dingen doorgrondt en hun onderlinge verbanden doorschouwt, zoekt God en Zijn Plannen in alles, en schuwt alles waarin zij God NIET vindt en waarvan zij geen Heil verwacht voor de verwezenlijking van Zijn Plannen.
Dus stelt Maria elke situatie uitdrukkelijk onder Gods beheer. Weliswaar verwijst Zij gedurende het Openbaar Leven voortdurend naar Jezus, Zijn predikingen en Zijn Leer, doch elke ziel die uitdrukkelijk om Haar persoonlijke begeleiding vraagt, wordt verlicht door een nieuwe zelfkennis. Maria geeft de ziel zo goed als nooit gewoon een rechtstreekse oplossing voor haar zielsproblemen, Zij verschaft haar veeleer inzicht in haar eigen gesteldheden en in haar wijze van benaderen van haar leefwereld. Zo leert de ziel zichzelf kennen, de fouten en ontsporingen in haar denken en handelen vatten, en nieuwe benaderingen toepassen.
Maria wil in de eerste plaats de zielen dichter bij God brengen. Zij doet dit dus ook door hen beter vertrouwd te maken met Gods Waarheid en met de wijze waarop God de dingen zou oplossen. Zo brengt Zij God en Zijn Plannen centraal in vele zielen, die hierin een totaal nieuwe levenswijze ontdekken, en hun problemen hierdoor zelf kunnen oplossen. Dit biedt het voordeel dat de ziel inwendig meer tot rust komt, vanwege de tevredenheid dat zij zelf heeft bijgedragen tot een wedergeboorte of nieuwe bloei van haar leven, en vanwege het feit dat zij voortaan alles met God leert te delen.
Nadat Jezus ten Hemel is opgestegen, begint voor Petrus de opdracht die Jezus hem heeft gegeven als hoofd van de jonge Kerk. Niettemin zal Petrus veelvuldig (vaak in het verborgene, soms ook openlijk) de adviezen van Maria inwinnen, omdat Zij voor de apostelen de Wijsheid van Christus vertegenwoordigt. Hij zal vele van zijn beslissingen ook aan Haar voorleggen, en Haar inbreng in de besprekingen zonder uitzondering respecteren.
Zo berust niet-officieel (omdat Maria heeft verboden dat Haar aandeel in dit alles op schrift zou worden gesteld) de feitelijke macht in de jonge Kerk bij Maria, op grond van Haar vlekkeloze Wijsheid.
Zo hoorde ik ooit in een visioen apostel Johannes zeggen tot enkele apostelen die er niet in slagen om uit een probleem te komen: "Broeders, hebben wij niet de vleesgeworden Heilige Geest onder ons? Laten wij naar de Meesteres gaan". |
Het is door Haar volmaaktheid in de Wijsheid dat Maria vele zielen naar de ware deugdzaamheid leidt. Zij tempert nu en dan de zo goed bedoelde, doch wat onstuimige impulsiviteit van Maria Magdalena, waarbij Zij haar wijst op de ondeugd wanneer een mens op voortvarende wijze 'de dingen een handje wil helpen'.
Ik zie hoe een man Haar iets voorliegt: Blijkbaar heeft Zij diezelfde man afgeraden om zich op een bepaalde avond naar een bepaalde plaats te begeven, heeft hij het toch gedaan, doch geeft hij Haar voor dat hij ergens anders is geweest, en weeft hij een heel verhaal aan elkaar om alles voor Haar aannemelijk te maken. Ik hoor uit Haar mond geen enkel verwijt, ook niet een beschuldiging dat hij liegt, doch het volgend antwoord (op een zachte toon): "Broeder, God in Zijn onmetelijke Wijsheid zou een dergelijke handeling nooit stellen". De man wordt niet rechtstreeks beschuldigd, maar voelt diep in zijn hart dat hij in ondeugd verkeert. |
Ook dit is een uiting van Wijsheid: De dwalende medemens wordt niet gekrenkt, doch op een zachte wijze aangespoord om vanuit zichzelf van gedrag of houding te veranderen: De onderrichting wordt gegeven op een zodanige wijze dat de ziel het gevoel krijgt dat zij zelf tot het besluit is gekomen om iets te veranderen, in plaats van dit te doen omdat een medemens dit zegt of verlangt. Zo verwijst Maria in alles naar God, en laat Zij Haar medemens voelen hoe Hij de situatie zou benaderen. Zij straalt niet alleen Gods Licht uit, Zij leert Haar medemensen om dit Licht in zich toe te laten, opdat zij meer zouden leren leven 'volgens Gods Hart'.
In de Onbevlekte Tuin verwelken de witte seringenbloesems nooit, want de Heilige Geest heeft er Zijn troon gevestigd. Maria is de Zetel van Wijsheid. In Haar dooft het Licht nooit. Met elk woord ademt Zij de Wijsheid van de Eeuwige Waarheid uit. Zij is een levend Getuigenis tegen de dwaallichten der wereld, die slechts duisternis en leegheid trachten te verbergen.
2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin
Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die bekleed is met de dauw van de Goddelijke Wijsheid. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar te worden opgenomen. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien.
"O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden. Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest. Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van Hart en ziel. Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde. Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid. Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel. O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God". |
O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven:
-
Meesteres van mijn ziel, geen uiterlijke schijn kon ooit Uw oordeel over enig element op Uw levensweg vervormen. Ik smeek U, open de ogen van mijn ziel, opdat ik niet meer verblind zou zijn door de uiterlijke schijn der dingen, doch Gods Waarheid moge herkennen in alle gebeurtenissen en situaties van mijn leven en in alles wat op mij afkomt en wat ik waarneem.
-
Meesteres van mijn ziel, U begreep volmaakt waartoe U op aarde was geroepen en wat God U wilde zeggen via de gesteldheden van Uw eigen Hart en ziel. Ik smeek U, schenk mij een volkomen inzicht in mijn ware levensdoel, in de weg die naar mijn bestemming leidt, en in het waarom van al mijn verlangens en bestrevingen en van al mijn afkeuren, opdat ik Gods Plan met mij en met mijn leven moge begrijpen en volgens Zijn welbehagen in vervulling moge brengen.
-
Meesteres van mijn ziel, U doorzag alle zielen en alle dingen tot in de kern van hun wezen. Ik smeek U, bekom mij diepgang in al mijn denken en voelen, opdat ik de dingen moge leren zien in hun ware kern, en niet misleid moge worden door enige oppervlakkige schijn.
-
Meesteres van mijn ziel, U bezat een volmaakt inzicht in Uw eigen ziel. Ik smeek U, wil de diepten, de kenmerken en de zwakheden van mijn ziel voor mij ontsluiten, opdat ik niet in dezelfde fouten moge blijven vervallen.
-
Meesteres van mijn ziel, U wist volmaakt wat op elk ogenblik van U werd verwacht, en reageerde hierop vanuit de ware Wijsheid. Ik smeek U, bescherm mij tegen onnadenkend en onverantwoord gedrag. Leid mij in alles, opdat ik steeds de gevolgen van mijn doen en laten vooraf moge kunnen inschatten.
-
Meesteres van mijn ziel, U handelde in alles weloverwogen en op Gods Plannen gericht. Ik smeek U, bevrijd mij van elke neiging tot lichtzinnigheid en gebrek aan ernst.
-
Meesteres van mijn ziel, in U is de volheid van Gods Wijsheid gestort. Ik smeek U, breng mij toch tot de kennis van de ene echte Waarheid van God, opdat geen enkele vorm van misleiding of dwaling in mij wortel moge schieten.
3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel
De Wijsheid is niet zoals andere deugden. In tegenstelling tot de meeste andere deugden, is het vrijwel onmogelijk om zich in de Wijsheid te 'oefenen'. Wijsheid berust in hoge mate op de gave om in de ziel alle situaties, gebeurtenissen en toestanden in verbinding te brengen met het Goddelijk Licht, zodat men er in zekere zin 'dwars doorheen kan schouwen' en deze in hun aard en ontwikkeling zo ongeveer kan leren bekijken zoals God ze zou bekijken. Wat wél mogelijk is (en zelfs de plicht is van elke ziel), is dat U bidt om opening van Uw hart en geest om de gave van Wijsheid.
|
24e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria
zorgzaamheid
1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin
In de Onbevlekte Tuin laat de Schepper zien welke bedoelingen Hij met het Aards Paradijs werkelijk had. Alle functies via dewelke de zielen hun roeping, hun levensopdracht, tot volle vrucht moeten zien te brengen, heeft God in de natuur op aanschouwelijke wijze tentoon gespreid, voor de zielen die het door de werking der genade mogen ontdekken. Zie de tulpenvelden in dit wedergeboren Paradijs.
De tulp lijkt al het levende een verhaal van beschuttende zorg te willen vertellen: Zij sluit haar bloembladeren als het ware als beschermende handen om haar vruchtbeginselen (haar stuifmeeldraden) heen: een symbool voor zorgzaamheid.
De zorgzaamheid is een deugd die van elke ziel wordt verlangd, en die in vele zielen zal uitgroeien tot een groot onderdeel van hun levenstaak. Dat is zo voor de vele vrouwen die soms ontevreden zijn omdat zij in zich de 'leegte' voelen van een leven zonder beroepsuitoefening buitenshuis. Zij vergeten dat de Goddelijke Voorzienigheid hen een omvangrijke en heel belangrijke levenstaak heeft toevertrouwd: deze van huisvrouw, en vaak van moeder en echtgenote. Op deze vrouwen stelt de Schepper Zijn hoop voor de uitbouw van een liefdevol fundament voor de toekomst van Zijn Schepping.
Zie de uitingen van de zorgzaamheid in de grootste der zielen: Maria. Geen andere vrouw is ooit gezegend met een volmaakt kind. Maria was de Moeder van de Mens geworden Zoon van God. Haar omgang met de opgroeiende Jezus was geen volkomen maatstaf voor datgene wat God van een moeder verwacht, want Haar Kind had niet in de diepste zin van het woord 'correctie' en 'opvoeding' nodig: Hij was volmaakt. En toch... De God-Mens werd in de wereld gezonden met de uitdrukkelijke voorwaarde dat Hij alle menselijke zwakheden zou doormaken.
Aanhoor wat de Koningin van Hemel en aarde mij heeft vergund, te horen als Goddelijke Verordening, uitgesproken door de Allerheiligste Drie-Eenheid op het ogenblik waarin werd besloten tot de Menswording van de Tweede Goddelijke Persoon:
"Nu de volheid van de Tijd daartoe is aangebroken, verordenen Wij, God van al het geschapene, dat Wij als God-Mens ter aarde zullen neerdalen om er gedurende de in Onze Wijsheid vastgestelde tijd een leven te leiden in het Vlees. Wij zullen Onze Godheid behouden doch tegelijkertijd het bewustzijn van alle menselijke zijnsniveaus aannemen. Wij zullen Ons te dien einde toevertrouwen aan de vlekkeloos heilige schoot van de door Ons voor alle tijden uitgekozen 'Mèrjam', de Oceaan van macht en heiligheid.
Mits Zij Haar toestemming met de volvoering van Ons Goddelijk Raadsbesluit via Haar maagdelijk Vlees aan Onze boodschapper kenbaar maakt, zal voor Ons in dit Vlees de wordingsgang als 'de Mens' een aanvang nemen. Wij zullen het vlees omhelzen om het in al zijn zwakheden te heiligen door Onze vrijwillige Zelfofferande. Door deze Zelfofferande zullen Wij de mensheid verlossen uit de eeuwigdurende duisternis die zij over zich had afgeroepen. Daartoe zullen Wij gedurende het vastgesteld aantal jaren niet toestaan dat de ervaring van het Mens-zijn zou worden verhinderd door Onze Godheid, die nochtans evenzeer Ons ware Wezen zal blijven. Hierdoor zullen Wij de zielen de ware weg tonen om Onze Werken van Verlossing en Heiliging in zich te voltooien, door hun navolging van Ons voorbeeld, want door de onaantastbaarheid van hun vrije wil zou, volgens de Wet van Onze Gerechtigheid, de Verlossing niet volkomen zijn indien zij aan de zielen werd opgedrongen zonder hun eigen aanvaarding en inbreng. De eerste aanzet tot deze aanvaarding en inbreng zal Ons worden gebracht door Haar Die Wij hebben uitgekozen tot de innigste eenwording met Ons in vlees en geest, en Die te dien einde door Ons is bestemd om de ware Koningin van het geschapene te zijn voor tijd en eeuwigheid". |
De bovenstaande verrukkelijke Goddelijke woorden tonen aan dat de kleine Jezus Mens wilde zijn zoals alle mensen. Dus moest Maria Moeder zijn zoals alle moeders.
Niettemin zie ik de opgroeiende Jezus als een Kind dat Zijn Hemelse oorsprong niet helemaal kan verbergen. Hij speelt met andere kinderen, en Hij doet dit ook wel eens met een zodanig vuur dat Hij Zijn Moeder hartkloppingen bezorgt, want Hij houdt er niet van om Zijn geestdrift onder stoelen of banken te stoppen. Evenals elk kind bezeert Hij Zich wel eens, voelt Zich soms eens enkele dagen niet te best... Maar Hij blinkt op opvallende wijze uit door Zijn gebrek aan ondeugden. Ik hoor Hem soms Zijn speelmaatjes de levieten lezen wanneer deze kattenkwaad willen uithalen, en ik zie hoe Hij met Zijn Moeder omgaat: één en al dienstbaarheid, hulpvaardigheid, gehoorzaamheid. Ik zie Hem op een zomeravond. De zon staat reeds laag. Hij speelt met intense overgave, samen met drie andere jongetjes. Eén van Zijn speelkameraadjes wordt door diens vader afgehaald om met hem naar huis en naar bed te gaan. Het jongetje pruttelt tegen. Jezus zegt hem: "Ga maar, want in de nacht wil God Zich verheugen over de rust van Zijn schepselen. Zie, de zon begeeft zich spoedig te ruste, de vogels fluiten niet meer, ze sparen hun lied voor de dageraad. De bloemen sluiten zich om de nieuwe dag te kunnen begroeten in schoonheid. Zij verheugen hun Schepper. Zou jij Hem werkelijk die vreugde niet gunnen?". De jongen gaat met zijn vader mee, en belooft de volgende dag terug te komen. De vader is opgetogen. Maria roept Jezus. Blijkbaar heeft Zij Zijn kleine toespraak gehoord, want Zij glimlacht en zegt: "Wie de woorden van Gods Geest uitspreidt als een bed voor de zielen, moge zich als eerste in datzelfde bed te rusten leggen". De kleine Jezus gehoorzaamt blindelings en gaat met Haar naar binnen. |
De zorgzaamheid is het vermogen om zorg te dragen voor alles wat God de ziel heeft toevertrouwd, en om dit te doen op de wijze waarop het Gods Plannen het best dient. Maria beantwoordt in alle opzichten aan Gods verwachtingen jegens Haar als Moeder, doch om Zich op dit gebied helemaal te bewijzen, is Haar rol als Moeder van de God-Mens onvoldoende, omdat Hij zo gehoorzaam en volgzaam is. De God der Voorzienigheid zal Haar echter kansen geven om Haar volmaaktheid in de zorgzaamheid tot uiting te brengen.
Ik zie hoe Maria Zich regelmatig ontfermt over diverse kleine jongens, die met Jezus spelen maar die ook door Haar worden onderricht. Opmerkelijk genoeg is het vaak de kleine Jezus Die Haar bij de zaken betrekt. Ik zie hoe Jezus met Zijn vriendjes over religieuze onderwerpen spreekt, en dan, zodra de jongens het over iets niet helemaal eens worden, Zijn Moeder als gezagsfiguur tussenbeide roept. Maria geeft hen dan Haar opvatting te kennen op een zodanige wijze dat zij als gehypnotiseerd naar Haar luisteren. En Jezus... staat trots en voldaan toe te kijken. Zo zie ik Maria bezig als 'moeder' in 'normale' omstandigheden: tegenover 'normale' kinderen.
Nu en dan bakt Zij voor Jezus en Zijn speelkameraadjes honingkoeken. Zij doet dit op basis van meel dat Zij geregeld van bevriende vrouwen krijgt, olijfolie die Zij doorgaans aanschaft op de markt in Nazareth, en honing uit de bijenkorf die Zij Zelf in Haar eigen tuin heeft. Het eten van deze koeken (door de jongens, niet door Maria) wordt doorgaans ingekaderd in spirituele onderrichtingen die Zij aan de kinderen geeft, gewoonlijk naar aanleiding van bepaalde opmerkingen van één van hen, ook van Jezus.
Ik merk op hoe Zij met de kinderen omgaat. Zij geeft geen bevelen, Zij krijgt alles van hen gedaan door hen zodanig in de kern van hun hart aan te spreken dat zij zich op liefdevolle wijze helemaal opgenomen voelen in hetgeen van hen gevraagd wordt.
Zo zie ik hoe Jezus in de tuin bij het huisje te Nazareth met enkele vriendjes speelt. Zij gaan buitengewoon diep in hun spel op en lijken dood voor hun omgeving, met uitzondering van Jezus, Die ik geregeld naar de tuindeur zie kijken, waar Maria bezig is, enkele voorwerpen schoon te maken. Blijkbaar is de waterkruik sneller leeg geraakt dan Zij had verwacht, want ik zie hoe Zij met een eerder bedenkelijke blik naar de kruik kijkt.
Jezus heeft het gemerkt, en onderbreekt (tot zichtbare en hoorbare teleurstelling van Zijn vriendjes) het spel om naar Zijn Moeder toe te snellen. Hij biedt Haar aan om voor Haar naar de waterput te gaan. Zij zegt Hem echter dat dit geen goed idee is, want dat Zijn voedstervader zopas naar Hem heeft gevraagd omdat hij een handje hulp zou kunnen gebruiken in zijn werkplaats. Jezus gaat naar Jozef toe, en intussen wordt aan de voordeur geklopt. Maria moet opendoen, en waagt het daarom, aan één van de speelkameraadjes van Jezus bijstand te vragen in verband met het waterprobleem. De jongen lijkt wat ontgoocheld omdat Jezus ineens verdwenen is, en komt schoorvoetend naar Maria toe. Ik word getuige van de volgende scène: Maria: "Wil jij voor Mij water halen, lieveling?" Jongetje (kijkt om naar de andere kinderen, en aarzelt): "Ja, maar..." Maria: "Weet je wat er gebeurt wanneer je je naaste helpt?" Jongetje (aarzelt): "... Ik weet het niet"; Maria: "Dan wordt God heel gelukkig, en weet je waarom?" Jongetje (verbaasd): "Neen". Maria: "Omdat je dan een ziel gelukkig hebt gemaakt, zodat die nog méér van je houdt, en hoe méér de zielen van elkaar houden, hoe sneller zij Gods Werken voltooien. En daarvoor word je door God beloond". Jongetje: "Hoe?" Maria: "Hij zal engelen in je hartje doen wonen, zodat je vreugde zult voelen. Hoe méér je verlangt om je naaste te helpen, hoe blijer de engelen in je hartje worden. Iemand die zijn naaste met vreugde helpt, wordt Gods beste vriend, en wordt ook door Hem geholpen om al zijn teleurstellingen en verdriet te vergeten. Zou je dat niet willen?" De vonk blijkt helemaal over te slaan, want het jongetje roept nog een vriendje, en beiden nemen de kruik op en vertrekken met blije gezichtjes. |
Maria leeft Zich volkomen in de innerlijke gesteldheden van Haar medemens in. Zo zorgt Zij voortdurend voor diens innerlijke noden. In Haar omgang met kinderen zie ik hoe Zij hen op voortreffelijke wijze in alles wat Zij doet en zegt, in de eerste plaats opvoedt in de deugden. Zij doet dit slechts zelden door geboden of verboden op te leggen, doch vrijwel steeds door een voorbeeld voor te leven. Zij laat hen zelf ontdekken hoe zij het meest vreugde in hun doen en laten kunnen vinden door hun medemens vreugde te bereiden. Zo beloont Maria hen door liefdevolle woorden en een stralende glimlach, opdat zij de waarde van hulpvaardigheid en gehoorzaamheid zouden leren door veranderingen in hun eigen hart. Zo doen zij niet iets omdat de oudere hen dit zegt, doch omdat zij ontdekken welke vreugde er voor henzelf aan verbonden is wanneer zij het verlangen van hun medemens inwilligen.
Maria weeft als het ware een zachte mantel, een atmosfeer van geborgen warmte om Haar medemens heen, en werkt op deze wijze ongemerkt aan diens ziel: Hij/zij leert (opnieuw) de echte waarden van de zuivere ziel aanvoelen, de beoefening van alle deugden wordt hem/haar tot een stille vreugde, een weldaad, zodat hij/zij de nabijheid van God in het eigen leven (her)ontdekt.
Wanneer Maria toezicht uitoefent op kinderen die tijdelijk aan Haar hoede zijn toevertrouwd, straft Zij niet zozeer de minder goede kwaliteiten af: Zij zoekt veeleer het goede, en zoekt dit te helpen openbloeien om van daaruit de hele zielentuin in bloei te krijgen. Elke ziel beschouwt Zij als een tuin, en elk goed punt ziet Zij daarin als een bloem tussen de stenen van ondeugden of moeilijke punten. Wanneer Zij een bloem opmerkt, koestert en stimuleert Zij dit zodanig dat deze deugd of kwaliteit spoedig helemaal kan openbloeien en zich snel kan uitzaaien, om zo ook probleemkinderen te laten rijpen tot bloeiende tuinen waarin niet meer alleen de stenen opvallen, maar vooral de bloemen. Zo bekomt Zij dat zielen ook sneller zichzelf appreciëren en beter met zichzelf kunnen leven.
Gelijkaardige ervaringen zullen namelijk alle zielen opdoen, die met Maria in contact komen, want de zorgzaamheid breidt zich ook uit tot contacten met andere zielen dan kinderen: De ziel heeft tot op zekere hoogte ook de zorg over vrienden en bekenden.
Ik zie hoe Maria omgaat met vrouwen die een hekel hebben aan zichzelf. Zij beschouwt deze zielen als tuinen met harde rotsblokken, die door de ziel zelf bekeken worden met verachting, of haar afstotelijk toeschijnen. Maria 'bewerkt' deze zielen zodanig dat zij hun eigen zielentuin anders beginnen te bekijken: Mede door Maria's zachte, voorzichtige inmenging breiden de bloemen van de innerlijke schoonheden zich uit, en de rotsblokken worden geleidelijk door de ziel zelf bekeken als sierlijke rotspartijtjes die hun zielentuin iets bijzonders geven. De scherpe kantjes worden afgeslepen, en eventuele restanten of sporen van hun complexen over zichzelf geven hen niet langer aanstoot. Zo geeft Zij elke ziel een beter gevoel over zichzelf. Zij bereikt dit in de eerste plaats door in gesprekken met deze zielen geen enkel negatief geladen of ontmoedigend woord te spreken: Deze zielen horen uit Haar mond niets dan positieve dingen, en worden zo in contact gebracht met God in hun eigen leven: een tegenwoordigheid van Liefde, zachtheid en blijheid.
De zorgzaamheid in Maria’s gesteldheid komt eveneens tot uiting in Haar houding tegenover Jozef, Haar levensgezel. Zij gedraagt Zich jegens hem als een soort engelbewaarder, en is zo totaal op zijn noden ingesteld dat hij Haar telkens precies 'vindt' op de ogenblikken waarop hij Haar het meest nodig heeft. Ik zie en hoor Haar bemoedigingen wanneer het werk hem zorgen baart of wanneer hij een opdracht moet afwerken voor een mens die onredelijk of goddeloos is. Ik zie hoe Zij alle vragen uit zijn geest wegblaast wanneer hij onzeker is over bepaalde toestanden, bijvoorbeeld wanneer hij zich zorgen maakt over Haar (voor hem soms merkbare) vermoeidheid.
Hij vereert Haar als méér dan een koningin, want hij weet dat Zij absoluut geen 'gewone' vrouw is, en hij ziet hoe Zij met alle zorgen en kruisen van het leven omgaat. Tot en met het uur van zijn heengaan naar Gods Troon zal Jozef in Maria een zon van blijmoedigheid, zachtheid, zorgzaamheid en bemoediging vinden, een voorbeeld dat hij in stilte prijst. Ik zie hoe hij elke dag God meermaals dankt voor Maria, Die hem méér waard is dan zijn eigen leven. Ik zie ook zijn pijn wanneer hij uit de mond van onbegrijpende mensen geruchten opvangt over 'zijn vrouw die niet is zoals de anderen', met alle speculaties en verdachtmakingen vandien.
Met al deze zorgen beladen, keert deze nochtans buitengewoon beminnelijke en vurig godvruchtige man vaak ’s avonds huiswaarts wanneer hij voor het werk een dag onder mensen is geweest, en steeds weer komt hij thuis in een 'Hemel' van stralende, blijmoedige Liefde, die hem geregeld vervult met schaamte over zichzelf, omdat hij heeft toegelaten dat de zorgen hem wat weemoedig hebben gemaakt, terwijl hij weet dat zijn Levensgezellin nog grotere zorgen zou moeten hebben dan hij (omdat Zij alle lasten en zwakheden van alle zielen en Gods pijn hierover aanvoelt).
Voor Maria gaat de zorgzaamheid veel verder dan 'plichtsbewustzijn': Zij ervaart werkelijk vreugde in de gelegenheden om mee te werken aan de voltooiing van Gods Plan in zielen. Zij beschouwt Zichzelf als een Tuinierster in zielentuinen. Zij cijfert daarbij Zichzelf helemaal weg, want Zij beschouwt de zorgzaamheid pas als een waardig offer aan God wanneer de medemens Haar volle inzet krijgt. Om deze totale zelfofferande optimaal te kunnen brengen, verzorgt Maria ook Haar lichaam in zoverre dat Zij verlangt om het als een werkzaam uitboetingsinstrument in stand te kunnen houden.
Weliswaar vast Maria veelvuldig, is Zij veelvuldig lichamelijk ontregeld (doch zoekt Zij nooit medische hulp) en offert Zij geregeld een gedeelte van Haar nachtrust op, maar uit voorzorg met het oog op Haar dienstbaarheid jegens God negeert Zij niet bewust bepaalde signalen van Haar lichaam. Indien de oververmoeidheid Haar dreigt te weerhouden om de zorg voor Haar medemens waar te nemen, weet Zij dat het God het meest behaagt dat Zij wat rust en Zich totaal geeft in de blijmoedigheid.
Ik zie ook hoe Maria geneeskrachtige kruidenmengsels in dranken en zalven bereidt, en dat Zij deze volop ter beschikking houdt voor alle lichamelijke noden van Haar medemens. Zij draagt zelfs sommige ervan bij Zich wanneer Zij tijdens het Openbaar Leven van Jezus doorheen het land trekt.
In de dagelijkse praktijk van Haar leven toont Maria aan dat zorgzaamheid zich voor Haar zelfs uitstrekt tot ALLE schepselen die aan Haar zorg zijn toevertrouwd: Ook in Haar omgang met dieren stelt Zij een voorbeeld voor Ware Liefde. Ik zie dit in de wijze waarop Zij de enkele stralend witte duiven behandelt, die Zij thuis bezit, en die Zij te eten en te drinken geeft. Ik zie de wijze waarop Zij deze verzorgt wanneer één van hen een kleine verwonding blijkt te hebben. Ik zie Haar bezig met de ezel die Jozef heeft aangeschaft voor de tocht naar Bethlehem, en met dewelke zij een poosje na de geboorte van Jezus de lange reis naar Egypte zullen ondernemen.
Ik zie hoe Zij het zelfs niet kan nalaten, gewonde dieren onderweg (een schaap, een bokje, een vogel) te verzorgen en te koesteren, Haar geneeskrachtige kruiden en een grote dosis Hemelse Liefde op hen toe te passen, en deze (indien dit enigszins mogelijk is, afhankelijk van de aard van Haar reis) in veiligheid te brengen tot zij voldoende hersteld zijn om het leven in de natuur opnieuw aan te kunnen. Haar tedere zorg en Liefde laten zelfs de dieren niet onberoerd. Het blijkt dat ook dieren Haar afstraling van de Godheid opmerken, want het is opmerkelijk hoeveel dieren naar Maria toe komen wanneer Zij doorheen het land van Israël trekt. Zij stoot er niet één af.
In een kort visioen zag ik ooit hoe Maria een (verdwaald?) lam streelde. Het was aan de rand van een uitgestrekte weide naast een zanderige landweg. Bij Haar stonden nog enkele vrouwen, en tot één van hen, die zich kennelijk afvroeg waarom Maria halt hield om een dier te strelen en toe te spreken, zei Zij: "De harmonie binnen Gods Schepping hangt af van de circulatie van de Liefde, ook van de mensenzielen naar dieren, zelfs naar planten toe. Is het dan zo vreemd, zuster, dat de mens zich erom bekommert dat het dier hem niet zou argwanen, doch hem als vriend moge beschouwen? Zo heeft de Schepper het bedoeld. De natuur zou de mens niet vijandig gezind zijn indien de mens niets dan Liefde over de natuur mocht verspreiden. Het is de plicht van de kroon op de Schepping, Gods Liefde te vertegenwoordigen, zelfs naar dieren en planten toe". |
In de Onbevlekte Tuin leert de Schepper dat Hij Zijn eigen volmaakte zorgzaamheid ook in de natuur heeft ingestort: Het Aards Paradijs voorzag in alle noden van de mens. Het Paradijs dat Maria heet, doet dit evenzeer, en kan de zielen naar het Eeuwig Heil begeleiden. Dat deed Zij reeds gedurende Haar aardse leven. Opdat Zij de zielen aan God zou herinneren, is Zij voor alle eeuwen Draagster van de grootste heiligheid, schoonheid, zuiverheid en zorg.
2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin
Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die een liefdevolle zorgzaamheid uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar te worden opgenomen. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien.
"O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden. Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest. Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van Hart en ziel. Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde. Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid. Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel. O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God". |
O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven:
1. Meesteres van mijn ziel, niets komt zonder reden op de levensweg van een ziel, want Gods Wijsheid regelt elk contact. Ik smeek U, behoed mij voor alle slordigheid in de omgang met de dingen en de zielen die de Goddelijke Voorzienigheid onder mijn hoede heeft gesteld.
2. Meesteres van mijn ziel, voor U was elk contact een kans om zielen voor te bereiden op Gods Werken. Ik smeek U, stort in mij een diepe zin voor verantwoordelijkheid in de zorg voor, en de behandeling van, mijn kinderen of andere zielen die aan mij zijn toevertrouwd, en de dieren die op mijn levensweg komen, want zij maken deel uit van mijn levensopdracht in dienst van Gods Werken.
3. Meesteres van mijn ziel, Uw ware levensdoel bestond eruit, zielen naar God toe te leiden, opdat Zijn Rijk op aarde zou komen. Ik smeek U, wek in mijn hart Uw eigen Liefde jegens alle schepselen van God, opdat ik mijn leven moge leiden als een ononderbroken offerande van mijzelf voor hun Heil, en als een waardig vertegenwoordiger van God in hun leven.
4. Meesteres van mijn ziel, U was een steun en toevlucht voor alle zielen die met U in aanraking kwamen. Ik smeek U, laat Uw eigen Hart in mij kloppen, en bekom mij de ware bezieling door Gods Geest, opdat ik in zielen het goede tot rijping moge helpen brengen, en hen in woord en daad moge stimuleren om tot volledige ontplooiing te komen in hun roeping voor Gods Rijk.
3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel
De tulp kan de meeldraden slechts beschermen in de mate waarin haar bloemblaadjes soepel en sterk zijn onder de winden der wereld. U kunt de zielen op Uw levensweg slechts de ware zorg bieden in de mate waarin Uw weerbaarheid tegen de dingen der wereld groter wordt, want de zorgzaamheid die Gods Hart bevalt, vergt een positieve ingesteldheid die helemaal geïnspireerd wordt door het verlangen om het beste naar boven te brengen in alle zielen, opdat zij op hun beurt sterker zouden worden bij het trekken van Gods kar over de wegen naar Zijn Rijk op aarde.
Dit zaad kan in U tot rijping worden gebracht door twee richtlijnen voor ogen te houden:
|
25e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria
voorkomendheid en hulpvaardigheid
1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin
De gekwelde ziel vindt in de Onbevlekte Tuin bescherming, beschutting en troost in alle mogelijke vormen. Elk bezwaard hart, elke noodlijdende ziel, elke ziel die om welke reden dan ook een toevluchtsoord, een oord van geborgenheid of een oord van herbronning zoekt, vindt er de uitgestrekte loofwouden met hun breed bladerdek als symbool voor totale beschutting, voor het opgenomen-worden in een kracht die de ziel op de tederste wijze als het ware in zich sluit, in een omhulling van Leven.
De loofbomen met een breed bladerdek staan voor Maria symbool voor de hulpvaardigheid en de gastvrijheid: Zij schermen de zielen af tegen de slagregens der wereld, de nijpende nood van het lichaam, en herbergen hen wanneer zij zich elders onbeschut voelen.
De Onbevlekte Tuin is verder eveneens bezaaid met talloze soorten prachtige sierheesters, symbolen voor de voorkomendheid en de troost, omdat zij vaak reeds de lente aankondigen nog vóór de winter voorbij is, en dus met hun troostvolle bloemenpracht als het ware vooruitlopen op de nood van de zielen nog vóór deze goed en wel beseffen dat zij een nood hebben: De sierheesters bieden reeds de eerste vertroosting van de lente terwijl de waarnemer de idee van de naderende lente nog niet tot zich heeft durven laten doordringen.
Haar hele aardse leven lang zal de Hemelse ziel van Maria het als de bekroning van Haar Zelfofferande aan God beschouwen wanneer Zij Zichzelf in alle opzichten kan uitpersen voor Haar medemens. Zij is Zelf arm, doch geeft van Haar kleine bezit nog allerlei dingen weg, en geeft vooral de Hemelse kracht en Hemelse inzichten uit Haar ziel aan de noodlijdende. Elke ziel die bij Maria komt met nood, gaat ten minste in de ziel verlicht van Haar heen, vervuld met nieuwe inzichten.
Hoewel Zij Zich op meesterlijke wijze afsluit voor de indrukken die vanuit de wereld op Haar afkomen, lijkt Zij een soort extra zintuig te bezitten voor het aanvoelen van nood en behoefte aan hulp. Reeds als klein kind lijkt het erop dat Maria uitgerekend te vinden is waar mensen hulp kunnen gebruiken. Zij springt Haar moeder Anna bij in het huishouden. Geregeld biedt Zij met gretigheid Haar diensten aan als 'boodschappenmeisje' tussen moeder Anna en vader Joachim, wanneer deze laatste ergens (soms kilometers ver) op het veld is met een aantal schapen. Niet zelden blijkt Zij ook 'toevallig' aanwezig in het dorp wanneer daar één of andere oudere dame of heer dringend hulp nodig heeft doch de eigen kinderen of kleinkinderen met geen ogen te bespeuren zijn.
Gedurende Haar jaren als Tempelmaagd te Jeruzalem biedt Zij Zichzelf vaak aan als vrijwilligster voor het uitvoeren van werkjes die de meeste andere tempelmaagden schuwen. Geregeld zal Zij Haar opzichtster, wanneer deze zegt: "Het is nog lang niet jouw beurt, Maria", verwachtingsvol, met glinsterende ogen antwoorden: "Ik smeek U, God verlangt dit van Mij. Indien dit niet zo was, zou op dit ogenblik niet Ik, maar één van Zijn andere dienaressen vóór U staan. Staat U Mij toe dat Ik Hem niet teleurstel". Zij zegt dit op een zo betoverende toon dat geen ziel Haar verzoek zou kunnen weigeren.
Zo springt Zij ook meermaals vrijwillig in om naast Haar eigen taken ook deze van één, en zelfs twee, zieke maagden over te nemen, zodat Zij gedurende dagen en zelfs weken van de dageraad tot laat in de avond aan het werk is. Wanneer Haar opzichtster Haar dit wil verbieden omdat Zij Haar vermoeidheid niet kan blijven verbergen en de bejaarde dame ook meent dat Maria Haar andere plichten (bijbellectuur en gebed) zal moeten verwaarlozen, zie ik Maria vóór haar op de knieën gaan en met aandrang zeggen: "Ik bid U, wil Mijn onwaardigheid niet straffen door Mij de gelegenheid te ontnemen om de God van Israël te dienen, opdat Hij ook in Zijn laagste Dienstmaagd Zijn welbehagen moge vinden. Ik beloof U, Ik prijs Zijn heilige naam ook tijdens het werk, en Ik ben bereid om U te overtuigen van Mijn vorderingen in de kennis van de Schrift, telkens het U moge behagen". Dit zegt Zij terwijl Zij reeds bij Haar geboorte een volmaakte kennis van de Schrift bezat, doch dit uit nederigheid aan niemand kenbaar wilde maken. Na Haar lange dagtaak bidt Zij nog langdurig geknield om "vervolmaking, opdat Ik U morgen waardig moge dienen". Het is bij één van dergelijke gelegenheden dat ik Haar ’s nachts bezoek zie krijgen van een duivel (16e wandeling). |
Overal waar Zij Zich bevindt, is Maria als een laaiende Vlam van Liefde, een Hemels bladerdek van hulp, beschutting, bemoediging, steun, troost, geborgenheid. Voor elke vorm van nood in ziel, hart, geest of lichaam, vinden vele zielen de weg naar Haar. Zij bezit een machtige gave van genezing, door handoplegging en zelfs door eenvoudige akten van Haar Wil, maar slechts enkele zielen zullen dit ooit weten. Geregeld past Zij deze gave toe, doch Zij leidt hierbij de aandacht van Zichzelf af door tegelijkertijd de zieke Haar geneeskrachtige kruiden te drinken te geven of een verband met geneeskrachtige zalf aan te leggen.
Intussen 'bewerkt' Zij het ziekteproces langs de geestelijke weg. Wanneer de zieke Haar (doorgaans verrassend spoedig) dankt en looft voor Haar werk, maakt Zij hiervan gebruik om God te prijzen: "Prijs onze God, Die deze kruiden heeft gezaaid in Zijn tuin die 'aarde' heet, en Die je door hen in aanraking heeft gebracht met Zijn genezende Liefde". Door deze poging om alle eer van Zich weg te leiden, doet Zij overigens de waarheid geen geweld aan, want Zij bewerkt de genezingen inderdaad door de Liefde.
Ik zie Haar de geneeskrachtige zalven en tincturen eigenhandig bereiden, op basis van planten uit Haar eigen tuin en uit de bloemrijke natuur van vele landstreken van Galilea. Ik zie Haar voor de bereiding van zalven deze bloemen laten trekken en het aftreksel vermengen met olie, terwijl Zij vurig bidt en God vraagt dat Zijn genezende Liefde in deze medicijnen moge rusten. Bij de verzorging van zieken zorgt Zij in de eerste plaats zo mogelijk voor een atmosfeer van stilte, rust, gebed, en lofprijzing aan God.
Regelmatig zie ik Haar bijspringen in allerlei kleine werken in dienst van buurvrouwen. Alle werken die Zij verricht in dienst van anderen, omkleedt Zij met gebeden, zelfs zachte gezangen over religieuze thema’s. Ik hoor Haar als Vrouw van ongeveer twintig jaar oud zachtjes bepaalde zelfgemaakte gebeden zingen met een stem als een nachtegaal. Dergelijke gezangen zal Zij eveneens laten horen wanneer Zij zieke kleine kinderen 'behandelt'. Van Haar gezangen gaat een buitengewoon rustgevend effect uit.
Maria aanvaardt nooit geld voor een dienst. Hooguit staat Zij Haar medemens toe dat deze Haar iets in natura schenkt, vooral wanneer Zij oordeelt dat Zij hiermee Jozef of Jezus vreugde kan bereiden (iets wat Zij kan gebruiken in de keuken, of om een kledingstuk te maken). Zij schuwt dus beloningen voor Zichzelf, maar aanvaardt deze wel wanneer Zij er een mogelijke bron van vreugde voor anderen in ziet. Zo zijn de zielen die Maria’s weldaden ervaren, met geen duizend te tellen, en diegenen die Haar hulp in het verborgene ontvangen (door stil gebed, offers, verstervingen en boetedoening) zijn minstens even talrijk.
Maria wacht niet om in te grijpen tot een bepaalde nood reeds haar uitwerkingen merkbaar heeft gemaakt. Zij zal vaak reeds inpikken op de nood op het ogenblik waarop deze nog bezig is, te ontstaan. In de eerste dagen van het Openbaar Leven van Jezus is Zij, evenals Jezus en de eerste van Zijn apostelen, te Kana op een bruiloft. Zij merkt daar op een gegeven ogenblik dat de gasten zo goed als zonder wijn zijn gevallen, en verricht daar Haar eerste akt van publieke Voorspraak door tot Jezus te zeggen "Ze hebben geen wijn meer". Zij zegt dit niet omdat dit Haar persoonlijk zou aanbelangen (want ik zie Haar op deze bruiloft niets anders drinken dan vruchtensap en een soort drank op basis van honingwater), doch louter omdat Zij Haar medemens geen vreugde wil ontzeggen.
Zoals te Kana, zal Maria Haar hele leven lang zijn: Zij loopt steeds vooruit op de noden van de medemens. Wanneer Jozef buitenshuis aan het werk is, staat de gastvrouw of de gastheer er vaak op dat hij met hen eet. Niettemin voorziet Maria dan steeds, hem vruchten en/of zelfgebakken honingkoeken mee te geven, vooral wanneer Zij verwacht dat hij een lange werkdag zal hebben en/of wanneer het gastgezin arm is: Zij voorziet dan zelfs in deze voedingsmiddelen voor die mensen. Tijdens het Openbaar Leven van Jezus zal Zij soms voedselpakketten klaarmaken en deze aan Jezus laten bezorgen omdat Zij weet dat Hij in het Vuur van Zijn Missie vaak 'vergeet' te eten.
De voorkomendheid is in Maria zo sterk omdat Zij een buitengewoon groot vermogen bezit om Zich in de situatie en de behoeften van Haar medemens in te leven, evenals een totale zelfverloochening, een absolute zin voor naastenliefde en een volmaakt geopend Hart. Hierdoor is Maria Haar leven lang een levend teken van opvoeding in de naastenliefde: Ieder die Haar bezig ziet, wordt zonder woorden in het hart geraakt door Haar inzet en de wijze waarop Zij er altijd is wanneer een medemens opvang nodig heeft in noden onder de meest uiteenlopende vormen. Zo blijft Zij Haar leven lang een wandelende Spiegel van Gods Tegenwoordigheid voor Haar hele omgeving.
Het brede bladerdek in de Onbevlekte Tuin is het schild van troost, hoop en geborgenheid dat de ziel ervaart wanneer zij zich aan Maria toevertrouwt. Maria stelt de handelende en vooruitziende Liefde van Gods Voorzienigheid op zo volkomen wijze tegenwoordig, dat de zielenbloem zich reeds voelt ontsluiten louter door de zekerheid van Haar Aanwezigheid.
2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin
Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die een onvermoeibare hulpvaardigheid uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar te worden opgenomen. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien.
"O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden. Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest. Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van Hart en ziel. Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde. Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid. Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel. O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God". |
O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven:
-
Meesteres van mijn ziel, geen mens kon U met noden benaderen en niet ten minste verlicht van U heengaan. Ik smeek U, stort in mij het onblusbaar verlangen om mijn medemens bij te staan in al zijn noden, en daarbij mijn eigen behoeften achterop te stellen.
-
Meesteres van mijn ziel, voor U was naastenliefde ware zelfofferande tot het uiterste toe. Ik smeek U, wek in mij de zelfverloochening die mij ertoe zal aansporen om het kruis van mijn naaste te helpen dragen, opdat hij zijn levensopdracht kan blijven vervullen. Moge ik hierdoor Gods Plan van Heil dichter bij zijn verwezenlijking brengen.
-
Meesteres van mijn ziel, elk noodlijdend wezen, zonder uitzondering, raakte de kern van Uw Hart. Ik smeek U, verdrijf uit mij alle ongevoeligheid en onverschilligheid voor het lot van mijn medemens.
-
Meesteres van mijn ziel, Uw Hart liet U geen rust tot de nood van een naaste gelenigd was. Ik smeek U, laat mij, zoals U, oog hebben voor de nood van mijn medemens nog vóór deze mij om hulp kan vragen of de nood hem werkelijk bedreigt.
-
Meesteres van mijn ziel, naastenliefde was voor U een voorrecht. Ik smeek U, wek in mij de oprechte vreugde in de belangeloze dienstbaarheid jegens mijn naaste.
-
Meesteres van mijn ziel, U bent voor alle eeuwen als een bos van beschutting en toevlucht. Ik smeek U, maak mij in Uw navolging tot een oord van toevlucht, troost, bemoediging en geborgenheid, en tot een teken van Gods Voorzienigheid en Liefde.
3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel
Hoe klein Uw zielentuin ook is, toch heeft de Schepper in hem de ruimte voorzien voor de aanplanting van grote loofbomen en sierheesters die Uw medemens tot steun, bemoediging en troost kunnen worden. Nodig is hiertoe slechts dat U voldoende groothartig bent. Groothartigheid is in deze zin te beschouwen als de gesteldheid die God ertoe aanzet om Uw zielengrond uit te breiden om U in staat te stellen om in Uw ziel een 'schuilbos' in te richten voor Uw medemensen.
Hoe maakt U Uw ziel klaar om de hulpvaardigheid en voorkomendheid in U te laten groeien?
|
26e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria
trouw
1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin
Gods Schepping stelt de zielen een zichtbare en tastbare bevestiging voor ogen voor de Waarheid over Zijn eeuwigdurende, onovertrefbare Liefde. De Schepping is een bouwwerk dat bestaat uit ontelbare miljarden elementen die ieder op zich blijk geven van een onvoorstelbare genialiteit. Deze elementen werken samen, en passen in elkaar, als een systeem dat slechts in stand gehouden kan worden indien het wordt bestuurd door een Wijsheid die deze van mensen oneindig ver overtreft.
God is niet louter een Kunstenaar, want de kunstenaar schept dingen om zich te uiten en behagen te scheppen in het product van zijn handen. God heeft alles geschapen opdat het zou functioneren om naar een welbepaald doel te leiden: een harmonieus geheel dat Zijn Rijk ook op aarde kan grondvesten. Vóór de erfzonde maakte de aarde daadwerkelijk deel uit van Gods Rijk.
Om Gods Rijk in stand te houden, is echter noodzakelijk dat de essentie van het Goddelijk Leven, de Liefde, doorheen alle elementen, en tussen hen onderling, stroomt in onbelemmerde mate. Deze voorwaarde is door het menselijk geslacht buiten werking gesteld door de erfzonde. Alle zonde onderbreekt de stroming van de Ware Liefde, zodat het Goddelijk Leven aan kwaliteit begint te verliezen en God niet langer toegelaten wordt als onverdeelde Meester van de Schepping.
De Schepper had de eerste mensenzielen gemaakt om koning en koningin over de hele Schepping te zijn. Hij sloot met hen een verbond volgens hetwelk God Eigenaar van alles zou blijven, doch de mens het beheer over dit alles onder zijn hoede zou krijgen. De mensenziel als ambassadrice van het Rijk Gods. Door de erfzonde werd dit verbond verbroken: De ambassadrice werd ontrouw jegens haar Heer, en de Schepping kon de mensenziel niet langer aanvaarden als meesteres, uitvoerster van Gods Beschikkingen op aarde.
God heeft Zijn heilig verbond met de mensheid vernieuwd: Hij heeft verordend dat Hij in de figuur van Jezus Christus als God-Mens op aarde zou komen om een menselijk leven van totale en volmaakte uitboeting van de breuk in het verbond te leiden, tot instelling van een Nieuw en eeuwigdurend Verbond. Om dit te verwezenlijken, heeft God eerst een allerheiligste Ark gebouwd in dewelke de mensheid het Nieuw Verbond in waardigheid zou kunnen ontvangen: Maria, Ark van het Nieuw Verbond, wedergeboren Aards Paradijs, Teken van de nieuwe en onverbrekelijke trouw tussen de mensenziel en de Schepper.
Zie met welke heiligheid, met welke schoonheid en met welke verrukkingen de Ark van het Nieuw Verbond is bekleed. In deze Ark, de Onbevlekte Tuin, vinden wij de weelderige varens als tekenen van standvastigheid in de trouw. De varen is een taaie plant die een lang leven kan leiden, ook onder moeilijke omstandigheden. Hij is een plant die reeds overvloedig opschoot in het Aards Paradijs, doch in de Onbevlekte Tuin een totaal nieuwe betekenis heeft gekregen. Hij omzoomt het Paleis van de nieuwe, eeuwigdurende Koningin en Meesteres van de Schepping, Die op grond van het Nieuw Verbond God naar de Schepping toe vertegenwoordigt, en regeert met een luister en macht die in de volheid van de tijd alle duisternis definitief uit deze 'buitenpost' van Gods Rijk zal verjagen. De slang, die het Aards Paradijs heeft verontreinigd en aan de basis lag van de breuk in het heilig verbond tussen de mensenzielen en God, zal onder de voeten van deze Draagster van Gods macht de ultieme vernedering ondergaan.
Trouw is de volharding in de naleving van een verbond. Deze deugd bepaalt in hoge mate de rang van heiligheid die een ziel bereikt. De Goddelijke Voorzienigheid onderwerpt alle zielen aan veelsoortige beproevingen, de hele duur van het aardse leven lang. Er is sprake van echte trouw wanneer de ziel ondanks al deze beproevingen geen reden ziet om het verbond te verbreken, met andere woorden: om 'het spel niet langer mee te spelen' en een eigen koers te varen die haar in bepaalde (of in alle) opzichten afsnijdt van de bedoelingen die God met haar had.
Maria’s trouw jegens God is volmaakt. Zij weet waarvoor Zij leeft en strijdt. Zij leidt een leven in de vurigste bezieling, aanvaardt en verwelkomt alle beproevingen, en bekrachtigt Haar keuze op het ogenblik waarop Zij tot de engel Gabriël zegt: "Mij geschiede naar Uw woord". Zij weet dat Zij door God geroepen is voor een leven als Moeder van Hem die Zich tot het uiterste zal moeten geven voor de goedmaking van de breuk in het eerste verbond, en dat Zij dus evenmin een gemakkelijk leven zal leiden. Dit schrikt Haar geenszins af om standvastig te blijven in Haar overtuigingen.
God is ALLES voor Haar, en Zijn Plan van Heil is voor Haar zo heilig, zo allesoverheersend, dat Zij letterlijk tot alles bereid is om Haar aandeel ertoe bij te dragen, tot en met de totale zelfofferande. Zij zal Haar hele leven, elk ogenblik van elke dag en nacht, besteden voor Gods Werken. Om deze reden doordringt Zij ALLES wat Zij doet en zegt, denkt, voelt en nastreeft, met gebed, versterving, offers en boete, en met stichtende woorden waarmee Zij alle zielen op Haar levensweg met Gods Liefde in contact zoekt te brengen.
De Schepper heeft Haar begiftigd met onvergelijkbare vermogens om dit doel in optimale mate te verwezenlijken, maar omdat ook Maria (zoals elke ziel) een vrije wil heeft, is God in de uitwerking van Zijn overweldigend groot Plan met Haar nog steeds afhankelijk van Haar trouw. Hoe zal Maria Haar verbond met God naleven? Zij voldoet aan elke wenk die de Goddelijke Voorzienigheid Haar geeft in alle situaties en gebeurtenissen op Haar levenspad. Zij bewijst Haar trouw zowel rechtstreeks naar God toe, als via de zielen met wie Zij in contact komt en die God op één of andere wijze onder Haar hoede stelt (hetzij voor langere, hetzij voor korte tijd).
Jegens God toont Zij de volmaaktheid van Haar trouw door nooit enige gelofte te breken. Als kind van niet eens ten volle drie jaar verbaast Zij plots Haar moeder Anna door op een zeer fijngevoelige wijze te danken voor de eer wanneer deze voor Haar honingkoeken en andere zoete hapjes heeft klaargemaakt. Het klein meisje zegt, tot onbeschrijflijke verbazing van verscheidene mannen en vrouwen die bij Anna en Joachim aan tafel zijn genodigd: "U zult mij willen vergeven, lieve mama, wanneer Ik U, in Tegenwoordigheid van de God van onze voorvaderen, Mijn verlangen kenbaar maak om voortaan geen suikergoed of gebak meer te eten, opdat Hij moge weten dat Hij de enige zoetheid van Mijn Hart is". Wanneer één van de aanwezigen Haar voorstelt om deze regel pas na de bijeenkomst ingang te laten vinden, antwoordt Zij heel lieftallig: "Ik kan aan Uw verlangen niet beantwoorden, want indien God had gewild dat Ik pas na deze maaltijd aan Zijn verzoek gevolg zou geven, had Hij het Mij pas na deze maaltijd ingegeven". |
Maria zal Haar leven lang geen gebak meer aanraken, noch om het even welk voedsel dat ook maar enigszins doet denken aan een versnapering, snoep of genotmiddel. Zij raakt zelfs Haar zelfgebakken honingkoeken niet aan, Zij bereidt deze louter voor Jezus, Jozef en andere mensen. Zelfs zoete dranken zoals honingwater (dat blijkbaar in het Israël van Maria en Jezus wel bereid werd) raakt Zij slechts aan om een gastvrouw niet in verlegenheid te brengen. Aan elk onderdeel van Haar verbond met God zal Maria Haar leven lang trouw blijven.
Het verbond tussen God en een ziel is in wezen niet anders dan de levensroeping van deze ziel, waaraan zij moet zien te beantwoorden. De invulling van het verbond krijgt concreet gestalte in alle tekenen van Gods Voorzienigheid in het dagelijks leven. Ware trouw betekent dat de ziel deze tekenen in haar leven inbouwt zonder enig verzet.
De rode draad doorheen het verbond tussen God en Maria is de aanhoudende Smart: Zij zal Haar hele leven lang alle zonden, zwakheden en tekortkomingen van alle zielen op Haar levensweg ongehinderd doorgronden en in Haar Hart ervaren hoezeer deze Gods Liefde verwonden en Zijn Hart pijnigen. Zij zal zwaar lijden onder alle tegenkantingen die de Missie van Jezus ondervindt. Zij zal de onnoemelijke lasten dragen van een leven in een wereld die Gods Waarheid voortdurend verloochent en die huichelt in verband met de verwezenlijking van Gods Werken, en van de ononderbroken zware aanvallen van de satan op de Burcht van Haar Hart.
Zij heeft Zich echter volmaakt aan God gegeven, en vervult deze levenslange gelofte zonder er in één enkel detail van af te wijken. Ook via Haar medemens bewijst Zij Haar trouw jegens God. Hoewel Zij vurig had verlangd om ongehuwd te blijven en Haar leven lang in dienst van de tempel te Jeruzalem te staan, moet Zij volgens de voorschriften van die tijd op een bepaald ogenblik de tempel verlaten om te worden uitgehuwd. Zij zal Zich over Jozef ontfermen (zoals hij zich over Haar ontfermt) en zal op vlekkeloze wijze voor hem zorgen zoals echtgenoten dit in Gods ogen behoren te doen, want het huwelijk is een heilig verbond dat gesloten wordt met God als Getuige, een verbond dat meteen deel uitmaakt van het alomvattend verbond tussen God en de betrokken zielen.
Ik ben er getuige van, hoe Maria op zekere avond inpraat op een vrouw die Haar bezoekt om raad te krijgen in verband met haar huwelijk, dat in haar ogen een mislukking is:
Vrouw: "Wat moet ik doen, mijn man bemint mij niet meer zoals vroeger".
Maria: "Waarom denk je dat?" Vrouw: "Hij zegt dat ik veranderd ben sedert ik Uw Zoon heb horen prediken en Zijn tekenen heb gezien". Maria: "Weet hij dat je Mijn Zoon hebt gezien? Heb je hem iets over je ervaring verteld?" Vrouw: "Hoe zou hij het NIET hebben kunnen merken? Ik was als door de bliksem getroffen toen ik na de ontmoeting met Jezus naar huis terugkeerde". Maria: "Heeft je man zich daaraan gestoord?" Vrouw: "Hij zegt dat ik luister naar de praatjes van een gestoorde, van een heiligschenner". Maria: "Zou je willen dat hij de woorden van Mijn Zoon aanvaardt?" Vrouw: "Ja, dan zou hij zien dat ik niet meer dezelfde ben omdat ik het Licht heb gezien". Maria: "Wat wil je doen?" Vrouw: "Ik wil mijn man meenemen naar Jezus, zodra ik weet dat Hij opnieuw in de omgeving spreekt en tekenen verricht". Maria: "Doe het niet tegen zijn wil". Vrouw: "Maar... Vrouw, hoe kan ik hem dan naar het Ware Licht brengen opdat ook hij moge veranderen?" Maria: "Door je lijden aan God te geven opdat Hij het uur waarvoor Hij de bekering van je man heeft vastgesteld, moge kunnen vervroegen, en door intussen zwijgzaam te zijn en de geschenken die je van God hebt ontvangen, in stilte over je man uit te stralen. Laat Gods Wijsheid werken. Dit is de beproeving die Hij van jou vraagt". Vrouw: (kijkt verbluft naar Maria) "Maar, zou Uw Zoon hem niet beter kunnen raken?" Maria: "Dat zal Hij doen, door jouw ogen, jouw uitstraling, jouw ingetogenheid, jouw rust en Hoop". Vrouw: "Hoe kan ik intussen met mijn man leven? Mijn ervaring met Uw Zoon heeft een muur tussen ons opgetrokken". Maria: "God heeft deze fase in jullie leven voorzien omdat zij vruchten zal afwerpen". Vrouw: "Hoe kan onenigheid vruchten afwerpen die zoet en rijp zijn? Zou het niet beter zijn indien ik van mijn man zou heengaan, opdat hij en ik de Ware Vrede mogen terugvinden". Maria: "Jullie kunnen de Ware Vrede niet terugvinden, want jullie hebben deze nooit bezeten: Jullie waren nog op zoek naar het Licht, en God heeft jullie verlangen verhoord door je kennis te laten maken met Jezus". Vrouw: "Hoezo? Sedertdien leven wij juist naast elkaar". Maria: "Omdat de duisternis zich ontmaskerd weet door het Licht dat in één van jullie beiden is binnengedrongen". Vrouw: "Vrouw, ik wil ALLES doen wat U zegt, als U mij helpt om hieruit te komen". Maria: "Dan zeg Ik je: Heb je man lief, méér nog dan ooit voorheen". Vrouw: "Hoe kan ik dit? Wilt U Jezus over ons spreken?" Maria: "Jezus weet alles, geloof je dat?" Vrouw: "Ja, Vrouw, ik geloof dat Hij de Messias is, die komen moet". Maria: "Ik zal voor jou bidden. Dat doet Jezus ook reeds. Jou smeek Ik dat je je man nooit in de steek laat. Verbreek nooit, om geen enkele reden, de belofte die je God hebt gedaan toen je je leven met je man begon". Vrouw: "Kan ik dat doen?" Maria: "Je kunt het, in de mate waarin je het wilt en waarin je in Gods Liefde gelooft. Je man heeft nu het Licht van je hart nodig. Geef het hem in overvloed. Er is geen andere weg". Vrouw: "Wat kan ik verder doen?" Maria: "Geloof in Gods Voorzienigheid, en hoop vast op de komst van het Vuur in je mans hart. Van jou verlangt God drie dingen: Blijf je gelofte jegens je man en jegens God trouw, offer al je pijnen op als bloemen van Liefde, en geloof in het Werk dat God in jou begonnen is, opdat Hij het ongehinderd kan voltooien". |
Zo predikt Maria de huwelijkstrouw, de plicht om de echtgenoot nooit in de steek te laten, ongeacht de omstandigheden, omdat de band van het huwelijk een band is die gesmeed is door de Goddelijke Voorzienigheid, omdat God met die band een bedoeling heeft voor alle betrokken zielen: de man, de vrouw, de eventuele kinderen, en zelfs vele zielen buiten het gezin.
Ook Jozef had reeds blijk gegeven van verlichting door Gods Geest, toen hij na de vaststelling van Maria’s zwangerschap, wetende dat hij Haar lichaam niet had aangeraakt, Haar niettemin geen verwijt maakte, en Haar ook niet wilde verstoten, wat hij volgens de geldende wet nochtans had kunnen doen. Zijn Liefde en trouw jegens Maria waren zo groot dat hij door zijn beslissing zelfs inging tegen de gebruikelijke en algemeen aanbevolen maatregel: verstoting, zelfs steniging van de vrouw als overspelige.
Maria bleef Haar eigen geloften trouw tot in het uur van Haar levenseinde, want Zij sloot voor het laatst Haar ogen met een Hart vervuld van diep verlangen naar de voltooiing van Gods Werken in en door Haar, en als één van Haar laatste gedachten onmiddellijk vóór Zij insliep om ten Hemel te worden opgenomen, heeft Zij mij deze stille toewijding (Zij sprak toen niet meer hoorbaar), geopenbaard:
"Eeuwige God – Mijn Vader, Mijn welbeminde Jezus, en Heilige Geest Die Mijn jawoord hebt bekroond, in Uw handen beveel Ik Mijn hele leven, alles wat Ik op aarde heb mogen doen en lijden, en het vele dat Ik in Mijn nietigheid nooit heb kunnen doen maar steeds zo vurig heb verlangd te doen. Ik dank U voor Uw onmetelijke goedheid en Liefde, die Mij heeft vergund om doornen te omhelzen die de wereld rozen zullen bereiden van deze welke Jezus aan het Kruis heeft afgekocht. Ik dank U voor de voorrechten die Ik heb genoten om Uw onmetelijke grootheid te dienen met de beproevingen van Mijn leven. Moge Mijn geest verder leven in hen aan wie Ik Mijn leven heb gewijd. Nu Ik op het punt sta om terug te keren naar de Hemelse Rozentuinen, vraag Ik U om één laatste voorrecht: dat Ik voor altijd verder moge leven in zielen in wie Ik de kiem zal mogen leggen van een verbond zoals Ik er met U één heb mogen voltooien. Moge het Werk van Onze Zoon op aarde nooit verloren gaan...". |
De varens in de Onbevlekte Tuin zullen eeuwig groen en fris blijven, want Maria’s trouw reikt over de grenzen van de dood heen, zoals Zij vurig verlangt dat het ook voor de zielen moge zijn voor elke band die zij uit Gods handen aanvaarden: de band tussen echtgenoot en echtgenote, tussen ouder en kind, tussen de priester en Christus, tussen de totaal aan Maria toegewijde zielen en Maria Zelf, en tussen de apostelen van de Laatste Tijden onderling.
2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin
Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die een onverbrekelijke trouw uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar te worden opgenomen. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien.
"O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden. Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest. Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van Hart en ziel. Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde. Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid. Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel. O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God". |
O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven:
-
Meesteres van mijn ziel, Uw leven was voor U de belichaming van een heilig verbond tussen God en U. Ik smeek U, wek in mij de Liefde om elk verbond tussen God en mij na te komen en tot het uiterste te volbrengen.
-
Meesteres van mijn ziel, U beleefde Uw verbond met God ook jegens alle zielen, in wie God een kiem van Zichzelf heeft gelegd. Ik smeek U, maak mij volhardend in de gave van mijzelf aan mijn medemens wiens levensweg door Gods Voorzienigheid met de mijne is verbonden.
-
Meesteres van mijn ziel, God heeft steeds de eerste plaats in Uw leven bekleed. Ik smeek U, doordring mijn hart van de heiligheid van elke gelofte die ik jegens U en God afleg, opdat voor mij nooit iets of iemand de voorrang zou krijgen op U of Uw belangen.
-
Meesteres van mijn ziel, U bent geen ogenblik afgeweken van de weg die U moest leiden naar de verwezenlijking van Gods Plan met U. Ik smeek U, wek in mij de volhardende Liefde, die mij in staat zal stellen om trouw te blijven aan de uitvoering van alles wat U van mij verlangt, want U hebt mij tot Uw dienst geroepen, en ik wil voor U leven en sterven.
-
Meesteres van mijn ziel, tot in Uw laatste levensuur hebt U alles geofferd voor de voltooiing van Uw levenstaak. Ik smeek U, leef zo totaal in mij dat ik in staat moge zijn om in mijn laatste levensuur mijn hele levenswerk aan Uw voeten neer te leggen als een bekroning van de gunsten die U in Uw dienares hebt verwezenlijkt.
3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel
Varens zijn sierlijke planten. Zij geven een tuin iets bijzonders. Deze planten lijken iets uit te stralen dat op een gezonde zelfzekerheid wijst. Dat is ook wat uitgaat van een ziel die een heilig verbond met God heeft ondertekend en vastberaden is om de regels, inhoud en doelstellingen van dit verbond trouw te blijven: Zij bezit een gezonde zelfzekerheid, zij weet dat zij voor Gods zaak ijvert en dat God haar dan met open armen tegemoet komt in ALLES.
Hoe kunt U de gesteldheid van de oprechte, volhardende trouw in U tot ontwikkeling laten komen?
|
27e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria
tevredenheid en aanvaarding
1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin
De Schepping gaat alleen van God uit. Dat kan niet anders, want God is het Begin van alle dingen, vóór Hem bestond niets. Het is echter tekenend voor Gods Liefde, dat Hij geen vrede neemt met de uitwerking van Zijn eigen Beschikkingen, maar slechts de volheid van Zijn vreugde ervaart wanneer de schepselen tekenen van aanvaarding vertonen, zodat de vrije wil van een ziel bereid is om bruiloft te sluiten met de Wil van God, en in de Schepping alles reilt en zeilt in wederzijdse overeenkomst tussen God en de zielen. Zo ziet God het ideaal van Zijn Rijk op aarde. Zo had Hij reeds het Aards Paradijs ingericht. Zo heeft Hij het ook volmaakt vervuld gezien in Maria, de Koningin en Meesteres van alle zielen onder het Nieuw Verbond.
Het verbond dat God aanvankelijk met de zielen had gesloten, zou hierop berusten, dat de mens God zou vertegenwoordigen jegens de hele Schepping en dat hij zo het Rijk Gods op aarde zou laten bloeien, want God zou steeds in de hele Schepping voelbaar tegenwoordig zijn in de volheid van Zijn Werken. Door de erfzonde heeft het eerste mensenpaar zich onwaardig getoond om dit heilig verbond gestalte te geven. In Maria heeft God het vernieuwd. Zij zou in Haar ziel het wedergeboren Aards Paradijs dragen en Meesteres en Koningin over de Schepping worden, en God vertegenwoordigen jegens de Schepping.
God zou Haar ziel dus maken uit de pure essentie van Zijn Liefde, haar instorten in een 'onverwelkbaar' lichaam, en dit Wezen bekleden met een oneindig aandeel in Zijn macht. Als antwoord op de erfzonde en de aanstichter ervan, de opstandige Lucifer, zouden de macht, de Glorie en het Liefdesvuur van deze Vrouw nog onschatbaar veel groter zijn dan deze van de aanvankelijk voorziene koning en koningin van de Schepping, Adam en Eva.
Om Gods vreugde over deze Diamant der diamanten, deze Bloem der bloemen, deze Hemel binnen de Hemelen, volkomen te maken, had Hij ook Haar vrijwillige instemming nodig. Maria gaf Hem deze een eerste maal bij de Onbevlekte Ontvangenis van Haar ziel, en bekrachtigde deze instemming in volle bewustzijn vanuit het vlees toen de Aartsengel Haar vroeg of Zij de Moeder van de God-Mens wilde zijn. Haar hele verdere leven zou een doorlopende bekrachtiging van deze instemming zijn.
Als getuige van dit uniek gebeuren: een hoogheilig verbond tussen God en een ziel dat door deze ziel op volmaakte wijze is voltooid, draagt de Onbevlekte Tuin zeeën van prachtige, heerlijk geurende anjers, symbolen voor het feit dat Maria Haar lot heeft aanvaard als een geschenk van Gods Wijsheid, en het heeft beantwoord met alle trouwe Liefde uit Haar Hart.
Maria’s leven op aarde is één en al aanvaarding en tevredenheid. Totale aanvaarding is de gesteldheid waarin de ziel de uitwerkingen van Gods Voorzienigheid op zich voelt inwerken, of voelt hoe deze haar leven beïnvloeden, en deze onvoorwaardelijk in haar leven inbouwt. De ziel berust in Gods Beschikkingen in verband met haar leven, omdat zij doordrongen is van het feit dat deze Beschikkingen van Goddelijke oorsprong zijn, en dat God slechts het Eeuwig Heil van de ziel beoogt.
Om tot totale aanvaarding te komen, moet de ziel in staat zijn om zo blind op God te vertrouwen dat zij zich onverdeeld aan Zijn Werken in haar leven aanbiedt. Het is de gesteldheid van het oprecht en diep doorleefd 'Mij geschiede naar Uw woord'. Maria leidt Haar hele leven in totale aanvaarding. Zij zou niet anders kunnen, gezien de volmaaktheid van Haar Liefde voor God en de enige drijfveer van Haar hele doen en laten: Zichzelf totaal te geven voor de grondvesting van het Rijk Gods op aarde.
Deze ingesteldheid vergt van Haar een groot vermogen om Zich aan te passen bij de vele verrassende wendingen in Haar leven. Elke aanpassing is als een kruispunt van twee wegen: deze van Gods Wil en deze van de eigen wil. Gods Wil is het kiezen voor de inzet tot bevordering van Gods Werken. Maria aarzelt nooit om onmiddellijk te kiezen voor Gods weg.
Eén van de zwaarste wendingen van het lot is deze waarbij Haar als Tempelmaagd wordt gemeld dat Zij volgens de voorschriften de tempel zal moeten verlaten om te huwen. Toen Zij als driejarig kind in de tempel te Jeruzalem aan God werd toegewijd om een leven als tempelmaagd te beginnen, had Zij Haar prille kinderdroom in vervulling zien gaan: een leven in afzondering, in dienst aan God, met een volledig religieuze invulling van al Haar dagen. Op grond van de wetsvoorschriften kon Haar verlangen echter geen leven lang worden bevredigd. Het voorschrift om te huwen betekende eigenlijk zoveel als: in een werelds leven gestuurd worden.
Zij aanvaardde de beschikking die Haar door Haar overste in de tempel werd medegedeeld, weende weliswaar 'tranen van Vuur' omdat Zij Haar Goddelijke Geliefde niet kon blijven dienen op de wijze die Zij Zich had voorgenomen, doch Zij gehoorzaamde.
Deze radicale keuze voor de wegen van God werd door Hem beloond: Hij stond niet toe dat Zijn geheime, besloten Tuin zou worden geschonden door het huwelijk. Dus gaf Hij door een duidelijk bovennatuurlijk teken Zijn voorkeur voor een bruidegom te kennen: Jozef, evenals Maria uit het geslacht van David, het geslacht waaruit volgens de Schrift de Messias zou voortkomen.
Ik zie Jozef als een eenvoudige man, een kleine twintig jaar ouder dan Maria. Van gestalte is hij wat groter dan Maria (Zij is 1,65 m. groot). Hij heeft een zachte uitstraling en is vastberaden en toch duidelijk bescheiden in zijn spreken en handelen, ingetogen. Wanneer hij als huwelijkspartner voor Maria wordt aangeduid, zie ik hoe hij Haar benadert, met een zachte en liefdevolle glimlach, zichtbaar diep onder de indruk van Haar voorkomen en uitstraling.
Zij bekijkt hem ingetogen en minzaam, alsof Zij hem innerlijk tot rust poogt te brengen, want doordat Zij diep doorheen elke ziel kan kijken, weet Zij hoe zijn hart bonst en hoe onwaardig hij zich tegenover Haar voelt. Zij steekt hem langzaam en voorzichtig Haar rechterhand toe. Jozef, die als betoverd naar Haar heeft gekeken, alsof buiten Haar niets meer bestond, neemt Haar hand in de zijne en gaat voor Haar op de rechterknie zitten. Zij spoort hem voorzichtig aan om overeind te komen, en de beiden beginnen rustig een gesprek, zonder veel omhaal van woorden. Tussen hen hangt een atmosfeer van wederzijdse eerbied en Liefde voor het diepere.
Dit contact is een prachtig voorbeeld van Liefde van ziel tot ziel. Ziehier Gods tegemoetkoming aan Maria voor Haar keuze voor Zijn weg: Hij heeft voor Haar een man bestemd die Haar zijn hele leven lang zal benaderen met diepe verering, in opperste zuiverheid, als een dienaar (ook al poogt Zij bij elk contact of gesprek om dit laatste te verhinderen). Nooit zal hij één bloem of blad in de Onbevlekte Tuin schenden. Maria kan dus de kern van Haar verlangen blijven waarmaken: een leven in totale toewijding aan God en Hemelse Bruiloft met Hem.
Het lot zal Maria nog vele malen parten spelen. Zo ook wanneer Zij, hoogzwanger van Jezus, gezeten op een ezel, samen met Jozef naar Bethlehem moet trekken om daar op voorschrift van de keizer van Rome in het volkstellingsregister te worden ingeschreven. Het lijkt of alle elementen hen vijandig gezind zijn, want niemand heeft een plaats voor hen om te overnachten (sommigen beweren dit ook ten onrechte). Niettemin is Maria’s innerlijke rust onverstoorbaar. Zij legt de oplossing in Gods handen, en Hij leidt hen naar de plaats die het meest geschikt is voor de geboorte van de Messias: een koude verlaten grot, ver van alle gewoel van mensen. Nergens anders had de geboorte van de kleine Verlosser op een zo serene en diep doorleefde wijze kunnen plaatshebben.
Maria aanvaardt, Zij klaagt niet over de koude en het gebrek aan alle comfort, integendeel: Zij dankt God omdat Zij juist in deze omstandigheden het innigst met Hem verbonden kan zijn. Een tijdje later wordt deze rust bruusk verstoord door de waarschuwing van Gods wege, dat koning Herodes de pasgeborenen in de streek van Bethlehem naar het leven staat. Jozef krijgt een nachtelijk visioen met de melding dat hij met Maria en de kleine Jezus naar Egypte moet vluchten: een lange reis door vaak onherbergzaam land.
Jozef vertelt dit aan Maria, en opnieuw aanvaardt Zij zonder enige aarzeling, ondanks de zware ongemakken die deze reis met zich mee kan brengen. De reden voor Haar volgzaamheid: blind vertrouwen op God, vlekkeloze Liefde voor Zijn Heilsplan, en vastberadenheid om Haar levensroeping als Moeder van de Verlosser te laten bloeien tot het uiterste toe. Zij weet dat dit laatste slechts mogelijk is voor een ziel die voluit kiest voor Gods wegen, en niet aarzelt om zichzelf weg te cijferen. Zij weet dat in die omstandigheden God voor de ziel doorheen een vuur gaat en dat zij hiervoor de volmaakte uitrijping van al haar vermogens ontvangt.
Wanneer de Heilige Familie na lange tijd uit Egypte terugkeert, vestigt Zij Zich te Nazareth en neemt Haar intrek in een klein huis. Maria wende Zich onmiddellijk aan de grote ruimtelijke beperkingen van dit huis, en richtte het bovendien zo eenvoudig mogelijk in. Nochtans was Zij dit van huis uit eigenlijk niet zo gewoon geweest, want het huis van Haar ouders Anna en Joachim was merkelijk groter: Maria was van tamelijk rijke afkomst.
Wanneer Jezus dertig jaar oud is geworden, meldt Hij Zijn Moeder dat Hij in overleg met Zijn Vader en de Heilige Geest heeft vastgesteld dat het uur heeft geslagen om Zich kenbaar te maken aan het volk van Israël, en dat Hij als eerste 'publieke verschijning' naar de Jordaan zal gaan om Zich door Johannes de Doper te laten dopen, om Zich daarna gedurende enige tijd terug te trekken in de woestijn om Zijn 'Geboorte voor de Missie in dienst van het Goddelijk Heilsplan' voor te bereiden. Na dertig jaar van innig samenzijn komt deze mededeling voor Maria als een schok, maar ondanks Haar Tranen welt in Haar Hart eveneens deze mysterieuze vreugde op die Zij steeds voelt wanneer Haar feilloos inzicht in Gods bedoelingen een groot moment in de heilsgeschiedenis heeft herkend. De bliksem die Haar Hart treft, verraadt Haar dat dit een uur is dat Gods Plannen een stap verder zal brengen.
Mij is ooit de volgende scène hierover getoond: Jezus heeft Zijn mededeling gedaan, en er vallen enkele ogenblikken van stilte. Jezus staat vóór Maria, met een hand op elk van Haar schouders. Zijn blik is heel zacht. Maria staart in Zijn ogen. Haar rechterhand rust op Haar buik, terwijl de wijsvinger en middelvinger van Haar linkerhand op Haar lippen rusten. In Haar ogen blinken tranen. Het gesprek herneemt zich:
Jezus: "Geliefde Moeder, weliswaar moet het nu gebeuren, maar Ik heb Uw zegen nodig. Ik smeek U om Uw toestemming";
Maria: "Ga, Mijn Zoon... Wij weten allebei dat de Vader roept". Jezus: "U zult nooit alleen zijn. Wie Gods Werken doet, is nooit alleen. En wie in Zijn Werken toestemt, zal zijn wegen op een bijzondere wijze gezegend zien"; Maria: "Dat weet Ik, Lieveling. Niet om Mij ben Ik bekommerd. Wel om de zielen wier duisternis nu opengebroken zal worden door het Licht van de nieuwe dageraad. Daarom bid Ik, laten wij Ons offer aan de Eeuwige Wijsheid toewijden, opdat het Licht het zaad van het ware verlangen in de harten moge uitstrooien". |
Een min of meer vergelijkbaar tafereel zal zich iets méér dan drie jaar later afspelen, wanneer Jezus Zijn Moeder een paar dagen vóór Witte Donderdag in een contact onder vier ogen toevertrouwt dat het grote Uur van Zijn Passie is gekomen. Maria heeft dit echter op Palmzondag voorzien, want Zij heeft toen tegenover één van de vrome vrouwen uit het gevolg van Jezus een profetische uitspraak gedaan over het naderende einde van de Missie van de Christus (sedert een aantal jaren laat Maria Haar Myriam elk jaar op Palmzondag delen in de gesteldheid van Hart zoals Zij deze op die dag werkelijk heeft beleefd: Het is geen jubelstemming, wel integendeel, het is een ingesteldheid van diepe Smart). Niettemin treft deze melding van Jezus Haar Hart als een messteek.
Andermaal echter, zal Zij het groot gebeuren samen met Jezus aan de Eeuwige Vader toewijden als een laatste gezamenlijke totale zelfofferande. Telkens Maria op Haar levensweg een schokkende ervaring opdoet of een bruuske wending ervaart die een drastische aanpassing van Haar vergt, zal Zij deze schok dempen in het bed van een totale volgzaamheid jegens Gods Plannen. Zonder enige aarzeling zal Zij aanvaarden, omdat Zij weet dat Zij als ziel voor niets anders op aarde is dan om Gods Heilsplan te helpen voltooien.
Maria’s totale aanvaarding gaat hand in hand met een onverstoorbare tevredenheid. Wat is 'tevredenheid' eigenlijk? Het is de gesteldheid waarin de ziel 'in totale vrede verkeert' over de gebeurtenissen, ontwikkelingen en situaties in Haar leven. De ziel kan slechts tot oprechte tevredenheid komen zodra zij TOTAAL is doordrongen van de waarheid dat elke ziel slechts op aarde is om Gods Heilsplan te helpen verwezenlijken, en dat God de ziel die hierbij geen inspanning schuwt en zichzelf opzij weet te schuiven, voluit ondersteunt om in deze houding van onzelfzuchtigheid te kunnen volharden. Deze gelatenheid, berusting of totale instemming van het hart met alle wendingen op de levensweg in het besef dat het daarbij steeds gaat om beschikkingen van Gods wege, schept in de ziel de Vrede van iemand die met zekerheid aanvoelt dat hij zich nergens zorgen over hoeft te maken want dat God niets dan het beste met hem voorheeft.
Zo is Maria Haar hele leven lang. Deze ingesteldheid heeft tot gevolg dat niets Haar langdurig kan verontrusten, want reeds enkele ogenblikken na een schok bloeit in Haar opnieuw die zekerheid van het in-Gods-Hart-geborgen-zijn. Maria begrijpt reeds heel vroeg volkomen dat toeval niet bestaat, want dat ALLES door God wordt bestuurd, en dat zelfs datgene wat tegen Zijn bedoelingen indruist, zodanig door Hem wordt benut dat het, indien de ziel haar vrije wil volkomen tot Gods beschikking stelt, uiteindelijk evenzeer Gods Plannen dient.
In de Onbevlekte Tuin bloeien de anjers van de eenheid van verlangens met God. Zoals dit het geval is met bepaalde anjersoorten op warme zomeravonden, zullen zij in de levensavond van Maria op aarde een bedwelmend parfum afgeven wanneer Zij de toewijding van Haar hele voorbije leven nogmaals vernieuwt. In Haar laatste levensdagen zal God Haar aankondigen dat Hij Haar spoedig tot Zich wil roepen, en Hij verkondigt Haar dat Zij als waarlijk vlekkeloos Wezen met ziel en Lichaam ten Hemel zal worden opgenomen, ongeveer vergelijkbaar met de laatste akt van Haar Zoon op aarde. Hij zegt Haar dat Hij heeft beschikt dat Zij niet zal sterven, doch levend zal worden opgenomen, want dat dit volmaakt heilig lichaam de dood nooit mag zien. De Meesteres van al het geschapene zegt echter:
"Mijn God, onfeilbare Eeuwige Wijsheid, Mijn hele leven lang heb Ik slechts behagen geschept in het volgen van Uw wegen van Licht en Liefde. Wil Mij in het uur van Mijn overgang deze ene gunst niet ontzeggen: Wil Mij de weg van elke sterveling laten gaan, en Mijn lichaam door de dood heen tot U nemen, opdat Ik, die in heel Mijn Wezen één ben geweest met Uw Zoon, Hem ook in de dood moge volgen alvorens het Eeuwig Paradijs te betreden".
De Allerhoogste heeft in dit verlangen toegestemd, doch op een wijze die Zijn grenzeloze erkentelijkheid voor Maria’s aanvaarding en tevredenheid jegens al Zijn Beschikkingen volop tot uiting bracht: Maria’s lichaam is nooit in de letterlijke betekenis gestorven, het is 'ingeslapen', weggegleden in een diepe vervoering die leek op een coma. In hetzelfde uur nog zag Zij onafzienbare zeeën van engelen aan Haar voeten, in diepe verrukking geknield om hun Koningin en Meesteres te begroeten in de Tuin der Hemelen.
2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin
Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die een voorbeeldige tevredenheid en aanvaarding uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar te worden opgenomen. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien.
"O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden. Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest. Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van Hart en ziel. Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde. Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid. Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel. O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God". |
O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven:
-
Meesteres van mijn ziel, U hebt begrepen dat niets in een mensenleven toeval is. Ik smeek U, schenk mij Uw Hart. Leer mij blind aanvaarden wat elke dag op mijn levensweg komt, want voor God heeft alles zin.
-
Meesteres van mijn ziel, U weet dat God elk uur over elke levensweg waakt. Ik smeek U, leer mij elke onverwachte verandering in het verloop van mijn dagen te aanvaarden als een beschikking van Gods Liefde, die slechts het beste voor mij verlangt.
-
Meesteres van mijn ziel, U hebt God de kans gegeven om Uw roeping tot volmaakte rijping te brengen. Ik smeek U, bekom mij de kracht om mijn lot te aanvaarden als een weg naar Gods Hart, opdat ik mijn levensweg kan voltooien in volkomen overeenstemming met Zijn bedoelingen.
-
Meesteres van mijn ziel, U hebt een leven geleid in volmaakt besef van de waarde van elk detail op de levensweg. Ik smeek U, leer mij, mij niet op te winden telkens in mijn omgeving of in mijn leven iets gebeurt dat mij niet bevalt. Leer mij in Uw navolging alles te aanvaarden als een onderdeel van Gods Plan met mijn ziel, zelfs indien het schijnbaar onverenigbaar is met Gods bedoelingen.
3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel
Het kan flink stormen in een zielentuin. De bloesems en vruchten komen vaak niet aan Uw bomen op het ogenblik waarop U het zou willen of verwachten, en de oogst kan ten dele vernietigd worden wanneer U zich tegen de beschikkingen van Gods Voorzienigheid verzet door ontevredenheid over bepaalde wendingen in Uw leven, soms in grotere, vaak in kleine dingen. U kunt Uw grond wel helpen bewerken om een grotere aanvaarding en tevredenheid tot bloei te helpen brengen. Hoe méér U de loop der dingen op Uw levensweg oprecht aanvaardt, des te vruchtbaarder zal Uw leven in Gods ogen zijn. U kunt precies dezelfde dingen doen in stil protest of in oprechte aanvaarding, maar in het tweede geval zullen Uw vruchten in het Eeuwig Leven veel smakelijker zijn.
|
28e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria
vergevingsgezindheid
1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin
De Onbevlekte Tuin is als een Hemelse oase. Het is een afgesloten Paradijs van Goddelijke schoonheid en vruchtbaarheid. De zon van de Eeuwige Lente gaat er nooit onder. Toen deze Tuin in Gods Hart ontstond, werd hij doordrongen van heerlijkheden zoals de Schepping er nooit eerder had gezien en ook nooit zou zien. Zelfs de schoonheid van het Aards Paradijs kon deze van de Onbevlekte Tuin niet evenaren.
Hoe komt dit? De Schepper had in het Aards Paradijs de schoonheden van de ware heiligheid gelegd, doch de vertegenwoordigers van Zijn Glorie, de eerste koning en koningin, lieten de kiem der heiligheid niet de kans om sterk uit te rijpen. Nog in zijn opbloeifase werd deze kiem verontreinigd door de zonde van hoogmoed en ongehoorzaamheid: de erfzonde, die de eerste mensenzielen het recht ontnam om God te vertegenwoordigen tegenover de hele Schepping.
Wanneer God later de Onbevlekte Tuin schept, legt Hij daarin de unieke kiemen van Zijn macht, die zo snel en zo weelderig openbloeien dat de Vrouw Zich reeds in Haar eerste levensjaren op aarde de ware Meesteres van alle zielen toont. Ook de duivel wordt door de jonge Koningin voor Haar op de knieën gedwongen en wordt gedurende Haar leven op aarde zelfs enkele malen tot speelbal van Haar absolute macht over hem gemaakt, wanneer Zij hem bijvoorbeeld als meisje van twaalf jaar oud, beveelt om te knielen op de plaats die Zij met Haar vinger aanwijst, en tot Haar welbehagen voor Haar op zijn knieën te blijven zitten tot Zij zal zeggen dat hij opnieuw mag opstaan. Zij vernedert hem bij die gelegenheid totaal door hem gedurende een uur volkomen te negeren, en hem daarna te bevelen om van Haar heen te gaan.
De zwaarste vernedering zal Maria de duivel toebrengen wanneer Zij, jaren na de Hemelvaart van Jezus, met de apostel Johannes te Efese verblijft. Zij moet ongeveer vijfenvijftig jaar oud zijn. Op zekere middag, terwijl Johannes in de stad evangeliseert, zie ik Maria op een zanderige weg nabij Haar huisje kruiden verzamelen. De zon staat hoog en lijkt wat versluierd, zoals op een eerder drukkende zomerdag. Met de ogen van Haar geest ziet Zij een groepje duivels in Haar nabijheid opduiken, en ik word getuige gemaakt van de volgende scène:
Maria (spreekt plechtig, waardig): "Wat doen jullie hier, op Gods wegen?"
Woordvoerder van de duivels (geschrokken – wellicht omdat hij niet had verwacht dat een mensenziel hen kon zien – hij aarzelt, doch lijkt zich gedwongen te voelen om te antwoorden): "Wij worden in Efese verwacht"; Maria: "Voor welk werk?" duivel: "Wij hebben de opdracht, de werken van de priester van de Liefde te ondermijnen". Maria (richt Zich op en wijst met Haar rechterhand in hun richting): "Ik beveel jullie, in de Naam van Jezus Christus, kniel!" (De duivel, intens geschrokken, lijkt samen met zijn gezellen te willen vluchten, en kan geen woord uitbrengen). Maria: "Ik zeg: kniel! Jullie zullen niet eerder opstaan dan op het ogenblik waarop Ik het wil". De duivelen knielen neer. Ik zie hoe Maria gedurende lange tijd over en weer blijft kuieren en doorgaat met Haar werk. Af en toe werpt Zij een blik op het groepje neergeknielde duivels. Ik zie hen steeds nerveuzer en onrustiger worden, doch zij lijken zich slechts minimaal te kunnen verroeren. Wanneer de zon reeds een heel stuk dieper staat, zie ik het vervolg: duivel: "Vrouw, wij vragen U om de toelating om op te staan en heen te gaan"; Maria: "Het behaagt Mij nog niet". Nog een stuk later (de zon gaat bijna onder): Ik zie Maria nauwelijks een meter van de duivels vandaan staan. Ik zie dat deze met het voorhoofd tegen de grond gaan liggen, in de richting van Haar voeten. Hun woordvoerder spreekt opnieuw, op klaaglijk smekende toon: duivel: "Vrouw, U hebt ons overwonnen. Wij belijden dat wij totaal in Uw macht zijn. Wij geloven dat U de Vrouw bent, Zij voor Wie wij moeten knielen. Wij smeken U dat het U moge behagen om ons uit Uw macht te bevrijden en van U heen te gaan"; Maria: "Jullie zullen gaan, doch Ik wil jullie niet in Efese, noch in de omgeving ervan, Ik wil jullie in de hel. Lof zij Jezus Christus". |
Deze scène uit het leven van Maria illustreert de diepgang van Haar daadwerkelijke macht over de satan en zijn hele gevolg. Niet alleen zal Zij een leven leiden in volmaakte afwezigheid van zonde, bovendien zal Zij tijdens Haar aardse leven verscheidene malen de duivelen bevelen geven die deze tot in elk detail moeten gehoorzamen. In de Onbevlekte Tuin is het dus nooit avond of nacht geworden. Erbuiten echter wél, bij elke zonde en bij elke ondeugd. Maria is vaak het slachtoffer van de zonden van anderen. Zij aanvaardt echter alles als uitingen van de Goddelijke Voorzienigheid, en Zij vergeeft, ontelbare malen en tot het alleruiterste toe.
In de Onbevlekte Tuin wordt dit aangetoond door de aanwezigheid en bloei van de nachtschone, mooie trompetvormige bloemen met een roze-rode, gele of witte kleur. Naarmate de avondschemering nadert, begint de nachtschone verder open te gaan. Hierin schuilt een symbool voor de vergevingsgezindheid: De ziel die vergeeft, is een ziel die onder de invloed heeft gestaan van de duisternis van ondeugd, tekortkoming, nalatigheid of zonde, doch die deze duisternis beantwoordt met het openen van het eigen hart om te vergeven.
Vergeving schenken, is een akt van Liefde jegens de medemens die een heel grote zelfoverwinning kan vergen, want vergeven kan in de ziel aangevoeld worden als een goedkeuring van datgene wat haar is aangedaan. In werkelijkheid echter, is vergeving een groot teken van God voor het feit dat de zonde door niets méér 'afgestraft' wordt dan door de Liefde. Vuur (zonde) bestrijdt men niet door nog méér vuur (woede, wrok, ruzie, bitterheid) doch door water (hier de Liefde). De 'zondaar' wordt hierdoor in het hart geraakt, en kan (indien hij de genade degelijk in zich opneemt) zelf tot de conclusie komen dat hij heeft misdaan en het zijn medemens verschuldigd is om het goed te maken.
In Maria bloeit de nachtschone weelderig, want Zij zal Haar leven lang alle duisternis om Zich heen beantwoorden met de uiterste Liefde van de vergeving. Reeds als kind blijkt dat Zij tegenover Haar vriendinnetjes geen ogenblik wrok koestert wanneer deze Haar verkeerd behandelen in het spel. In dergelijke gevallen verbaast Zij hen met een verwijzing naar het verdriet dat Zij God aandoen wanneer zij tekort schieten in de naastenliefde.
Tijdens Haar verblijf in de tempel te Jeruzalem zal de jonge Maria op zeker ogenblik worden gestraft voor een overtreding die Zij nooit heeft begaan: Een meisje liegt tegenover de opzichtster door te verkondigen dat Maria op een avond stiekem een jongen heeft ontmoet. Zij zegt dit blijkbaar in een poging om te verbergen dat zij zelf diegene is die deze overtreding heeft begaan. Maria valt het liegende meisje niet aan, doch ik zie Haar vóór Haar opzichtster neerknielen en hoor Haar zeggen: "Meesteres, straft U Mij indien U daar welbehagen in vindt. Ik smeek U, met U te mogen bidden opdat onze God moge verhoeden dat ooit enige ziel in de tempel verstoken moge blijven van de kennis van de Waarheid. Ik vraag U om de toelating, Mij in Mijn kamer terug te mogen trekken om daar de overtreding uit te boeten voor het oog van God".
Hoewel duidelijk is dat de opzichtster overtuigd is van Maria’s onschuld, behoudt zij de straf die zij aanvankelijk over Maria had uitgesproken, in overeenstemming met de voorschriften, en Maria verricht de hele avond boete. Opmerkelijk genoeg komt reeds de volgende dagen de waarheid aan het licht. Maria heeft echter geen enkele wrok gekoesterd, heeft Haar straf aanvaard en uitgevoerd, en vergeeft Haar mede-tempelmaagd met een omhelzing. Wanneer deze Haar uit schaamte aanbiedt om een deel van Maria’s werk over te nemen tot goedmaking, doet Maria integendeel het tegenvoorstel dat Zij het werk van de schuldige samen met haar wil verrichten. Zij doet dit om nieuwe banden van Liefde te smeden. Zo zal het heel Haar leven lang zijn: Maria Die ernaar streeft, Leven te geven wanneer duisternis de harten bedreigt. |
Tussen de gevangenneming van Jezus en Zijn Kruisdood op Calvarie wordt Haar vergevingsgezindheid tot het uiterste op de proef gesteld. Zij zal geen negatief woord uitbrengen, hoewel Zij daar zeker toe wordt verleid, want verscheidene zielen pogen Haar te troosten door (vooral op de avond van Goede Vrijdag) tot Haar te zeggen hoezeer zij de farizeeën en de leden van het Sanhedrin verfoeien voor hun schandelijke beslissing en daden. Maria antwoordt slechts in één richting: dat veel gebed en offers nodig zijn voor de zielen van het volk van Israël. Zij maakt niemand ook maar enig verwijt.
Zij uit evenmin enig negatief woord jegens de verblinde zielen die tijdens het Openbaar Leven van Jezus aan het adres van Jezus en van Haarzelf afbrekende commentaren uiten. Ooit zie ik hoe een man niet ver van Maria’s huis vandaan, in het publiek voor Haar neerknielt en Haar dankt voor de hulp die Zij zijn echtgenote heeft geschonken. Ik zie hoe een voorbijganger (ook een man), die de woorden niet kan hebben gehoord doch wel deze deemoedige handeling van de man aan Maria’s voeten heeft gezien, een schampere opmerking maakt waaruit onmiskenbaar blijkt dat hij Maria voor een vrouw van lichte zeden houdt.
Gelijkaardige verwijten zal Zij ook verscheidene malen te horen krijgen wanneer Zij naast Maria Magdalena over de wegen van Israël loopt, Maria Magdalena wordt herkend als 'de prostituee van Bethanië', en Maria er openlijk van verdacht wordt dat Zij een 'collega' van Magdalena is. Zij zal Haar heldhaftige vergevingsgezindheid met de grootste klem in de harten prenten wanneer Zij gedurende de eerste tijd van de jonge Kerk de feitelijke macht uitoefent doordat vele beslissingen in strijdvragen tussen de eerste christenen door Petrus aan Haar worden overgelaten. Hoewel Maria nooit de beslissingen van Petrus aanvecht of bewust beïnvloedt, zal Zij in de eerste plaats de vergevingsgezindheid tussen strijdende partijen benadrukken.
De nachtschone verwijst in haar naam reeds naar de ware aard van Maria: Zij is 'de schoonheid te midden van de duisternis'. Wanneer de duisternis van de negativiteit zich om Haar heen sluit, opent Zij Haar Hart en laat het Hemels Licht van de vergeving uit Zich stromen. In de 9e wandeling (boetvaardigheid) hebben wij Maria leren kennen als een 'Transformator': een omzetter van negatieve in positieve dingen. Ook in Haar vergevingsgezindheid vervult Zij deze rol: Tegenover duisternis stelt Zij Licht. Zij ziet de mensenziel nooit als oorzaak van de duisternis, doch als verblinde, misleide uitvoerster ervan.
De oorzaak is de satan. Om deze reden zal Zij de verblinde ziel niet een tweede maal tot slachtoffer maken door ook nog eens met negatieve woorden of negatief gedrag te reageren. Zij zal integendeel de schuldige met Liefde omhullen om deze zo te openen voor de ware bekering. De enige die Zij, wanneer Zij daar de gelegenheid toe krijgt, zal straffen, is de aanstichter van alle kwaad: de duivel en zijn gevolg. Haar macht over dezen is zo totaal dat geen enkel spoor van duisternis zich ooit in de Onbevlekte Tuin bemerkbaar kan maken.
Wie tot Haar komt met duisternis, gaat van Haar heen met Licht. Zo zal het blijven in alle eeuwigheid.
2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin
Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die een uiterste vergevingsgezindheid uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar te worden opgenomen. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien.
"O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden. Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest. Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van Hart en ziel. Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde. Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid. Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel. O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God". |
O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven:
-
Meesteres van mijn ziel, in U heeft de vergevingsgezindheid in absolute volmaaktheid geheerst. Ik smeek U, schenk mij de kracht om mij oprecht te verzoenen met elke ziel die jegens mij heeft misdaan.
-
Meesteres van mijn ziel, al het negatieve dat op Uw Hart afkwam, werd door U veranderd in Hemels Licht. Ik smeek U, laat Uw Hart in mij kloppen, opdat ik in staat moge zijn om kwaad met goed te vergelden, en duisternis te beantwoorden met Licht.
-
Meesteres van mijn ziel, elke ziel die U kwaad deed, sloot U in het Hart. Ik smeek U, leer mij, mijn medemens zijn misstappen jegens mij niet aan te rekenen, opdat ook mijn misstappen mij door God niet mogen worden aangerekend, en mijn medemens zelf door mijn offer van vergeving bevrijd moge worden uit de greep van de duisternis.
-
Meesteres van mijn ziel, U bent de Meesteres van de volmaakte Liefde. Ik smeek U, genees mij van elke wrevel, wrok, rancune, onverzoenlijkheid, wraakzucht of bitterheid jegens mijn medemens, want ik geef U mijn hart, mijn hele verleden en alle pijnen, verwondingen en teleurstellingen die ik ooit door toedoen van medemensen heb opgelopen.
3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel
Vergevingsgezindheid verleent Uw zielentuin een fenomenale bloeikracht, omdat vergeving slechts wordt gegeven vanuit een hart dat in staat is om Licht te brengen waar duisternis heerste. Wanneer zij bereid is om deze stap te zetten, opent de ziel hierdoor haar eigen deuren voor een instroming van Goddelijk Licht. Het is deze instroming die ervoor zorgt dat de vergeving niet alleen de andere ziel kan bevrijden, maar ook de vergevende ziel zelf. De waarde van vergevingsgezindheid is in Gods ogen onschatbaar.
Hoe kunt U Uw ziel leren openen voor een leven in oprechte vergevingsgezindheid?
|
29e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria
vredelievendheid en solidariteit
1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin
Maria wordt vaak vergeleken met een duif. Een duif is zacht en doet geen wezen kwaad. Zij is vredelievend. De vredesduif wordt afgebeeld met een olijftakje in de bek. In de Onbevlekte Tuin, dit oord van volmaakte Hemelse Vrede, bloeit de olijfboom als een eeuwig teken tegen alle onvrede, onenigheid, verdeeldheid. De olijfboom staat hier voor de Ware Vrede, de Vrede van Christus, de Vrede van hart die zo diep geworteld zit dat zij alle doen en laten, alle woorden, gedachten en gevoelens van de ziel beheerst, en inwendig voor een zo diepe rust en sereniteit zorgt dat de ziel haar omgeving inspireert tot eenheid en onderlinge verstandhouding.
De ene Waarheid van God zoals deze door Jezus is verkondigd, is doordrongen van deze gesteldheid: God verlangt eenheid. Hij heeft alle schepselen samen op de wereld geplaatst opdat zij in onderlinge harmonie zouden leven. Gods Rijk kan pas definitief op aarde worden gegrondvest wanneer de zielen bereid zijn om uit hun onderlinge verdeeldheid weg te groeien. Zijn Plan van Heil voor de zielen kan pas worden voltooid in de mate waarin de zielen samen willen werken naar dit ideaal toe.
Daarom bloeien in de Onbevlekte Tuin naast de olijfbomen eveneens vele soorten veldbloemen als symbolen voor de solidariteit. Veldbloemen bloeien vaak in verscheidene soorten en in grote aantallen door elkaar heen in velden en weiden. Zij zijn eenvoudig, doch puur natuurlijk: Geen mens zaait hen, zij schieten spontaan op waar Gods Voorzienigheid hen terecht laat komen. Bovendien bloeien zij vreedzaam en vaak in grote hoeveelheden, naast andere gewassen, als een symbool voor eensgezindheid.
Aanschouw de Onbevlekte Tuin op aarde. Zij bewerkt Vrede tussen zielen omdat Zij Zelf Vrede is en uitstraalt. Ik zie Haar op vele harten inpraten om deze vredig te stemmen en hen klaar te maken voor de instorting van de Heilige Geest. Nooit zal Zij mensen tegen elkaar opzetten of hen tegen elkaar uitspelen. Zij spreekt geen ophitsende woorden, maakt nooit ruzie, en schuwt alle mogelijke onvrede. Elk gevoel van onvrede, zelfs het geringste spoor van gemis aan zachte Liefde in Haar omgeving, drukt Haar zwaar op het Hart en bedroeft Haar. Mede om deze reden is Maria een bolwerk van onophoudelijke toewijding en van buitengewoon intense Smarten in het verborgene.
Wanneer negatief geladen woorden over medemensen tot Haar worden gericht, of iemand zich bij Haar beklaagt over de woorden of het gedrag van een derde, spreekt Zij rechtvaardig doch vergoelijkend, verzachtend, opdat geen enkele negatieve gesteldheid vrucht zou dragen. Het is alsof Zij al het negatieve toevertrouwt aan het immense Liefdesvuur in Haar Hart om het te verbranden, en uit de as ervan iets positiefs te laten verrijzen.
Wanneer medemensen een meningsverschil hebben, komt Zij zacht tussenbeide, echter zonder Zich op te dringen. Het is alsof Zij er steeds in slaagt om door Haar zachtheid een nieuwe rust te scheppen in gespannen zielen. Het is Haar buitengewoon pijnlijk wanneer mensen in Haar omgeving in onenigheid verkeren en daardoor elkaar pijn doen, want Zij lijdt dit alles mee in Haar eigen ziel, en Zij voelt aan hoezeer Gods Hart hierdoor wordt gekweld en de satan zijn plannen van verwoesting poogt te verwezenlijken ten koste van veel menselijk leed.
Reeds in Haar jonge jaren toont Maria Zich overal als Vredesapostel: tussen spelende kleine meisjes, tussen de tempelmaagden, en later ook tussen vrouwen in diverse omstandigheden. Zo zie ik Haar bij de waterput, waar vrouwen uit Nazareth het water voor hun dagelijkse huishoudelijke bezigheden komen putten. De waterput lijkt op sommige ogenblikken wel een soort sociaal contactcentrum: Vele vrouwen blijven er met elkaar praten over allerlei dagelijkse beslommeringen. Zij weten dat Maria van nature ingetogen en zwijgzaam is, maar zij weten ook dat Zij, bij de weinige gelegenheden waarbij Zij spreekt, gevatte woorden van grote Wijsheid spreekt.
Opvallend is, dat ik Haar nooit spontaan uit Zichzelf een gesprek zie beginnen. Zij groet eventuele aanwezigen heel zacht en vriendelijk (waarbij Zij vaak hun naam uitspreekt), wacht Haar beurt af of begint in Haar nood aan water te voorzien, groet nogmaals met een warme glimlach, en snijdt de terugweg naar huis aan. Zij spreekt slechts wanneer Zij wordt aangesproken.
Soms komt het voor, dat twee of meer vrouwen onderling in gesprek zijn over één of meer personen die niet aanwezig zijn, dat zij negatieve dingen vertellen, en Maria’s opinie willen horen. Maria antwoordt in weinig woorden die de vrouwen ertoe aanzetten om te bedenken welke goede kwaliteiten ook deze mens heeft. Op zeker ogenblik hoor ik Haar met een minzame glimlach antwoorden, terwijl Zij een gevulde kruik optrekt:
"Ach, indien God wilde dat jij en Ik alle omstandigheden uit het leven van .... (naam, die ik niet versta) zouden kennen, zouden wij niet hoeven te gissen. Hij heeft haar leven echter voor ons verborgen gehouden, opdat deze bloem Hem in het verborgene vreugde zou kunnen bereiden. Waarom zouden wij Zijn toorn opwekken door deze tuin te betreden, die Hem alleen toebehoort?" Ik zie de andere vrouw als verslagen naar Maria kijken, terwijl deze met een zachte glimlach Haar kruik van de rand van de put naar Zich toetrekt, alle aanwezigen groet met de woorden "God moge met jullie allen zijn, en jullie wegen verlichten", en met Haar gebruikelijke rustige tred de terugweg naar huis aanvat. |
Een twintigtal meter van de waterput vandaan lopen enkele jongetjes te ruziën. Maria houdt halt. De jongetjes houden op met bekvechten, en kijken Haar wat bedeesd aan. Ik zie en hoor de volgende scène:
Maria: "Waarom laten jullie de zon ondergaan in jullie hartjes?"
Eén van de jongetjes: "Jacob heeft mijn steen gestolen". Maria: "Je steen?" Jongetje: "Ja, de steen die ik gisteren naast de weg heb gevonden. Kijkt U maar, hoe mooi hij schittert in de zon". Maria (wendt Zich tot 'Jacob'): "Waarom doe je dat, Jacob? Ik weet zeker dat er nog wel méér stenen langsheen de weg liggen. Zou het je niet méér vreugde schenken indien je er zelf één zou zoeken, en vinden?" Jacob: "Jawel, mevrouw, maar deze is zo mooi dat ik hem wilde hebben". Maria: "Hij behoort nochtans aan je vriendje toe". Jacob: "Hij is mijn vriendje niet meer, want hij wil de steen niet delen met mij". Maria: "God heeft alle mensen gemaakt als vrienden. Voel eens in jullie hartjes, wat voelen jullie daar? Zijn jullie gelukkig en vreugdevol?" Jacob: "Nu niet meer, mevrouw". Maria: "Waarom zeg je 'niet meer'?" Jacob: "Omdat we daarnet veel vreugde hadden, toen we bij de boomgaard samen speelden... en nu niet meer". Maria: "Dat komt omdat, terwijl jullie in vreugde samen speelden, God in jullie hartjes brandde van Liefde, en Hij nu weent om jullie onenigheid. Daarom vroeg Ik waarom jullie de zon lieten ondergaan in jullie hartjes. God is de zon van jullie zielen, maar Hij verlangt zozeer naar jullie Liefde. Wanneer jullie elkaar geen vriendjes meer noemen, regent het tranen uit Gods Hart". Jacob (keert zich bedeesd naar zijn vriendje en geeft hem de steen terug): "Je krijgt hem terug, Levi, ik wil dat God niet meer weent om ons". Levi (wendt zich tot Maria): "Mevrouw, zou God zich nog méér verheugen als ik Jacob de steen liet houden?" Maria: "Dat is jouw keuze. Wat voel je nu in je hartje?" Levi: "Ik ben nog blijer dan vóór ons meningsverschil". Maria (straalt als een zon): "Willen jullie weten waarom? Omdat Jacob bereid is om de steen terug te geven, en jij wil dat hij hem behoudt en je toch opnieuw zijn vriendje wil zijn. Indien jullie bereid zijn om in ALLE omstandigheden vrienden te blijven, en nooit enig voorwerp tussen jullie vriendschap laten komen, zal God jullie hartjes nooit meer verlaten en zullen jullie alle moeilijkheden samen overwinnen". |
Maria zal gedurende Haar leven meermaals mensen naar een grotere vredelievendheid leiden, door hen op de voordelen daarvan voor hun eigen innerlijk Geluk te wijzen. Tijdens het Openbaar Leven van Jezus, terwijl Jezus Zijn apostelen, en nu en dan de andere leerlingen, intens begint te onderrichten, zal Hij Zijn Moeder vragen of Zij Zich wil bekommeren om de vrouwen, die ook in toenemend aantal Jezus en de apostelen beginnen te volgen.
Zo gebeurt het vaak dat, terwijl Jezus Zich met de twaalf terugtrekt, de vrouwen zich rond Maria verzamelen en Haar ondervragen over uitspraken van Jezus die zij onvoldoende hebben begrepen of die zij niet in hun eigen leven lijken te kunnen toepassen. Ik zie hoe Maria deze vrouwen omsmeedt tot een groep van zielen die voor elkaar doorheen een vuur zouden gaan.
Hoewel Maria heel zacht en ingetogen met hen omgaat, beschouwen de vrouwen Haar als hun Meesteres en aanvaarden zij Haar gezag in alles. Wat Maria zegt, gebeurt, en alle vrouwen leggen zich zonder meer bij al Haar beslissingen neer. Maria benut hun gehoorzaamheid en onderdanigheid om hen te vormen en te kneden tot de mentaliteit die later de basis van de jonge Kerk van Christus zal kenmerken.
Naast de predikingen van Jezus is het aan Maria’s voorbeeld en gezag te danken dat vooral vanaf de dagen van de Passie tot en met de eerste weken na de Hemelvaart van Jezus, de vrouwen uit Zijn gevolg zich de moedigste van Zijn volgelingen tonen, en dat zij de mannen in vele opzichten overtreffen als cement voor de fundering van de jonge Kerk. Ik zie hoe Maria’s inzet binnen de jonge Kerk blijft bloeien. Wanneer Jezus is heengegaan, vallen niet alleen de vrouwen doch ook vele van de mannen (niet in de laatste plaats de apostelen) op Haar terug voor raad en leiding.
Maria houdt vooral vanaf de beginjaren van de Kerk na de Hemelvaart van Christus het hele bouwwerk bij elkaar. Ook de apostelen zelf beseffen en voelen welke buitengewone macht van Haar uitgaat en welke unieke Wijsheid en Vuur Haar bezielen.
Zij bevordert de solidariteit ook door het goede intens aan te moedigen, zodat Zij grote Vrede, vreugde en blijmoedigheid brengt in vele harten. Zij zal dit alles ook bestendigen door Haar buitengewoon machtige gebeden, offers en verstervingen. Wanneer Stefanus op aanstichten van Saul en zijn gelijkgezinden wordt gestenigd om de belijdenis van zijn geloof in Christus, bidt en boet Maria intens voor de bekering van Saul en zijn gezellen, evenals voor de standvastigheid onder de eerste christenen, opdat de bloedige vervolgingen hen niet uit elkaar zouden drijven.
Zo bloeien in de Onbevlekte Tuin de olijfbomen en sluiten de veldbloemen zich aan elkaar om Gods Hart in vervoering te brengen met betoverende, uitgestrekte boomgaarden en velden van eenheid, Vrede en solidariteit, belichaming van één van de hoekstenen in de Leer van Jezus Christus. Zo stelt Maria Zich door Haar wijze van zijn als de stevigste pijler in de grondvesten van Gods Rijk, waarvan Zij de Koningin zal zijn.
2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin
Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die een rustbrengende vredelievendheid en een hartverwarmende solidariteit uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar te worden opgenomen. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien.
"O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden. Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest. Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van Hart en ziel. Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde. Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid. Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel. O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God". |
O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven:
-
Meesteres van mijn ziel, U was voor Uw omgeving als een Duif van Hemelse Vrede. Ik smeek U, help mij, elke onenigheid, onvrede of ruzie tussen mensen, of tussen mijzelf en een medemens, te schuwen, en steeds een apostel van de Vrede te zijn.
-
Meesteres van mijn ziel, in U was de ware Vrede van Christus volgroeid. Ik smeek U, help mij, mij af te keren van alle geweld, en Liefde en Vrede tussen harten te bevorderen.
-
Meesteres van mijn ziel, Uw hele leven is een werk tot bevordering van de eenheid geweest. Ik smeek U, leer mij, alle verdeeldheid te beschouwen als werk van de duisternis.
-
Meesteres van mijn ziel, U wist alle zielen samen op God en Zijn Werken te richten. Ik smeek U, behoed mij ervoor dat ik ooit mensen tegen elkaar zou opzetten of tegen elkaar zou uitspelen.
-
Meesteres van mijn ziel, U hebt binnen de jonge Kerk van Christus banden van hechte solidariteit gesmeed. Ik smeek U, versterk in mij de zin voor saamhorigheid met gelijkgezinden, opdat ik met alle christenen een vurige ketting van Licht zou vormen.
-
Meesteres van mijn ziel, voor U was alle wereldse strijd een uiting van duisternis. Ik smeek U, help mij, mij in alle omstandigheden af te keren van alle concurrentie of competitie.
-
Meesteres van mijn ziel, U was een toonbeeld van innerlijke Vrede. Ik smeek U, wil mijn hart bewerken naar Uw model, opdat ik overal Vrede, rust en eensgezindheid moge zaaien door de uitstraling van Uw macht en Liefde vanuit de diepste kamer van mijn ziel.
3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel
De ziel die op één of andere wijze een negatieve invloed uitoefent op de verstandhouding binnen Haar omgeving, breekt de fundering van Gods Rijk op aarde af. Vaak slagen zielen er niet in, de Vrede en eenheid in hun leefwereld te bevorderen, omdat zij zelf niet de Ware Vrede in hun hart dragen en zij inwendig in chaos verkeren: Zij hebben in hun leven geen duidelijke of rechtlijnige keuze voor God gemaakt. Nochtans wordt de ziel door God niet geoordeeld op de mate waarin zij passief de zonde heeft vermeden, doch op de mate waarin zij actief Gods Werken heeft bevorderd. Het bevorderen van de eenheid en de Vrede tussen de zielen, moet in de eigen ziel worden voorbereid. Ziehier enkele richtlijnen:
|
30e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria
sterkte
1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin
Twee eigenschappen kenmerken de Onbevlekte Tuin nog méér dan alle andere: de zuiverheid van alle elementen in de Tuin, en het feit dat niets er ooit verwelkt. Het sap van de Heilige Geest doordrenkt er volop de grond, en de lucht is er doortrokken van een ongekende rijkdom aan zuurstof van Goddelijke Wijsheid en bezieling. Er is geen enkel dor blad te bespeuren, aan de bomen en bloemen geen vruchtbeginsel dat niet volgroeid raakt of niet volkomen ten einde toe uitrijpt.
De Parel van Gods Schepping, het wedergeboren Aards Paradijs dat Maria heet, is volkomen onverwelkbaar: Haar ziel bezit de volheid van de geest van sterkte, omdat Zij onverleidbaar is, geen zwakheden bezit, en Zij Haar leven lang volhardt in de deugden. Elke zielentuin verliest zijn frisheid door de toegevingen aan de bekoring. Elke ziel wordt gevoed met sap van Goddelijk Leven. Telkens zij toegeeft aan een bekoring, is het alsof in de ziel een deurtje opengaat doorheen hetwelk het sap van bederf binnensijpelt of de adem van de satan de atmosfeer kan beginnen te verpesten. Hierdoor begint de groeikracht van alle elementen van de zielentuin te verminderen.
Dat is wat in hoge mate is gebeurd door de erfzonde, de eerste grote verwonding die van generatie op generatie zou blijven overgaan. De erfzonde maakt de ziel beter verleidbaar, want bij de zondeval is in de menselijke natuur als het ware een kanaal getrokken langs hetwelk de satan gemakkelijker een opening in de muren van de zielentempel (of in de omheining van de zielentuin) vindt.
Zie de volmaakte Bloem van Galilea, onbevlekt ontvangen, wat betekent dat de Schepper de effecten van de erfzonde van Haar ziel heeft weggehouden. De satan zal Haar hele leven lang vruchteloos pogen om in Haar een zwakheid te vinden. Het ontbreken van de erfzonde in Haar ziel is geen waterdichte garantie dat Zij nooit zal zondigen, want zodra Zij beslist om Haar vrije wil gedurende slechts één ogenblik niet op Gods Werken te richten, kan de bekoorder een opening in Haar vinden en de onschendbaarheid van Haar Tuin bedreigen.
Haar verdienste bestaat erin, dat Zij de unieke Goddelijke gave van de Onbevlekte Ontvangenis met Haar eigen handtekening bekrachtigt: Zij weigert, ook maar één maal toe te geven aan enige bekoring tot het misbruiken van Haar vrije wil, om te zondigen. Zij heeft de zondeloosheid en het gebrek aan zwakheden dus niet zo maar ten geschenke gekregen zonder enige tegenprestatie vanuit Haar eigen Hart. Zij zal Zich een heel leven lang vlekkeloos weerbaar tonen tegen alle bekoring, omdat Zij doordrongen is van Haar roeping, en nog liever zou sterven dan Gods Werken en Plannen met Haar en doorheen Haar leven in de weg te staan.
Dus stelt Zij het Zich tot levensdoel om elke bekoring af te weren, en Zichzelf zo volkomen te beheersen dat Haar innerlijk Licht (Haar geweten) Haar tijdig zou waarschuwen indien Haar ziel enig gevaar zou kunnen lopen door eigen nalatigheid. Zij leeft in zekere zin voortdurend alsof Zij van buitenaf naar Haar eigen ziel keek, wat Haar een totale zelfbeheersing verschaft, maar Zij doet dit zonder enige gespannenheid: In Maria is het verzet tegen de werken der duisternis zo volmaakt omdat Zij, zelfs op het geringste punt, niet wil ontsporen, omdat Haar Liefde voor God zo totaal is.
Aan de basis van Maria’s sterkte, ligt ook Haar waakzaamheid. Zelf is Zij volkomen onverleidbaar, maar Haar hele leven lang zal Zij Zich inzetten om Haar medemens naar een grotere sterkte van ziel te voeren. Zij drukt alle zielen op het hart dat zij voortdurend waakzaam moeten zijn, en dat zij bij zichzelf te rade moeten gaan om hun eigen zwakheden, verleidbaarheden en tekortkomingen te leren kennen, en een dieper inzicht te verwerven in hun eigen gedrags- en denkpatronen, inzicht in de dingen waardoor zij hun medemens ergernis kunnen geven of schade of nadeel kunnen berokkenen, en inzicht in de wijzen waarop zij de stroming van Gods Licht in hun leven zelf belemmeren.
Bij elk gesprek waarin medemensen Haar om raad vragen, wijst Maria hen op de zwakkere punten in hun eigen ziel, opdat zij een grotere zelfkennis en meer bewustzijn in hun eigen gesteldheden mogen ontwikkelen. Het tekent Haar nederigheid dat Zij daarbij, ondanks Haar volmaaktheid, de medemens steeds bemoedigt door opmerkingen als "Wij moeten waakzaam blijven, opdat wij sneller mogen zien door welke fouten wij God mishagen" (Zij spreekt steeds in het meervoud, zodat de andere ziel het gevoel krijgt, te worden opgenomen in een gezamenlijke strijd tegen de ondeugd, en niet persoonlijk te worden terechtgewezen). Op deze wijze bevordert Maria bij velen de groei van hun eigen ziel, het openbloeien voor een leven met minder zonde, en een diepere Vrede tussen mensen door het uitroeien van mogelijk aanstootgevend gedrag.
Op grond van Haar inspirerende en zeer hoopgevende onderrichtingen zal Zij op deze wijze vele zielen totaal veranderen. Zo bekroont Zij bijvoorbeeld ook de totale omvorming van Maria Magdalena: In haar werd de bekerende invloed van Jezus afgerond door het levend voorbeeld van Maria, met Wie Magdalena gedurende enkele jaren veelvuldig en diepgaand contact zal hebben. Zo kwam Maria Magdalena zeer diep onder de indruk van het levend bewijs dat zij kreeg voor het feit dat de Allerheiligste Maagd op geen enkele wijze naar het mannelijk geslacht toe gebruik maakte van Haar buitengewone lichamelijke schoonheid. De uitzonderlijke zielskracht van Maria en Haar vurige Wil om in volmaakte zuiverheid te leven, hebben Maria Magdalena in verregaande mate geïnspireerd om Haar na te volgen. De sterkte, standvastigheid en onverleidbaarheid van Maria schonk ook de apostelen een gevoel van geborgenheid toen Jezus van hen was heengegaan. Zij was voor hen als een Burcht die nooit wankelde, ondanks de vervolgingen.
Johannes was daarenboven als enige getuige van de onvoorstelbare macht die Maria over de duivel en zijn legioenen bezat. Vooral tijdens het langdurig verblijf in Efese zal Johannes meermaals vaststellen dat Zij voor hem méér is dan een 'engelbewaarder'. Hij is zo diep onder de indruk van de ongewone kracht die van Maria uitstroomt, dat ik zelfs veranderingen merk in de wijze waarop hij Haar benadert en aanspreekt. Op zeker ogenblik zie ik hoe Johannes tot Maria nadert om Haar hulp in te roepen in een opvallende reeks tegenslagen, die het hele opzet van zijn evangelisatie in het bergland van Klein-Azië in de war dreigen te sturen:
Johannes: "Moeder, ik vraag om Uw zegen, want God is met U".
Maria: "God is ook altijd met Zijn priester, Mijn zoon". (er wordt mij getoond hoe, terwijl Johannes zich terugtrekt om te bidden, Maria Haar armen ten Hemel heft, deze vervolgens langzaam laat zakken, en met de handpalmen naar de grond gericht enkele ogenblikken blijft staan, met gesloten ogen, alsof Zij in stilte in Zichzelf spreekt... Enige tijd later komt Johannes terug, knielt vóór Haar neer en zegt): Johannes: "Meesteres, ik heb in mijn hart een teken ontvangen, en heb nu de zekerheid dat de weg openligt. Ik heb de Vrede. Hoe kan ik U danken?" Maria (doet hem opstaan): "Wie de wegen van Jezus gaat, zal zijn weg beschenen vinden door de Geest van God. Ga, Mijn zoon, Hij is in jou, laat je sterkte Hem tot akt van trouw dienen". Johannes: "Meesteres en Moeder, ik smeek om Uw zegen, opdat ik in Uw Vrede kan gaan". |
Maria legt Haar beide handen op zijn hoofd, glimlacht hem daarna heel warm toe terwijl Zij met Haar handen zijn schouders omklemt, en ik zie Johannes op pad gaan.
Talloze malen zal Maria tijdens Haar leven rechtstreekse aanvallen van de duivel te verduren krijgen. Niet alleen stoot hij bij Haar steeds op een muur van onverleidbaarheid, bovendien vernedert Zij hem bij diverse gelegenheden diep, zoals reeds eerder aangehaald.
Op zekere dag zal Zij door een inwendige verlichting kennis ontvangen van het feit dat binnen een groepering van goddelozen in de streek van Efese een plan bestaat om Johannes uit de weg te ruimen. Maria zegt niets aan Johannes wanneer deze in de heel vroege ochtend het huisje verlaat waarin hij en Maria wonen, doch Zij roept de satan tot Zich. Deze verschijnt Haar, en zegt Haar dat hij er niet aan denkt om zijn plan zonder uitvoering te laten. Maria zegt niets anders dan "Ga!". Zij heeft de inspiratie dat Gods Licht nog méér zal schitteren wanneer Zij een bijkomende beproeving doorstaat en de duivel van Haar heengaat in een vals gevoel van veiligheid.
Zij is dus op Haar hoede voor een verdere gebeurtenis later op de dag. Zo zal het inderdaad geschieden: Omstreeks het middaguur krijgt Maria bezoek van een vrouw, van wie Zij onmiddellijk weet dat deze een belichaming is van de duivel. Maria weet dat deze vrouw de intentie heeft om Haar te vergiftigen. Wanneer de vrouw Haar te drinken vraagt, trekt Maria Zich terug om schijnbaar water te halen, doch intussen beveelt Zij de satan, zich aan Haar te manifesteren. Maria keert terug naar de plaats waar Haar bezoekster zich bevond, en vindt deze geknield. Maria blijft op een paar meter afstand van de vrouw vandaan staan. Deze kruipt op haar knieën naar Maria’s voeten toe, werpt zich voorover en huilt onbedaarlijk.
Ik zie en hoor wat volgt:
Maria (kijkt waardig neer op de gedaante aan Haar voeten, en spreekt): "Vrouw, spreek, wie ben je, en wat is het ware doel van je bezoek?"
Vrouw: "Heb genade, Vrouw, ik was gekomen om U kwaad te doen". Maria (spreekt zacht doch vastberaden, er gaat een enorme kracht van Haar uit, en het lijkt alsof Zij Licht uitstraalt): "Ik wil zien wie in jou heeft gehandeld en gesproken". (de vrouw staat op en loopt wenend en wankelend naar buiten; op de plaats waar zij geknield zat, staat nu de duivel, rechtop). Maria (strekt Haar rechterhand uit, en spreekt streng): "Op je knieën! Ik wil horen welke je plannen zijn". duivel (knielt vóór Haar voeten neer, en spreekt met een stem vervuld van haat): "Indien U bent Wie ik vermoed Die U bent, weet U dat. Ik zeg niets". Maria: "Ik beveel je, spreek!" duivel (knielt dieper en spreekt): "Op dit ogenblik staan vier mannen de priester naar het leven. Maar U kunt daar niets aan veranderen". Maria (kijkt nog steeds neer op de gedaante aan Haar voeten, en spreekt): "Ga terug naar het oord van eeuwige verbanning, Ik wil jou weg van hier, en Ik wil dat je nu getuige wordt van Gods macht". (ik zie hoe Maria een aantal engelen beveelt om zich naar de plaats te begeven waar Johannes aan het prediken is, en ik zie hoe de vier mannen waarover de duivel het had, zich op onverklaarbare wijze uit de menigte terugtrekken en zich uit Efese verwijderen. Onder de menigte rond Johannes lijkt plots een grote Vrede en vreugde te heersen. Er wordt mij ook getoond hoe Johannes laat in de avond thuis komt, aan Maria vertelt dat hij vreemde gewaarwordingen heeft gehad, doch op zeker ogenblik 'merkwaardig genoeg heel wat zielen zich tot de Heer hebben bekeerd'. Maria glimlacht, dankt God, maar zwijgt over alles wat die dag gebeurd is. Johannes moet iets vermoeden (al kan hij niet weten wát) want hij dankt Haar zachtjes). |
Maria zal nooit een werk onvoltooid laten. Zij geeft blijk van een buitengewone volharding, want Zij ziet het als Goddelijke inspiratie wanneer Zij ertoe wordt aangezet om iets te doen, en ik hoor Haar meermaals zeggen: "Wanneer God iets begint, rust Hij niet tot het is voltooid. God doet geen halve dingen. Wie zijn wij, dat wij onze arme bijdragen tot Zijn Werken halverwege zouden staken?"
Maria bevordert de sterkte in anderen, door hen te stimuleren in al het mooie dat zij beleven. Zij deelt oprecht in hun vreugde om elke positieve vrucht van hun werken, en helpt hen hierdoor volharden op hun levensweg.
Maria’s standvastigheid in de deugd wordt mij ook getoond bij twee bijzondere gelegenheden. Ik zie Haar tijdens het feest van Haar eigen bruiloft met Jozef, en ik zie Haar ook ter gelegenheid van een paar andere feesten, onder andere de bruiloft te Kana.
In al deze gevallen zie ik het opmerkelijk verschil tussen Maria en de meeste andere deelnemers: Maria’s vreugde is heel ingetogen, Zij eet en drinkt bijzonder matig, met trouwe inachtneming van Haar gelofte om geen suikergoed aan te raken. Zij vermijdt wereldse gespreksthema’s, en wanneer Zij er toch bij betrokken wordt, leidt Zij het gesprek heel handig naar woorden die God prijzen en Zijn Werken in het licht stellen. Zij wijst de betrokkenen (bijvoorbeeld het bruidspaar) op hun plichten jegens God. Zij geeft een stichtend voorbeeld voor reinheid in elk opzicht, en ik zie eveneens hoe Zij Zich zo vroeg mogelijk discreet terugtrekt, na de betrokkenen te hebben gedankt voor de uitnodiging en het samenzijn.
Wie Maria in deze omstandigheden bezig ziet, zou nooit vermoeden dat Zij op een feest aanwezig is. Zij gaat trouwens slechts naar een feest indien Zij niet anders kan, en om Gods Werken te doen schitteren.
Een tweede bijzondere gelegenheid, is een beeld dat ik ontvang van Maria Die inkopen doet op de markt te Nazareth. Ofwel wordt deze markt in Nazareth niet vaak georganiseerd, ofwel gaat Maria er slechts zelden heen, want ik maak op uit enkele begroetingen dat bepaalde verkopers Maria wel kennen doch Haar in lange tijd niet hebben gezien. Ik zie hoe Maria discreet tussen de luidruchtige toestanden door kuiert, met een gelaat dat verraadt dat Haar Hart ver van dit alles vandaan is. Zij kijkt nauwelijks om Zich heen, lijkt doelbewust af te stevenen op de koopwaar die Zij nodig heeft (bij deze gelegenheid is dat blijkbaar olijfolie).
Zij behoudt dus duidelijk Haar zin voor prioriteiten: De aanprijzingen van kleurrijke tapijten of Arabische kruiden, tegenover Haar persoonlijk, brengen Haar niet verder dan een discrete glimlach en een teken met het hoofd dat Zij er geen behoefte aan heeft. Mij wordt gezegd dat Maria alle verkopers en hun gezinnen, en alle kooplustigen, in stilte aan God aanprijst en zegent, en dat Zij in de nabijheid van de plaatsen waar vruchten worden verkocht, zegeningen afsmeekt over de oogst en de vruchten der aarde (dit alles in verborgen en stil gebed in de beslotenheid van Haar Hart).
Wanneer Zij bekende vrouwen ontmoet, die Haar op opdringerige wijze over wereldse zaken beginnen te vertellen, zie ik hoe Maria Zich op heel discrete wijze aan een mogelijk langdurig gesprek onttrekt. Zij blijkt absoluut niet te verleiden door materialisme en wereldse indrukken, en volhardt zelfs in deze uitgesproken wereldse omgeving volkomen in Haar innerlijke gesteldheden. Zij schuwt mensenmassa’s, drukte, lawaai, de koortsachtige sfeer van het kopen en verkopen, en op geen enkel punt zie ik Haar in de verleiding komen om langer te praten dan noodzakelijk.
Ik hoor een vrouw met een fijne glimlach opmerken: "Maria, kan Jozef niet één uurtje zonder zijn vrouwtje?". Maria glimlacht onverstoorbaar, en antwoordt: "Bedenk, Sara, God kan niet één uurtje zonder de woorden van Liefde van Zijn zielen". |
De Onbevlekte Tuin is onverstoorbaar in Zijn groei en bloei. De Eeuwige Lente heerst voor eeuwig, en het Hemels zaad uit de Tuin draagt de Goddelijke vruchtbaarheid omdat de bodem van de Tuin geen onreinheden toestaat.
2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin
Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die een onaantastbare sterkte uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar te worden opgenomen. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien.
"O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden. Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest. Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van Hart en ziel. Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde. Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid. Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel. O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God". |
O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven:
-
Meesteres van mijn ziel, in U bloeide Gods Waarheid zo weelderig dat niets U in dorheid kon storten. Ik smeek U, bekom mij de kracht van volharding en standvastigheid in alle beproevingen.
-
Meesteres van mijn ziel, Uw hele leven was een strijd voor de vruchten van de Leer van Christus. Ik smeek U, moge ik zo sterk op U gelijken dat ik nooit de strijd voor het goede zou opgeven.
-
Meesteres van mijn ziel, elke hindernis was voor U een uitdaging van Liefde. Ik smeek U, geef mij de kracht en de weerbaarheid opdat het lijden en de stenen op mijn levensweg mij niet zouden afschrikken. Maak mijn Liefde zo intens, zo vurig en zo onblusbaar dat in mij de afschuw bloeit voor de geringste verzwakking in de deugd.
-
Meesteres van mijn ziel, Uw macht over de werken der duisternis was absoluut. Ik smeek U, wil mij de genade bekomen om mijn zwakheden voorgoed te overwinnen, opdat de bekoringen mij niet kunnen ontmoedigen.
-
Meesteres van mijn ziel, U was als een Burcht van kracht en bemoediging voor de jonge Kerk. Ik smeek U, wil verhoeden dat ik bij tegenslagen de moed zou laten zakken, U zou verloochenen, of zou vallen voor de dwaling dat God mij niet liefheeft.
3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel
Omdat elke ziel van God uitgaat, is het haar gegeven om de Goddelijke kiemkracht van haar zaad in zich in stand te houden. Elk gebrek aan waakzaamheid volstaat opdat de bodem verziekt zou raken.
Hoe kan de ziel haar eigen sterkte, haar onverleidbaarheid, laten uitgroeien om klaar te zijn voor de werken die God van haar verwacht?
|
31e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria
de volmaakte heiligheid – een dag in het leven van Maria
1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin
Visioen geschonken aan Myriam in de ochtend van 22 mei 2007, met beelden van een verblindend mooie Maria, Die verandert in een paradijselijke tuin van een schoonheid zoals deze op aarde ongekend is. Ik hoor de woorden van:
DE ALLERHEILIGSTE DRIEVULDIGHEID: "Zie de Meesteres van alle zielen. Haar ziel zal een altijd bloeiende Tuin zijn, tot teken van het Goddelijk Leven. Haar grootheid zal onpeilbaar zijn, want Zij zal Draagster zijn van nooit geziene Glorie. Haar macht zal ongeëvenaard zijn onder al het geschapene, en Haar heiligheid volkomen. Zij zal de volheid van Ons welbehagen genieten, en Wij zullen Haar stellen tot Teken van lofprijzing voor de bewoners van het Hemels Paradijs, tot Teken van angst en verslagenheid voor de bewoners van de regionen des verderfs, en tot Teken van navolging voor de bewoners der aarde. Zij zal worden gediend en geprezen. Heiligheid en Licht zal Zij verspreiden, en alle uithoeken der Schepping zullen Haar grootheid schouwen en Haar macht ervaren in de volheid van de Tijd".
(ik zie nu een bron in de Tuin opwellen, en de stem spreekt verder): "Zie de kern van het Wezen van je Meesteres: De nooit opdrogende Bron van Ons Goddelijk Leven draagt Zij in Zich, tot Haar soevereine beschikking. Zij zal het water van Goddelijk Leven laten stromen volgens Haar welbehagen, over de zielentuinen die ernaar verlangen, te delen in Haar heiligheid en de vruchten van Haar Tuin. Dit water zal de bodem der aarde klaarmaken voor de grondvesting van Ons Rijk, en de bodem der hel zal schudden onder de macht van Haar voeten. Zielen, drink uit de Bron die Wij in Haar hebben ontsloten voor tijd en eeuwigheid". |
Het Aards Paradijs is de mensheid ontnomen omdat de zielen het verbond met God tot het leiden van een heilig leven in overeenstemming met de Goddelijke Wet hebben verbroken. Voor de Schepper betekent dit dat de diepste vreugde Hem is ontnomen door diegene die was bedoeld als kroon op de Schepping. Gods wederwoord was de schepping van de ziel van Maria, en Haar bekleding met een nooit geziene macht en Glorie die zichzelf eindeloos zouden blijven vermenigvuldigen, zoals alles wat uit Goddelijk Leven bestaat, zichzelf blijft vermenigvuldigen.
Maria is gemaakt uit Goddelijke essentie, bekleed met een menselijke natuur, opdat de mensheid haar Koningin en Meesteres zou herkennen als behorend tot het menselijk geslacht. Zo heeft de Allerhoogste Haar bestemd, en zo wordt Zij nu, ruim twintig eeuwen na Haar Onbevlekte Ontvangenis, aan de zielen geopenbaard in Haar ware heerlijkheid als Meesteres van alle zielen. Doorheen deze openbaringen ontsluiert God nu eveneens Maria als belichaming van het Aards Paradijs, door de mensheid verloren doch in Maria bewaard en in de glans van Haar allerheiligste leven nog oneindig verrijkt aan glorie.
Vandaag neemt de Meesteres van alle zielen U nogmaals mee op ontdekking doorheen Haar zielentuin, de Lusttuin van de Heilige Geest, het wedergeboren Aards Paradijs, waar Zij U als in een bovenaardse film tot getuige maakt van een aantal beelden uit de rijkdom van Haar gesteldheden van Hart en ziel. Elke dag was voor Maria op zich als een volledige, afgeronde onderrichting in de volheid van de heiligheid.
Van de ochtend tot de nacht: De grote drijfveer voor alle handelen en spreken van de Koningin van de mensheid is de voorzichtigheid. Maria houdt Zich steeds voor ogen dat elke handeling en elk woord in de eerste plaats geen schade mag toebrengen aan Gods Werken tot grondvesting van Zijn Rijk op aarde. Ik zie hoe Zij geregeld de soms wat impulsieve Maria Magdalena aanmaant om bepaalde voornemens NIET uit te voeren, met het oog op de reacties van de joden. Ik word er getuige van hoe Zij de evangelisten op lieftallige wijze verbiedt, in de Evangelies méér dan het hoogstnoodzakelijke over Haar op te tekenen. Vooral Johannes moet Zij in zijn vurige Liefde voor Haar intomen (vooral omdat hij Haar beter doorgrondt dan wie ook, en reeds vroeg heeft begrepen dat Maria 'geen gewoon mens is').
Johannes schrijft zijn Evangelie wanneer Maria reeds ten Hemel is opgenomen. Zij zal hem echter reeds tijdens Haar leven op aarde duidelijk maken dat Zij niet wil dat bijzonderheden over Haar geopenbaard worden vóór Gods Tijd daarvoor is gekomen. Eerst moet de Christus nog beter bekend worden en moeten de harten worden geopend voor het Woord. Meer dan eens rijst in Johannes de bedenking dat de kennis over de ware aard van Maria nooit verloren mag gaan. Niettemin gehoorzaamt hij Haar verlangen, omdat hij weet dat al Haar woorden zijn gegrondvest op de absolute Wijsheid van Gods Geest.
In Maria leeft God, en geen enkele andere kracht. Haar ziel straalt Zijn Glorie, schoonheid, Licht en macht uit over Haar omgeving. Deze uitstraling verleent Haar, ondanks Haar onvergelijkbare nederigheid, bescheidenheid en eenvoud, een onvoorstelbare waardigheid. Deze schittert uit Haar hele Wezen doordat Zij Zich volmaakt bewust is van Gods inwoning in Haar ziel. Wie Maria bezig ziet, ziet als het ware God bezig, zo absoluut en volkomen handelt, spreekt, denkt, voelt, verlangt en wil God in en doorheen Haar Wezen. Door dit alles is Haar verschijning met geen pen te beschrijven.
God toont hier echter op aanschouwelijke wijze de effecten van een bovennatuurlijke wet: De onverschilligen en zij die God uit hun leven hebben verbannen, zien Maria als vrouw met een mooi, aantrekkelijk, bevallig lichamelijk voorkomen, zonder meer. Onder de zoekenden en de volgelingen van Christus echter, wordt Maria door velen beschouwd als een koningin, door vele fel aangegrepenen zelfs als een soort godin, vooral in de tijd van de jonge Kerk. Velen komen spoedig volledig in de ban van Haar uitstraling. Het is mij meermaals getoond hoe onderdanig zeer velen van de eerste christenen zich jegens Haar gedragen, en hoevelen bij Haar passage voor Haar neerknielen en pogen, Haar de voeten te kussen.
Haar feitelijke macht over de verzamelde christenen is buitengewoon. Ook hier toont Maria Haar unieke heiligheid, want ondanks het besef van Haar invloed en van het effect van Haar uitstraling zie ik hoe volmaakt Zij Haar macht beheerst door beklemtoning van de eenvoud in Haar uiterlijk voorkomen, van de nederigheid in Haar handelingen, en door een opmerkelijke mildheid: Tijdens de aanvangsperiode van de jonge Kerk wordt Maria door Petrus regelmatig aangezocht om op te treden als (officieus) 'rechter' in kleine misverstanden en onenigheden tussen bepaalde christenen. Maria toont Zich daarbij buitengewoon verzoenend, en oordeelt uitsluitend in een richting die alle betrokken partijen stimuleert in het goede. Zij spreekt nooit harde, veroordelende woorden over een medemens, en onderricht elke dwalende of zondige ziel met zoveel gezag doch tezelfdertijd zoveel Vrede, vreugde en zachtheid, dat elke ziel zich in de diepte door Haar gesterkt en bemoedigd voelt. Ieder weet precies wat hij aan Haar heeft. Zij is oprecht in al Haar doen en laten, spreekt en handelt nooit met enige bijbedoeling, spreekt nooit met omwegen, geeft niet op onrechtstreekse wijze dingen te verstaan, doch laat Haar woorden en handelingen naar mensen toe steeds klaar en duidelijk zijn.
In Haar diep verlangen naar verzoening en Hemelse Vrede in alle harten, is Maria een toonbeeld van verdraagzaamheid. Zij verdraagt met het grootste geduld de zwakheden van Haar medemens. Zij ergert Zich nergens aan, want alle irritatie en ergernis beschouwt Zij als een wapen van de satan, aan wiens werken Zij de eed heeft gezworen, nooit te zullen toegeven. God heeft Haar de absolute Goddelijke macht over de duivel en zijn gevolg gegeven, die Zij zal kunnen gebruiken in de mate waarin Haar vrije Wil één blijft met de Wil van God Zelf, want uit Gods Wil stroomt alle macht.
Maria uit nooit kritiek op Haar medemens, Zij stuurt in alle zachtheid diens dwalingen en ondeugden bij. Zij voelt geen enkele behoefte om Haar medemens steeds te corrigeren, te vitten op zijn handelingen of Haar Wil op te leggen. Ik zie deze gesteldheid bijvoorbeeld in werking wanneer Zij samen met andere vrouwen een textielhandwerk verricht, en één van de vrouwen is bezig, een fout te maken: Maria overlegt, Zij dringt niets op. Zelfs al weet Zij dat Haar door Gods Geest de absolute kennis en verlichting is geschonken, toch respecteert Zij dat Haar medemens vaak andere systemen van handelen en denken volgt dan Zijzelf. Door zacht en begripvol overleg werkt Zij ook in die gevallen solidair en vredevol met Haar medemens samen.
Zielen zoals Judas Iskarioth en de farizeeën berokkenen Maria verscheurende Smarten: Zij doorschouwt de volheid van hun zonden en dwalingen, doch Zij ziet deze zielen als noodzakelijke tussenschakels in Gods Plan. Om deze reden, alsook op grond van Haar intense Liefde, is Maria in staat tot een volmaakte vergeving. Op deze wijze blijkt Zij Haar hele leven lang in staat om ook met zielen met eigenaardige gewoonten om te gaan. Maria is meesterlijk in de eerbiediging van gevoelens, en in fijngevoeligheid. Zij beveelt zelden, Zij overlegt met Haar medemens, zodat deze in Haar nabijheid steeds zijn volle waardigheid behoudt en hij van binnenuit kan openbloeien, alsof niet Maria’s Licht doch zijn eigen inzicht hiervoor verantwoordelijk is.
Zij doet dit niet alleen met volwassenen, doch zelfs met kinderen wanneer blijkt dat een vruchtbaar resultaat mogelijk is. Zo leert Zij al Haar medemensen, hun eigen vermogens te ontdekken en te gebruiken om de ware deugd terug te vinden. Het gevolg hiervan is, dat in Maria’s Tegenwoordigheid de ziel zich niet gedwongen voelt, of niet de indruk krijgt dat iemand haar de les spelt, doch integendeel de Ware Vrede vindt door de ervaring, samen met een medemens (Maria) iets te hebben kunnen verwezenlijken waardoor het Ware Geluk dichterbij is gekomen.
Zo zie ik Maria eveneens als toonbeeld van hoffelijkheid: Zij zal Zich in alle omstandigheden inzetten om vooral armen, ouderlingen en door het leven minder goed bedeelden een gevoel van waardigheid te geven, opdat ook deze zielen volop zouden kunnen functioneren voor de grondvesting van Gods Rijk op aarde. Maria weet inderdaad dat Gods Rijk op aarde slechts kan bloeien in de mate waarin alle zielen het maximum uit hun zielsvermogens weten te halen, en Zij begrijpt volkomen dat vele zielen hieraan niet meewerken door onwetendheid of door het gevoel dat zij 'er niet echt bij horen'.
Maria’s medemensen weten altijd en overal volmaakt wat zij aan Haar hebben, en weten dat Zij volmaakt berekenbaar is. Haar 'ja' is 'ja', en elke afspraak komt Zij stipt na, uit eerbied voor Haar medemens. In alles wat Zij doet of laat, zegt en nastreeft, laat Zij Zich leiden door twee richtlijnen: 'In welke mate is dit nuttig, of juist nadelig, voor Gods Plannen en Werken?' en 'Welke bijdrage kan Ik hiermee leveren tot het Heil en de innerlijke Vrede van Mijn medemens?'.
Zij cijfert Zichzelf totaal weg, want Haar grote vreugde ligt in de vaststelling van vreugde en innerlijke Vrede bij Haar medemens, en in het voortdurend besef van de grote waarde van elk offer en van de aanvaarding van beproevingen voor Gods Werken. Alle lijden stimuleert in Haar zo mogelijk nog het hevig Liefdesvuur dat dag en nacht Haar Hart verteert. Zij zoekt elk ogenblik van Haar leven, elke meter van Haar weg, diep te beleven, opdat niets van de geschenken die God in elke seconde van een mensenleven verbergt, Haar zou ontgaan. Die 'geschenken' zijn zowel de ingevingen en leidingen door Gods Voorzienigheid alsook alle kansen om offers, boetedoening, lijden en verstervingen aan Gods Heilsplan aan te bieden.
Zij leeft zo intens op God, de noden der Eeuwigheid en het Heilsplan voor alle zielen gericht, dat al Haar handelingen, al Haar denken en voelen, en al Haar woorden doordrenkt zijn van de Wil om Gods Plannen met de zielen dichter bij hun verwezenlijking te brengen. Zij kent Haar roeping, en stort Zich met onblusbaar Vuur in de inspanning om deze tot een maximaal rendement te voeren. Zij laat geen enkele kans liggen. Elk detail van Haar levensweg nodigt Haar uit om het beste van Zichzelf te geven. Hierdoor verspreidt Zij zoveel Licht en warmte om Zich heen dat velen in Haar nabijheid het gevoel krijgen dat God Zelf naast hen staat.
Wanneer Zij een kamer betreedt, krijgen velen een diepe Vrede over zich. Velen die Haar bezig zien, lijken plots geïnspireerd te worden tot daden van Liefde en uitingen van deugd. Wat (met uitzondering van enkele mystiek begaafde zielen zoals apostel Johannes) zeer weinigen aanvoelen of begrijpen, is dat van Maria zoveel macht uitstraalt omdat Zij de volheid van de Liefde belichaamt, en alle duivels voor Haar wegvluchten. De duivels die het tóch wagen om Haar aan te vallen, worden totaal overwonnen, en in een aantal gevallen door Haar zelfs genadeloos vernederd. In de vele gevallen waarin Zij God aanbiedt om de aanvallen der duisternis te verduren voor het Heil der zielen, verdraagt Zij deze in zoveel blijmoedigheid dat geen mens ooit iets merkt van de hevige strijd die Zij inwendig voert tegen de legioenen van de bekoorder.
Zij stelt Zich tot regel dat Zij altijd en overal een Bron van Licht en warmte zal zijn voor Haar medemens. Zij bekrachtigt deze heilige regel door Haar heldhaftig positieve ingesteldheid: Uit Haar komt geen klacht, geen woord van ontmoediging, negativiteit, roddel, laster, achterklap, leugen noch verwijt. Zij bestraft niet in de eerste plaats het negatieve in Haar medemens, doch moedigt het positieve aan. Ook op deze wijze maakt Zij de satan tot Haar slaaf, want Zij bevordert hierdoor in zeer hoge mate de eenheid en solidariteit in Haar omgeving.
Door de absolute zuiverheid van Haar gedachten en gevoelens voelt Haar medemens dat hij bij Haar geborgen is, en inspireert Zij in hoge mate de zin voor vertrouwelijkheid: Velen zullen Haar reeds bij een eerste ontmoeting hun zielsgeheimen toevertrouwen, en voelen meteen dat Zij deze informatie benut om hen een grote stap dichter bij Gods Licht, Liefde en Vrede te brengen. Haar hele omgang met Haar medeschepselen (mens en dier) berust op een fundament van zalige zachtheid, stralende innerlijke vreugde, ingetogenheid en een afschuw voor alles wat opdringerig, luidruchtig, onstuimig of onbeheerst is.
Zij gehoorzaamt in alles de innerlijke stem van Haar volmaakt geopend geweten, dat volkomen versmolten is met Gods Wil. Alles waarover Haar medemens pijn heeft, is voor Haar belangrijk. Haar medelijden met de beproefde zielen is absoluut, en in Haar volmaakt begrip voor alles wat de zielen kan beklemmen, geeft Zij Zich totaal in de begeleiding van Haar medemens naar een nieuwe Vrede van hart. Zij leert Haar medemens vooral, de tevredenheid te vinden over alle beproevingen en deze aan God op te dragen voor de uitbouw van Zijn Rijk op aarde.
Zij is dankbaar voor alles wat op Haar levensweg komt, omdat Zij vast gelooft in de onfeilbare Liefde en Wijsheid achter Gods motieven om dingen in elk mensenleven te laten gebeuren. Daarom geeft Zij Zich totaal en onvoorwaardelijk in het offer, met het Vuur en de geestdrift van de ziel die weet dat haar eigen levensdagen kort zijn, doch dat God de eeuwigheid heeft. Zij offert dus alle lasten en gebreken op Haar levensweg op in het bewustzijn dat elk offer een eeuwigdurende uitwerking kan krijgen, doch dat de ziel niet mag verzuimen om de offers te brengen want dat zij in weinig tijd zoveel mogelijk Liefde voor God moet weten op te brengen.
Door zeer verregaande onthechting van al het materiële en het wereldse verheft Maria Zichzelf voortdurend boven het bewustzijnsniveau van het lichaam om Haar volledige beleving te concentreren in de kern van Haar Hart en ziel. Hierdoor slaagt Zij erin om tegelijkertijd in Haar lichaam en gevoelens te lijden en toch een onvergelijkbaar grote vruchtbaarheid te ontwikkelen in de werken van de ziel. Mede hierdoor komt Zij ertoe om de onbeschrijflijke last die door Haar roeping op Haar wordt gelegd, te dragen met een vlekkeloze gelijkmoedigheid en een engelachtig geduld.
Maria houdt niets vast, Zij staat nooit bij de gebeurtenissen en situaties in Haar leven stil: Zij verwerkt deze door innige toewijding, waardoor Zij deze deelt met God, ze aan Hem toevertrouwt en ze onmiddellijk loslaat omdat Zij niet wil dat het vervolg van Haar levensweg ook maar in het geringste gehinderd zou kunnen worden door ballast in Hart en geest, en Zij de lichte vlucht van Haar ziel wil vrijwaren omdat Zij weet dat elke ziel dit aan God verschuldigd is. Bovendien beschouwt Zij alles wat Zij ervaart, alle gebeurtenissen en alles wat Haar wordt verteld, als Gods eigendom, en is Zij van oordeel dat een ziel die hiermee bezig blijft, op onrechtmatige wijze Gods eigendom betreedt.
Zij bidt en offert, wijdt toe, draagt aan God over, en laat volkomen los. De gelijkmoedigheid en het geduld van Maria vinden dus ondersteuning in Haar betrachting om voortdurend te leven in het hier en nu: Zij denkt zo goed als nooit terug aan het verleden, zodat dit Haar ook nooit kan hinderen in de werken die Zij elk ogenblik voor God en de zielen wil volbrengen. Evenmin denkt Zij bewust na over de toekomst. Zij leeft volkomen in het heden, alsof Zij elke dag opnieuw geboren werd.
Op deze gouden regel, die Haar hele leven buitengewoon vruchtbaar maakt en in Haar ziel een serene, Hemelse atmosfeer in stand houdt, zie ik één uitzondering: Tegen Haar levenseinde kijkt Zij (volledig onzelfzuchtig) terug op de levensweg die achter Haar ligt, om deze (evenals alle zielen die Haar weg ooit hebben gekruist) nogmaals op intense wijze aan God op te dragen als een volmaakt offer van medeverlossing, en Zij blikt ook even vooruit om Haar vurige verlangens voor de Kerk van Christus, die na Haar heengaan van deze aarde Haar steun en begeleiding zal moeten ontberen, aan God voor te leggen.
Op elke meter van Haar levensweg op aarde wordt Maria vooruit gebrand door een stralend vertrouwen op Gods Liefde, die niets dan het allerbeste met de ziel voorheeft, en door een onwankelbaar geloof in de uiteindelijke overwinning van alle goeds. In al deze gesteldheden zal Zij standvastig blijven, nooit de armen laten zakken, en vol moed verder strijden voor Gods belangen zoals een moeder dit zou doen voor haar kind. In zekere zin is dat precies waartoe Zij geroepen is: Moeder te zijn van Gods Plannen en Werken op aarde, en van Zijn zielen.
Zij zal deze rol ook zichtbaar gestalte geven door te aanvaarden om de Moeder van de Verlosser te worden, een levensopdracht die Haar zal maken tot een levende Offerkelk voor Heil van de zielen in alle eeuwen. Zij blijft Haar opdracht en roeping volmaakt trouw, en verbreekt hierdoor de banvloek die de erfzonde door de ontrouw van Adam en Eva over de mensheid had afgeroepen.
Wanneer Maria’s verdiensten reeds zo overweldigend zijn dat ontelbare nalatigheden van zielen doorheen alle eeuwen door Haar alleen reeds zijn goedgemaakt, beschikt God dat het Uur is gekomen om Haar volmaakt heilige ziel samen met Haar volmaakt zuiver Lichaam ten Hemel op te nemen, en kroont Hij Haar ten aanschouwen van het voltallig Hemels Hof tot Koningin van Hemel en aarde, tot voltooiing van Zijn Plan met Haar bij de schepping van Haar ziel.
Op 22 augustus 2006 (feestdag van de Kroning van Maria, en door Haar tevens uitgeroepen tot feestdag van Haar hoedanigheid van Meesteres van alle zielen) openbaart Maria mij de volgende woorden die de Allerheiligste Drievuldigheid bij Haar Kroning in de Hemel heeft gesproken:
"Het is Onze Wil dat vanaf dit uur aan alle bewoners van deze Hemelse regionen, van de aarde, van het oord van loutering, en van de hel, verkondigd worde dat deze Ziel, MARIA, de Onbevlekte Moeder van het Woord, in uitvoering van Ons Wilsbesluit dat vaststaat sedert eeuwen, de troon, de kroon en de scepter ontvangt van de ongeëvenaarde macht als Koningin over al het geschapene. Zij zal op soevereine wijze heersen en regeren over alle zielen en over al het niet-bezielde. Zij is bekleed met Onze onbetwistbare Wil en met Onze onaantastbare macht, en Zij zal heersen in Onze Allerheiligste Naam. Haar woorden zullen zijn als wetten die Hemel, aarde en alles onder de aarde binden.
Haar macht vindt haar oorsprong in Onze Godheid, en Zij zal er vrij en soeverein over beschikken op grond van Haar onvergelijkbare verdiensten, verzameld in de uitvoering van de unieke roeping die Zij van Ons heeft ontvangen en met volmaakte benutting van de hoedanigheden, Genaden en Voorrechten die Zij uit de Bron van Ons Goddelijk Leven heeft kunnen putten en waarmee Zij als enige ziel is bekleed. Het is Onze Wil dat Zij door alle zielen voor alle eeuwen zal worden gediend, gehoorzaamd en verheerlijkt. Zij zal alle macht hebben om te bevelen aan, en totale onderwerping en gehoorzaamheid te genieten vanwege, alle engelen, alle verheerlijkte zielen, alle zielen op aarde en alle verdoemde zielen. Geen element van Onze Schepping, hetzij ziel hetzij onbezielde stof, zal het vermogen bezitten om aan Haar macht en Haar bevelen, van welke aard of inhoud ook, te weerstaan. Daarom zal Zij 'Meesteres van al het geschapene' worden genoemd, want Wij leggen alles onder Haar voeten. In Haar handen leggen Wij de voltooiing van Ons Plan van Heil voor de zielen, waarvan de vruchten door God de Zoon zijn ontsloten. Zij zal regeren en heersen met onbegrensde macht en met onfeilbare Wijsheid, op grond van Haar volheid aan Genaden. Na Onze Godheid zal Zij doorheen alle eeuwen het voorwerp zijn van het grootste eerbetoon. Als Koningin over al het geschapene en Meesteres van alle zielen zal Zij een bemiddelende alsook een herstellende en een aanvullende rol vervullen bij de voldoening van de Wet van de Goddelijke Gerechtigheid. Zij zal daartoe vrij en soeverein kunnen beschikken over alle middelen uit de Bron van het Goddelijk Leven, alsook over alle zielen. Zij zal alle macht hebben over de uitwerkingen en vormgeving van Onze Goddelijke Voorzienigheid. Alle gehoorzaamheid, verheerlijking, eerbetoon en dienst jegens Haar, zal gelden als gehoorzaamheid, verheerlijking, eerbetoon en dienst jegens Onze Godheid, en alles wat Haar wordt onthouden, zal gelden alsof het aan Onze Godheid is onthouden, want deze Ziel vertegenwoordigt Ons naar alle zielen toe. In de Kroning van deze Ziel is het fundament van de voltooiing van Ons Plan van Heil volmaakt geworden. Geen enkel van Haar verlangens zal onvervuld blijven, en alles wat is en nog zal zijn, zal onderworpen zijn aan Haar onweerstaanbare macht. Zo luidt het Besluit van Onze onbetwistbare Goddelijke Wil". |
Op het ogenblik waarop Maria de Hemel betreedt, werpen alle engelen en gelukzaligen zich voor Haar op de knieën. Gedurende de hierboven weergegeven aankondiging vanwege de Allerheiligste Drievuldigheid liggen deze als een onoverzienbare zee vóór Haar voeten geknield. Na de Kroning defileren alle hemelbewoners als in een eindeloze processie voorbij Maria’s Troon om zich één voor één aan Haar voeten neer te werpen als akten van persoonlijke onderwerping, en verrichten zij ook diverse eedafleggingen van trouw en gehoorzaamheid jegens Haar als hun Koningin en Meesteres.
De Heilige Aartsengel Michaël werpt zich als prins van de engelen negen maal vóór Haar op de knieën en legt jegens Haar nog een afzonderlijke gelofte af in naam van de negen engelenkoren. Gedurende deze Hemelse plechtigheden wordt aan Maria de volheid van de kennis over alle eeuwen en alle zielen geopenbaard en schouwt Zij in een Goddelijk visioen ALLE zielen van alle eeuwen, over wie Zij bij Goddelijke volmacht de macht als Meesteres van al het geschapene zal bezitten: zeer vele miljarden engelen, mensenzielen en duivelen.
De volle omvang van het Rijk van Maria (Gods Rijk waarin Zij Gods Beschikkingen ten uitvoer kan leggen) en van de onvoorstelbaar grote macht die Zij hierdoor verwerft, wordt Haar getoond als de grootste uiting van Liefde die God ooit jegens een ziel heeft gesteld, en wel op grond van Haar leven in volmaakte heiligheid. Aan Haar wordt tevens de opdracht toevertrouwd om zielen te vormen volgens Haar model. |
Zoals Maria Zelf heeft geopenbaard, is nu in onze tijd het Uur gekomen om de volheid van de Waarheid over Haar stelselmatig te openbaren. Van deze openbaring maakt dit geschrift, Wedergeboorte van het Aards Paradijs, deel uit.
Het Paradijs dat Maria in Zich draagt, is nog niet volkomen aan de zielen geopenbaard. De tijd nadert waarop dit wél zal gebeuren. In dat uur zullen de zaden van alle bloemen, bomen en heesters van de Onbevlekte Tuin over de zielen worden uitgestrooid, zal tegelijkertijd de Heilige Geest de harten openen voor de definitieve grondvesting van het Rijk Gods op aarde, en zullen alle harten de onvolprezen verdiensten van de God-Mens aanschouwen zoals zij werkelijk zijn.
In dat uur zal tevens Maria ten aanhoren van Hemel, aarde en hel worden uitgeroepen tot de Meesteres van alle zielen, en zullen alle duivelen aan Haar voeten worden ontboden om daar te belijden dat Maria ook hun Meesteres is, en in diepe zelfvernedering getuige te zijn van de verplettering, onder Maria’s voet, van de satan, aanstichter van de erfzonde en van vele eeuwen van ellende op aarde.
In dit uur zal God de Triomf van de heiligheid verkondigen in de onbeperkte en onomwonden verheerlijking van de gekruisigde en verrezen Verlosser en van de Koningin en Meesteres van al het geschapene, Die aan Zijn zijde zal tronen als Teken van wedergeboorte van het door Adam en Eva verbroken verbond tussen de zielen en God, en van het Aards Paradijs in het Wezen van de Vrouw. In de Wedergeboorte van het Aards Paradijs heeft God nu reeds Zijn Belofte jegens de zielen vervuld.
2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin
Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die een volmaakte heiligheid uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar te worden opgenomen. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien.
"O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden. Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest. Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van Hart en ziel. Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde. Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid. Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel. O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God". |
O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven.
O Maria, machtige Meesteres van alle zielen, Paradijs van volmaakte heiligheid, De Allerhoogste heeft U aan de zielen gegeven als het ultieme Teken van Zijn onbegrensde Liefde. O Paradijs van Hemelse verrukkingen, op Wier woord het zaad van de grootste deugden uitgestrooid zal worden in elke ziel die oprecht en vurig naar U verlangt, Hoezeer brandt mijn hart van verlangen naar de volkomen navolging van U op de wegen van het Goddelijk Leven. O laat Uw Hart in mij tot leven komen, opdat ik de Ware Vrede moge vinden in de ervaring van Uw Hemelse Liefde. Help mij toch, mijn hele wezen te ontledigen in de Tuin van Uw ziel, opdat al mijn gedachten, gevoelens en verlangens, en al wat in mij leeft, in U omgevormd kan worden tot kiemen van heiligheid. Maak mij volkomen leeg aan mijzelf, opdat ik van U alleen vervuld kan worden, want in U zijn het Vuur van de Liefde en de Wijsheid, de Ware innerlijke Vrede en aanvaarding, en het stil Geluk van de ziel die de volheid van het Goddelijk Licht in zich heeft opgenomen. O volmaakt heilige Ziel, bekroning van Gods Werken en Spiegel van Zijn grootheid, met alle krachten van mijn hart en ziel smeek ik U, wil in mij de vermogens, de gesteldheden en de weerbaarheid tot ontwikkeling brengen, die mijn zielentuin tot volle bloei kunnen brengen. O Maria, Paradijs van Goddelijk Leven en Meesteres van mijn hele wezen, vervul toch mijn diepste verlangen, en neem mij totaal op in Uw liefhebbend Hart, opdat ik door de macht van Uw heerschappij in mij, U volmaakt kan navolgen. |
3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel
De Onbevlekte Tuin draagt in zich een ongeëvenaarde weergave van de Glorie en schoonheden van Gods Hart. Maria heeft dit unieke voorrecht ontvangen omdat Zij Haar Wil TOTAAL één heeft gemaakt met deze van God. Alleen een ziel die volmaakt en eeuwigdurend één is met Gods Wil, kan door God onvoorwaardelijk worden begiftigd met de onbegrensde macht over de vele miljarden zielen die doorheen de eeuwen hebben geleefd, leven of nog zullen leven. Het is door God beschikt dat ALLE zielen, zonder enige uitzondering, zich ooit vóór Maria’s voeten ter aarde zullen werpen tot verheerlijking van Haar macht. Bovendien is het Haar gegeven, zielen te bestemmen tot de volmaakte navolging van Haar gesteldheden. Dit is meteen de roeping van ons, die deze openbaringen hebben ontvangen.
Ziehier de diepe bedoeling van de kennismaking met de Onbevlekte Tuin:
De 12 GOUDEN REGELS voor de volmaakte navolging van Maria
|
SLOTBESCHOUWING
Dit boek is de vrucht van een overvloed van genaden. Onze Hemelse Meesteres vormt Haar Myriam nu sedert tien jaar, en is die hele tijd lang bezig geweest, Zichzelf systematisch in Haar apostel uit te storten. Zij heeft mij vanaf de eerste dag geroepen tot de weg van de mystieke vereniging met Haar, om mij via de uitstorting van Haar eigen Hart in het mijne, in staat te stellen om de zielen stap voor stap naar een dieper inzicht te leiden in de ware (grotendeels onbekende) ingesteldheden van Maria, de diepe drijfveren van Haar hele Wezen en de Mysteries van Haar onvolprezen heiligheid.
Deze diepe onderrichting heeft (voorlopig) geen einde. Ik heb in deze bladzijden met U een aantal dingen gedeeld volgens de toelating die Maria mij hiertoe heeft gegeven. Mystieke onderrichtingen kunnen, en mogen, niet steeds openbaar worden gemaakt. Een kijk op het ware Wezen van Maria tijdens Haar leven op aarde kan nooit volledig zijn. Apostel Johannes schreef aan het einde van zijn Evangelie dat de wereld te klein zou zijn voor de boeken die geschreven zouden moeten worden om alles te verhalen wat Jezus op aarde heeft gedaan en gezegd. Iets gelijkaardigs kan worden gezegd over Maria.
Doorheen de geschriften van Haar Myriam is Maria bezig, de diepgang van Haar Wezen en de Mysteries die erachter schuilgaan, aan de zielen te openbaren. Wedergeboorte van het Aards Paradijs vormt hierop een soort bekroning, maar zal (indien dit in het Boek des Levens zo is voorzien) wellicht niet het einde ervan zijn. De beslissing hierover berust bij de Meesteres van alle zielen. Dit boek kan voor U de bekroning worden voor een leven in totale, onvoorwaardelijke en eeuwigdurende toewijding aan Maria. Ik bid dat dit werkelijk het geval mag zijn, opdat de schoonheden die onze Meesteres ons geeft, niet door menselijke zwakheden naar de vergeethoek verwezen zouden worden.
De Onbevlekte Tuin bevat oneindig veel méér bloemen, heesters en bomen dan deze welke ik U uitdrukkelijk heb mogen tonen, want Maria’s Hemelse eigenschappen zijn oneindig gevarieerd. God heeft ontelbare soorten bloemen geschapen. Elke bloem draagt de kiem van het Leven en van Gods Liefde in zich. Elke ziel krijgt het zaad van één of meer 'bloemen' (gaven, vermogens, gesteldheden, deugden...) in zich gelegd. God beoordeelt de waarde van het leven van de ziel op aarde volgens de maat waarin zij haar zaad heeft laten openbloeien tot een volmaakte zielenbloem.
Sommige zielen zijn geroepen om een mystieke roos te worden, andere om een krokus van boetvaardigheid te zijn, of een viooltje van eenvoud. Er zijn zielen die vele soorten zaad in zich dragen. Van hen wordt verwacht dat zij uitgroeien tot een rijk gevarieerde tuin. Zij dragen hierdoor een grote verantwoordelijkheid. Hun zielenleven en hun begenadiging kunnen aantrekkelijk ogen, maar hun leven is (vaak in het verborgene) ook zwaarder, omdat zij een diepere kennis van Gods Waarheid in zich dragen, en zij dus worden geoordeeld volgens de mate waarin zij die kennis tot vrucht brengen in hun leven. De enige ware opgave van de ziel op aarde luidt
Wees een mooie, volgroeide bloem
volgens het zaad dat de Schepper in U heeft gelegd
Maria draagt het zaad van ALLE bloemen (vermogens, gesteldheden, gaven, deugden...) in Zich, en heeft het zodanig volmaakt tot bloei gebracht dat Zij een ongeëvenaard Paradijs is vanaf Haar Onbevlekte Ontvangenis tot in alle eeuwigheid.
DE WARE NAVOLGING VAN MARIA IS:
op een zodanige wijze leven dat Uw zielentuin
tot een paradijs wordt,
binnen de grenzen van de mogelijkheden
die God voor U heeft voorzien
Dit boek heeft U reeds een aantal aanwijzingen verschaft over de ware navolging van Maria. Om deze richtlijnen in Uw dagelijks leven te kunnen aanvullen, kunt U Uzelf bij alles de vraag stellen: Wat zou Maria in dit geval hebben gedaan? Bid intens om inzicht, wijd U onvoorwaardelijk, totaal en voor eeuwig aan Maria toe, beleef die toewijding van dag tot dag tot in de kleinste details en in blind vertrouwen op Haar leiding, en maak U ook alles eigen wat U door Maria in de loop van de voorbije jaren is geopenbaard in alle geschriften:
* Lentebloesems aan de Levensboom
* Stormschriften
* Testament van het Verbond
* De Tempel van Maria
* Openbaringen van Maria, Meesteres van alle zielen
* Kruistocht naar de ziel
* Wedergeboorte van het Aards Paradijs
plus de korte teksten zoals
* De Sleutels tot ontsluiting van de Heiligheid in de ziel
* Het Heilig Verbond van Liefde
en zelfs in * Maria’s bloementuin (de nog steeds doorlopende gebeden)
U zult merken dat alle geschriften samen een systeem vormen, waarvan alle onderdelen elkaar onderling aanvullen en bekrachtigen. Samen schenken zij de zielen de genade van vele nooit eerder geopenbaarde elementen van kennis en Waarheid over Maria en de Mysteries achter Haar unieke Wezen.
Gods Liefde voor de zielen is oneindig. Het is ook geen zelfzuchtige Liefde: God wil Zijn Liefde kunnen delen met de zielen, hen deze volmaakte Liefde laten ervaren. Opdat zij dit zouden kunnen, moeten zij hierop worden voorbereid door hun zielengrond te laten bewerken. Niemand kan dit beter doen dan Maria, maar Zij kan Haar onbeschrijflijke, onbegrensde macht slechts ten volle uitwerken in de mate waarin de ziel zich aan Haar weggeeft. God heeft de zielen Maria voorgehouden als het groot model van heiligheid, het uiterste aan volmaaktheid dat door een geschapen ziel kan worden bereikt. Hij heeft in Haar het Aards Paradijs 'herschapen' in een nooit geziene volmaaktheid en glorie. Hij wil deze schoonheden echter niet voor Zichzelf bewaren, Hij wil ze delen met de zielen.
De uiteindelijke bedoeling van dit boek is deze: dat de zielen leren, Maria na te volgen zoals zij Haar hebben bezig gezien, in combinatie met alle andere onderrichtingen die zij over Maria ontvangen via de andere geschriften. Om dit te kunnen, moeten zij deel krijgen aan de zaden (de kiemkracht of vruchtbaarheid) uit de Onbevlekte Tuin. Om deze zaden te laten uitrijpen tot heilige bloesems en vruchten, moet de tuin van Uw ziel restloos, totaal, onvoorwaardelijk en eeuwigdurend onder Maria’s voeten worden gelegd. Dit betekent niets minder dan dit: Maria moet totaal kunnen heersen over elk detail van Uw leven, over al Uw handelingen en woorden, gedachten en gevoelens, Uw herinneringen, en over Uw vrije wil. |
Dit vergt moed, want de ziel die ALLES aan Maria’s macht overlevert, moet bereid zijn om haar leven te veranderen, en ervan doordrongen zijn dat Maria Haar macht zal gebruiken om haar leven totaal te veranderen in een leven van Vrede, Licht en Liefde, dus een leven in de schoot van God. Maria doet dit, en overtreft daarbij alle verwachtingen, op voorwaarde dat U Haar werkelijk vertrouwt als absolute Meesteres over Uw hele wezen. Ik zou U geen mooier geschenk kunnen aanbieden dan dit: dat ik U met klem op het hart druk om de stap naar TOTALE, diep doorleefde toewijding aan Maria vandaag nog te zetten, vooral indien U bij zichzelf vaststelt dat U in werkelijkheid nog vele dingen in Uw leven zelf in handen houdt. Zodra Zij ervaart dat U Haar volkomen toebehoort, grondvest Zij in U Haar Rijk van volmaakte Liefde en macht. Dit betekent dat U kunt worden opgenomen in de voortuin van Haar Zielenparadijs. Om dit waar te maken, zal Zij Uw zielentuin bewerken. Dit kan groeipijnen veroorzaken, maar levert U op termijn schatten op die de wereld niet eens kan beginnen te vatten. De enige weg naar verandering van Uzelf in een paradijs, is deze van de totale opname in het Wedergeboren Paradijs dat 'Maria' heet. Alleen zo kan Uw ziel een bouwsteen worden voor Gods Rijk op aarde.
Voor en door de Meesteres van alle zielen,
Myriam